NL2017084B1 - Systeem voor plaatsing van constructies op een ondergrond - Google Patents

Abstract

Systeem voor plaatsing van constructies op een ondergrond, omvattend een paal voor ondersteuning van de constructie en een in de ondergrond opgenomen langwerpige opneemruimte, in het bijzonder langwerpige opneemruimte met een verticale richtingscomponent, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal gerichte opneemruimte, voor opname van een ondergedeelte van de paal, waarbij de opneemruimte een hartlijn heeft en voorzien is van een eerste paalhouder en een tweede paalhouder die in hartlijnrichting op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de tweede paalhouder boven de eerste paalhouder gelegen is en de eerste en tweede paalhouders in afstemming op de paal ingericht zijn voor het in de gewenste oriëntatie houden van de paal, waarbij de tweede paalhouder een doorgang voor de paal bepaalt en één of meer rollen omvat, welke één of meer rollen contactvlakken hebben voor contact met de paal en welke roteerbaar zijn om respectieve rotatiehartlijnen die gelegen zijn in een respectief vlak dat dwars op de hartlijn van de opneemruimte staat.

Description

SYSTEEM VOOR PLAATSING VAN CONSTRUCTIES OP EEN ONDERGROND ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

[0001] De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor plaatsing van constructies op een ondergrond, omvattend een paal voor ondersteuning van de constructie en een in de ondergrond opgenomen langwerpige opneemruimte, in het bijzonder langwerpige op-neemruimte met een verticale richtingscomponent, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal gerichte opneemruimte, voor opname van een ondergedeelte van de paal. De uitvinding heeft voorts betrekking op een opstelling van een dergelijk systeem met een bovengrondse constructie.

[0002] Dergelijke systemen worden toegepast in de bouw van sport- en speeltoestellen en andere constructies in de openbare ruimte. Een voorbeeld is gegeven in het octrooi NL-1031418, waarin het recht-cirkelcilindervormige ondergedeelte van de paal voorzien is van een neerwaarts uitstekend verjongd uiteinde, en te plaatsen is in een daarbij in vorm en afmetingen passende opneemruimte, voorzien van een verdieping voor passende opname van het uitsteeksel. In de praktijk zal het ondergedeelte van de paal met enige speling in de opneemruimte opgenomen zijn, teneinde het invoeren daarvan in de opneemruimte niet te bemoeilijken. Deze speling heeft echter tot gevolg dat de paal enige mate van kantelvrijheid heeft, waarbij hoe langer de paal is boven het maaiveld des te groter de horizontale afstand is waarover het bovengedeelte van de paal zal kunnen uitzwaaien. Dit kan een bezwaar vormen voor de veiligheid van de constructie, in het bijzonder in het geval van speeltoestellen voor kinderen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

[0003] Een doel van de uitvinding is een systeem van het in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarin de paal wel juist gericht gehouden kan worden doch tevens gemakkelijk te plaatsen is.

[0004] Een doel van de uitvinding is een systeem van het in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarin de paal wel juist gericht gehouden kan worden, doch tevens, onder omstandigheden wanneer men daartoe bevoegd is, gemakkelijk te verwijderen is.

[0005] Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een systeem voor plaatsing van constructies op een ondergrond, omvattend een paal voor ondersteuning van de constructie en een in de ondergrond opgenomen langwerpige opneemruimte, in het bijzonder langwerpige opneemruimte met een verticale richtingscomponent, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal gerichte opneemruimte, voor opname van een ondergedeelte van de paal, waarbij de opneemruimte een hartlijn heeft en voorzien is van een eerste paalhouder en een tweede paalhouder die in hartlijnrichting op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de tweede paalhouder boven de eerste paalhouder gelegen is en de eerste en tweede paalhouders in afstemming op de paal ingericht zijn voor het in de gewenste oriëntatie houden van de paal, waarbij de tweede paalhouder een doorgang voor de paal bepaalt en één of meer rollen omvat, welke één of meer rollen contactvlakken hebben voor contact met de paal en welke roteerbaar zijn om respectieve rotatiehartlijnen die gelegen zijn in een respectief vlak dat dwars op de hartlijn van de opneemruimte staat.

[0006] Bij het invoeren van het ondergedeelte van de paal wordt deze geleid door de één of meer rollen, waarvan het contactvlak mee kan rollen en geen noemenswaardige wrij-vingskrachten overwonnen hoeven te worden. Na invoering van de paal wordt deze in positie en oriëntatie gehouden door de in opneemruimte-hartlijnrichting en paalrichting op afstand van elkaar gelegen eerste en tweede paalhouders.

[0007] In een verdere uitvoering hiervan, waarin het invoeren en uitvoeren van de paal wordt bevorderd, alsmede de stabiliteit gunstig wordt beïnvloed, omvat de tweede paalhouder drie of meer rollen, die opgesteld zijn voor aangrijping van de paal op in omtreksrichting van de paal beschouwd op afstand van elkaar gelegen plaatsen, bij voorkeur op op regelmatige afstand van elkaar gelegen plaatsen. In een uitvoering heeft de paal een cirkelvormige doorsnede en zijn er drie rollen, met contactvlakken opgesteld onder hoeken van 0-180 graden, in het bijzonder 30-90 graden, meer in het bijzonder 60 graden, ten opzichte van elkaar. In een andere uitvoering heeft de paal een rechthoekige, in het bijzonder vierkante doorsnede, met vier rollen, die elk een zijde van de paal rollend aangrijpen. Een rol kan de vorm van een recht-cirkelcilinder hebben. De rol kan als alternatief een hyperboloïde vorm of een vorm met een golvend contactvlak hebben. Het voordeel van een vorm met een niet-rechtlijnig contactvlak is dat palen met uiteenlopende vormen qua dwarsdoorsnede in de opneemruimte kunnen worden opgenomen en zonder enige verstelling in de juiste oriëntatie gericht worden gehouden. Een rol kan overigens ééndelig of meerdelig zijn.

[0008] In een uitvoering liggen in het geval van meerdere rollen de rotatiehartlijnen daarvan in of althans nabij één vlak dwars op de hartlijn. Anders gezegd, de rollen liggen dan op nagenoeg dezelfde hoogte in de tweede paalhouder. Uiteraard kunnen de rollen op onderling verschillende hoogten worden aangebracht.

[0009] Het invoeren en uitvoeren van de paal wordt vergemakkelijkt indien het contact-vlak van althans één van de één of meer rollen elastisch verplaatsbaar is in richtingen volgens een radiaal op de hartlijn. Voorts is men dan minder afhankelijk van de maatverhoudingen tijdens het invoeren en uitvoeren en in geplaatste stand. De elastische verplaatsbaarheid kan worden bewerkstelligd door middel van een materiaaleigenschap van (het contactvlak van) een rol en/ of door middel van een verende bevestiging of ophanging van de rol in de opneemruimte. Indien het materiaal van de paal, althans het materiaal van het contactvlak, al dan niet in de vorm van een bekleding, van de paal betrekkelijk stijf is, dan kan het materiaal van althans een van de rollen, althans het materiaal van het contactvlak, bijvoorbeeld van een bekleding, van althans een van de rollen, betrekkelijk elastisch te zijn. Bij een betrekkelijk stijf contactvlak van een rol kan als alternatief de rol verend worden aangebracht in de opneemruimte. Bij het invoeren van een paal in de paalhouder kan een verende ophanging zowel het invoeren vergemakkelijken als voldoende klemkracht uitoefenen tegen het contactvlak van de paal. De mate van meegevendheid van het elastische materiaal van de rol of van de rolophanging kan zodanig worden ontworpen dat de beweegbaarheid van de geplaatste paal binnen aanvaardbare grenzen blijft.

[0010] Overigens kan het contactvlak van de paal bijkomend of als alternatief zijn voorzien van een elastische bekleding. Men denke daarbij aan bijvoorbeeld een elastisch-teflonmanchet om een deel van de paal dat langs de rollen zal worden geleid. Een strook of huls van elastische teflon of een vergelijkbaar materiaal kan ook op of om het contactvlak van de één of meer rollen worden aangebracht.

[0011] De vorm en afmetingen van de doorgang en het ondergedeelte van de paal zijn in een uitvoering zodanig ten opzichte van elkaar dat de één of meer rollen in de doorgang een klemkracht uitoefenen op de paal. De paal wanneer aanwezig in de doorgang kan aldaar een dwarsdoorsnede hebben die, beschouwd in projectie op een projectievlak loodrecht op de paal, in het bijzonder een horizontaal projectievlak, buiten de projectie van de doorgang op datzelfde projectievlak reikt ter plaatse van de projectie op dat pro-jectievlak van althans één van de één of meer rollen, in het geval de paal buiten de doorgang is.

[0012] Zo kan in het voornoemde geval waarin de doorgang wordt begrensd door drie rollen en waarbij de contactvlakken van deze drie rollen een kleinste denkbeeldige cirkel vormen, de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal cirkelvormig zijn met een diameter groter dan die van de cirkel.

[0013] Zo kan in het voornoemde geval waarin de doorgang wordt begrensd door vier rollen die in paren tegenover elkaar gelegen zijn en waarbij de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal cirkelvormig is, de diameter van de cirkel groter zijn dan de afstand tussen de naar elkaar gekeerde contactvlakken van twee tegenover elkaar gelegen rollen.

[0014] Zo kan in het voornoemde geval waarin de doorgang wordt begrensd door vier rollen die in paren tegenover elkaar gelegen zijn en waarbij de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal rechthoekig is, een zijde van de rechthoek groter zijn dan de afstand tussen de naar elkaar gekeerde contactvlakken van twee tegenover elkaar gelegen rollen.

[0015] Op op zich bekende wijze kan de eerste paalhouder voorzien zijn van een eerste koppeldeel en de paal aan het ondereind voorzien zijn van een tweede koppeldeel, waarbij het eerste en het tweede koppeldeel met elkaar koppelbaar zijn voor het in het horizontale vlak op zijn plaats houden van het ondereind, bij voorkeur ook in neerwaartse richting. Het plaatsen van de paal en het richten kan worden bevorderd indien het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een tapse pen-gat koppeling vormen. Hierbij kan het tweede koppeldeel voorzien zijn op het ondervlak van het ondereind van de paal, bij voorkeur in de vorm van een neerwaarts uitsteeksel.

[0016] In een uitvoering zijn het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel tevens met elkaar koppelbaar voor het tegen rotatie om de hartlijn houden van de paal.

[0017] De tweede paalhouder kan nabij het maaiveld gelegen zijn, waardoor de grootte van het inklemmingsmoment bevorderd wordt. Om vergelijkbare reden kan de eerste paalhouder nabij de bodem van de opneemruimte zijn gelegen.

[0018] De opneemruimte kan gevormd zijn door een in de ondergrond geplaatste koker.

[0019] De uitvinding voorziet voorts in een opstelling met een aantal systeem volgens de uitvinding en een bovengrondse constructie, waarbij de palen gemeenschappelijk de bovengrondse constructie houden. De bovengrondse constructie kan een recreatievoorziening vormen, zoals een speeltoestel.

[0020] De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE OMSCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

[0021] De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuren IA en 1B respectievelijk een verticale doorsnede door een deel van een voorbeeld van een systeem volgens de uitvinding en een bovenaanzicht;

Figuur 2 een bovenaanzicht op een deel van een ander voorbeeld van een systeem volgens de uitvinding; en

Figuren 3A en 3B in dwarsdoorsnede twee voorbeelden van een rol voor een systeem volgens de uitvinding.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

[0022] Het systeem 1 afgebeeld in de Figuren IA en 1B omvat een in een ondergrond 100 opgenomen koker 2, die een opneemruimte 5 bepaalt. De koker 2 heeft een bodemwand 3 met een van een tapse rand voorzien gat 19, welk gat 19 in dit voorbeeld vierkant is, en een bovenopening 4, die afgesloten kan worden door een verwijderbare, uit delen opgebouwd deksel 20, op het niveau van het maaiveld 101.

[0023] De opneemruimte 5 heeft een hartlijn Y, die in dit voorbeeld verticaal is. In de opneemruimte 5 zijn aangebracht een aantal rollen 6, die vrij roteerbaar zijn om assen 11 en een in onbelaste toestand recht-cirkelcilindervormig contactvlak 12 hebben. De rota-tiehartlijnen van de rollen 6 zijn gelegen in een vlak dat dwars op de hartlijn Y staat. Zoals te zien in Figuur 1B zijn er vier rollen 6, die met aseinden 15 gesteund zijn in uithouders 10a, 10b, welke bevestigd zijn aan de wand van de koker 2. De rollen 6 begrenzen een doorgang 16. Het gat 19 vormt een eerste paalhouder, de rollen 6 vormen een tweede paalhouder, op een afstand h boven de eerste paalhouder.

[0024] In Figuur IA is om redenen van illustratieve aard een paal 7 afgebeeld voordat deze op zijn plaats in de opneemruimte 5 is gekomen. De paal 7 heeft een ondergedeelte 7a dat bestemd is om opgenomen te zijn in de opneemruimte. Het ondergedeelte 7a heeft een ondereindvlak 8, dat voorzien is van een neerwaarts taps uitsteeksel 9, in dit uitvoe-ringsvoorbeeld met vierkante dwarsdoorsnede. De paal 7 is geschikt voor het steunen van een verder niet weergegeven, bovengrondse constructie, zoals een speeltoestel, bijvoorbeeld een wip.

[0024] De dikte van het ondergedeelte 7a van de paal 7, hier gelijk aan de zijde van het buitenoppervlak daarvan, heeft een grootte van T. De kortste afstand S tussen de naar elkaar toe gekeerde gedeelten van de contactvlakken 12 is in onbelaste, vrije toestand van de rollen 6 kleiner dan T. Dit aspect wordt ietwat overdreven weergegeven in Figuur 1B. Dit grootte-verschil tussen S en T wordt opgenomen door de elastische, veerkrachtige indrukbaarheid van het materiaal waarvan het contactvlak 12 deel uitmaakt.

[0025] Aldus kan bij het plaatsen van de paal 7 het ondergedeelte 7a van boven af, door de opening 4, in de richting Al met het ondervlak 8 tot tegen de rollen 6 worden neergelaten. Eventueel met een lichte druk kan het ondereind van de paal 7 tussen de rollen 6 terecht komen, in de doorgang 16, waarbij de rollen 12 meerollen in de richtingen BI. Daarbij wijken de contactvlakken 12 in buitenwaartse richtingen C, op veerkrachtige wijze, tot een onderlinge kortste afstand T. Bij verder neerlaten van de paal 7 rolt het ondergedeelte 7a met het buitenoppervlak over de rollen 6, totdat het uitsteeksel 9 passend in het gat 19 is opgenomen. Het ondervlak 8 rust dan op de bodemwand 3. De paal wordt dan gehouden door de eerste paalhouder 3,19 in aangrijping met onderdelen 8, 9 en (door) de tweede paalhouder met rollen 6 waarvan de veerkrachtige contactvlakken 12 blijvend aangrijpen op de zijden van de paal, op afstand h boven de eerste paalhouder. Hierdoor wordt de paal 7 op de wijze van een veerkrachtige inklemming gericht gehouden.

[0026] Liggen in het systeem van Figuren IA en 1B de zijden van de paal 7 vlak aan tegen de rollen 6, in de uitvoering van Figuur 2 is het aangrijpingsgebied beperkter, waarbij het ondergedeelte 7a van de paal een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft en er drie rollen 6 opgesteld zijn volgens een gelijkzijdige driehoek. De indrukking van de contact-vlakken 12 in de richtingen C is meer concaaf, volgens de kromming van het oppervlak van het ondergedeelte 7a van de paal.

[0027] De veerkrachtige meegevendheid van het oppervlak van de rollen 6 ten opzichte van het oppervlak van de paal 7 kan op verschillende wijzen bereikt worden. Zo kunnen de aseinden 15 in richtingen C verend zijn aangebracht op de uithouders 10a, 10b, waarbij de rollen zelf dan een stijf contactvlak kunnen hebben. In de Figuren 3A en 3b zijn voorbeelden van geschikte rollen getoond. In Figuur 3A is er sprake van een rol 6 van nagenoeg massieve elastische kunststof 13, met een gat 14 voor de as 11. In Figuur 3B is er sprake van een ring van elastische kunststof 13, bevestigd op een stalen koker 17 waarin de as 11 door spaken 18 bevestigd is. De aseinden 15 zijn hierbij plaatsvast in uithouders 10a, 10b op te nemen.

[0028] Ook bij het verwijderen van de paal zijn de vrij roteerbare rollen gunstig, omdat zij daarbij in tegengestelde richting B2 een rolsteun vormen voor de opwaarts bewegende paal.

[0029] In het geval de rollen in paalrichting verzet gelegen zijn wordt de doorgang bepaald door de projectie van de rollen op een projectievlak loodrecht op de paal. Bij een verticale paal is dat een horizontaal projectievlak.

[0030] De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de tekeningen en beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringen. De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding. Zo kan de vakman overwegen een stootlaag van betrekkelijk zacht materiaal aan het contactvlak van de paal en/of aan het contact-vlak van de één of meer rollen aan te brengen, zulks ter bevordering van de gebruikers-veiligheid. Variaties zijn mogelijk van de in de tekeningen getoonde en in de beschrijving beschreven onderdelen. Zij kunnen apart worden toegepast in andere uitvoeringen van de uitvinding(en). Onderdelen van verschillende gegeven voorbeelden kunnen met elkaar gecombineerd worden.

Claims (24)

1. Systeem voor plaatsing van constructies op een ondergrond, omvattend een paal voor ondersteuning van de constructie en een in de ondergrond opgenomen langwerpige opneemruimte, in het bijzonder langwerpige opneemruimte met een verticale richtingscomponent, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal gerichte opneemruimte, voor opname van een ondergedeelte van de paal, waarbij de opneemruimte een hartlijn heeft en voorzien is van een eerste paalhouder en een tweede paalhouder die in hartlijnrichting op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de tweede paalhouder boven de eerste paalhouder gelegen is en de eerste en tweede paalhouders in afstemming op de paal ingericht zijn voor het in de gewenste oriëntatie houden van de paal, waarbij de tweede paalhouder een doorgang voor de paal bepaalt en één of meer rollen omvat, welke één of meer rollen contactvlakken hebben voor contact met de paal en welke roteerbaar zijn om respectieve rotatiehartlijnen die gelegen zijn in een respectief vlak dat dwars op de hartlijn van de opneemruimte staat.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de tweede paalhouder drie of meer rollen omvat, die opgesteld zijn voor aangrijping van de paal op in omtreksrichting van de paal beschouwd op afstand van elkaar gelegen plaatsen, op regelmatige afstand van elkaar gelegen plaatsen.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij in het geval van meerdere rollen de rotatiehartlijnen daarvan in of althans nabij één vlak dwars op de hartlijn liggen.

4. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het contactvlak van althans één van de één of meer rollen elastisch verplaatsbaar is in richtingen volgens een radiaal op de hartlijn.

5. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het contactvlak van althans één van de één of meer rollen elastisch indrukbaar is.

6. Systeem volgens conclusie 5, waarbij het contactvlak vervaardigd is van elastisch indrukbaar materiaal.

7. Systeem volgens conclusie 4, waarbij de althans één of meer rollen verend bevestigd zijn in de opneemruimte.

8. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de paal is voorzien van een elastische bekleding, in het bijzonder in de vorm van een teflonmanchet om een deel van de paal dat langs de rollen zal worden geleid.

9. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het contactvlak van de één of meer rollen is voorzien van een elastische bekleding, in het bijzonder een strook of huls van teflon of een vergelijkbaar materiaal.

10. Systeem volgens conclusie 5 of 6, waarbij de vorm en afmetingen van de doorgang en het ondergedeelte van de paal zodanig ten opzichte van elkaar zijn dat de één of meer rollen in de doorgang een klemkracht uitoefenen op de paal.

11. Systeem volgens conclusie 10, waarbij de paal aanwezig in de doorgang aldaar een dwarsdoorsnede heeft die, beschouwd in projectie op een projectievlak loodrecht op de paal, in het bijzonder een horizontaal projectievlak, buiten de projectie van de doorgang op datzelfde projectievlak reikt ter plaatse van de projectie op dat projectievlak van althans één van de één of meer rollen.

12. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de doorgang wordt begrensd door drie rollen en de contactvlakken van deze drie rollen een kleinste denkbeeldige cirkel vormen, waarbij de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal cirkelvormig is met een diameter groter dan die van de cirkel.

13. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de doorgang wordt begrensd door vier rollen die in paren tegenover elkaar gelegen zijn, waarbij de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal cirkelvormig is, waarbij de diameter van de cirkel groter is dan de afstand tussen de naar elkaar gekeerde contactvlakken van twee tegenover elkaar gelegen rollen.

14. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de doorgang wordt begrensd door vier rollen die in paren tegenover elkaar gelegen zijn, waarbij de dwarsdoorsnede in het ondergedeelte van de paal rechthoekig is, waarbij een zijde van de rechthoek groter is dan de afstand tussen de naar elkaar gekeerde contactvlakken van twee tegenover elkaar gelegen rollen.

15. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste paalhouder voorzien is van een eerste koppeldeel en de paal aan het ondereind voorzien is van een tweede koppeldeel, waarbij het eerste en het tweede koppeldeel met elkaar koppelbaar zijn voor het in het horizontale vlak op zijn plaats houden van het ondereind, bij voorkeur ook in neerwaartse richting.

16. Systeem volgens conclusie 15, waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel een tapse pen-gat koppeling vormen.

17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij het tweede koppeldeel voorzien is op het ondervlak van het ondereind van de paal, bij voorkeur in de vorm van een neerwaarts uitsteeksel.

18. Systeem volgens conclusie 15,16 of 17, waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel tevens met elkaar koppelbaar zijn voor het tegen rotatie om de hartlijn houden van de paal.

19. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tweede paalhouder nabij het maaiveld gelegen is.

20. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste paalhouder nabij de bodem van de opneemruimte is gelegen.

21. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opneemruimte gevormd is door een in de ondergrond geplaatste koker.

22. Opstelling met een aantal systemen volgens één der voorgaande conclusies en een bovengrondse constructie, waarbij de palen gemeenschappelijk de bovengrondse constructie houden.

23. Opstelling volgens conclusie 20, waarbij de bovengrondse constructie een recreatievoorziening vormt.

24. Systeem voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/ of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -0-0-0-