NL2016230B1 - Inpakinrichting voor het vullen van eiertrays. - Google Patents

Abstract

Een inpakinrichting 1 voor het vullen van 5 eiertrays, heeft aanvoermiddelen 5 voor het aanvoeren van eieren 7, alsmede een aantal op afstand naast elkaar direct boven de aanvoermiddelen aanwezig schotten 9, die zich in de aanvoerrichting uitstrekken, waarbij de schotten de zijwanden vormen van poorten 11 naar transportmiddelen 13 voor het verder transporteren van de eieren. Elke poort is begrensd door twee unieke schotten 9a en 9b, zodat tussen twee naburige poorten twee schotten aanwezig zijn waarvan er een, een begrenzing vormt van de ene poort en de andere een begrenzing vormt van de andere poort. De schotten zijn in een richting 14 haaks op de schotten verplaatsbaar en de inpakinrichting heeft verstelmiddelen 17 voor het verplaatsen van de schotten, waarbij de beide schotten die een poort begrenzen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn.

Description

Inpakinrichting voor het vullen van eiertrays BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een inpakinrichting voor het vullen van eiertrays, omvattende aanvoermiddelen voor het aanvoeren van eieren, alsmede een aantal op afstand naast elkaar direct boven de aanvoermiddelen aanwezig en/of gezien in aanvoerrichting direct achter de aanvoermiddelen aanwezige schotten, die zich in de aanvoerrichting uitstrekken, waarbij de schotten de zijwanden vormen van poorten naar transportmiddelen voor het verder transporteren van de eieren, en waarbij elke poort begrensd is door twee unieke schotten zijnde een linker schot en een rechter schot, zodat tussen twee naburige poorten twee schotten aanwezig zijn waarvan er een, een begrenzing vormt van de ene poort en de andere een begrenzing vormt van de andere poort.

Stand van de techniek

Een dergelijke inpakinrichting is bekend uit WO2010126372A. Voor het verkleinen van de doorgang tussen de schotten, worden bij de bekende inpakinrichting opzetstukken gebruikt die over een schot geplaatst worden.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inpakinrichting van de in de aanhef omschreven soort waarbij de breedte van de poorten eenvoudiger en sneller aangepast kan worden. Hiertoe is de inpakinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de schotten in een richting haaks op de schotten verplaatsbaar zijn en de inpakinrichting verstelmiddelen omvat voor het verplaatsen van de schotten, waarbij de beide schotten die een poort begrenzen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn. Hierdoor is de breedte van de poorten gemakkelijker en sneller te verstellen.

Een uitvoeringsvorm van de inpakinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat alle linker schotten star met elkaar verbonden zijn en alle rechter schotten star met elkaar verbonden zijn en de verstelmiddelen gelijktijdig de schotparen van alle poorten naar elkaar toe en van elkaar af kunnen verplaatsen. Hierdoor kan de breedte van alle poorten gelijktijdig en in dezelfde mate aangepast worden.

In een gunstige praktische uitvoeringsvorm omvatten de verstelmiddelen één bedienelement waarmee alle schotten traploos verplaatst kunnen worden, welk bedienelement op een eerste arm aanwezig is die tussen de uiteinden over een deel is voorzien van een vertanding die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een tweede arm aanwezig is, waarbij elk van de armen verdraaibaar is om het middelpunt van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog, welke armen met een uiteinde zijn gekoppeld aan een linker respectievelijk rechter schot.

Een verdere uitvoeringsvorm van de inpakinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de inpakinrichting voorts schudvingers omvat die in aanvoerichting van de eieren voor de schotten en tussen een linker en rechter schot naast de poorten aanwezig zijn. Deze schudvingers voorkomen dat eieren voor tegen de schotten blijven liggen en zorgen ervoor dat de eieren naar de poorten toe geleid worden.

Om te voorkomen dat de eieren beschadigd raken bij het botsen tegen de schudvingers zijn deze voorzien van elastische of verende contactmiddelen voor het elastisch opvangen van tijdens bedrijf ertegen botsende eieren. In een gunstige uitvoeringsvorm zijn de contactmiddelen gevormd door spiraalveren.

Om de eieren beter naar de poorten te geleiden omvat de inpakinrichting voorts bewegingsmiddelen voor het in aanvoerrichting van de eieren bewegen van ten minste een aantal van de schudvingers in een richting van en naar de voorzijde van de schotten.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de inpakinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de inpakinrichting hoogtebegrenzers omvat, die zich dwars tussen de linker en rechter schotten van een poort uitstrekken en op geringe afstand boven de tijdens bedrijf tussen de schotten getransporteerde eieren aanwezig zijn. Deze hoogtebegrenzers voorkomen dat tijdens bedrijf de eieren over elkaar heen kunnen rollen.

Om beschadigen van de eieren te voorkomen zijn de hoogtebegrenzers bij voorkeur voorzien zijn van verdere elastische of verende contactmiddelen. Deze verdere contactmiddelen zijn bij voorkeur gevormd door verdere spiraalveren.

Weer een verdere uitvoeringsvorm van de inpakinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de inpakinrichting ten minste twee verticale pennen omvat die verwerkt zijn in zijschotten van ten minste een van de poorten en die door verplaatsingsmiddelen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn. Door deze pennen naar een positie tussen de schotten te verplaatsen blokkeren zij de poorten en houden zij de eieren tegen. Zo kunnen indien gewenst lege posities in de aanvoerstroom van de eieren gecreëerd worden.

In een gunstige praktische uitvoeringsvorm omvatten de verplaatsingsmiddelen een verder bedienelement dat op een uiteinde van een verdere eerste arm aanwezig is die tussen de uiteinden over een deel is voorzien van een vertanding die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een verdere tweede arm aanwezig is, waarbij elk van de verdere armen verdraaibaar is om het middelpunt van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog, waarbij aan een uiteinde van elke verdere arm een van de pennen aanwezig is.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de inpakinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de inpakinrichting volgens de uitvinding in perspectief met een vergroting van een deel van de inpakinrichting;

Figuur 2 het in figuur 1 weergegeven deel van de inpakinrichting in detail;

Figuur 3 de poortconstructie in perspectief;

Figuur 4 de poortconstructie in bovenaanzicht;

Figuur 5 de poortconstructie met schudvingers;

Figuur 6 het bewegingsmechanisme van de schudvingers;

Figuur 7 de tegenhoudmiddelen in vrijgavestand; en

Figuur 8 de tegenhoudmiddelen in tegenhoudstand.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de inpakinrichting voor het vullen van eiertrays volgens de uitvinding in perspectief weergegeven met een vergroting van een deel van de inpakinrichting. Dit deel is voorts weergegeven in figuur 2. De inpakinrichting 1 is voorzien van aanvoermiddelen 5 welke een doseermat hebben voor het aanvoeren van eieren 7. De inrichting is voorts voorzien van een aantal op afstand naast elkaar direct boven de doseermat aanwezige schotten 9, die zich in de aanvoerrichting uitstrekken. Deze schotten vormen de zijwanden van poorten 11 naar transportmiddelen 13 voor het verder transporteren van de eieren. Deze transportmiddelen 13 zijn voorzien van rollen die de eieren verder transporteren.

Elke poort is begrensd door twee unieke schotten, zie figuren 3 en 4, zijnde een linker schot 9a en een rechter schot 9b, zodat tussen twee naburige poorten twee schotten aanwezig zijn waarvan er een, een begrenzing vormt van de ene poort en de andere een begrenzing vormt van de daarnaast aanwezige poort. De schotten 9 zijn in een richting 14 haaks op de schotten verplaatsbaar. De inpakinrichting 1 heeft verstelmiddelen 17 voor het verplaatsen van de schotten, waarbij de beide schotten 9a, 9b die een poort 11 begrenzen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn. Alle linker schotten 9a zijn star met elkaar verbonden en alle rechter schotten 9b zijn star met elkaar verbonden. Hierdoor kunnen de verstelmiddelen 17 gelijktijdig de schotparen 9a, 9b van alle poorten 11 naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsen.

De verstelmiddelen 17 hebben één bedienelement 19 waarmee alle schotten 9 traploos verplaatst kunnen worden. Dit bedienelement is op een eerste arm 21 aanwezig die tussen de uiteinden over een deel is voorzien van een vertanding 23 die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding 25 die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een tweede arm 27 aanwezig is. Elk van de armen is verdraaibaar om het middelpunt 24, 26 van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog. De armen zijn met een uiteinde 21b, 27b gekoppeld aan een linker respectievelijk rechter schot 9a, 9b.

De inpakinrichting heeft voorts schudvingers 29, zie figuren 5 en 6, die in aanvoerichting 30 van de eieren voor de schotten en tussen een linker en rechter schot 9a, 9b naast de poorten aanwezig zijn. De schudvingers 29 zijn voorzien van elastische of verende contactmiddelen 31 voor het elastisch opvangen van tijdens bedrijf ertegen botsende eieren 7. De contactmiddelen 31 zijn gevormd door spiraalveren.

De inpakinrichting heeft voorts bewegingsmiddelen 33 voor het in aanvoerrichting 30 van de eieren 7 bewegen van ten minste een aantal van de schudvingers 29 in een richting van en naar de voorzijde van de schotten 9, zie figuur 6. De bewegingsmiddelen 33 hebben een excenter 37 die gemonteerd is op de aandrijfas 38 van de doseermat. Via een mechanische constructie 39 wordt een roterende beweging omgezet in een lineaire beweging.

Voorts heeft de inpakinrichting hoogtebegrenzers 35, die zich dwars tussen de linker en rechter schotten 9a, 9b van een poort 11 uitstrekken en op geringe afstand boven de tijdens bedrijf tussen de schotten getransporteerde eieren 7 aanwezig zijn. Deze hoogtebegrenzers 35 zijn voorzien van verdere elastische of verende contactmiddelen voor het voorkomen van het tijdens bedrijf over elkaar heen rollen van de eieren. Ook de verdere contactmiddelen zijn gevormd door verdere spiraalveren.

De inpakinrichting heeft voorts tegenhoudmiddelen. In de figuren 7 en 8 zijn deze tegenhoudmiddelen in vrijgavestand respectievelijk tegenhoudstand weergegeven. De tegenhoudmiddelen kunnen in elk van de poorten aangebracht worden en hebben ieder twee verticale pennen 41 die verwerkt zijn in zijschotten 43 van de poorten 11. Verplaatsingsmiddelen 43 verplaatsen deze pennen naar elkaar toe en van elkaar af. Deze verplaatsingsmiddelen 43 hebben een verder bedienelement 45 dat op een uiteinde van een verdere eerste arm 47 aanwezig is. Deze arm is tussen de uiteinden over een deel voorzien van een vertanding 49 die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding 51 die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een verdere tweede arm 53 aanwezig is. Elk van de verdere armen is verdraaibaar om het middelpunt 54 en 56 van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog. Aan een uiteinde van elke verdere arm is een van de pennen 41 aanwezig.

De poorten 11 geleiden de eieren 7 van de doseermat van de aanvoermiddelen 5 naar de rollen van de transportmiddelen 13, waarbij de rollen 100% gevuld worden. De werking van de poorten is als volgt. De eieren komen aan op de doseermat, waar de gebruiker een visuele controle kan uitvoeren. Via de poorten 11 komen de eieren op de rollen met 5, 6 of 7 naast elkaar, afhankelijk van de verpakking waar de eieren in verpakt worden. De eieren worden gedetecteerd door sensoren. Als alle sensoren bediend zijn maakt de rollenbaan één stap. Eén complete rij op de rol is nu gevuld. Deze stappen blijven zich herhalen, om zo, 100% vulling te krijgen op de rollen. Om de doorstroom te verbeteren zijn de schudvingers 29 aanwezig aan de inloopzijde van de poorten 11. Deze worden door de excenter 37 aangedreven die gemonteerd is op de aandrijfas 38 van de doseermat. Aangezien de grootte van het ei meegroeit met de leeftijd van de kippen, moet de doorgang van de poorten in breedte variabel zijn. In de poorten zit een uniek systeem verwerkt, waarbij met één bedieningselement 19 de breedte van alle poorten 11 manueel versteld kan worden. Door het bedieningselement in figuur 3 naar links te bewegen wordt de doorgang kleiner. Door dit naar rechts te bewegen wordt de doorgang breder.

Verenstalen spiralen om de eieren in de poorten te forceren worden toegepast op twee posities in de poorten. De eerste spiraal is op de kopse kanten van de schotten. Vanuit deze richting komen de eieren op de poorten af. Omdat dit op een doseermat is botsen de eieren tegen de kopse kanten van de poorten met mogelijke breuk van het ei tot gevolg. Doordat de eieren nu tegen de verende spiralen botsen, worden de eieren op een ei-vriendelijke wijze de poorten ingeleid. Door de verende kracht van de spiralen beschadigen de eieren niet, en de frictie op het ei is minimaal, wat ten goede komt aan de doorstroming van de eieren.

De tweede set met verende spiralen bevinden zit boven de eieren, als de eieren zich tussen de schotten bevinden. Deze voorkomen dat de eieren op elkaar kruipen bij accumuleren van de doseermat. Door de spiralen kunnen de eieren vrij bewegen, maar willen zij op elkaar kruipen worden ze terug gedrukt door de spiralen. Ook hier is ei-vriendelijk het speerpunt.

Om sommige tray’s/broedramen te kunnen vullen is het noodzakelijk om, af en toe, een lege plek op een rol te creëren (figuren 7 en 8 illustreren dit). Hiervoor zijn de beide verticale pennen 41 in de zijschotten 42 van de poorten aanwezig. Als de pennen in de vrijgavestand staan (figuur 7) worden alle rollen 100% gevuld. Op het moment dat er een lege plek gecreëerd moet worden, verplaatsen de pennen zich tussen de eieren naar de tegenhoudstand (figuur 8). De rollen draaien nu verder, waardoor een lege plek op de rollen ontstaat. Het open en dicht sturen van de pennen wordt getimed samen met het start en stop-moment van de rollen.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (12)

1. Inpakinrichting voor het vullen van eiertrays, omvattende aanvoermiddelen (5) voor het aanvoeren van eieren (7), alsmede een aantal op afstand naast elkaar direct boven de aanvoermiddelen aanwezig en/of gezien in aanvoerrichting direct achter de aanvoermiddelen aanwezige schotten (9), die zich in de aanvoerrichting uitstrekken, waarbij de schotten de zijwanden vormen van poorten (11) naar transportmiddelen (13) voor het verder transporteren van de eieren, en waarbij elke poort begrensd is door twee unieke schotten zijnde een linker schot (9a) en een rechter schot (9b), zodat tussen twee naburige poorten twee schotten aanwezig zijn waarvan er een, een begrenzing vormt van de ene poort en de andere een begrenzing vormt van de andere poort, met het kenmerk, dat de schotten (9) in een richting (14) haaks op de schotten verplaatsbaar zijn en de inpakinrichting (1) verstelmiddelen 17 omvat voor het verplaatsen van de schotten, waarbij de beide schotten (9a, 9b) die een poort (11) begrenzen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn.

2. Inpakinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat alle linker schotten (9a) star met elkaar verbonden zijn en alle rechter schotten (9b) star met elkaar verbonden zijn en de verstelmiddelen (17) gelijktijdig de schotparen (9a, 9b) van alle poorten 11 naar elkaar toe en van elkaar af kunnen verplaatsen.

3. Inpakinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verstelmiddelen (17) één bedienelement (19) omvatten waarmee alle schotten (9) traploos verplaatst kunnen worden, welk bedienelement op een eerste arm (21) aanwezig is die tussen de uiteinden over een deel is voorzien van een vertanding (23) die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding (25) die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een tweede arm (27) aanwezig is, waarbij elk van de armen verdraaibaar is om het middelpunt (24, 26) van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog, welke armen met een uiteinde (21b, 27b) zijn gekoppeld aan een linker respectievelijk rechter schot (9a, 9b).

4. Inpakinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de inpakinrichting voorts schudvingers (29) omvat die in aanvoerichting (30) van de eieren voor de schotten en tussen een linker en rechter schot (9a, 9b) naast de poorten aanwezig zijn.

5. Inpakinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schudvingers (29) voorzien zijn van elastische of verende contactmiddelen (3)1 voor het elastisch opvangen van tijdens bedrijf ertegen botsende eieren (7).

6. Inpakinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de contactmiddelen (31) gevormd zijn door spiraalveren.

7. Inpakinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inpakinrichting bewegingsmiddelen (33) omvat voor het in aanvoerrichting (30) van de eieren (7) bewegen van ten minste een aantal van de schudvingers (29) in een richting van en naar de voorzijde van de schotten (9).

8. Inpakinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inpakinrichting hoogtebegrenzers (35) omvat, die zich dwars tussen de linker en rechter schotten (9a, 9b) van een poort (11) uitstrekken en op geringe afstand boven de tijdens bedrijf tussen de schotten getransporteerde eieren (7) aanwezig zijn.

9. Inpakinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de hoogtebegrenzers (35) voorzien zijn van verdere elastische of verende contactmiddelen voor het voorkomen van het tijdens bedrijf over elkaar heen rollen van de eieren.

10. Inpakinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de verdere contactmiddelen gevormd zijn door verdere spiraalveren.

11. Inpakinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inpakinrichting ten minste twee verticale pennen (41) omvat die verwerkt zijn in zijschotten (43) van ten minste een van de poorten (11) en die door verplaatsingsmiddelen (43) naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn.

12. Inpakinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (43) een verder bedienelement (45) omvatten dat op een uiteinde van een verdere eerste arm (47) aanwezig is die tussen de uiteinden over een deel is voorzien van een vertanding (49) die zich langs een deel van een cirkelboog uitstrekt en in ingrijping is met een verdere vertanding (51) die zich langs een deel van een verdere cirkelboog uitstrekt en over een deel van een verdere tweede arm (53) aanwezig is, waarbij elk van de verdere armen verdraaibaar is om het middelpunt (55) van de denkbeeldige cirkel door de betreffende cirkelboog, waarbij aan een uiteinde van elke verdere arm een van de pennen (41) aanwezig is.