NL2016131B1 - Spelinrichting. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een spelinrichting, omvattende: - een speelbaan die is geconfigureerd voor het daar overheen geleiden van een fysiek spelobject; - een sensoreenheid die is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van het fysieke spelobject; - een verwerkingseenheid die is geconfigureerd om de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject te bepalen en te converteren naar een met de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject samenhangend virtueel gedrag van een virtueel spelobject, en die verder is geconfigureerd voor het genereren van bij het virtueel gedrag van het virtueel spelobject behorende beeldsignalen; en - een bij de speelbaan aangebracht beeldscherm dat is ingericht voor het daarop in een virtuele spelomgeving tonen van de beeldsignalen van het virtueel gedrag van het virtueel spelobject.

Description

Spelinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een spelinrichting, omvattende een speelbaan die is geconfigureerd voor het daar overheen geleiden van een fysiek spelobject.

Naast de competitieve sport die bowlen en kegelen in sommige landen vormen, worden dergelijke sporten ook recreatief veel gespeeld. Met name bowlen is in vele recreatieve vormen beschikbaar, zoals het onder jongeren populaire bowlen in het donker waarbij met neonverlichting een spectaculaire spelomgeving wordt gecreëerd. Ook ouderen zijn gecharmeerd van spelvormen zoals bowlen, al belemmert de fysieke gesteldheid van ouderen soms het kunnen optillen van de relatief zware bowlingballen.

Een verder nadeel van conventionele spelvormen zoals bowlen en kegelen is dat er speciale bowlingbanen en kegelbanen nodig zijn, die doorgaans permanent in een gebouw worden aangebracht. Omdat de (recreatieve) beoefening van dergelijke sporten seizoensgebonden is, worden de bowling- en kegelbanen in het laagseizoen soms relatief weinig gebruikt. In het hoogseizoen is het soms echter juist gewenst om meerdere banen op te kunnen bouwen, hetgeen door het onroerende karakter van bowling- en kegelbanen vaak niet mogelijk is.

Er is behoefte aan nieuwe en alternatieve recreatieve spelvormen, die bij voorkeur een breed publiek en idealiter zowel jongeren als ouderen aanspreken. Bijzonder voordelig is het indien dergelijke nieuwe en alternatieve spelvormen flexibel inzetbaar zijn, zodat op periodieke en plaatsgebonden vraag aan deze spelvormen kan worden ingespeeld.

De uitvinding heeft nu tot doel een spelinrichting van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.

Het genoemde doel is volgens de uitvinding bereikt met een spelinrichting, omvattende: - een speelbaan die is geconfigureerd voor het daar overheen geleiden van een fysiek spelobject; - een sensoreenheid die is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van het fysieke spelobject; - een verwerkingseenheid die is geconfigureerd om de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject te bepalen en te converteren naar een met de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject samenhangend virtueel gedrag van een virtueel spelobject, en die verder is geconfigureerd voor het genereren van bij het virtueel gedrag van het virtueel spelobject behorende beeldsignalen; en - een bij de speelbaan aangebracht beeldscherm dat is ingericht voor het daarop in een virtuele spelomgeving tonen van de beeldsignalen van het virtueel gedrag van het virtueel spelobject.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een beeldscherm volgens de uitvinding ieder scherm voor het tonen van visuele beelden kan zijn, waaronder inbegrepen een televisie of monitor, maar ook schermen waarop visuele beelden worden geprojecteerd. Projectieschermen met opzicht of doorzicht zijn nadrukkelijk inbegrepen.

Hoewel een sensoreenheid die is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van het fysieke spelobject in beginsel ook een op of in de speelbaan aangebrachte druksensor kan zijn, omvat de sensoreenheid volgens een voorkeursuitvoeringsvorm ten minste één op de speelbaan gerichte camera. Doordat camera’s géén onderdeel van de speelbaan vormen, kan een bestaande speelbaan zoals een bowlingbaan eenvoudig achteraf tot een spelinrichting volgens de uitvinding worden omgebouwd.

Indien de sensoreenheid van de spelinrichting volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm ten minste één videocamera omvat, kan naast de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject tevens een eventuele spin daarvan worden geregistreerd. Dit verschaft extra spelmogelijkheden aan de spelinrichting.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm vertoont de speelbaan in de langsrichting een aanvoerzijde en een afvoerzijde, en waarbij het beeldscherm aan of nabij de aanvoerzijde is aangebracht. Het beeldscherm kan daarbij geheel of gedeeltelijk naast de speelbaan zijn aangebracht of daar zelfs mee zijn geïntegreerd.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het beeldscherm recht boven de speelbaan aangebracht, waardoor extra mogelijkheden ontstaan. Zo kan de op het beeldscherm getoonde virtuele spelomgeving als richthulp voor de speler fungeren.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, in het bijzonder wanneer het beeldscherm als richthulp fungeert, wordt het beeldscherm bij voorkeur recht boven de speelbaan in de gebruikelijke richt-richting van een speler aangebracht. In dat geval ontneemt het beeldscherm het zicht van een speler ten minste grotendeels op de afvoerzijde van de speelbaan.

De afvoerzijde is het normale richtpunt, d.w.z. de locatie waar bij een sport als bowlen de pins worden opgesteld.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de spelinrichting uitschakelbaar en is het beeldscherm verplaatsbaar naar een stand waarin het beeldscherm het zicht van een speler op de afvoerzijde van de speelbaan onverhinderd laat. Dit maakt het mogelijk dat een conventionele bowlingbaan afwisselend voor het spelen van een spelvorm met de spelinrichting volgens de uitvinding en voor het spelen van bowlen kan worden benut. Het is zelfs denkbaar dat de sensoreenheid van de spelinrichting in dat geval wordt gebruikt voor het registreren van een snelheid en/of trajectorie van een bowlingbal, waardoor voor trainingsdoeleinden interessante spelgegevens kunnen worden verkregen. Desgewenst worden deze gegevens getoond op het beeldscherm dat zich nu bijvoorbeeld naast de speelbaan bevindt.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is tussen een onderrand van het beeldscherm en de speelbaan een tussenruimte voorzien in het bereik van 1,1-5, meer bij voorkeur 1,1-2 maal de hoogte van het fysiek spelobject.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is tussen een onderrand van het beeldscherm en de speelbaan een tussenruimte voorzien in het bereik van 25 - 50 centimeter, meer bij voorkeur 25 - 40 centimeter.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de spelinrichting wijkt het fysieke spel af van het virtuele spel. Zo kan met een enkele spelinrichting een grote verscheidenheid aan spelvormen worden aangeboden die volledig aanpasbaar zijn aan het publiek. Zo kan een bal als fysiek spelobject worden geconverteerd naar een virtueel spelobject met een andere vorm, zoals een schijf. Wanneer een gebruiker een bal over de speelbaan rolt kan deze na conversie als een sjoelschijf van een virtueel sjoelspel worden getoond. Meerdere varianten van virtuele spelvormen zijn toepasbaar zoals een virtuele flipperkast.

Ook is het denkbaar dat een bal als fysiek spelobject in de virtuele wereld eveneens een ronde vorm heeft, maar als voorbeeld het hoofd van de betreffende speler representeert. Ook een onronde vorm kan zich in de virtuele wereld immers als een rond object gedragen.

Een zelfde spelvorm kan bovendien voor kinderen anders worden gerepresenteerd dan voor volwassenen of ouderen, en kan ook de moeilijkheidsgraad worden aangepast. Zo is het zelfs denkbaar dat een gezin bestaande uit twee volwassen en twee kinderen een eerste moeilijkheidsgraad aan de volwassen spelers toekent, en de kinderen een tweede moeilijkheidsgraad oplegt die afwijkt van de eerste moeilijkheidsgraad. Vergelijkbaar met het handicap systeem bij de golfsport kunnen spelers van verschillend niveau tegen elkaar spelen, waarbij de winstkansen eerlijk verdeeld zijn.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het fysieke spelobject een bal en is de spelinrichting verder voorzien van een ballentransport. Dit ballentransport kan een bal vanaf de afvoerzijde in langsrichting van de speelbaan naar de aanvoerzijde van de speelbaan transporteren, waardoor de speler een geworpen spelobject opnieuw aangeboden krijgt.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is bij een longitudinaal uiteinde van de speelbaan een spelersgedeelte voorzien dat een afwijkend hoogteniveau ten opzichte van de speelbaan vertoont. Indien de speelbaan zich op een hoger niveau dan het spelersgedeelte bevindt, kan een speler voor het spelen van een fysiek spelobject in hoofdzaak rechtop blijven staan. Met name voor ouderen en spelers met rugklachten is dit zeer voordelig, omdat de spelinrichting volgens de uitvinding aan deze mensen een fysiek spel aanbiedt waarbij de fysieke belasting van de rug beperkt kan zijn. De spelinrichting kan derhalve tevens worden gebruikt door spelers waarvoor een sport als bowlen fysiek te belastend is.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het hoogteniveau tussen het spelersgedeelte en de aanvoerzijde van de speelbaan instelbaar. Bijzonder voordelig is het wanneer het spelersgedeelte en de speelbaan op een gelijk hoogteniveau kunnen worden gebracht. In dat geval kan het spelersgedeelte een aanloopgedeelte vormen zoals dat bij bowlingbanen gebruikelijk is.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het spelersgedeelte van een hoogteverstelling voorzien en/of is de speelbaan van een hoogteverstelling is voorzien.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de speelbaan minder dan 15 m lang is, en bij voorkeur minder dan 10 m lang is. Hoewel enige lengte van de speelbaan vereist is om van het fysieke object een snelheid en/of trajectorie te registreren, kan de spelvorm relatief compact worden voorgegeven. Vergeleken met conventionele bowlingbanen die circa 20 meter lang zijn kunnen op een zelfde vloeroppervlak een veel groter aantal spelinrichtingen volgens de uitvinding worden geplaatst. Daarnaast zijn de compacte afmetingen voordelig voor de transport en opslag, wat een groot voordeel is voor een spelinrichting die ook periodiek ergens kan worden geplaatst.

Uiteraard is het denkbaar dat de spelinrichting als vervanging van of aanvulling op een huidige bowling baan wordt aangebracht. Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de speelbaan dan ook een bowlingbaan is en is het fysieke spelobject een bowlingbal.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de spelinrichting twee naast elkaar aangebrachte speelbanen en waarbij de sensoreenheid is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van een fysiek spelobject op ten minste twee naastgelegen speelbanen. In één of meer dan één verwerkingseenheid kan vervolgens de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject worden geconverteerd naar een met de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject samenhangend virtueel gedrag van een virtueel spelobject. Door de verwerkingseenheid genereerde beeldsignalen behorende bij het virtueel gedrag van het virtueel spelobject worden vervolgens op bij afzonderlijke en bij voorkeur bij de twee naast elkaar gelegen speelbanen aangebrachte beeldschermen getoond. Met deze opbouw volstaat een beperkt aantal sensoreenheden. Het is waarschijnlijk dat een enkele verwerkingseenheid in de praktijk in veel gevallen volstaat, omdat op naastgelegen speelbanen doorgaans niet gelijktijdig een fysiek spelobject wordt gespeeld.

In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:

Figuur 1: een spelinrichting volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding; en

Figuur 2: een spelinrichting volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

De in figuur 1 getoonde spelinrichting 1 omvat een speelbaan 2 die is geconfigureerd voor het daar overheen geleiden van een fysiek spelobject 14, dat in de getoonde uitvoeringsvorm een bal 16 is maar daar in het licht van de uitvinding niet noodzakelijkerwijs toe is beperkt.

Er is een sensoreenheid 20 voorzien die is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van het fysieke spelobject 14. In de getoonde uitvoeringsvorm is de sensoreenheid 20 een enkele videocamera 22, die het voordeel heeft dat deze tevens een eventuele spin van de bal 16 kan registreren. De sensoreenheid 20 van de uitvinding kan alternatief zijn uitgevoerd als een veelvoud van (niet getoonde) fotocamera’s of zelfs als een (niet getoonde) op de speelbaan aangebrachte druksensor.

Gegevens van de door de sensoreenheid 20 geregistreerde snelheid en/of trajectorie van het fysieke spelobject 14 worden door de verwerkingseenheid 26 verwerkt en uiteindelijk geconverteerd naar een met de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject 14 samenhangend virtueel gedrag van een virtueel spelobject 38. De verwerkingseenheid genereert verder beeldsignalen behorende bij het virtueel gedrag van het virtueel spelobject 38. Deze beeldsignalen worden vervolgens getoond op een bij de speelbaan 2 aangebracht beeldscherm 30 dat is ingericht voor het daarop in een virtuele spelomgeving 36 tonen van de beeldsignalen van het virtueel gedrag van het virtueel spelobject 38.

Opgemerkt wordt dat de verwerkingseenheid 26 in de figuren omwille van de duidelijkheid als afzonderlijke eenheid is getoond, maar desgewenst kan zijn geïntegreerd met de sensoreenheid 20 of het beeldscherm 30. Zo kan de verwerkingseenheid 26 een op een smart-tv geïnstalleerd rekenalgoritme omvatten, waarbij de rekenkracht van de processor van de smart-tv wordt gebruikt.

In figuur 1 wijkt het fysieke spel, waarbij een bal 16 als fysiek spelobject 14 wordt geworpen, af van het virtuele spel. In de virtuele spelomgeving 36 op het beeldscherm 30 wordt immers een sjoelschijf 38 van een virtueel sjoelspel getoond. De speler 42 is virtueel aan het sjoelen maar gooit een bal 16, die met een op zichzelf bekend ballentransport 12 van een afvoerzijde 10 van de speelbaan 2 weer naar de aanvoerzijde 8 van de speelbaan 2 wordt terug getransporteerd.

In de getoonde uitvoeringsvorm is het beeldscherm 30 recht boven de speelbaan 2 aangebracht, waardoor de op het beeldscherm 30 getoonde virtuele spelomgeving 36 tevens als richthulp voor de speler 42 kan fungeren. Het beeldscherm 30 ontneemt dan ook grotendeels het zicht van een speler 42 op de afvoerzijde 10 van de speelbaan 2.

Tussen een onderrand 32 van het beeldscherm 30 en de speelbaan 2 is een tussenruimte voorzien in het bereik van 1,1-5, meer bij voorkeur 1,1-2 maal de hoogte van het fysiek spelobject 14, zodat voorkomen wordt het fysieke spelobject 14 het beeldscherm 30 raakt. In de praktijk kan bij het gebruik van bowlingballen als fysiek spelobject 14 tussen de onderrand 32 van het beeldscherm 30 en de speelbaan 2 een tussenruimte zijn voorzien in het bereik van 25-50 centimeter, meer bij voorkeur 25 - 40 centimeter.

In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm is bij de aanvoerzijde 8 van de speelbaan 2 een spelersgedeelte 6 voorzien dat een afwijkend hoogteniveau ten opzichte van de speelbaan 2 vertoont. De speler 42 kan voor het spelen van een fysiek spelobject 14 in hoofdzaak rechtop blijven staan, waardoor de fysieke belasting van de rug van de speler 42 beperkt kan zijn. De spelinrichting 1 kan derhalve tevens worden gebruikt door spelers 42 waarvoor een sport als bowlen fysiek te belastend zou zijn.

Zoals getoond in figuur 1 kan de speelbaan 2 van de spelinrichting 1 een beperkte lengte van zelfs minder dan 10 meter hebben, waardoor een compacte spelinrichting 1 ontstaat die relatief eenvoudig naar een locatie kan worden getransporteerd om daar al dan niet tijdelijk door spelers 42 bespeeld te worden.

Omdat de spelinrichting 1 volgens de uitvinding net als conventionele bowlingbanen een speelbaan 2 heeft, kan de spelinrichting 1 desgewenst als een vervanging van of een aanvulling op een reeds bestaande bowlingbaan worden aangebracht, zoals getoond in figuur 2. De speelbaan van de bowlingbaan fungeert dan als speelbaan 2 van de spelinrichting 1, en verder worden een sensoreenheid 20, verwerkingseenheid 26 en beeldscherm 30 voorzien. Ook hier is het beeldscherm 30 recht boven de speelbaan 2 aangebracht, waardoor de op het beeldscherm 30 getoonde virtuele spelomgeving 36 als richthulp voor de speler 42 fungeert. Het beeldscherm 30 ontneemt dan ook grotendeels het zicht van een speler 42 op de afvoerzijde 10 van de speelbaan 2, en de bowling pins verliezen daardoor hun functie. In figuur 2 zijn de bowling pins 18 dan ook opgetrokken. Het ballentransport 12 van de bowlingbaan wordt gebruikt voor het terug transporteren van een als fysiek spelobject 14 geworpen (bowling)bal 16.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken.

Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (18)

1. Spelinrichting, omvattende: - een speelbaan die is geconfigureerd voor het daar overheen geleiden van een fysiek spelobject; - een sensoreenheid die is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van het fysieke spelobject; - een verwerkingseenheid die is geconfigureerd om de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject te bepalen en te converteren naar een met de snelheid en/of de trajectorie van het fysieke spelobject samenhangend virtueel gedrag van een virtueel spelobject, en die verder is geconfigureerd voor het genereren van bij het virtueel gedrag van het virtueel spelobject behorende beeldsignalen; en - een bij de speelbaan aangebracht beeldscherm dat is ingericht voor het daarop in een virtuele spelomgeving tonen van de beeldsignalen van het virtueel gedrag van het virtueel spelobject.

2. Spelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de sensoreenheid ten minste één op de speelbaan gerichte camera omvat.

3. Spelinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de sensoreenheid ten minste één videocamera omvat.

4. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de speelbaan in de langsrichting een aanvoerzijde en een afvoerzijde vertoont, en waarbij het beeldscherm aan of nabij de aanvoerzijde is aangebracht.

5. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het beeldscherm recht boven de speelbaan is aangebracht.

6. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het beeldscherm het zicht van een speler ten minste grotendeels ontneemt op de afvoerzijde van de speelbaan.

7. Spelinrichting volgens conclusie 6, waarbij de spelinrichting uitschakelbaar is en het beeldscherm verplaatsbaar is naar een stand waarin het beeldscherm het zicht van een speler op de afvoerzijde van de speelbaan onverhinderd laat.

8. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de op het beeldscherm getoonde virtuele spelomgeving als richthulp voor de speler fungeert.

9. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij tussen een onderrand van het beeldscherm en de speelbaan een tussenruimte is voorzien in het bereik van 1,1 - 5, meer bij voorkeur 1,1 - 2 maal de hoogte van het fysiek spelobject.

10. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij tussen een onderrand van het beeldscherm en de speelbaan een tussenruimte is voorzien in het bereik van 25 -50 centimeter, meer bij voorkeur 25 - 40 centimeter.

11. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het fysieke spel afwijkt van het virtuele spel.

12. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het fysieke spelobject een bal omvat en de spelinrichting verder is voorzien van een ballentransport.

13. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij bij een longitudinaal uiteinde van de speelbaan een spelersgedeelte is voorzien dat een afwijkend hoogteniveau ten opzichte van de speelbaan vertoont.

14. Spelinrichting volgens conclusie 13, waarbij het hoogteniveau tussen het spelersgedeelte en de aanvoerzijde van de speelbaan instelbaar is.

15. Spelinrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij het spelersgedeelte van een hoogteverstelling is voorzien en/of waarbij de speelbaan van een hoogteverstelling is voorzien.

16. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de speelbaan minder dan 15 m lang is, en bij voorkeur minder dan 10 m lang is.

17. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1-15, waarbij de speelbaan een bowlingbaan is en het fysieke spelobject een bowlingbal is.

18. Spelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de spelinrichting twee naast elkaar aangebrachte speelbanen omvat en waarbij de sensoreenheid is geconfigureerd voor het registreren van een snelheid en/of een trajectorie van een fysiek spelobject op ten minste twee naastgelegen speelbanen.