NL2015412B1 - Houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, drager voorzien van een dergelijke houder, en armsteun voorzien van een dergelijke houder. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, in het bijzonder een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen, omvattende een aan de drager bevestigbaar eerste houderdeel, een met het eerste houderdeel ten minste om een zich althans in een gebruikstoestand horizontaal uitstrekkende rotatieas roteerbaar verbonden tweede houderdeel voor het daaraan bevestigen van de armondersteuning, een sensor, voor het opwekken van een meetsignaal dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit representeert, een bestuurbare aandrijving, voor het ten opzichte van het eerste houderdeel om de rotatieas draaien van het tweede houderdeel en een besturing voor het op basis van het meetsignaal besturen van de aandrijving.

Description

Houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, drager voorzien van een dergelijke houder, en armsteun voorzien van een der gelijke houder

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, drager voorzien van een dergelijke houder, en op een armsteun voorzien van een dergelijke houder.

In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een houder voor het dragen van een armondersteuning van een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen.

Dergelijke rolstoelen genieten een toenemende mate van populariteit, en kunnen door middel van een in- en uitklapmechanisme van de ene in de andere toestand worden gebracht. Veelal zijn er daarbij voor het in- en uitklappen elektrische voorzieningen aanwezig, zoals elektromotoren.

Bij het opklappen verandert de onderlinge oriëntatie van delen van de rolstoel, in het bijzonder die van de zitting van de stoel ten opzichte van de rugleuning daarvan. Een al dan niet (in)direct met de zitting verbonden armsteun verandert daarbij dientengevolge ook van oriëntatie.

Voor gebruikers is het echter wenselijk dat de armsteun in hun voorkeursoriëntatie blijft staan. Deze kan zeer nauwkeurig bepaald zijn en deze wens bestaat in bepaalde gevallen niet alleen in de in- en uitgeklapte toestand, maar ook tijdens de transitie tussen deze toestanden.

In het geval van met een rolstoel meegeleverde armsteunen is het daartoe bekend om de armsteun via een mechanische overbrenging met de zitting of een ander deel van de rolstoel te verbinden. Een dergelijke overbrenging draagt er dan zorg voor dat de armsteun bijvoorbeeld onder een vaste hoek ten opzichte van de rugleuning gehouden wordt, of telkens in hoofdzaak horizontaal. De bekende typen mechanische overbrengingen omvatten daartoe veelal stangenstelsels en paralellogrammen.

Nadelen van deze constructies is dat ze relatief spatieus en zwaar zijn, een flinke beperking leggen op de vrijheid bij het ontwerpen van de rolstoel, gevoelig zijn voor mechanische verstoringen en verstellingen, en bovenal slechts geschikt zijn voor een bij de specifieke rolstoel waaraan zij bevestigd zijn behorende armsteun.

Bij geavanceerdere, in het bijzonder dynamische armsteunen die hogere eisen stellen aan hun bevestiging, voldoen de standaard geleverde mechanische balanceerinrichtingen in de regel niet en is daardoor veel maatwerk vereist. Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding om de bovengenoemde nadelen althans gedeeltelijk op te heffen, danwel om een bruikbaar alternatief te bieden voor de stand van de techniek.

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, omvattende een aan de drager bevestigbaar eerste houderdeel, een met het eerste houderdeel ten minste om een zich althans in een gebruikstoestand horizontaal uitstrekkende rotatieas roteerbaar verbonden tweede houderdeel voor het daaraan bevestigen van de armondersteuning, een sensor, voor het opwekken van een meetsignaal dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit representeert, een bestuurbare aandrijving, voor het ten opzichte van het eerste houderdeel om de rotatieas draaien van het tweede houderdeel, en een besturing voor het op basis van het meetsignaal besturen van de aandrijving.

De houder volgens de uitvinding heeft als voordeel onafhankelijk te zijn van de oriëntatie van de drager. Dit vindt zijn toepassing bij diverse dragers, maar in het bijzonder in het geval van een rolstoel, en zeer specifiek in het geval van een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen, daar een draagpunt voor een armondersteuning bij dergelijke stoelen in ieder geval tijdens een transitie tussen de beide toestanden in beweging is. De houder volgens de uitvinding is echter in zijn algemeenheid toepasbaar voor de bevestiging van armsteunen die een bepaalde oriëntatie vereisen aan een aan beweging onderhevig zijnde ondergrond.

Een voor het opwekken van een meetsignaal dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit representeert geschikte sensor is bijvoorbeeld een inclinometer, of een equivalent daarvan, zoals een al dan niet geïntegreerd elektrisch circuit met een dergelijke functie.

In een uitvoeringsvorm is de besturing ingericht voor het registreren van een voorkeursoriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit. Onder registreren wordt het als referentie vastleggen verstaan, in mechanische, elektronische of andere zin, bijvoorbeeld in het geheugen van een microprocessor.

De houder kan daarbij voorzien zijn van een invoermechanisme, zoals een knop, voor het invoeren van de voorkeursoriëntatie. De besturing kan daarbij zo zijn ingericht dat deze een rotationele oriëntatie waarin het eerste houderdeel zich bevindt tijdens het gebruiken van het invoermechanisme, bijvoorbeeld het indrukken van de knop, als voorkeurs oriëntatie registreert.

De besturing kan zijn ingericht om de aandrijving zodanig aan te sturen dat deze het tweede houderdeel om de rotatieas naar de voorkeursoriëntatie draait wanneer het sensorsignaal aangeeft dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel van de voorkeurs oriëntatie afwijkt.

In een verdere uitvoeringsvorm is de besturing ingericht om de aandrijving pas na verloop van een voorafbepaalde vertragingstijd aan te sturen wanneer de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel van de voorkeursoriëntatie afwijkt. Hiermee wordt voorkomen dat de houder reageert op (zeer) kortstondige wankelingen of oriëntatieveranderingen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een drager, in het bijzonder een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen, omvattende een houder volgens één van de voorgaande conclusies, alsook een dergelijke drager, omvattende een armsteun, in het bijzonder een robotarmsteun. De uitvinding heeft voorts betrekking op een robotarmsteun, omvattende een houder zoals beschreven in het voorgaande.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren. Hierin: toont figuur 1 een rolstoel volgens de stand van de techniek; toont figuur 2 een houder volgens de onderhavige uitvinding; en toont figuur 3 schematisch een regeling volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 1 toont rolstoel 1 volgens de stand van de techniek, die een eerste stand a kent voor het in een zittende toestand vervoeren van een persoon en een tweede stand b voor het in een staande toestand vervoeren van personen, daar een draagpunt 2 voor een armondersteuning bij dergelijke stoelen in ieder geval tijdens een transitie tussen de beide toestanden in beweging is. De houder volgens de uitvinding is echter in zijn algemeenheid toepasbaar voor de bevestiging van armsteunen 3 die een bepaalde oriëntatie vereisen aan een aan beweging onderhevig zijnde ondergrond.

Figuur 2 toont een houder 4 volgens de onderhavige uitvinding voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, omvattende een aan de drager bevestigbaar eerste houderdeel 6 en een met het eerste houderdeel 6 ten minste om een zich althans in een gebruikstoestand horizontaal uitstrekkende rotatieas 7 roteerbaar verbonden tweede houderdeel 8 voor het daaraan bevestigen van de armondersteuning (niet getoond). Het tweede houderdeel 8 beschikt daartoe over een montagevlak voorzien van bevestigingsgaten 9. Niet zichtbaar zijn in figuur 3 nader getoonde onderdelen van een regelsysteem.

Figuur 3 toont schematisch een regeling volgens de onderhavige uitvinding. De regeling omvat een sensor 10, voor het opwekken van een meetsignaal dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel 8 ten opzichte van de graviteit representeert. Daarnaast omvat de regeling een bestuurbare aandrijving 11, voor het ten opzichte van het eerste houderdeel (niet weergegeven) om de rotatieas draaien van het tweede houderdeel 8. Tevens is een besturing 12 aanwezig voor het op basis van het meetsignaal besturen van de aandrijving die is ingericht voor het registreren van een voorkeursoriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit of het eerste houderdeel.

De houder is voorzien is van een invoermechanisme, zoals een knop, voor het invoeren van de voorkeursoriëntatie, gevormd door een knop 13. De besturing is ingericht om de aandrijving zodanig aan te sturen dat deze het tweede houderdeel 8 om de rotatieas 7 naar de voorkeursoriëntatie draait wanneer het sensorsignaal aangeeft dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel van de voorkeursoriëntatie afwijkt.

De getoonde uitvoeringsvormen dienen louter ter illustratie en verduidelijking van de onderhavige uitvinding en geenszins ter beperking van de beschermingsomvang daarvan.

Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn er vele uitvoeringsvormen mogelijk die alle geacht worden te vallen onder de beschermingsomvang van de navolgende conclusies.

Claims (8)

1. Houder voor het bevestigen van een armondersteuning aan een beweegbare drager, in het bijzonder een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen, omvattende: Een aan de drager bevestigbaar eerste houderdeel; Een met het eerste houderdeel ten minste om een zich althans in een gebruikstoestand horizontaal uitstrekkende rotatieas roteerbaar verbonden tweede houderdeel voor het daaraan bevestigen van de armondersteuning; Een sensor, voor het opwekken van een meetsignaal dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit representeert; Een bestuurbare aandrijving, voor het ten opzichte van het eerste houderdeel om de rotatieas draaien van het tweede houderdeel; Een besturing voor het op basis van het meetsignaal besturen van de aandrijving.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de besturing is ingericht voor het registreren van een voorkeursoriëntatie van het tweede houderdeel ten opzichte van de graviteit of het eerste houderdeel.

3. Houder volgens conclusie 2, waarbij de houder voorzien is van een invoermechanisme, zoals een knop, voor het invoeren van de voorkeursoriëntatie.

4. Houder volgens conclusie 2 of 3, waarbij de besturing is ingericht om de aandrijving zodanig aan te sturen dat deze het tweede houderdeel om de rotatieas naar de voorkeursoriëntatie draait wanneer het sensorsignaal aangeeft dat de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel van de voorkeursoriëntatie afwijkt.

5. Houder volgens conclusie 3, waarbij de besturing is ingericht om de aandrijving pas na verloop van een voorafbepaalde vertragingstijd aan te sturen wanneer de rotationele oriëntatie van het tweede houderdeel van de voorkeursoriëntatie afwijkt.

6. Rolstoel, in het bijzonder een rolstoel die een eerste stand kent voor het in een zittende toestand vervoeren van personen en een tweede stand voor het in een staande toestand vervoeren van personen, omvattende een houder volgens één van de voorgaande conclusies.

7. Rolstoel volgens conclusie 6, omvattende een armsteun, in het bijzonder een dynamische armsteun.

8. Armsteun, in het bijzonder een dynamische armsteun, omvattende een houder volgens één van de conclusies 1-6.