NL2014954B1 - Brandermodule voorzien van hitteschild en bus, fornuis of kookplaat voorzien daarvan en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een brandermodule voor een fornuis of kookplaat, het fornuis of kookplaat of keuken voorzien daarvan en werkwijze daarvoor. De brandermodule volgens de vinding omvat een onder het werkblad van het fornuis aangebrachte drager voorzien van een gasaanvoer en een gasafvoer, een werkzaam met de drager verbindbare brander, een in gebruik onderen/of rond de brander aangebracht hitteschild, en een bus voorzien van een flens aanbrengbaar in een opening in het werkblad, waarbij de flens rust op of in het werkblad.

Description

BRANDERMODULE VOORZIEN VAN HITTESCHILD EN BUS, FORNUIS OF KOOKPLAAT VOORZIEN DAARVAN EN WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN

DAARVAN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een brandermodule voor een kookplaat of fornuis, zoals een gasfornuis.

Uit de praktijk bekende kookplaten of fornuizen omvatten veelal een werkblad waarin een grote rechthoekige uitsparing is voorzien. Op deze positie wordt in de kookplaat of fornuis een rechthoekige plaat met grotendeels overeenkomstige afmetingen aangebracht waarin uitlaten of pitten zijn voorzien. Ter plaatse wordt aan de onderzijde hiervan de benodigde aansluitingen gerealiseerd om een werkende kookplaat of fornuis te verschaffen.

Uit WO 2010/143952 is een brandermodule bekend die als een eenheid op een werkblad aangebracht kan worden en waarmee een grotere flexibiliteit voor de positionering van de brander op het werkblad wordt verkregen. Bijkomend kan deze brandermodule als een eenheid worden geplaatst op of in een werkblad, waarbij de brandermodule grotendeels van onderaf door het werkblad wordt gestoken tijdens montage daarvan. Een hitteplaat of hitteschild wordt vervolgens van bovenaf op het werkblad geplaatst en bevestigd aan de onderbouweenheid, steunt daarbij tegen het bovenoppervlak van het werkblad, om daarmee een fixatie van de brandermodule ten opzichte van het werkblad te verschaffen.

Conventionele brandermodules en fornuizen of kookplaten worden blootgesteld aan hoge temperaturen en daarmee gepaard gaande relatief grote temperatuurverschillen. Het werkblad dient derhalve bestand te zijn tegen deze hoge temperaturen en grote temperatuurverschillen. Dit beperkt de flexibiliteit voor de keuze van werkbladmaterialen en gehanteerde werkbladafmetingen, zoals werkbladdikte.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel te voorzien in een brandermodule voor een kookplaat of fornuis dat bovengenoemde problemen opheft of ten minste reduceert.

Dit doel wordt bereikt met de brandermodule voor een fornuis of kookplaat volgens conclusie 1.

In het kader van de onderhavige uitvinding wordt onder een fornuis ook een kookplaat verstaan. Indien in het vervolg van de aanvraag wordt gesproken over een fornuis dient hieronder dan ook een kookplaat begrepen te worden.

De brandermodule volgens de vinding wordt bij het plaatsen bij voorkeur aangebracht vanaf de onderzijde van het werkblad, waarbij de uitlaat steekt door openingen voorzien in het werkblad. In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm wordt de brandermodule als eenheid geplaatst aan het werkblad zodat daarmee verdere montagewerkzaamheden ter plaatse vermeden kunnen worden. Werkbladen kunnen samengesteld bijvoorbeeld RVS, glas, beton, terrazzo, natuursteen, diverse houtsoorten en combinaties daarvan, alsmede andere geschikte materialen.

De brandermodule volgens de vinding bewerkstelligt dat een fornuis kan worden gerealiseerd waarbij de uitlaten of pitten direct op het werkblad zijn gemonteerd zodanig dat een fornuisschaal of fornuisplaat waarop deze uitlaten of pitten zijn voorzien niet is vereist. Dit beperkt niet alleen de benodigde materialen, bijkomend wordt ook bijvoorbeeld een grotere flexibiliteit voor de configuratie van het fornuis verschaft, waarmee onder meer een strakker ontwerp tot de mogelijkheden behoort. Bijkomend wordt hiermee het reinigen en schoonhouden van het fornuis verbeterd.

De brandermodule omvat een drager die bij voorkeur uit een gegalvaniseerd materiaal is vervaardigd. De drager omvat bij voorkeur gasleidingen van inlaat naar de gaskraan en vanaf deze kraan naar de uitlaat of pit. De uitlaat of gaspit van de brandermodule wordt hierbij bij voorkeur gevoed met een brandbaar gas, bij voorkeur aardgas, dat afkomstig kan zijn van een gasleiding of gasfles. In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm is een ontstekingsmodule opgenomen in een gegalvaniseerde onderbak van de drager om daarmee een gasvlam te realiseren. Andere uitvoeringsvormen behoren volgens de vinding eveneens tot de mogelijkheden.

De brandermodule volgens de vinding is verder voorzien van een hitteschild dat in gebruik onder en/of rond de brander is aangebracht. Dit hitteschild is in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een stalen geëmailleerde plaat die in gebruik met een omgezette rand of flens neerwaarts afsteunt op het werkblad, waarbij bij voorkeur een rubberen ring of andere afdichtingsring is voorzien tussen het hitteschild en het werkblad. Bij voorkeur wordt het hitteschild verbonden met de drager aan de onderzijde van het werkblad. Deze verbinding wordt bij voorkeur gerealiseerd zodra de drager met brander is gestoken door de opening in het werkblad en het hitteschild van bovenaf op de drager wordt vastgezet zodanig dat de brander wordt gefixeerd. Veelal wordt aan de bovenzijde van het werkblad rond de uitlaat of pit van de brander een stalen geëmailleerde pandrager voorzien om een te verwarmen pan te positioneren ten opzichte van deze uitlaat of pit. De pandrager is bij voorkeur voorzien van een massieve in hoofdzaak horizontale ring met bij voorkeur toenemende diameter, waaraan verder bij voorkeur steun vlakken zijn aangebracht als directe ondersteuning voor de pan.

Voorts is de brandermodule volgens de vinding voorzien van een bus waaraan een flens is aangebracht, waarbij de bus aangebracht kan worden in een opening in het werkblad en de flens rust op of in het werkblad. Door het voorzien van een bus wordt een afscherming gerealiseerd tussen de brander en het werkblad. In het bijzonder schermt de bus een branderruimte af. De branderruimte wordt gevormd door de ruimte tussen de pit of uitlaat van de brandermodule en de drager aangebracht aan de onderzijde van het werkblad en in zijdelingse richting begrensd door in hoofdzaak de opening aangebracht in het werkblad. Hiermee realiseert de bus een significante reductie van de overdracht van warmte naar het werkblad, zodanig dat de temperatuur van het werkblad niet te hoog op zal lopen en geen schade op zal treden aan het werkblad, waaronder bijvoorbeeld het knappen van het werkblad ten gevolge van te grote temperatuurverschillen. In gebruik trekt de bus zich in hoofdzaak uit in een verticale richting, waarbij volgens de vinding de flens aan of nabij de bovenrand is voorzien. Bij voorkeur wordt de bus vrij aangebracht in de opening in het werkblad en derhalve bij voorkeur niet vastgezet op de dragermodule. Verrassenderwijs is gebleken dat het evenmin vereist is om de bus vast te schroeven aan het werkblad als alternatief voor het vastschroeven aan de drager. Hierdoor worden montagewerkzaamheden verder gereduceerd.

In de brandermodule volgens de vinding omgeven de bus en het hitteschild in gebruik de hiervoor genoemde branderruimte onder de brander zijdelings. Bij voorkeur is het hitteschild zodanig aangebracht dat deze branderruimte ook aan de in gebruik naar boven gerichte zijde van de branderruimte wordt afgeschermd.

Door het voorzien van de combinatie van hitteschild en bus wordt warmteoverdracht door middel van convectie vanuit de branderruimte naar het werkblad, alsmede door straling van warme componenten van de brandermodule, en bij voorkeur andere componenten waaronder bijvoorbeeld de pandrager, naar het werkblad vermeden of ten minste sterk gereduceerd. Hierdoor blijft de temperatuurstijging van het werkblad tijdens gebruik van de brandermodule beperkt zodat schade wordt vermeden.

Bijkomend is gebleken dat niet alleen de temperatuurstijging beperkt blijft, echter, dat ook de optredende temperatuurverschillen in het werkblad sterk worden gereduceerd. Hierdoor wordt schade aan het werkblad significant teruggedrongen. Voorts wordt de mogelijkheid geboden om andere materiaalsoorten voor het werkblad te gebruiken en/of andere werkbladdikten toe te passen. Hierdoor wordt de flexibiliteit voor de te gebruiken materialen en afmetingen sterk vergroot met behulp van de brandermodule volgens de vinding. Verder aanvullend en/of bijkomend kunnen materiaalkosten verder worden gereduceerd zodanig dat een kosteneffectief fornuis voorzien van ten minste één brandermodule volgens de vinding wordt verschaft.

Bij voorkeur zijn de bus en het hitteschild zodanig geconfigureerd dat de branderruimte, zoals hiervoor besproken, zijdelings is afgeschermd van het werkblad. Bij voorkeur is de branderruimte volledig afgeschermd van het werkblad. Hiermee kan lucht uit de branderruimte niet in direct contact treden met het werkblad zodat warmteoverdracht ten gevolge van dit contact wordt vermeden.

Het is gebleken dat hiermee een significante reductie en temperatuurstijging tijdens gebruik van de brandermodule wordt bewerkstelligd, alsmede een sterkte reductie van de optredende temperatuurverschillen. Hiermee worden de hiervoor genoemde voordelen versterkt.

De zijdelingse afscherming van het werkblad wordt bij voorkeur verschaft door het hitteschild en de flens van de bus op elkaar aan te laten sluiten, eventueel door middel van een daartussen geplaatste afdichtingsring. Hiermee wordt contact tussen lucht uit de branderruimte en het werkblad volledig vermeden.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is een in hoofdzaak horizontaal vlak van het hitteschild ten opzichte van het vlak van het werkblad op een afstand daarvan voorzien.

Door het hitteschild op een, althans een in hoofdzaak horizontaal vlak daarvan, ten opzichte van het vlak gedefinieerd door de bovenzijde van het werkblad op een onderlinge verticale afstand te voorzien wordt warmteoverdracht tussen de brandermodule en het werkblad verder gereduceerd.

Bij voorkeur is de afstand gelegen in het bereik van 10-20 mm, bij voorkeur in het bereik van 11-18 mm, en met de meeste voorkeur in het bereik van 12-15 mm. Het is gebleken dat met name het bereik van 12-15 mm een effectieve en afdoende reductie van warmteoverdracht bewerkstelligt.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de vinding is het hitteschild voorzien van een additionele rand aan of nabij de buitenrand van het hitteschild.

Door het voorzien van een additionele rand wordt in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm een soort trapvorm voor het hitteschild voorzien. Met behulp van de additionele rand wordt een verdere afscherming van het werkblad bewerkstelligd waardoor in het bijzonder warmteoverdracht door straling vanaf de pandrager naar het werkblad wordt gereduceerd. De rand wordt bij voorkeur gevormd door twee additionele buigingen uit te voeren aan het hitteschild waarmee de hiervoor genoemde trapvorm wordt gerealiseerd.

Bij voorkeur is de additionele rand van het hitteschild zodanig geconfigureerd dat deze in gebruik onder ten minste een deel van de pandrager is voorzien. Door de additionele rand zich uit te laten strekken tot onder de pandrager, of ten minste een significant deel daarvan, wordt bewerkstelligd dat de stralingswarmte van de pandrager naar het werkblad toe wordt gereduceerd. Hierdoor wordt de optredende temperatuurstijging tijdens gebruik van een brandermodule bij het werkblad verder teruggedrongen. Bijkomend wordt hiermee tevens het optredende temperatuurverschil gereduceerd. Verder bijkomend is het hiermee mogelijk de opening of uitsparing in het werkblad van een grotere diameter te voorzien. Hiermee wordt een verdere reductie in temperatuurstijging tijdens gebruik van de brandermodule bewerkstelligd. Dit wordt gerealiseerd door de grotere afscherming van het werkblad tegen warmte/vlammen door de bij voorkeur grotere diameter van het hitteschild gerealiseerd met de additionele rand. Bijkomend vermindert een grotere diameter van de opening de warmteopname van het werkblad.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de brander werkzaam verbonden met de bedieningsknop. Door het voorzien van een bedieningsknop kan de brandermodule door een gebruiker worden bediend. Bij voorkeur is de bedieningsknop voorzien van een in hoogte verlengde behuizing. Door de behuizing van de bedieningsknop over een in gebruik verticale afstand te verlengen wordt een grotere tolerantie verkregen in de afstemming van de hoogte van de bedieningsknop. Een dergelijke knop dient bij ontsteking van de brander veelal ingeduwd te worden om de beveiliging van de brander van een signaal te voorzien. De onderkant van de knop dient hierbij in ruststand niet boven de schaal uit te komen. Door het verlengen van de behuizing van de bedieningsknop ontstaat meer ruimte voor het over een gewenste afstand in kunnen duwen van de bedieningsknop bij het ontsteken van de brander en wordt bijvoorbeeld het uitvallen van de brander na loslaten van de bedieningsknop vermeden. Behalve de behuizing wordt in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm ook de knop enigszins verlengd om te vermijden dat de onderkant van de knop boven de behuizing uit kan komen. Op deze wijze wordt een effectieve bediening van de brandermodule volgens de onderhavige uitvinding bewerkstelligd.

Volgens de onderhavige vinding kunnen diverse modules worden aangesloten op de drager, in het bijzonder gaspitten, echter ook gebruik van een ijzeren plaat voor het hakken volgens teppanyaki en/of grillen op een grillpan behoren tot de mogelijkheden.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de drager voorzien van een steun of geleider geconfigureerd voor dragende bevestiging aan een wand.

Door de drager in gebruik op dragende wijze te verbinden met een zijwand, bijvoorbeeld een zijwand van het fornuis of keukenkastje, wordt bewerkstelligd dat de drager geen krachten uitoefent op het werkblad. Hiermee wordt (druk)spanning op het werkblad vermeden.

De uitvinding heeft voorts tevens betrekking op een fornuis of kookplaat voorzien van een brandermodule zoals voorgaand beschreven.

Een dergelijk fornuis of kookplaat verschaft dezelfde effecten en voordelen als genoemd voor de brandermodule. Bij voorkeur is ten minste een deel van de brandermodules voorzien van een pandrager. Hierbij is gebleken dat door het gebruik van de combinatie van hitteschild en bus voorzien van flens een goede afscherming van de branderruimte naar het werkblad wordt gerealiseerd. In een mogelijke uitvoeringsvorm met een additionele rand voor het hitteschild wordt ook de pandrager verder afgescheiden van het werkblad, waardoor warmteoverdracht wordt gerealiseerd.

De uitvinding heeft voorts tevens betrekking op een keuken voorzien van een fornuis of kookplaat met een aantal brandermodules zoals voorgaand beschreven.

Een dergelijke keuken biedt gelijke effecten en voordelen als beschreven voor de brandermodule en fornuis of kookplaat.

De uitvinding heeft voorts tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een fornuis of kookplaat, de werkwijze omvattende de stappen: het voorzien van een werkblad; het in het werkblad aanbrengen van een aantal openingen; het in een opening aanbrengen van een brandermodule zoals voorgaand beschreven, waarbij de flens van de bus in gebruik rust op of in het werkblad; en het aansluiten van een brandermodule.

Een dergelijke werkwijze biedt gelijke effecten en voordelen als genoemd voor de brandermodule, het fornuis of kookplaat en keuken. Bij voorkeur wordt de brandermodule van onderaf door het werkblad gestoken bij montage daarvan. Het hitteschild wordt met de drager verbonden zodanig dat de brandermodule wordt gepositioneerd ten opzichte van het werkblad. Op deze wijze wordt een effectieve montage mogelijk met een gering aantal werkzaamheden dat ter plaatse hoeft te worden uitgevoerd. Op deze wijze kan ook een doe-het-zelver de betreffende werkwijze op efficiënte en veilige wijze uit voeren.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding wordt toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvoorbeelden daarvan waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen, waarin tonen: - Figuur 1 toont de brandermodule volgens de vinding in een werkblad; - Figuur 2 toont de brandermodule uit figuur 1 in een “exploded” aanzicht; - Figuur 3 toont een conventionele brandermodule; - Figuur 4 toont een bedieningsknop voor de brandermodule uit figuur 1 volgens de vinding; - Figuur 5 toont een conventionele bedieningsknop; - Figuur 6 A-B toont een alternatieve uitvoeringsvorm voor de brandermodule uit figuur 1 volgens de vinding; - Figuur 7 toont een aanzicht van eerste configuraties voor een fornuis of kookplaat met een brandermodule volgens de vinding; - Figuur 8 toont een experimenteel resultaat; en - Figuren 9-12 tonen alternatieve uitvoeringsvormen voor de drager.

Brandermodule 2 (figuur 1) is aangebracht in of aan werkblad 4. Onder werkblad 4 is een gegalvaniseerde onderbak of drager 6 voorzien. In de getoonde uitvoeringsvorm is werkblad 4 voorzien van een dikte van zo’n 30 mm. In de getoonde uitvoeringsvorm is de ruimte tussen de onderzijde van werkblad 4 en drager 6 aluminium warmtegeleidingsplaat 8 voorzien van zo’n 5 mm dik die tegen de onderzijde van werkblad 4 wordt geplaatst. Brander 10 is voorzien van uitlaat 12. Brandermodule 2 wordt bediend met bedieningsknop 14. Knop 14 is in de getoonde uitvoeringsvorm van een geanodiseerd aluminium materiaal en voorzien aan de bovenzijde op werkblad 4. Rond uitlaat of pit 12 is stalen geëmailleerde pandrager 16 voorzien die in de getoonde uitvoeringsvorm een viertal steundelen 18 voor het dragen van een pan heeft en is voorzien van ring 20 met een schuin bovenvlak dat in de getoonde uitvoeringsvorm schuin afloopt in de richting van pit 12. Pandrager 16 steunt met steunvlak 24 op werkblad 4 en steunvlak 26 tegen flens 28 van hitteschild 30. Flens 28 is in de getoonde uitvoeringsvorm voorzien van afdichtingsring 32 en daarmee geplaatst op werkblad 4. Hitteschild 30 is verder voorzien van een in hoofdzaak horizontaal vlak 34 dat in de getoonde uitvoeringsvorm is voorzien van een schuine rand 36 en centraal deel 38. In de getoonde uitvoeringsvorm is hitteschild 30 voorzien door een drietal buigingen. Voorts is bus 40 voorzien die met behulp van flens 42 rust op werkblad 4. In de getoonde uitvoeringsvorm ligt buitenrand 44 van flens 42 tegen afdichtingsring 32 van flens 28 van hitteschild 30.

Branderruimte 46 is gelegen onder brander 10 en boven drager 6 binnen de ruimte gedefinieerd door opening 48 in werkblad 4 voor brandermodule 2. Bus 40 schermt werkblad 4 af van branderruimte 46 in zijdelingse richting. In de getoonde uitvoeringsvorm schermt hitteschild 30 branderruimte 46 aan de bovenzijde af en in de getoonde uitvoeringsvorm in enige mate tevens in zijdelingse richting met flens 28. Hierdoor bereikt stralingswarmte van brander 10 met de betreffende componenten niet werkblad 4. Door voorts flens 42 van bus 40 aan te laten sluiten tegen flens 28 van hitteschild 30 of tegen afdichtingsring 32 daarvan, wordt een volledige afscherming van werkblad 4 van branderruimte 46 bewerkstelligd waardoor er ook warmteoverdracht door convectie significant wordt gereduceerd.

In de getoonde uitvoeringsvorm rust flens 42 op werkblad 4 (figuur 2) en is geen verdere bevestiging vereist. Gasuitlaat 50 uit drager 6 levert gas aan pit of uitlaat 10. Via aansluiting 52 wordt het ontstekingsmechanisme voor pit 12 aangestuurd. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt hitteplaat 30 aan een schroef of bout vastgezet op drager 6 na montage daarvan. Drager 6 rust met stelschroeven tegen de onderzijde van werkblad 4, in de getoonde uitvoeringsvorm tegen de onderzijde van warmtegeleidingsplaat 8.

Een conventionele brander 100 (Figuur 3) is bijvoorbeeld weergegeven in WO 2010/143952 en omvat een onderbouweenheid 101 met een bodemplaat 105 waarin bus 106 vast is bevestigd op de bovenzijde 103 van onderbouweenheid 101. Branderruimte 109 is gelegen in bus 106. Hitteplaat 111 is aangebracht aan de bovenzijde van branderruimte 109. Onderbouweenheid 101 hangt als het ware aan hitteplaat 111 die steunt op werkblad 120. Stelhouten 170 bepalen de afstand tussen onderbouweenheid 101 en werkblad 120, waarbij stelhouten 170 zijn geschroefd in de bovenplaat 103 bevestigd door moeren 171 en waarbij bouten 170 komen met eind 172 daarvan tegen ondervlak 125 van werkblad 120 door verdraaiing van stelhout 170 in richting B. Door het verdraaien van stelhouten 170 wordt onderbouweenheid 101 neerwaarts in de richting C gedwongen, waarbij hitteplaat 111 neerwaarts richting D wordt getrokken. Brandermodule 100 wordt hierbij in hoofdzaak van onderaf in richting A door opening 121 in werkblad 120 geplaatst. Hitteschild 111 rust op bovenvlak 124 van werkblad 120. Vlamverdeler 140 en branderdeksel 141 worden van bovenaf aangebracht evenals pandrager 146 met steunen 142. Hitteplaat 111 wordt met bouten in gaten 160 en boutgaten 162 op omtreksrand 161 vastgeschroefd op branderlichaam 144. Hitteplaat 111 is met u-vormig afdichtingsprofiel 115 aangebracht op werkblad 120. Aansluiting 145 zorgt voor een werkzame verbinding tussen drager 101 en de uitlaat van brandermodule 100. Wanden 112 van bussen 106 zijn met enige speling voorzien in gaten 121.

In de getoonde uitvoeringsvorm is hoogte 11 (figuur 1) van brandermodule 2 volgens de vinding zo’n 3 mm hoger dan hoogte H2 (figuur 3) van conventionele brandermodule 100, waarbij hoogte H2 zo’n 10 mm bedraagt.

Knop 14 (figuur 4) is voorzien van een behuizing 50 waarin knop 52 in de richting E beweegbaar is. Behuizing 5 is in de getoonde uitvoeringsvorm met behulp van een lijm- of andere verbindingslaag 54 verbonden met werkblad 4. Door het indrukken van knop 52 wordt deze neerwaarts bewogen en wordt de beveiligingstoestand van brandermodule 2 gewijzigd en kan ontsteking plaatsvinden. Door rotatie van knop 52 zal gas toegevoerd worden en zal brandermodule 2 in een actieve toestand geraken. Behuizing 50 is voorzien van een hoogte H3 die 1 tot 10 mm, bij voorkeur 2 tot 8 mm groter is dan hoogte H4 van conventionele bedieningsknop 202 (figuur 5) omvattende knop 204 behuizing 206 verbindingselement 208 en contactpen 210.

Alternatieve brandermodule 56 (figuur 6) is voor het merendeel gelijk aan brandermodule 2 uit figuren 1 en 2. Derhalve zal navolgend uitsluitend worden ingegaan op de verschillen. In alternatieve uitvoeringsvorm voor brandermodule 56 is hitteschild 58 voorzien van additionele rand 60 omvattende een eerste buiging 62 en een tweede buiging 64. In de getoonde uitvoeringsvorm rust pandrager 16 met een binnenste contact vlak op extra rand 60. In de getoonde uitvoeringsvorm is voorts verlengde flens 66 van bus 68 voorzien die na montage ligt tegen afdichtingsring 70 en daarmee tegen flens 72 die zich in hoofdzaak verticaal neerwaarts uitstrekt vanaf buiging 64. Hiermee wordt wederom een gesloten contour voor branderruimte 46 verschaft en wordt bijkomend warmteoverdracht op pandrager 16 naar werkblad 4 verder vermeden.

Brandermodule 2 kan modulair worden voorzien zodanig dat diverse configuraties voor fornuis 74 verkregen kunnen worden (figuur 7). Dergelijke verschillende configuraties kunnen bijvoorbeeld uitgaan van verschillende typen branders, bijvoorbeeld de 2, 3 en 5 kW-typen, alsmede kan het aantal pitten 12 worden gevarieerd van bijvoorbeeld 1 tot 5 zoals getoond in configuraties 76, 78, 80, 82, 84, 86, 88, 90, 92, 94, 96,97a, 97b, 97c, 98a, 98b, 98c en 99a, 99b en 99c en samengesteld uit dergelijke modulaire brandermodules 2. Andere configuraties behoren nadrukkelijk uiteraard ook tot de mogelijkheden.

Brandermodule 2 wordt bij voorkeur in een gecontroleerde omgeving samengesteld. Desgewenst wordt in gebruik, of als alternatief eveneens in een gecontroleerde omgeving zoals in een fabriek, brandermodule 2 bij voorkeur aan de onderzijde van werkblad 4 bevestigd met behulp van een aantal stelschroeven. Vervolgens worden vanaf de bovenzijde van werkblad 4 bedieningsknoppen 14, hitteschild 30 en pandragers 16 aangebracht. Voorafgaand aan het plaatsen van brandermodule 2 aan werkblad 4 worden uitsparingen of openingen 48 daarin voorzien. Na het plaatsen van brandermodule 2 als eenheid aan werkblad wordt een gasafsluiting verbonden met de inlaat waarna brandermodule 2 gereed is voor gebruik. De montage van brandermodule 2 is in meer detail beschreven in WO2010/143952 waarbij echter voor brandermodule 2 volgens de onderhavige vinding bus 40 los wordt geplaatst met flens 42 op de bovenrand van werkblad 4. Samen met hitteschild 30 wordt voor brandermodule 2 volgens de vinding hiermee een afgesloten contour voor branderruimte 46 bewerkstelligd in ieder geval in zijdelingse richting.

In een experiment is brandermodule 2, 56 vergeleken met conventionele brandermodule 100 ten aanzien van temperatuurstijgingen en temperatuurverschillen in werkblad 4 tijdens gebruik van brandermodule 2, 56, 100. Temperaturen zijn gemeten op vijf locaties P0, Pi, P2, P3 en P4 (figuur 1, met resultaten voor module 2 aan linkerzijde en voor module 100 aan rechterzijde). De onderlinge afstanden tussen P,, P2, P3 en P4 bedragen zo’n 20 mm. De brander is aangezet voor 120 minuten, ofwel twee uur, waarbij de temperatuurtrajecten zijn gemeten en weergegeven in figuur 8. Aan de linkerzijde van de figuur is het temperatuurverloop voor module 2 uit figuur 1 volgens de vinding weergegeven en aan de rechterzijde voor module 100 als conventionele referentie. In navolgende tabel zijn gemeten waarden weergegeven voor nieuwe module 2, 56 in vergelijking met oude module 100 voor verschillende tijdstippen.

Uit de figuur blijkt duidelijk het effect van de combinatie van verbeterd hitteschild 30 en bus 40 doordat de temperaturen op alle vijf posities aanzienlijk lager liggen, met name voor de temperatuur voor posities P0 en Pi. Bijkomend blijkt duidelijk een reductie van het temperatuurverschil zodat de spanningen veroorzaakt door het temperatuurverschil in werkblad 4 sterk worden gereduceerd. Hierdoor zal minder schade optreden aan werkblad 4 tijdens gebruik van brandermodule 2. Met het experiment wordt duidelijk het verrassend grote effect getoond van de aanpassing van hitteschild 30 in combinatie met bus 40.

Voorts is een uitvoeringsvorm drager 6 voorzien van haken/steunen 102 (figuur 9) waarmee drager 6 aan een zijwand bevestigbaar is. Hierdoor wordt de belasting van werkblad 4 verder gereduceerd. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat steun 102 centreerpen 104, geleider 106, haak/schuif 108 en afsluitdeksel 110. Optioneel is arm 112 van steun 102 voorzien van uitschuifmechanisme 114 en omvat een eerste armdeel 116 en tweede armdeel 118.

In een alternatieve uitvoeringsvorm is drager 6 voorzien van geleiders 120 (figuren 10 en 11) die schuifbaar zijn in wandgeleiders 122. Hiermee wordt de belasting op werkblad 4 verder gereduceerd. Eerste uiteinde 124 van geleider 120 wordt geschoven in wandgeleider 122 bij het aanbrengen van drager 6. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt drager 6 vervolgens opwaarts bewogen en wordt tweede uiteinde 126 vastgezet in of aan wandgeleider 122, of andere bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld met pen-veer mechanisme 128 (figuur 12) waarbij uiteinde 126 met pen 130 door middel van veer 132 in houder 134 in zijwand 136 wordt gedrukt. Bediening kan worden uitgevoerd via hendel 138.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn. Hoewel de vinding specifiek voordelig is voor het gebruik ten behoeve van gasbranders behoren andere toepassingen ook tot de mogelijkheden, zoals elektrisch of combinaties daarvan met gas.

Claims (19)

1. Brandermodule voor een fornuis of kookplaat voorzien van een werkblad, omvattende: een onder het werkblad van het fornuis aangebrachte drager voorzien van een gasaanvoer en een gasafvoer; een werkzaam met de drager verbindbare brander; een in gebruik onder en/of rond de brander aangebracht hitteschild; en een bus voorzien van een flens aanbrengbaar in een opening in het werkblad, waarbij de flens rust op of in het werkblad, waarbij de bus en het hitteschild in gebruik een branderruimte onder de brander zijdelings omgeven.

2. Brandermodule volgens conclusie 1, waarbij de bus en het hitteschild zodanig zijn geconfigureerd dat de branderruimte zijdelings is afgeschermd van het werkblad.

3. Brandermodule volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bus en het hitteschild op elkaar aansluiten zodanig dat contact tussen lucht uit de branderruimte en het werkblad wordt vermeden.

4. Brandermodule volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij een in hoofdzaak horizontaal vlak van het hitteschild ten opzichte van het vlak van het werkblad op een afstand daarvan is voorzien.

5. Brandermodule volgens conclusie volgens conclusie 4, waarbij de afstand is gelegen in het bereik van 10-20 mm, bij voorkeur in het bereik van 11-18 mm, en met de meeste voorkeur in het bereik van 12-15 mm.

6. Brandermodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het hitteschild van een additionele rand is voorzien aan of nabij de buitenrand van het hitteschild.

7. Brandermodule volgens conclusie 6, waarbij de additionele rand zodanig is geconfigureerd dat deze in gebruik onder ten minste een deel van de pandrager is voorzien.

8. Brandermodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de brander werkzaam is verbonden met een bedieningsknop.

9. Brandermodule volgens conclusie 8, waarbij de bedieningsknop is voorzien van een in hoogte verlengde behuizing.

10. Brandermodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de drager is voorzien van een steun of geleider geconfigureerd voor dragende bevestiging aan een wand.

11. Brandermodule volgens conclusie 10, verder omvattende een schuifbaar element voor de steun of geleider.

12. Brandermodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende een tussen de onderzijde van het werkblad en de drager geplaatste warmtegeleidingsplaat.

13. Fornuis of kookplaat voorzien van een brandermodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

14. Fornuis of kookplaat volgens conclusie 11, waarbij ten minste een deel van de brandermodules is voorzien van een pandrager.

15. Keuken voorzien van een fornuis of kookplaat met een brandermodule, volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

16. Werkwijze voor het vervaardigen van een fornuis of kookplaat, omvattende: het voorzien van een werkblad; het in het werkblad aanbrengen van een aantal openingen; het in een opening aanbrengen van een brander module volgens één of meer van de conclusies 1-12, waarbij de flens van de bus in gebruik rust op of in het werkblad; en het aansluiten van een brandermodule.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij de brandermodule van onderaf door het werkblad wordt gebracht.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, waarbij het hitteschild met de drager wordt verbonden zodanig dat de brandermodule wordt gepositioneerd ten opzichte van het werkblad.

19. Werkwijze volgens conclusie 16, 17 of 18, verder omvattende het aan een zijwand bevestigen van de drager.