NL2014880B1 - Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer. - Google Patents

Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer. Download PDF

Info

Publication number
NL2014880B1
NL2014880B1 NL2014880A NL2014880A NL2014880B1 NL 2014880 B1 NL2014880 B1 NL 2014880B1 NL 2014880 A NL2014880 A NL 2014880A NL 2014880 A NL2014880 A NL 2014880A NL 2014880 B1 NL2014880 B1 NL 2014880B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mold cavity
wall
injection
plastic
liquid plastic
Prior art date
Application number
NL2014880A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014880A (nl
Inventor
Cornelis Maria Naber Wilhelmus
Antoon Jozef Naber Mike
Original Assignee
Naber Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Naber Beheer B V filed Critical Naber Beheer B V
Priority to NL2014880A priority Critical patent/NL2014880B1/nl
Priority to US15/576,180 priority patent/US20180345547A1/en
Priority to PCT/NL2016/050370 priority patent/WO2016190736A2/en
Publication of NL2014880A publication Critical patent/NL2014880A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014880B1 publication Critical patent/NL2014880B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/0046Details relating to the filling pattern or flow paths or flow characteristics of moulding material in the mould cavity
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/021Pots formed in one piece; Materials used therefor
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/16Making multilayered or multicoloured articles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/0025Preventing defects on the moulded article, e.g. weld lines, shrinkage marks
    • B29C2045/0032Preventing defects on the moulded article, e.g. weld lines, shrinkage marks sequential injection from multiple gates, e.g. to avoid weld lines
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29LINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASS B29C, RELATING TO PARTICULAR ARTICLES
    • B29L2031/00Other particular articles
    • B29L2031/712Containers; Packaging elements or accessories, Packages
    • B29L2031/7136Vases, pots, e.g. for flowers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Moulds For Moulding Plastics Or The Like (AREA)
  • Injection Moulding Of Plastics Or The Like (AREA)

Abstract

Ten behoeve van het vervaardigen van een plastic product (1) met een bodem (10) en een zich vanaf de omtrek (11) van de bodem (10) uitstrekkende opstaande wand (20) wordt een spuitgietmal met een bodemvormholte en een op de omtrek daarvan aansluitende wandvormholte toegepast. De vormholte van de spuitgietmal wordt onder uitoefening van druk gevuld met vloeibaar plastic, in twee fasen met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase alleen een centraal bodemdeel (12) wordt gevormd, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, tot de start van een tweede fase waarin de vormholte van de spuitgietmal verder gevuld wordt.

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het door middel van een spuitgietproces vervaardigen van een plastic product met een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand, waarbij een spuitgietmal met een inwendige ruimte voor het vormen van het product wordt toegepast, in het bijzonder een inwendige ruimte die een bodemvormholte voor het vormen van de bodem van het product en een op de omtrek daarvan aansluitende wandvormholte voor het vormen van de opstaande wand van het product omvat, en waarbij de inwendige ruimte van de spuitgietmal onder uitoefening van druk wordt gevuld met vloeibaar plastic.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting die bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het door middel van een spuitgietproces vervaardigen van een plastic product met een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand, omvattende: een spuitgietmal met een inwendige ruimte voor het vormen van het product, in het bijzonder een inwendige ruimte die een bodemvormholte voor het vormen van de bodem van het product en een op de omtrek daarvan aansluitende wandvormholte voor het vormen van de opstaande wand van het product omvat; ten minste drie afsluitbare inspuitelementen voor het op verschillende plaatsen in de inwendige ruimte van de spuitgietmal onder uitoefening van druk toevoeren van vloeibaar plastic; en een besturing voor het bedienen van de inspuitelementen.
Plastic producten met een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand zijn algemeen bekend. Dergelijke producten kunnen bijvoorbeeld als emmers of vazen toepassing vinden. In veel gevallen heeft de bodem van dergelijke producten de vorm van een platte schijf met een cirkelronde omtrek, en heeft de opstaande wand van dergelijke producten de vorm van een holle cilinder met een cirkelronde binnen- en buitenomtrek, die in de richting van de bodem taps toelopend kan zijn. Er zijn echter ook andere uitvoeringsvormen van het product mogelijk, bijvoorbeeld een uitvoeringsvorm waarin de bodem een vierkante omtrek heeft, en waarin de binnen- en buitenomtrek van de opstaande wand eveneens vierkant zijn.
In het hiernavolgende zal de uitvinding worden uitgelegd en beschreven in de context van bloemenemmers, dat wil zeggen emmers die bestemd zijn om gevuld te worden met een hoeveelheid water en snijbloemen, al dan niet samengebonden tot boeketten. Dat neemt niet weg dat de uitvinding ook van toepassing is op plastic producten die bestemd zijn voor ander gebruik of een andere toepassing.
Bloemenemmers die door middel van spuitgieten uit plastic worden vervaardigd worden gevormd in een spuitgietmal met een inwendige ruimte, waarbij een vorm van de inwendige ruimte exact is afgestemd op een gewenste vorm van de bloemenemmer. Er zijn derhalve in de inwendige ruimte van de spuitgietmal twee delen te onderscheiden: één deel dat dient voor het vormen van de bodem van de bloemenemmer, en één deel dat dient voor het vormen van de opstaande wand van de bloemenemmer, waarbij de delen in verbinding met elkaar staan teneinde een aansluitend geheel van bodem en wand te kunnen realiseren. Omwille van de duidelijkheid zal het deel van de inwendige ruimte van de spuitgietmal dat dient voor het vormen van de bodem van de bloemenemmer hiernavolgend worden aangeduid als bodemvormholte, terwijl het deel van de inwendige ruimte van de spuitgietmal dat dient voor het vormen van de opstaande wand van de bloemenemmer zal worden aangeduid als wandvormholte.
Een vervaardigingsproces van een bloemenemmer waarin op één centrale plaats in de bodemvormholte en op drie plaatsen in de wandvormholte vloeibaar plastic in de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt ingebracht, is bekend uit NL 1031864. NL 1031864 openbaart derhalve een toepassing van één centraal bodeminspuitelement dat op de bodemvormholte uitkomt en drie wand-inspuitelementen die op de wandvormholte uitkomen. Ten opzichte van een vervaardigingsproces waarin vloeibaar plastic alleen op één centrale plaats in de bodemvormholte wordt ingebracht, wordt hiermee bereikt dat een zogeheten vloei-weg van het plastic in de spuitgietmal, dat wil zeggen een maximale afstand waarover het plastic vanaf een plaats van inspuiting door de spuitgietmal moet vloeien totdat de spuitgietmal volledig gevuld is, korter is, waardoor de wanddikte van de bloemenemmer kleiner kan zijn en/of de drukken tijdens het spuitgietproces lager kunnen zijn.
Volgens de stand van de techniek wordt tijdens het vervaardigings-proces van een bloemenemmer allereerst vloeibaar plastic op één centrale plaats in de bodemvormholte ingebracht. Onder uitoefening van druk stroomt het plastic naar de rand van de bodemvormholte, en stroomt vervolgens de wandvormholte binnen, waarbij de stroom van richting verandert. Wanneer het vloeifront van het plastic ter hoogte van de wandinspuitelementen is gekomen, worden de wandinspuitelementen geactiveerd om vloeibaar plastic in de wandvormholte in te brengen, terwijl de aanvoer van vloeibaar plastic door het bodeminspuitelement stopt. Het spuitgietproces stopt wanneer de inwendige ruimte van de spuitgietmal volledig gevuld is met plastic. Wanneer het plastic zodanig is afgekoeld dat het in staat is zijn vorm vast te houden, dan wordt de spuitgietmal geopend, en wordt de aldus verkregen bloemenemmer uit de spuitgietmal verwijderd. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat bloemenemmers doorgaans in massaproductie gevormd worden, waarbij in elke toegepaste spuitgietmal het proces van het vullen van de inwendige ruimte van de spuitgietmal met vloeibaar plastic en het proces van het uitnemen van de gevormde bloemenemmer voortdurend worden afgewisseld.
Bloemenemmers zijn wegwerpproducten, die tegen een lage kostprijs dienen te worden vervaardigd. Bovendien worden bloemenemmers tijdens transport en gebruik nauwelijks belast. Het is daarom interessant om ten behoeve van het vervaardigen van bloemenemmers zo min mogelijk materiaal te gebruiken. Er van uitgaande dat een buitenomtrek en een hoogte van de bloemenemmers min of meer gelijk gehouden worden, zou een materiaalbesparing verkregen kunnen worden door de wanddikte van de bloemenemmers te verkleinen. Gelet op het feit dat de bloemenemmers tijdens hun levensduur niet noemenswaardig belast worden, is het geen vereiste om de bloemenemmers al te robuust uit te voeren. Verkleining van de wanddikte is in de stand van de techniek echter geen reële optie, omdat als gevolg van de wijze waarop de bloemenemmers vervaardigd worden, er een praktische ondergrens aan de wanddikte is.
Op het vakgebied van het spuitgieten is het algemeen bekend dat een verkleining van de wanddikte van een te vervaardigen product gepaard gaat met een verhoging van de druk die nodig is om er voor te zorgen dat de volledige inwendige ruimte van een toegepaste spuitgietmal met plastic gevuld wordt, volgens een progressief verband, dat wil zeggen een meer dan evenredig verband. Dit effect is des te groter wanneer alleen de wanddikte verkleind wordt en de overige afmetingen van het product min of meer gelijk blijven, waarbij de verhouding tussen de wanddikte en de vloeiweg wijzigt. Daarnaast bepaalt de geprojecteerde oppervlakte van het product in combinatie met de drukken in de spuitgietmal een zogeheten sluitkracht, dat wil zeggen een kracht die nodig is om de spuitgietmal tijdens het spuitgietproces gesloten te houden. In de praktijk wordt een ondergrens van de wanddikte van de bloemenemmers daarom bepaald door een maximaal toelaatbare en/of haalbare druk tijdens het spuitgietproces.
Het is een doel van de uitvinding om ondanks de hierboven genoemde productietechnische factoren toch een verkleining van de wanddikte van bloemenemmers of soortgelijke producten te realiseren. Het gestelde doel wordt bereikt door tijdens het spuitgietproces de inwendige ruimte van de spuitgietmal in twee fasen met vloeibaar plastic te vullen, met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase ter plaatse van een centraal gebied van de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, tot de start van een tweede fase waarin ter plaatse van een omtreksgebied van de bodemvormholte, dat het centrale gebied van de bodemvormholte omgeeft, vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd, tot de inwendige ruimte van de spuitgietmal volledig gevuld is.
Verder wordt het gestelde doel bereikt door een inrichting met een spuitgietmal, ten minste drie inspuitelementen en een besturing, als eerder genoemd, te verschaffen, waarbij de inrichting in het bijzonder ten minste één centraal inspuit-element dat uitkomt op een centraal gebied van de bodemvormholte van de spuitgietmal omvat, en ten minste twee omtreksinspuitelementen die uitkomen op een omtreksgebied van de bodemvormholte, dat het centrale gebied van de bodemvormholte omgeeft, en waarbij de besturing is ingericht om het spuitgietproces in twee fasen te realiseren, met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase een geopende toestand van het centrale inspuitelement wordt gerealiseerd, terwijl de omtreksinspuitelementen in een gesloten toestand worden gehouden, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, het centrale inspuitelement in een gesloten toestand wordt gebracht en de omtreksinspuitelementen in een geopende toestand worden gebracht, en waarbij in een tweede fase de toevoer van vloeibaar plastic weer op gang wordt gebracht om in die fase volledige vulling van de inwendige ruimte van de spuitgietmal te bereiken.
Volgens de uitvinding wordt eerst een centraal bodemdeel van het product gespoten, waarna de toevoer van vloeibaar plastic stopt. Er wordt hiermee een pauzetijd in het spuitgietproces geïntroduceerd. Gedurende deze pauzetijd vindt uitharding van het plastic van het bodemdeel plaats. Verder biedt deze pauzetijd gelegenheid om het centrale inspuitelement te sluiten en de omtreksinspuitelementen te openen. Daarna vindt een tweede injectie van plastic plaats om een omtreks-bodemdeel en een daarop aansluitend wanddeel van het product te vormen, waarbij net zo lang vloeibaar plastic in de spuitgietmal wordt ingebracht totdat volledige vulling van de inwendige ruimte van de spuitgietmal is bereikt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op dat moment de toevoer van plastic wordt gestopt. In de inwendige ruimte van de spuitgietmal bevindt zich dan een combinatie van het relatief harde centrale bodemdeel en het plastic van het overige deel van het te vervaardigen product, nog in vloeibare vorm. Zodra het plastic van het overige deel voldoende is uitgehard, kan het product uit de spuitgietmal worden vrijgegeven.
Volgens de uitvinding wordt het spuitgietproces van een bloemenemmer of een soortgelijk product in twee fasen uitgevoerd, met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic. Als gevolg daarvan is beduidend minder sluit-kracht nodig, zodat een ontwerp van de bloemenemmer met een ten opzichte van de stand van de techniek verder gereduceerde wanddikte praktisch mogelijk wordt. De uitvinding voorziet namelijk in de mogelijkheid om in een eerste fase een centraal bodemdeel van de bloemenemmer te spuiten en dit in voldoende mate te laten uitharden alvorens in een tweede fase een omtreksbodemdeel en een daarop aansluitend wanddeel te spuiten, waarbij de geprojecteerde oppervlakte van het centrale bodemdeel in de tweede fase geen invloed heeft op de sluitkracht. Bij voorkeur duurt de onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic tussen de twee fasen zolang als nodig is om het plastic dat in de eerste fase aan het centrale gebied van de bodem-vormholte is toegevoerd, te laten uitharden, dat wil zeggen, in een voldoende mate hard te laten worden zodat er geen uitoefening van uitwendige druk nodig is om vervorming ervan te voorkomen.
De uitvinding biedt meer mogelijkheden dan het verkleinen van de wanddikte van bloemenemmers. Zo is het ook mogelijk een verlaging van de drukken in de spuitgietmal en de benodigde sluitkracht te realiseren wanneer de wanddikte niet verkleind wordt, of in ieder geval niet maximaal verkleind wordt. Er kunnen dan minder zware spuitgietmachines worden toegepast, terwijl het spuitgietproces minder energie kost.
Binnen het kader van de uitvinding is het een praktische optie om in de eerste fase op één centrale plaats in de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal toe te voeren. Het is verder een praktische optie om in de tweede fase op ten minste twee plaatsen nabij de omtrek van de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal toe te voeren. Het aantal plaatsen kan bijvoorbeeld zes zijn. Voor een goed verloop van het spuitgietproces is het gunstig wanneer de plaatsen waarop de omtreksinspuit-elementen op de bodemvormholte uitkomen, gelijkelijk over de omtrek van de bodemvormholte verdeeld zijn.
Voor vele praktische toepassingen van de uitvinding zal het zo zijn dat in de twee fasen vloeibaar plastic van hetzelfde type aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd. Dit gegeven brengt met zich mee dat het voldoet om één leidingstelsel voor het plastic toe te passen. In het algemeen kan het inspuiten van vloeibaar plastic op meer dan één plaats in de spuitgietmal goed worden gerealiseerd door een stelsel van toevoerleidingen met aan een uiteinde van elke toevoerleiding een afsluitbaar inspuitelement toe te passen. Een dergelijk inspuit-element kan bijvoorbeeld een naaldafsluiter omvatten. Naaldafsluiters zijn goed aan te sturen, zodat op nauwkeurige wijze gedefinieerde hoeveelheden vloeibaar plastic kunnen worden afgegeven. Ten behoeve van de besturing van de inspuitelementen kan elke geschikte mogelijkheid benut worden, waaronder het toepassen van een microcontroller die voorgeprogrammeerd kan zijn om het gewenste verloop van het spuitgietproces met de twee fasen te realiseren.
Om tijdens de tweede fase van het spuitgietproces de vloei van het plastic in de wandvormholte te bevorderen, kan gebruik worden gemaakt van zogeheten vloeiers. De wandvormholte omvat dan verruimde gebieden die zijn ingericht om een grotere wanddikte van de opstaande wand van het product te realiseren dan de overige gebieden van de wandvormholte, waarbij posities van de verruimde gebieden met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte corresponderen met posities van de omtreksinspuitelementen met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte, zodat het door de inspuitelementen afgegeven plastic rechtstreeks de verruimde gebieden in kan stromen. De toepassing van de verruimde gebieden draagt bij aan het beheersbaar houden van de tijdens het spuitgietproces heersende drukken, omdat het plastic vanaf de bodemvormholte eerst via de verruimde gebieden de weg van de minste weerstand kan kiezen alvorens in de tussenliggende gebieden geperst te worden. Bij voorkeur hebben de verruimde gebieden van de wandvormholte een in hoofdzaak langwerpige vorm, en strekken ze zich in de opstaande richting uit.
De wandvormholte kan zijn ingericht om vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodemvormholte een kleinere wanddikte van de wand te realiseren dan tot dat niveau, met uitzondering van de verruimde gebieden van de wandvormholte. Wanneer het plastic product bestemd is om als bloemenemmer te worden gebruikt, wordt deze doorgaans niet alleen gebruikt om bloemen in zich te houden, maar ook een hoeveelheid water. Er is gebleken dat het met het spuitgieten in twee fasen volgens de uitvinding wanddiktes haalbaar zijn die zo gering zijn, dat er lekkage kan optreden wanneer de bloemenemmer uit gerecycled plastic vervaardigd is. Dit is vooral het geval wanneer het gerecyclede plastic bestanddelen van luierafval heeft, die bij aanraking met water van een vaste vorm in een gelachtige vorm transformeren. Om dit te voorkomen, is het ondanks de wens zo min mogelijk plastic in de bloemenemmer te verwerken, een reële optie om een onderste deel van de wand, dus een deel van de wand dat aansluit op de bodem, dikker te laten zijn dan een bovenste deel van de wand, dat niet bedoeld is een hoeveelheid water te omgeven, en dat daarom zo dun kan zijn als haalbaar is met het voorgestelde spuitgietproces.
In een ontwerp dat er op gericht is om lekkageproblemen te voorkomen, kan volgens de uitvinding de wand van het plastic product met bodem en zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand in het algemeen vanaf een niveau van in hoofdzaak 50 mm ten opzichte van de bodem een wanddikte van in hoofdzaak 0,5 mm hebben, en tot genoemd niveau een wanddikte van in hoofdzaak 0,55 mm.
Volgens een inzicht dat mede aan de uitvinding ten grondslag ligt, is het praktisch mogelijk een goede aanhechting van het plastic dat gedurende de tweede fase in de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt ingebracht aan het uitgeharde plastic van het gedurende de eerste fase gevormde centrale bodemdeel te verkrijgen wanneer het omtreksgebied van de bodemvormholte is ingericht om een grotere wanddikte van de bodem van het product te realiseren dan het centrale gebied van de bodemvormholte. In het bijzonder kan hiermee worden bereikt, dat een randdeel van het centrale bodemdeel ingebed kan worden in het plastic van het omtreks-bodemdeel wanneer dat in de spuitgietmal wordt ingebracht.
Het is gunstig wanneer de wandvormholte is ingericht om vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodemvormholte een geribbelde vorm van de wand te realiseren, in het bijzonder een vorm met een patroon van ringvormige ribbels langs de omtrek van de wand. Hiermee wordt een product verkregen waarvan de wand vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodem een geribbelde vorm heeft, in het bijzonder een vorm met een patroon van ringvormige ribbels langs de omtrek van de wand. Op basis van de aanwezigheid van de ribbels is het product plaatselijk verstevigd. Hiermee kan knikken van de wand van het product wanneer het product op een plek nabij een bovenrand ervan met één hand wordt opgepakt, worden voorkomen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een bloemenemmer en een vervaardigingsproces ervan.
Er zal hierbij worden verwezen naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van de bloemenemmer toont; figuur 2 eveneens een perspectivisch aanzicht van de bloemenemmer toont, waarbij een opstaande wand van de bloemenemmer als doorzichtig is weergegeven zodat alle aspecten van de vormgeving van de bloemenemmer zichtbaar zijn; figuur 3 de positionering van inspuitelementen ten opzichte van de bloemenemmer tijdens een spuitgietproces ervan illustreert en schematisch een besturing van de inspuitelementen toont; figuur 4 een aansluiting van een omtreksbodemdeel op een centraal bodemdeel van de bloemenemmer illustreert; en figuur 5 in detail een deel van een bodem en een daarop aansluitend deel van de wand van de bloemenemmer toont, in doorsnede.
Aanduidingen als “onder” en “boven", zoals in de hiernavolgende beschrijving worden gedaan, zijn gebaseerd op de aanname van een normale stand van de bloemenemmer, waarbij de bodem van de bloemenemmer zich onderaan bevindt, en waarbij een open zijde van de bloemenemmer zich bovenaan bevindt, en dienen geenszins beperkend voor de omvang van de uitvinding te worden opgevat.
Figuren 1 en 2 tonen een bloemenemmer 1 als voorbeeld van een plastic product volgens de uitvinding. In het algemeen heeft de bloemenemmer 1 een bodem 10 en een zich vanaf de omtrek 11 van de bodem 10 uitstrekkende opstaande wand 20. In het getoonde voorbeeld heeft de omtrek 11 van de bodem 10 een in hoofdzaak cirkelronde vorm, en is de opstaande wand 20 gevormd als een holle cilinder die in de richting van de bodem 10 taps toeloopt, en die een in hoofdzaak cirkelronde binnen- en buitenomtrek heeft. De wand 20 is aan de onderzijde ervan op de omtrek 11 van de bodem 10 aangesloten, terwijl de wand 20 aan de bovenzijde ervan voorzien is van een ringvormige bovenrand 21. Deze rand 21 dient ter versteviging van de bloemenemmer 1, en biedt bovendien een gebruiker van de bloemenemmer 1 een gemakkelijke mogelijkheid de bloemenemmer 1 op te pakken en vast te houden. Een bovenste deel van de wand 20 is voorzien van een patroon van ringvormige ribbels 22, waardoor dit deel van de wand 20 is versterkt en knikken van de wand 20 bij het oppakken van de bloemenemmer 1 met één hand wordt voorkomen.
In de normale oriëntatie van de bloemenemmer 1 zoals getoond in figuren 1 en 2, met de bodem 10 aan de onderzijde, kan de bloemenemmer 1 gevuld worden met een hoeveelheid water, en kunnen bloemen in de bloemenemmer 1 worden geplaatst. Door de tapse vorm van de opstaande wand 20 is de bloemenemmer 1 in staat een identieke bloemenemmer 1 voor een groot deel op te nemen, waardoor de bloemenemmer 1 goed stapelbaar is. Dit is gunstig met het oog op transport en opslag van de bloemenemmer 1.
De bloemenemmer 1 wordt door middel van spuitgieten uit plastic vervaardigd. Bij het spuitgietproces wordt gebruik gemaakt van een spuitgietmal (niet getoond) met een inwendige ruimte, waarbij een vorm van de inwendige ruimte exact is afgestemd op de vorm van de bloemenemmer 1. De bloemenemmer 1 wordt dan verkregen door de inwendige ruimte van de spuitgietmal te vullen met vloeibaar plastic en dit te laten afkoelen. De spuitgietmal is in ten minste twee delen verdeeld, die onder invloed van een sluitkracht tijdens het spuitgietproces strak tegen elkaar aan worden gedrukt. Nadat een bloemenemmer 1 in de spuitgietmal gevormd is, worden de delen van de spuitgietmal van elkaar af bewogen, en kan de bloemenemmer 1 uit de spuitgietmal worden verwijderd. Spuitgieten is een op zich bekend proces, waarbij de spuitgietmal in een spuitgietmachine wordt geplaatst, die onder meer voorzien is van middelen om de spuitgietmal tijdens het spuitgieten gesloten te houden door krachten op de delen van de spuitgietmal uit te oefenen die voldoende zijn om de tijdens het spuitgieten heersende drukken op te vangen, en middelen om vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal toe te voeren.
Aspecten als de verdeling van de spuitgietmal in delen, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de bloemenemmer 1 na het spuitgietproces daaruit te lossen moet zijn, en de algemene vormgeving van de spuitgietmachine zijn voor een deskundige op het gebied van spuitgieten zonder meer te realiseren. Alleen voor zo ver dergelijke aspecten van belang zijn bij de uitvinding zal in het hiernavolgende een nadere toelichting daarop gegeven worden.
Gedurende het spuitgietproces van de bloemenemmer 1 wordt op diverse plaatsen vloeibaar plastic in de spuitgietmal ingespoten. In figuur 3 is een mogelijke opstelling van inspuitelementen 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37 van een spuit- gietmachine getoond, waarbij tevens een te vormen bioemenemmer 1 is getoond. Aangezien de vorm van de bioemenemmer 1 overeenkomt met de vorm van de inwendige ruimte van de spuitgietmal die tijdens het spuitgietproces wordt toegepast, kan figuur 3 dienen ter illustratie van de opstelling van de inspuitelementen 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37 ten opzichte van deze ruimte. in het hiernavolgende zal de inwendige ruimte van de spuitgietmal worden aangeduid als vormholte, zal een deel van de inwendige ruimte van de spuitgietmal dat ingericht is om de bodem 10 van de bioemenemmer 1 te vormen worden aangeduid als bodemvormholte, en zal een deel van de inwendige ruimte van de spuitgietmal dat ingericht is om de opstaande wand 20 van de bioemenemmer 1 te vormen worden aangeduid als wandvormholte.
In de opstelling zoals getoond in figuur 3 is er één inspuitelement 31 dat dient voor het inspuiten van vloeibaar plastic in een centraal gebied van de bodemvormholte, en zijn er zes inspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 die dienen voor het inspuiten van vloeibaar plastic in een omtreksgebied van de bodemvormholte, dat het centrale gebied van de bodemvormholte omgeeft. Omwille van de duidelijkheid zal het eerstgenoemde inspuitelement 31 worden aangeduid als centraal inspuitelement 5, terwijl de laatstgenoemde inspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 zullen worden aangeduid als omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37. In het getoonde voorbeeld heeft het centrale inspuitelement 31 een centrale positie ten opzichte van de bodem 10 van de te vormen bioemenemmer 1 en zijn de omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 gelijkelijk ten opzichte van de omtrek 11 van de bodem 10 van de te vormen bioemenemmer 1 verdeeld. Naar analogie hiermee geldt dat in een spuitgietmachine voor het vormen van de getoonde bioemenemmer 1 het centrale inspuitelement 31 op een centrale positie in de bodemvormholte uitkomt, en dat de omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 gelijkelijk over een omtrek van de bodemvormholte zijn verdeeld.
In figuur 3 is een besturing 30 van de inspuitelementen 31,32, 33, 34, 35, 36, 37 schematisch als een blok getoond, waarbij koppelingen tussen de inspuitelementen 31,32, 33, 34, 35, 36,37 en de besturing 30 door middel van streeplijnen zijn aangeduid. Volgens de uitvinding is de besturing 30 op een bijzondere wijze ge programmeerd om de inspuitelementen 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37 tijdens het spuit-gietproces van de bloemenemmer 1 aan te sturen, zoals duidelijk zal worden uit de hiernavolgende beschrijving. De besturing 30 en de koppelingen ervan naar de inspuitelementen 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37 kunnen op elke willekeurig geschikte manier zijn vormgegeven. De besturing 30 kan bijvoorbeeld een microcontroller omvatten. De inspuitelementen 31, 32, 33,34, 35, 36, 37 zijn afsluitbaar en kunnen bijvoorbeeld naaldafsluiters omvatten.
De bloemenemmer 1 wordt op basis van een spuitgietproces gevormd, in het bijzonder een spuitgietproces dat in twee fasen wordt uitgevoerd, met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic. In het bijzonder wordt tijdens een eerste fase een centraal bodemdeel 12 gevormd. Het centrale inspuit-element 31 wordt hiertoe door de besturing 30 in een geopende toestand gebracht, terwijl de omtreksinspuitelementen 32, 33,34, 35, 36, 37 in een gesloten toestand worden gehouden. Een eerste hoeveelheid plastic wordt via het centrale inspuit-element 31 op een centrale positie in de bodemvormholte ingebracht. Het plastic vloeit vanaf de centrale positie uit richting de omtrek van de bodemvormholte, zodat het centrale bodemdeel 12 wordt gerealiseerd in de vorm van een schijf met een in hoofdzaak cirkelronde omtrek. De hoeveelheid plastic is minder dan nodig zou zijn om de omtrek van de bodemvormholte te bereiken. Een omtreksgebied van de bodemvormholte blijft in de eerste fase dus vrij van plastic. In het bijzonder vloeit het plastic ongeveer zo ver uit dat de omtrek van het centrale bodemdeel 12 min of meer correspondeert met een denkbeeldige cirkel die door de omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 beschreven wordt. De drukken die tijdens de eerste fase in de spuitgietmal heersen hangen alleen samen met het inbrengen van het plastic voor het centrale bodemdeel 12.
Zodra de hoeveelheid plastic die bedoeld is voor het vormen van het centrale bodemdeel 12 aan de bodemvormholte is toegevoerd, wordt de toevoer van plastic aan de vormholte van de spuitgietmal gestopt. Het centrale inspuitelement 31 wordt door de besturing 30 van de geopende toestand in de gesloten toestand gebracht. Ondertussen krijgt het plastic van het centrale bodemdeel 12 gelegenheid om uit te harden.
De tweede fase van het spuitgietproces begint bij voorkeur niet eerder dan dat het bodemdeel 12 voldoende vormvast is om zonder externe druk voor het behouden van de vorm ervan te kunnen. De besturing 30 brengt ten behoeve van het starten van de tweede fase de omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 in de geopende toestand, terwijl het centrale inspuitelement 31 in de gesloten toestand wordt gehouden. Het vloeibare plastic wordt in de tweede fase derhalve alleen door de omtreksinspuitelementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 aan de vormholte van de spuitgiet-mal toegevoerd, in het bijzonder ter plaatse van een omtreksgebied van de bodem-vormholte. De toevoer van vloeibaar plastic gaat door totdat de vormholte van de spuitgietmal volledig gevuld is en daarmee de volledige bloemenemmer 1 gevormd is. In de tweede fase wordt een omtreksbodemdeel 13 dat het centrale bodemdeel 12 omgeeft gevormd, en wordt tevens de wand 20 gevormd op basis van plastic dat van de bodemvormholte naar de wandvormholte wordt geperst, in een richting bij de bodemvormholte vandaan, helemaal tot aan het deel van de wandvormholte dat is ingericht om de bovenrand 21 van de bloemenemmer 1 te vormen. De drukken die tijdens de tweede fase in de spuitgietmal heersen hangen alleen samen met het inbrengen van het plastic voor het omtreksbodemdeel 13 en de wand 20, terwijl het geprojecteerde oppervlak van het centrale bodemdeel 12 hierin geen invloed heeft, aangezien dit bodemdeel 12 uitgehard is. Door de toevoer van plastic in twee fasen te laten plaatsvinden, waarbij het plastic dat in de eerste fase wordt toegevoerd tijd krijgt om uit te harden voordat de tweede fase wordt gestart, wordt bereikt dat de drukken gedurende het gehele spuitgietproces beheersbaar blijven, dat wil zeggen, binnen conventionele grenzen, ondanks relatief geringe wanddiktes van de verschillende gebieden van de bloemenemmer 1. Het is praktisch om voor de gehele bloemenemmer 1 één en hetzelfde type plastic te gebruiken.
Aan het eind van de tweede fase is de vormholte van de spuitgietmal volledig gevuld met plastic, deels met reeds uitgehard plastic en deels met plastic dat dan nog uit moet harden. Wanneer al het plastic zodanig is afgekoeld dat het in staat is zijn vorm te behouden, dan worden de delen van de spuitgietmal van elkaar af bewogen, en wordt de bloemenemmer 1 uit de spuitgietmal verwijderd.
De wanddikte van de wand 20 kan zo dun gekozen worden, bijvoorbeeld 0,5 mm bij een hoogte in een orde grootte van 250 a 300 mm, dat plaatselijk verruimde gebieden van de wandvormhoite nodig zijn om de drukken tijdens de tweede fase van het spuitgietproces beheersbaar te houden. Hierdoor worden in de wand 20 van de bloemenemmer verdikte gebieden 23 verkregen. In het getoonde voorbeeld strekken de verruimde gebieden van de wandvormhoite zich over de volledige hoogte van de wandvormhoite uit, waarbij deze gebieden een langwerpige vorm hebben en zich uitstrekken op posities met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte die corresponderen met posities van de omtreksinspuit-elementen 32, 33, 34, 35, 36, 37 met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte. Er zijn derhalve in het getoonde voorbeeld zes verruimde gebieden in de wandvormhoite aanwezig, zodat de wand 20 van de bloemenemmer 1 van zes verdikte gebieden 23 wordt voorzien. In het getoonde voorbeeld bevinden deze verdikte gebieden 23 zich aan de binnenzijde van de wand 20, hetgeen een gunstig esthetisch effect geeft.
Figuur 4 illustreert hoe een stevige en waterdichte verbinding kan worden gerealiseerd op de plaats waar het omtreksbodemdeel 13 van de tweede fase van het spuitgietproces aansluit op het centrale bodemdeel 12 van de eerste fase van het spuitgietproces. In het bijzonder is de wanddikte van het omtreksbodemdeel 13 groter gekozen dan die van het centrale bodemdeel 12, zodat een ringvormige omtreksrand van het centrale bodemdeel 12 in het plastic van het omtreksbodemdeel 13 kan worden ingebed. De wanddikte van het centrale bodemdeel 12 kan bijvoorbeeld 0,55 mm zijn, terwijl de wanddikte van het omtreksbodemdeel 13 dan bijvoorbeeld 0,75 mm kan zijn. Ter plaatse van de overgang van het centrale gebied naar het omtreksgebied van de bodemvormholte van de spuitgiet-mal vloeit het plastic van de eerste fase enigszins uit naar het omtreksgebied toe, en vloeit het plastic van de tweede fase enigszins uit naar het centrale gebied toe, zodat in de bodem 10 van de bloemenemmer 1 een overlapgebied 14 wordt verkregen waarin het plastic van de tweede fase boven en onder het plastic van de eerste fase is gevloeid. Door het overlapgebied 14 nabij de aansluiting van de wand 20 op de omtrek 11 van de bodem 10 te positioneren, wordt vervorming van de bloemen- emmer 1 op grond van interne spanningen voorkomen, doordat de bloemenemmer 1 op die plaats relatief sterk is. Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat in figuur 4 het plastic van de eerste fase als volledig zwart is weergegeven, en dat het plastic van de tweede fase als gearceerd is weergegeven. Tevens wordt opgemerkt, dat uitgevloeide randgedeeltes van het centrale bodemdeel 12 en het omtreksbodemdeel 13, die in het overlapgebied 14 aanwezig zijn, in figuur 4 slechts schematisch zijn weergegeven. In werkelijkheid kan verwacht worden dat deze randgedeeltes een minder regelmatige vorm hebben dan getoond, hetgeen de onderlinge aanhechting ervan ten goede komt.
Figuur 5 dient ter illustratie van de mogelijkheid dat de wand 20 van de bloemenemmer 1 in de gebieden buiten de verdikte gebieden 23 met een enigszins verdikt onderste deel 24 is gevormd. Hierdoor wordt waterdichtheid van de bioemen-emmer 1 op de plaats waar tijdens gebruik van de bloemenemmer 1 de aanwezigheid van water daadwerkelijk verwacht kan worden, gegarandeerd. Het verdikte onderste deel 24 van de wand 20 kan bijvoorbeeld een wanddikte van 0,55 mm hebben, terwijl het overige deel van de wand 20 een wanddikte van slechts 0,5 mm kan hebben. De hoogte van het verdikte onderste deel 24 van de wand 20 kan bijvoorbeeld 50 mm zijn.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet beperkt is tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Deze conclusies hebben enerzijds betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product met een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand door middel van een spuitgietproces, en anderzijds op een inrichting die bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het door middel van een spuitgietproces vervaardigen van een plastic product met een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand.
De getoonde bloemenemmer 1 is slechts één voorbeeld van de vele mogelijke plastic producten die een bodem en een zich vanaf de omtrek van de bodem uitstrekkende opstaande wand hebben, en die onder toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding gevormd kunnen worden. Details als het aantal inspuit-elementen 31,32, 33, 34, 35, 36, 37 kunnen naar behoefte op elke mogelijke praktische uitvoering van de uitvinding afgestemd worden om optimale resultaten te behalen. Aspecten als het toepassen van verruimde gebieden in de wandvormholte van de spuitgietmal, een verdeling van de gebieden van de wandvormholte buiten de verruimde gebieden in een ruimer deel en een minder ruim deel, waarbij het ruimere deel zich bij de aansluiting van de wandvormholte op de bodemvormholte bevindt, en het aanbrengen van ribbels in de wand zijn niet essentieel in het kader van de uitvinding en ook niet in het kader van het beschreven voorbeeld.
Een mogelijke samenvatting van de uitvinding is als volgt. Ten behoeve van het vervaardigen van een plastic product 1 met een bodem 10 en een zich vanaf de omtrek 11 van de bodem 10 uitstrekkende opstaande wand 20 wordt een spuitgietmal met een bodemvormholte en een op de omtrek daarvan aansluitende wandvormholte toegepast. De vormholte van de spuitgietmal wordt onder uitoefening van druk gevuld met vloeibaar plastic, in twee fasen met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase alleen een centraal bodemdeel 12 wordt gevormd, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, tot de start van een tweede fase waarin de vormholte van de spuitgietmal verder gevuld wordt.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het door middel van een spuitgietproces vervaardigen van een plastic product (1) met een bodem (10) en een zich vanaf de omtrek (11) van de bodem (10) uitstrekkende opstaande wand (20), waarbij een spuitgietmal met een inwendige ruimte voor het vormen van het product (1) wordt toegepast, in het bijzonder een inwendige ruimte die een bodemvormholte voor het vormen van de bodem (10) van het product (1) en een op de omtrek daarvan aansluitende wand-vormholte voor het vormen van de opstaande wand (20) van het product (1) omvat, en waarbij de inwendige ruimte van de spuitgietmal onder uitoefening van druk wordt gevuld met vloeibaar plastic, in twee fasen met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase ter plaatse van een centraal gebied van de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, tot de start van een tweede fase waarin ter plaatse van een omtreksgebied van de bodemvormholte, dat het centrale gebied van de bodemvormholte omgeeft, vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd, tot de inwendige ruimte van de spuitgietmal volledig gevuld is.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic tussen de twee fasen zolang duurt als nodig is om het plastic dat in de eerste fase aan het centrale gebied van de bodemvormholte is toegevoerd, te laten uitharden.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij in de eerste fase op één centrale plaats in de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd.
4. Werkwijze volgens een van conclusies 1-3, waarbij in de tweede fase op ten minste twee plaatsen nabij de omtrek van de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij in de tweede fase op zes plaatsen nabij de omtrek van de bodemvormholte vloeibaar plastic aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd.
6. Werkwijze volgens een van conclusies 1-5, waarbij in de twee fasen vloeibaar plastic van hetzelfde type aan de inwendige ruimte van de spuitgietmal wordt toegevoerd.
7. Inrichting die bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het door middel van een spuitgietproces vervaardigen van een plastic product (1) met een bodem (10) en een zich vanaf de omtrek (11) van de bodem (10) uitstrekkende opstaande wand (20), omvattende: - een spuitgietmal met een inwendige ruimte voor het vormen van het product (1), in het bijzonder een inwendige ruimte die een bodemvormholte voor het vormen van de bodem (10) van het product (1) en een op de omtrek daarvan aansluitende wand-vormholte voor het vormen van de opstaande wand (20) van het product (1) omvat; - ten minste drie afsluitbare inspuitelementen (31, 32, 33, 34, 35, 36, 37) voor het op verschillende plaatsen in de inwendige ruimte van de spuitgietmal onder uitoefening van druk toevoeren van vloeibaar plastic, in het bijzonder ten minste één centraal inspuitelement (31) dat uitkomt op een centraal gebied van de bodemvormholte, en ten minste twee omtreksinspuitelementen (32, 33, 34, 35, 36, 37) die uitkomen op een omtreksgebied van de bodemvormholte, dat het centrale gebied van de bodemvormholte omgeeft; en - een besturing (30) voor het bedienen van de inspuitelementen (31, 32, 33, 34, 35, 36, 37), waarbij de besturing (30) is ingericht om het spuitgietproces in twee fasen te realiseren, met daartussen een onderbreking van de toevoer van vloeibaar plastic, waarbij in een eerste fase een geopende toestand van het centrale inspuitelement (31) wordt gerealiseerd, terwijl de omtreksinspuitelementen (32, 33, 34, 35, 36, 37) in een gesloten toestand worden gehouden, waarna de toevoer van vloeibaar plastic tijdelijk wordt gestopt, het centrale inspuitelement (31) in een gesloten toestand wordt gebracht en de omtreksinspuitelementen (32, 33, 34, 35, 36, 37) in een geopende toestand worden gebracht, en waarbij in een tweede fase de toevoer van vloeibaar plastic weer op gang wordt gebracht om in die fase volledige vulling van de inwendige ruimte van de spuitgietmal te bereiken.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de plaatsen waarop de omtreks-inspuitelementen (32, 33, 34, 35,36, 37) op de bodemvormholte uitkomen, gelijkelijk over het omtreksgebied van de bodemvormholte verdeeld zijn.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij gebieden van de wand-vormholte verruimde gebieden zijn die zijn ingericht om een grotere wanddikte van de opstaande wand (20) van het product (1) te realiseren dan de overige gebieden van de wandvormholte, en waarbij posities van de verruimde gebieden met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte corresponderen met posities van de omtreks-inspuitelementen (32, 33, 34, 35,36, 37) met betrekking tot de omtrek van de bodemvormholte.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de verruimde gebieden van de wandvormholte een in hoofdzaak langwerpige vorm hebben en zich in de opstaande richting uitstrekken. 11. inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de wandvormholte is ingericht om vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodemvormholte een kleinere wanddikte van de wand (20) te realiseren dan tot dat niveau, met uitzondering van de verruimde gebieden van de wandvormholte.
12. Inrichting volgens een van conclusies 7-11, waarbij het omtreksgebied van de bodemvormholte is ingericht om een grotere wanddikte van de bodem (10) van het product (1) te realiseren dan het centrale gebied van de bodemvormholte.
13. Inrichting volgens een van conclusies 7-12, waarbij de wandvormholte is ingericht om vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodemvormholte een geribbelde vorm van de wand (20) te realiseren, in het bijzonder een vorm met een patroon van ringvormige ribbels (22) langs de omtrek van de wand (20).
14. Plastic product (1) met een bodem (10) en een zich vanaf de omtrek (11) van de bodem (10) uitstrekkende opstaande wand (20), welke wand (20) in het algemeen vanaf een niveau van in hoofdzaak 50 mm ten opzichte van de bodem (10) een wanddikte van in hoofdzaak 0,5 mm heeft, en tot genoemd niveau een wanddikte van in hoofdzaak 0,55 mm.
15. Plastic product (1) met een bodem (10) en een zich vanaf de omtrek (11) van de bodem (10) uitstrekkende opstaande wand (20), welke wand (20) vanaf een bepaald niveau ten opzichte van de bodem (10) een geribbelde vorm heeft, in het bijzonder een vorm met een patroon van ringvormige ribbels (22) langs de omtrek van de wand (20).
NL2014880A 2015-05-28 2015-05-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer. NL2014880B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014880A NL2014880B1 (nl) 2015-05-28 2015-05-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer.
US15/576,180 US20180345547A1 (en) 2015-05-28 2016-05-25 Method for Manufacturing a Plastic Product Such as a Flower Bucket
PCT/NL2016/050370 WO2016190736A2 (en) 2015-05-28 2016-05-25 Method for manufacturing a plastic product such as a flower bucket

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014880A NL2014880B1 (nl) 2015-05-28 2015-05-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014880A NL2014880A (nl) 2016-12-07
NL2014880B1 true NL2014880B1 (nl) 2016-12-30

Family

ID=54844019

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014880A NL2014880B1 (nl) 2015-05-28 2015-05-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US20180345547A1 (nl)
NL (1) NL2014880B1 (nl)
WO (1) WO2016190736A2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10497345B2 (en) * 2017-11-17 2019-12-03 Daniel Pawlovich Integral drum body system for percussion instrument
WO2021144392A1 (en) 2020-01-14 2021-07-22 Berry Superfos Randers A/S A method for manufacturing a container
USD944114S1 (en) * 2020-02-05 2022-02-22 Att Southern, Inc. Planter

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4508676A (en) * 1982-07-29 1985-04-02 Sorensen Jens Ole Core stabilization by sequential injections
JP2755457B2 (ja) * 1988-06-02 1998-05-20 オーリー ソーレンセン,ジェンス プラスチック製品の壁厚制御方法並びに中空プラスチック製品の射出成形方法およびシステム並びに中空プラスチック製品のサイクル的射出成形方法
DE102004015532A1 (de) * 2003-03-31 2004-11-11 Sumitomo Chemical Co., Ltd. Verfahren zum Bestimmen eines Produktionsparameters für einen Spritzgießprozeß, Verfahren zum Erzeugen eines Spritzgießformteils, Spritzgießvorrichtung und Programm
NL1031864C1 (nl) * 2006-05-23 2006-08-09 Naber Beheer B V Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product, in het bijzonder een bloemenemmer.
NL1033143C1 (nl) * 2006-05-23 2007-11-26 Naber Beheer B V Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product, in het bijzonder een bloemenemmer.
DE202013000851U1 (de) * 2012-02-03 2013-05-06 Fritz Schäfer GmbH Mülltonne, einstückig hergestellt aus Kunststoff durch Spritzgießen
FR2999972B1 (fr) * 2012-12-26 2015-02-27 Plastic Omnium Cie Procede d’injection plastique pour la fabrication d’une cuve de conteneur de collecte de dechets et moule mettant en œuvre un tel procede
FR3005890B1 (fr) * 2013-05-24 2015-10-16 Georges David Ets Procede de moulage de pots de fleurs bicolores et pot fabrique selon ce procede

Also Published As

Publication number Publication date
WO2016190736A3 (en) 2017-03-16
WO2016190736A2 (en) 2016-12-01
NL2014880A (nl) 2016-12-07
US20180345547A1 (en) 2018-12-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2014880B1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product zoals een bloemenemmer.
JP6133364B2 (ja) コンタクトレンズ及びコンタクトレンズのアレイ
US9387979B2 (en) Capsule for obtaining beverages such as espresso and method for obtaining beverages such as espresso
CN103373515B (zh) 具有多个段的可折叠容器及其制造方法
JP2015526146A (ja) 順応的な密封要素を有するカプセル及び抽出装置
JP2019511425A5 (nl)
CN103096863B (zh) 一次性敷料器
CN106458398B (zh) 用于包装流体产品分配器的设备
CN106458369A (zh) 具有一体成型的下手柄的模制容器
CN102781786B (zh) 带盖容器
AU2011300987A1 (en) A cotton pad dispenser and a method for its production
TWI537186B (zh) 射出成型封蓋
TWI542518B (zh) 射出成型封蓋
TWI545062B (zh) 射出成型封蓋
JP6756464B2 (ja) ネット付き中蓋を備えた化粧料容器、ネット付き中蓋、ネット付き中蓋の製造方法、および金型
NL1033143C1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product, in het bijzonder een bloemenemmer.
NL1031864C1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een plastic product, in het bijzonder een bloemenemmer.
KR200471022Y1 (ko) 마스크팩 컵
KR200492999Y1 (ko) 화장품용 충진노즐의 가열장치
JP2018065375A5 (nl)
WO2011129687A1 (en) Container for matter to be extracted
US10875228B2 (en) Injection moulding method
KR200493993Y1 (ko) 수목점적관수장치
EP2949592A1 (en) Single-body, disposable bottle with cap
RU2683085C2 (ru) Способ переноса нижних этикеток и круговых этикеток в форму для литья под давлением и предназначенное для этого устройство для изготовления отлитых под давлением деталей, имеющих нижние этикетки и круговые этикетки