NL2014495B1 - Ontbladerinrichting. - Google Patents

Ontbladerinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2014495B1
NL2014495B1 NL2014495A NL2014495A NL2014495B1 NL 2014495 B1 NL2014495 B1 NL 2014495B1 NL 2014495 A NL2014495 A NL 2014495A NL 2014495 A NL2014495 A NL 2014495A NL 2014495 B1 NL2014495 B1 NL 2014495B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
displacement means
teeth
displacement
defoliating
transport
Prior art date
Application number
NL2014495A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014495A (nl
Inventor
Johannes Maria Timmerman Cornelis
Original Assignee
Potveer Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Potveer Bv filed Critical Potveer Bv
Publication of NL2014495A publication Critical patent/NL2014495A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014495B1 publication Critical patent/NL2014495B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G5/00Floral handling

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Chain Conveyers (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een ontbladerinrichting (30) voor het individueel ontbladeren van stelen (20) van gewassen (18). De inrichting omvat eerste eindloze verplaatsingsmiddelen (32) met eerste riselementen (60) voor het afstropen van bladeren, in een ontbladertraject daaraan evenwijdig opgestelde tweede eindloze verplaatsingsmiddelen (34) tweede riselementen (70) voor het afstropen van bladeren, ten minste een aandrijving (80) daarvoor. De draairichting van de verplaatsingsmiddelen (32, 34) is zodanig dat de in het ontbladertraject (54) de eerste en tweede riselementen (60, 70) een steeluiteinde (22) opnemen en bij verdere verplaatsing van de eerste en tweede riselementen (60, 70) in het ontbladertraject (54) bladeren (55) van het steeluiteinde (22) verwijderen.

Description

Korte aanduiding: Ontbladerinrichting
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het individueel ontbladeren van stelen van gewassen, in het bijzonder snijbloemen, hierna kortweg ook ontbladerinrichting genoemd.
In verwerkingslijnen van sierbloemen, zoals, anjers, chrysanten, lelies, is doorgaans een positie ingeruimd, waar de bladeren nabij het vrije steeluiteinde van een aantal tot een bos gebundelde gewassen (bloemen, groentakken en/of andere decoratie-elementen) worden verwijderd met een ontbladerinrichting. Een in het vak gebruikte inrichting, zie bijv. ook US 4,704,846 A1 fig. 7, omvat ten minste een paar boven elkaar en draaibaar opgestelde borstels, die tijdens bedrijf met hoge snelheid in tegengestelde richting roteren. Een borstel omvat een horizontale draagkoker met radiaal uitstekende vingers van een enigszins flexibel materiaal. De vingers van een paar samenwerkende borstels overlappen elkaar. De borstels staan onder een hoek ten opzichte van de langsrichting van een transportband, waarop de bossen worden verplaatst. De vrije steeluiteinden van de geboste gewassen worden tussen de borstels door geleid, waarbij de draaiende vingers de bladeren en andere uitsteeksels verwijderen.
Ook in een bekende stand-alone ontbladerinrichting, zoals gebruikt in bloemenwinkels e.d., worden paren van in tegengestelde richting roterende borstels toegepast. Zie bijv. NL 8900392 A1.
De ontbladerresultaten van de bekende op draaiende borstels gebaseerde inrichtingen laten echter te wensen over. Enerzijds worden kleine blaadjes niet altijd in voldoende mate van de steel verwijderd. Anderzijds komen de met hoge snelheid ronddraaiende vingers ook met de steel zelf in aanraking, waardoor deze kan beschadigen.
De uitvinding heeft ten doel een ontbladerinrichting te verschaffen, waarmee een gewas individueel van bladeren kan worden ontdaan.
Nog een ander doel is een dergelijke ontbladerinrichting te verschaffen, waarbij de kans op beschadiging van de gewassen, in het bijzonder de stelen, klein is.
De inrichting voor het individueel ontbladeren van stelen van gewassen, zoals snijbloemen, in het bijzonder in een transportrichting bewegende gewassen, volgens de uitvinding omvat: eerste eindloze verplaatsingsmiddelen die over ten minste twee in een eerste richting draaibaar opgestelde keerrollen worden geleid, voorzien van eerste riselementen voor het afstropen van bladeren, in een ontbladertraject evenwijdig aan de eerste eindloze verplaatsingsmiddelen opgestelde tweede eindloze verplaatsingsmiddelen die over ten minste twee draaibaar opgestelde keerrollen worden geleid, voorzien van tweede riselementen voor het afstropen van bladeren, ten minste een aandrijving voor het aandrijven van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsmiddelen, zodanig dat de in een ontbladertraject samenwerkende eerste en tweede riselementen bij een opneemuiteinde van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsmiddelen een steeluiteinde van een te ontbladeren gewas opnemen en bij verdere verplaatsing van de verplaatsingsmiddelen in het ontbladertraject de eerste en tweede riselementen bladeren van het steeluiteinde verwijderen.
De inrichting volgens de uitvinding omvat eerste en tweede verplaatsingsmiddelen zonder einde, zoals snaren, (smalle) banden en kettingsystemen, die al dan niet meervoudig uitgevoerd kunnen zijn. De eerste en tweede verplaatsingsmiddelen lopen over keerrollen- of wielen, waarvan er telkens ten minste een door middel van een aandrijving, zoals een elektromotor en overbrengingskast, wordt aangedreven. De eerste en tweede verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van eerste, respectievelijk tweede riselementen voor het afstropen van bladeren, die in het ontbladertraject naar elkaar zijn toegekeerd en met elkaar samenwerken voor het verwijderen van bladeren. In dit ontbladertraject bewegen de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen in dezelfde richting. Het ontbladertraject beslaat zodoende de baangedeelten van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen, waar de eerste en tweede riselementen naar elkaar zijn toegekeerd, welke baangedeelten zich uitstrekken vanaf een opneemuiteinde, waar een steeleinde wordt opgenomen door de daartoe met elkaar samenwerkende eerste en tweede riselementen, tot voorbij het opgenomen steeluiteinde. Door de schuivende beweging van de zich verplaatsende eerste en tweede riselementen langs de steel (in plaats van de slaande beweging bij de roterende borstels volgens de stand van de techniek) vanaf de opneempositie in de richting van het steeluiteinde stropen de riselementen de bladeren en andere uitstekende plantendelen van de steel op en bij verdere beweging tot voorbij het steeluiteinde worden de bladeren van de steel losgemaakt. Omdat bij de inrichting volgens de uitvinding elk steeluiteinde individueel wordt behandeld in plaats van een bundel steeluiteinden gelijk, en een dergelijk steeluiteinde nagenoeg aan alle kanten wordt omsloten door de samenwerkende eerste en tweede riselementen worden alle bladeren en andere uitstekende plantendelen met grote doelmatigheid en betrouwbaarheid van het steeluiteinde verwijderd. Het risico van beschadiging van de steel is ook verminderd. Met voordeel zijn de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen evenwijdig op afstand boven elkaar opgesteld, zodat er een zekere ruimte tussen deze verplaatsingsmiddelen aanwezig is, die groot genoeg is om de eerste en tweede riselementen, en de stelen van de gewassen, door te laten. Tijdens bedrijf draaien dan de keerrollen van de eerste en tweede verplaatsingmiddelen in tegengestelde richting, waardoor wordt bereikt dat in het ontbladertraject de verplaatsingsmiddelen in dezelfde richting bewegen. Voorbeelden van geschikte verplaatsingsmiddelen omvatten kettingsystemen, eindloze smalle banden of snaren.
Als samenwerkende riselementen voor het opnemen van een steeluiteinde en verwijderen van de bladeren genoemd komen tanden, van tanden voorziene stroken, flexibele strips, en combinaties daarvan in aanmerking.
In een uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede riselementen in de verplaatsingsrichting van de eerste, respectievelijk tweede verplaatsingsmiddelen op afstand van elkaar opgestelde sets van opstaande, in het ontbladertraject in hoofdzaak parallel opgestelde eerste en tweede tanden, waarbij de langsrichting van de eerste en tweede tanden in het ontbladertraject onder hoek α < 90° ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsrichting staat. Bij deze uitvoeringsvorm zijn gebruikelijk aan de buitenomtrek de eerste verplaatsingsmiddelen voorzien van sets van minimaal 2 eerste tanden en de tweede verplaatsingsmiddelen voorzien van sets van minimaal 2 tweede tanden, zodat met elkaar samenwerkende sets van eerste en tweede tanden bij het opneemuiteinde een opening omsluiten, waarin een steeluiteinde wordt opgenomen. Bij verdere verplaatsing bewegen de eerste en tweede tanden dan als een paar samenwerkende harken of kammen om de steel heen in de richting van het vrije steeluiteinde. Door de beweging van de eerste en tweede tanden ten opzichte van het gewas worden de bladeren en eventuele andere uitstekende gewasgedeelten van het steeluiteinde verwijderd. Aangenomen wordt dat het eerste blad dat wordt afgeschoven een prop in de steelopening tussen de tanden vormt en de afmetingen van de openingen dus verkleind. Bij de verdere verplaatsing worden volgende bladeren van het steeluiteinde afgeschoven. De steel zelf komt zodoende niet of nauwelijks met de tanden in aanraking, en wordt niet beschadigd. Een daaropvolgend gewas wordt door een van de volgende sets samenwerkende eerste en tweede tanden ontbladert. De sets tanden zijn telkens op afstand van elkaar opgesteld. Dit is in het bijzonder voordelig wanneer de gewassen op een onderlinge afstand zoals 5 - cm of meer, liggend op een transporteur, bijvoorbeeld een transportband met hun steeluiteinde uitstekend voorbij de langsrand daarvan worden aangevoerd om te worden ontbladerd.
Bij deze uitvoeringsvorm met op afstand van elkaar gelegen sets van tanden staat de langsrichting van de eerste en tweede tanden onder een hoek ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de eerste en tweede eindloze verplaatsingmiddelen. Om de liggende positie van een met de transportband meebewegend gewas niet aan te tasten tijdens verplaatsing van de tanden staat het ontbladertraject (verplaatsingsrichting van verplaatsingsmiddelen) onder een (ingesloten) hoek α <90°, bijvoorbeeld 40-80°, ten opzichte van de transportrichting van de transportband. Vanwege dezelfde redenen staat met voordeel de door de samenwerkende sets tanden begrensde steelopening in hoofdzaak dwars op de transportrichting, en zodoende is de langsrichting van de eerste en tweede tanden in hoofdzaak gelijk aan de transportrichting van de transportrichting, zodat de scheefstand van de verplaatsingsmiddelen ten opzichte van de transportrichting gecorrigeerd wordt door een gelijke scheefstand van de tanden ten opzichte van de verplaatsingsmiddelen.
Met voordeel omvat een set meer dan 2 tanden naast elkaar, d.w.z. in het ontbladertraject vormen met elkaar samenwerkende sets van eerste en tweede tanden meerdere opneemopeningen, zodat ook bij een enigszins variërende onderlinge afstand tussen de aangevoerde steeluiteinden wordt verzekerd dat elk steeluiteinde bij het opneemuiteinde wordt opgenomen in een van deze opneemopeningen.
In een verdere uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede verplaatsingmiddelen elk een dubbel kettingsysteem, waarbij van elk dubbel kettingsysteem de tandwielen bij voorkeur op gemeenschappelijke assen zijn gemonteerd, en de bijbehorende tanden, in het bijzonder een van opstaande tanden voorzien plaatvormig element, zoals hierna besproken, op beide kettingen zijn bevestigd. Dit vereenvoudigt het op de juiste positie monteren van de eerste en tweede tanden op de verplaatsingsmiddelen en behouden ervan.
De optimale vorm van de door de eerste en tweede tanden gedefinieerde opneemopening, bijvoorbeeld diameter, kan per te verwerken gewas verschillen. Derhalve is met voordeel de afstand tussen de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen instelbaar. Gunstig is ook als de eerste en tweede tanden eenvoudig verwisselbaar zijn.
Bij een uitvoeringsvorm daarvan zijn de eerste en tweede tanden - gezien in de verplaatsingsrichting van de eerste, respectievelijk tweede verplaatsingsmiddelen - met voordeel op afstand van elkaar opgestelde paren van van opstaande tanden voorziene plaatvormige elementen. Met voordeel omvat daartoe een van opstaande tanden voorzien plaatvormig element een evenwijdig aan het verplaatsingsvlak van de verplaatsingsmiddelen gelegen basisplaat voor bevestiging aan de verplaatsingsmiddelen, in het bijzonder de schakels van de (dubbele) kettingen daarvan, met een van tanden voorziene, opstaande plaat. De basisplaat maakt ook mogelijk om de genoemde scheefstand van de tanden ten opzichte van de verplaatsingsmiddelen eenvoudig te realiseren.
Bij voorkeur zijn in de verplaatsingsrichting in het ontbladertraject de eerste tanden versprongen ten opzichte van de tweede tanden gelegen. Anders gezegd, gezien in de verplaatsingsrichting sluiten bij het opneemuiteinde de tweede tanden, die van boven komen, aan bij de van beneden naar boven om de betreffende keerrol bewegende eerste tanden, die als het ware een steun voor het steeluiteinde vormen.
Teneinde te voorkomen dat bij het ronden van de keerwielen de eerste en tweede tanden elkaar raken of anderszins hinderen zijn de eerste tanden in het ontbladertraject van het opneemuiteinde weg gebogen.
Bij een andere uitvoeringsvorm omvatten de eerste riselementen een zich over de lengte van de verplaatsingsmiddelen uitstrekkende, van eerste tanden voorziene stijve strip. De tweede riselementen kunnen daarbij een soortgelijke zich over de lengte van de tweede verplaatsingsmiddelen uitstrekkende, van tanden voorziene strip omvatten. De lengterichting van de tanden is zodoende gelijk aan de langsrichting van de verplaatsingsmiddelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de tweede riselementen een strip met vlakke omtreksrand. In het ontbladertraject vormen de van eerste tanden voorziene stirp als eerste riselementen en de tweede riselementen, hetzij strip met tweede tanden hetzij strip met vlakke rand, een reeks van opneemopeningen voor een steeluiteinde. De strip met eerste tanden is met voordeel uit een relatief stijf materiaal vervaardigd, terwijl de als tweede riselementen toegepaste strip eveneens uit een relatief stijf materiaal kan zijn vervaardigd. Bij voorkeur wordt daarvoor een materiaal toegepast dat buigzamer is dan het materiaal van de strip met eerste tanden. Teneinde de keerrollen te kunnen ronden zullen gebruikelijk de strippen in gedeelten zijn opgedeeld, welke gedeelten ieder apart op de toegepaste verplaatsingsmiddelen zijn gemonteerd. Voor een strip met vlakke rand kan ook een strip met een uit het vlak van de strip gegolfde rand worden toegepast, die bij het ronden van de keerrollen de vereiste grotere lengte geeft. Met het oog op het gemakkelijk en geleidelijk opnemen van een steeluiteinde omvat een eerste tand - gezien in de verplaatsingsrichting -een onder een hoek kleiner dan 90° staand voorvlak en een in hoofzaak loodrecht achtervlak ten opzichte van de langsrichting van de eerste verplaatsingsmiddelen. Het aldus vormgegeven voorvlak vergemakkelijkt het opnemen van een steeluiteinde bij het ronden van de aan het opneemuiteinde gelegen keerrol.
Bij een andere uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede riselementen een of meer zich in de lengterichting van de eerste, en tweede verplaatsingsmiddelen uitstrekkende opstaande stroken van een flexibel materiaal. In het ontbladertraject overlappen de opstaande stroken elkaar enigszins, waardoor ze vanwege hun flexibiliteit voldoende nauw aansluiten om een steel op te nemen, en voldoende stijf zijn - en dus weerstand bieden - om bladeren van de steel af te stropen. Een strip van rubber met een dikte tot aan enkele millimeters is een geschikt materiaal. Wanneer de strip onvoldoende elastisch is, kan een strip met een gegolfde rand worden toegepast.
Doorgaans is bij de hierboven besproken uitvoeringsvormen de hoek tussen de langsrichting van de verplaatsingsmiddelen en de transportrichting van de gewassen op een transporteur kleiner, bijvoorbeeld in het gebied van 10-40°, dan bij de hierboven besproken uitvoeringsvorm met op afstand van elkaar gelegen sets riselementen.
Bij nog een andere uitvoeringsvorm omvatten de eerste respectievelijk tweede riselementen een of meer naast elkaar opgestelde rijen van buigzame haren. De haren, bijvoorbeeld haren vergelijkbaar qua flexibiliteit met de haren van een straatbezem, nemen een steeluiteinde op en door verplaatsing worden de bladeren verwijderd.
Zoals hierboven reeds aangeduid, wordt de ontbladerinrichting volgens de uitvinding met voordeel gebruikt in combinatie met transportmiddelen, zoals een gebruikelijke transportband, voor het liggend verplaatsen van op afstand van elkaar gelegen gewassen in een transportrichting waarbij een steeluiteinde voorbij de langsrand van de transportmiddelen uitsteekt, voorzien van een aandrijving voor de transportmiddelen. Het invoeruiteinde van de verplaatsingsmiddelen bevindt zich dan op in wezen dezelfde hoogte als het transportpart van de transportmiddelen.
Om te verhinderen dat de gewassen door de beweging van de riselementen langs de steel van de transportinrichting worden meegesleurd, zijn met voordeel klemmiddelen voor het klemmen van de gewassen op de transportmiddelen voorzien. Een geschikte uitvoeringsvorm van dergelijke klemmiddelen is een op geringe afstand boven de transportmiddelen opgestelde eindloze klemband, bijvoorbeeld een smal bandje zonder einde, dat desgewenst aan de buitenzijde is voorzien van een veerkrachtig en samendrukbaar, bijvoorbeeld spons- of schuimachtig, materiaal, dat tijdens bedrijf met dezelfde snelheid als de transportmiddelen in de transportrichting mee beweegt.
Teneinde de transportsnelheid van de transportmiddelen en de verplaatsingsnelheid van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen op elkaar af te stemmen is bij voorkeur een regelinrichting voorzien voor het aansturen van de aandrijvingen van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen en de transportmiddelen, zodanig dat de verplaatsingcomponent van de eerste en tweede tanden in de transportrichting gelijk is aan de verplaatsingssnelheid van de transportmiddelen.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding ook betrekking op een bloemenverwerkingslijn voor het verwerken van bloemen tot bloembossen, die een ontbladerinrichting volgens de uitvinding zoals hierboven is beschreven omvat.
Met voordeel omvat de bloemenverwerkingslijn verder een of meer bloemenverwerkingsstations, gekozen uit een sorteerinrichting voor het op een of meer geselecteerde gewaskenmerken sorteren van gewassen, een bindinrichting voor het met bindmateriaal binden van meerdere gewassen, zoals een elastiekbinder of taper, een bosinrichting voor het tot een bos van meerdere bloemen verzamelen van op de transportmiddelen getransporteerde bloemen welke bosinrichting benedenstrooms van de sorteerinrichting en bovenstrooms van de bindinrichting, indien aanwezig, is opgesteld.
De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin
Fig. 1 een schematisch aanzicht in perspectief is van een eerste uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding met sets van eerste en tweede tanden als riselementen;
Fig. 2 en 3 details van de in Fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm weergeven;
Fig. 4 een schematisch aanzicht is van een gedeelte van een tweede uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding met van eerste en tweede tanden voorziene strips als riselementen;
Fig. 5 een schematisch aanzicht is van een gedeelte van een derde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding met een van eerste tanden voorzien strip en een opstaande strip als riselementen;
Fig. 6 een schematisch aanzicht is van een gedeelte van een vierde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding met meerdere opstaande strippen als riselementen; en
Fig. 7 een schematisch aanzicht is van een gedeelte van een vijfde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding met borstelbanden als riselementen.
In Fig. 1 - 3 duidt verwijzingscijfer 10 een transportinrichting voor het op een onderlinge afstand liggend verplaatsen van gewassen, in het bijzonder snijbloemen, in de met een pijl weergegeven transportrichting aan, zoals een transportband zonder einde, die op op zich bekende wijze over keerrollen 12 wordt geleid, waarvan er ten minste een wordt aangedreven met een aandrijving 14, bestuurd door regelinrichting 16. De gewassen 18 liggen met de richting van hun steel 20 in hoofdzaak dwars op de genoemde transportrichting, waarbij het te ontbladeren steeluiteinde 22 voorbij de langsrand 24 van de transportinrichting 10 uitsteekt. Een klemband 26, die tijdens bedrijf met dezelfde snelheid met de transportinrichting 10 meebeweegt, klemt het gewas op het transportvlak 28 van de transportinrichting 10 en zorgt bij het hierna te beschrijven ontbladeren voor voldoende tegenkracht.
Voor het ontbladeren is een ontbladerinrichting 30 nabij de langsrand 24 van de transportinrichting 10 opgesteld. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat de ontbladerinrichting 30 twee dubbel uitgevoerde kettingsystemen als eerste verplaatsingsmiddelen 32, respectievelijk tweede verplaatsingsmiddelen 34. Elk kettingsysteem omvat twee kettingen 36, 38, 40, 42, die bij het opneemuiteinde 44 nabij de langsrand 24 over tandwielen 46 met gemeenschappelijke as 48 worden geleid en aan het andere uiteinde over tandwielen 47, welke tandwielen in de met pijlen aangegeven richtingen draaibaar zijn. De draairichting van het eerste kettingsysteem is tegen de klok in, zodat het bovenste kettingpart 50 van het opneemuiteinde 44 af beweegt. De draairichting van het tweede kettingsysteem is tegengesteld aan de draairichting van het eerste kettingsysteem, d.w.z. met de klok mee, zodat het onderste kettingpart 52 daarvan in dezelfde richting als genoemd bovenste kettingpart 50 van het eerste kettingsysteem beweegt. De verplaatsingsrichting van de kettingsystemen staat onder een hoek α < 90° ten opzichte van de transportrichting van de transportinrichting 10. Het ontbladertraject 54, waar te beschrijven sets tanden als eerste en tweede riselementen de bladeren 55 van het steeluiteinde 22 verwijderen, strekt zich vanaf het opneemuiteinde 44 in de verplaatsingsrichting van het bovenste kettingpart 50 en onderste kettingpart 52 uit. Op de kettingen 36 en 38 zijn als eerste tanden uitgevoerde eerste riselementen 60 gemonteerd in de vorm van in de verplaatsingsrichting op afstand van elkaar opgestelde eendelige elementen 62. Een dergelijk element 62 omvat een basisplaat 64 die onder tussenkomst van verbindingsstukken 66 is bevestigd aan betreffende schakels 68 van de beide kettingen 36 en 38. De basisplaat 64 is aan een uiteinde omgebogen tot een opstaand plaatdeel 69 dat aan het vrije uiteinde is voorzien van een reeks eerste tanden, die zich schuin in de verplaatsingsrichting weg van de kettingen 36, 38 uitstrekken. Op soortgelijke wijze zijn tweede tanden als tweede riselementen 70 als onderdeel van bevestigingselementen 72 gemonteerd op de kettingen 40, 42 van het tweede kettingsysteem 34, behalve dat de tweede tanden in hoofdzaak loodrecht op de kettingen 40, 42 staan. De basisplaten 64 van de elementen 62, 72 bezitten een dusdanige vorm dat de reeksen eerste en tweede tanden in het ontbladertraject evenwijdig staan aan de transportrichting van de transportinrichting 10. Met andere woorden de langsrichting van de reeksen tanden staat in dat traject onder de genoemde hoek α ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de kettingen. Gezien in de verplaatsingsrichting in het ontbladertraject sluiten de tweede tanden bovenstrooms op eerste tanden aan, zodat zij -in aanzicht - elkaar overlappen onder vrijlating van openingen 74 voor het opnemen van een steeluiteinde 22. Met verwijzingscijfer 80 is een aandrijving voor de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 32, 34 aangeduid, die wordt geregeld met regelinrichting 16. De verplaatsingscomponent van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 32, 34 in de richting van de transportrichting van de transportinrichting 10 kan daarmee afgestemd worden op de transportsnelheid van de gewassen 18 met de transportinrichting 10.
In de hierna te bespreken in Fig. 4-7 getoonde uitvoeringsvormen zijn de transportinrichting 10, de aandrijvingen 14 en 80, besturingsinrichting 16 niet opnieuw weergegeven. De Fig. 4-7 en bijbehorende beschrijving richten zich op de eerste en tweede riselementen 60 en 70. Onderdelen die aan in Fig. 1-3 beschreven onderdelen gelijk zijn, zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.
Fig. 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting volgens de uitvinding. Naast de transportband 10, waarop gewassen 18 met hun steeluiteinde 22 voorbij de langsrand 24 uitstekend op een onderlinge afstand worden getransporteerd, is de ontbladerinrichting 30 opgesteld, waarbij de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 32, respectievelijk 34 zijn voorzien van een zich in de lengterichting daarvan uitstrekkende stroken 100 en 102 die respectievelijk van als eerste en tweede tanden uitgevoerde riselementen 60 respectievelijk 70 zijn voorzien, die in het ontbladertraject opneemopeningen 74 voor een steeluiteinde 22 begrenzen.
Fig. 5 toont een deel van een derde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting 30 volgens de uitvinding. Op de als ketting 36 uitgevoerde eerste verplaatsingsmiddelen 32 zijn in de langsrichting ervan plaatelementen 110 met een van eerste tanden als eerste riselementen 60 gemonteerd, zodanig dat in het ontbladertraject de plaatelementen 110 een reeks van aaneengesloten tanden vormen. De tandvormige eerste riselementen 60 bezitten een voorvlak 112, dat in het ontbladertraject onder een hoek van ongeveer 45° staat ten opzichte van de lengterichting van de verplaatsingsmiddelen, hetgeen het opnemen van een steel 18 bij het ronden van een in Fig. 5 niet weergegeven tandwiel vergemakkelijkt. Het achtervlak 114 staat hier nagenoeg loodrecht op die langsrichting. De tweede verplaatsingsmiddelen 34 omvatten eveneens een ketting 40, waarop plaatelementen 116 met een vlakke rand 118 zijn gemonteerd. In het ontbladertraject overlappen de plaatelementen 116, die in breedterichting versprongen zijn ten opzichte van de plaatelementen 112, de eerste riselementen 60 onder vrijlating van een opneemopeningen 74 voor een te ontbladeren steel 20. Voordelig is wanneer een steel 20 zowel op het voorvlak 112 als het achervlak 114 van de eerste tanden rust, maar niet op de bodem van het dal tussen opeenvolgende tanden, en de vlakke rand 118 ook voldoende contact maakt met de steel 18.
Fig. 6 toont een vierde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting 30 volgens de uitvinding, waarbij de eerste en tweede riselementen 60 resp. 70 elk meerdere naast elkaar opgestelde, opstaande stroken 120 met een vlakke rand 122 uit een enigszins flexibel en elastisch materiaal omvatten, die op smalle eindloze banden als eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 32 resp. 34 zijn bevestigd, waarbij in het ontbladertraject er geen overlap is van de eerste en tweede riselementen 60 en 70, maar voldoende ruimte voor het opnemen van een steel 20 aanwezig is.
Fig. 7 toont een vijfde uitvoeringsvorm van een ontbladerinrichting 30 volgens de uitvinding, waarbij de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 32 en 34 met eerste riselementen 60 resp. tweede riselementen 70 elk uit zogeheten borstelbanden bestaan, die buigzame borstelharen omvatten, die voldoende stijf en sterk zijn om bladeren van een steel 20 af te ritsen.

Claims (17)

1. Inrichting (30) voor het individueel ontbladeren van stelen (20) van gewassen (18), in het bijzonder in een transportrichting bewegende gewassen, omvattende eerste eindloze verplaatsingsmiddelen (32) die over ten minste twee draaibaar opgestelde keerrollen (46, 47) worden geleid, voorzien van eerste riselementen (60) voor het afstropen van bladeren, in een ontbladertraject evenwijdig aan de eerste eindloze verplaatsingsmiddelen (32) opgestelde tweede eindloze verplaatsingsmiddelen (34), die over ten minste twee keerrollen (46, 47) worden geleid, voorzien van tweede riselementen (70) voor het afstropen van bladeren, ten minste een aandrijving (80) voor het aandrijven van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsmiddelen (32, 34), zodanig dat de in het ontbladertraject (54) met elkaar samenwerkende riselementen (60, 70) bij een opneemuiteinde (44) van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsmiddelen (32, 34) een steeluiteinde (22) van een te ontbladeren gewas (18) opnemen en bij verdere verplaatsing van de verplaatsingsmiddelen (32, 34) in het ontbladertraject (54) de eerste en tweede riselementen (60, 70) bladeren (55) van het steeluiteinde (22) verwijderen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede riselementen (60, 70) in de verplaatsingsrichting van de eerste, respectievelijk tweede verplaatsingsmiddelen (32, 34) op afstand van elkaar opgestelde sets van van opstaande, in het ontbladertraject (54) in hoofdzaak parallel opgestelde eerste en tweede tanden voorziene plaatvormige elementen (62, 72) omvatten, waarbij de langsrichting van de eerste en tweede tanden in het ontbladertraject onder een hoek α < 90° ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de eerste en tweede eindloze verplaatsingsmiddelen (32, 34) staat.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij in de verplaatsingsrichting in het ontbladertraject (54) de eerste tanden versprongen ten opzichte van de tweede tanden zijn gelegen.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de eerste tanden in de richting van de verplaatsingsrichting van de eerste verplaatsingsmiddelen (32) zijn gebogen.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 2-4, waarbij de afstand tussen opeenvolgende sets van met elkaar samenwerkende eerste en tweede tanden groter is dan de te ontbladeren steellengte.
6. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste riselementen (60) een zich over de lengte van de verplaatsingsmiddelen (32) uitstrekkende van eerste tanden voorziene strip (110) omvatten.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij een eerste tand een onder een hoek kleiner dan 90° staand voorvlak (112) en een in hoofdzaak loodrecht achtervlak (114) bezit ten opzichte van de langsrichting van de eerste verplaatsingsmiddelen (32).
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de tweede riselementen (70) een of meer zich over in de lengterichting van de tweede verplaatsingsmiddelen (34) uitstrekkende opstaande stroken (116) met vlakke rand (118) van een flexibel materiaal omvatten.
9. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede riselementen (60, 70) een of meer zich over in de lengterichting van de eerste, respectievelijk tweede verplaatsingsmiddelen (32, 34) uitstrekkende opstaande stroken (120) met vlakke langsranden (122) van een flexibel materiaal omvatten.
10. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste respectievelijk tweede verplaatsingmiddelen (32, 34) met eerste respectievelijk tweede riselementen (60, 70) elk een of meer naast elkaar opgestelde borstelbanden omvatten.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste verplaatsingsmiddelen (32) over ten minste twee in een eerste richting om een horizontale as (48) draaibaar opgesteld keerrollen (46, 47) worden geleid, en de tweede verplaatsingsmiddelen (34) op afstand boven en evenwijdig aan de eerste verplaatsingsmiddelen (32) zijn opgesteld en over ten minste twee in een aan de eerste richting tegengestelde tweede richting om een horizontale as( 48) draaibaar opgestelde keerrollen (46,47) worden geleid.
12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende transportmiddelen (10) voor het liggend verplaatsen van op afstand van elkaar gelegen gewassen (18) in een transportrichting waarbij een steeluiteinde (22) voorbij de langsrand (24) van de transportmiddelen(IO) uitsteekt, voorzien van een aandrijving (14) voor de transportmiddelen (10).
13. Inrichting volgens conclusie 12, verder omvattende klemmiddelen (26) voor het klemmen van de gewassen (18) op de transportmiddelen (10).
14. Inrichting volgens een van de conclusies 12-13, waarbij de verplaatsingsrichting van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen (32, 34) onder een hoek α < 90° staat ten opzichte van de transportrichting van de transportmiddelen (10).
15. Inrichting volgens een van de conclusie 12-14, waarbij een regelinrichting (16) is voorzien voor het aansturen van de aandrijvingen (80, 14) van de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen (32, 34) en de transportmiddelen (10), zodanig dat de verplaatsingcomponent van de eerste en tweede riselementen (60, 70) in de transportrichting gelijk is aan de verplaatsingssnelheid van de transportmiddelen (10).
16. Bloemenverwerkingslijn voor het verwerken van bloemen tot bloembossen, die een ontbladerinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvat.
17. Bloemenverwerkingslijn volgens conclusie 16, verder omvattende een of meer bloemenverwerkingsstations, gekozen uit een sorteerinrichting voor het op een of meer geselecteerde gewaskenmerken sorteren van gewassen, een bindinrichting voor het met bindmateriaal binden van meerdere gewassen,, een bosinrichting voor het tot een bos van meerdere bloemen verzamelen van op de transportmiddelen getransporteerde bloemen.
NL2014495A 2015-01-12 2015-03-20 Ontbladerinrichting. NL2014495B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014109 2015-01-12

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014495A NL2014495A (nl) 2016-09-23
NL2014495B1 true NL2014495B1 (nl) 2016-09-30

Family

ID=52781241

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014495A NL2014495B1 (nl) 2015-01-12 2015-03-20 Ontbladerinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2014495B1 (nl)

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7713014A (nl) * 1977-11-25 1979-05-29 Teunis Cornelis Van Den Dool Inrichting voor het bundelen van snijbloemen.
CN1215545A (zh) * 1997-10-26 1999-05-05 广西壮族自治区农业机械研究所 半喂入甘蔗联合收割机
CN201601985U (zh) * 2009-12-08 2010-10-13 严嘉昌 平旋剥叶装置
CN203801298U (zh) * 2013-12-14 2014-09-03 张文艳 甘蔗收割快速除叶机

Also Published As

Publication number Publication date
NL2014495A (nl) 2016-09-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
ES2886541T3 (es) Cosechadora de tubérculos
FR2548518A1 (fr) Machine remorquee ou bien prevue pour l&#39;attelage en trois points d&#39;un tracteur pour la recolte de mais ou bien un produit analogue de moissonnage a tiges
US20080209800A1 (en) Apparatus and method for the receiving/delivering of crop holders
NL8104971A (nl) Inrichting voor het verwerken van gesneden halmmateriaal.
NL2014495B1 (nl) Ontbladerinrichting.
CZ2007660A3 (cs) Docesávací zarízení pro stroj na cesání chmele
US20210307250A1 (en) Sorting table for a fruit harvester
JP5200390B2 (ja) 根菜類収穫機
BE1023511B1 (nl) Inrichting voor het rooien van bos- en haagplanten
JP3785597B2 (ja) 葉菜の下葉除去装置
JP2018164411A (ja) 作物引抜機
US2001077A (en) Harvester
KR101855078B1 (ko) 뿌리 뽑힘 방지장치를 구비하는 고추 수확기
JP2009189336A (ja) 農作業機
CN105284275A (zh) 一种有序输送收集装置
BE1017993A3 (nl) Verwerkende machine voor het borstelen van een mat van stengels van vezelige planten, voornamelijk vlas.
KR101797159B1 (ko) 박스재배 농작물 수확장치
BE1021353B1 (nl) Rooier voor het rooien van hakvruchten
NL193603C (nl) Werkwijze voor het oogsten van langstelige gewassen, in het bijzonder chrysanten, en inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
JP7504047B2 (ja) 農作物収穫作業機
EP4285717A1 (en) Egg cleaning device for removing feathers attached to eggs
NL2013710B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het afsnijden van steeluiteinden van gewassen.
JP3382051B2 (ja) 蔓茎葉処理機
JP3645775B2 (ja) コンベヤ装置および収穫機
NL8701609A (nl) Inrichting voor het prepareren van halve varkenskoppen voor het uitbenen daarvan.