NL2014036B1 - Inrichting en systeem voor het drogen van mest - Google Patents

Inrichting en systeem voor het drogen van mest Download PDF

Info

Publication number
NL2014036B1
NL2014036B1 NL2014036A NL2014036A NL2014036B1 NL 2014036 B1 NL2014036 B1 NL 2014036B1 NL 2014036 A NL2014036 A NL 2014036A NL 2014036 A NL2014036 A NL 2014036A NL 2014036 B1 NL2014036 B1 NL 2014036B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
manure
housing
heat exchanger
drying
vapor
Prior art date
Application number
NL2014036A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014036A (nl
Inventor
Wolbers Bart
Original Assignee
Joxa B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Joxa B V filed Critical Joxa B V
Priority to NL2014036A priority Critical patent/NL2014036B1/nl
Publication of NL2014036A publication Critical patent/NL2014036A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014036B1 publication Critical patent/NL2014036B1/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C05FERTILISERS; MANUFACTURE THEREOF
    • C05GMIXTURES OF FERTILISERS COVERED INDIVIDUALLY BY DIFFERENT SUBCLASSES OF CLASS C05; MIXTURES OF ONE OR MORE FERTILISERS WITH MATERIALS NOT HAVING A SPECIFIC FERTILISING ACTIVITY, e.g. PESTICIDES, SOIL-CONDITIONERS, WETTING AGENTS; FERTILISERS CHARACTERISED BY THEIR FORM
    • C05G3/00Mixtures of one or more fertilisers with additives not having a specially fertilising activity
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/02Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor with pretreatment
    • F23G5/04Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor with pretreatment drying
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B17/00Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement
    • F26B17/02Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by belts carrying the materials; with movement performed by belts or elements attached to endless belts or chains propelling the materials over stationary surfaces
    • F26B17/023Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by belts carrying the materials; with movement performed by belts or elements attached to endless belts or chains propelling the materials over stationary surfaces the material being a slurry or paste, which adheres to a moving belt-like endless conveyor for drying thereon, from which it may be removed in dried state, e.g. by scrapers, brushes or vibration
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B17/00Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement
    • F26B17/02Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by belts carrying the materials; with movement performed by belts or elements attached to endless belts or chains propelling the materials over stationary surfaces
    • F26B17/04Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by belts carrying the materials; with movement performed by belts or elements attached to endless belts or chains propelling the materials over stationary surfaces the belts being all horizontal or slightly inclined
    • F26B17/045Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by belts carrying the materials; with movement performed by belts or elements attached to endless belts or chains propelling the materials over stationary surfaces the belts being all horizontal or slightly inclined the material on the belt being agitated, dispersed or turned over by mechanical means, e.g. by vibrating the belt, by fixed, rotating or oscillating elements
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B2200/00Drying processes and machines for solid materials characterised by the specific requirements of the drying good
    • F26B2200/12Manure

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Treatment Of Sludge (AREA)
  • Drying Of Solid Materials (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het drogen van mest, omvattende: - een behuizing; - toevoermiddelen voor het toevoeren van mest aan de behuizing; - afvoermiddelen voor het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing, en - droogmiddelen voor het bij een bepaalde temperatuur drogen van in de behuizing aanwezige mest. De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem voor het drogen van mest omvattende een dergelijke inrichting

Description

INRICHTING EN SYSTEEM VOOR HET DROGEN VAN MEST
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het drogen van mest als beschreven in de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke inrichting is bekend uit US 6367395 B.
Inrichtingen voor het drogen van mest zijn op zichzelf in verschillende vormen bekend. Conventionele inrichtingen voor het drogen van mest worden op grote schaal toegepast en scheiden het water uit de mest, bijvoorbeeld door het toevoeren van drooglucht aan de mest. De met een dergelijke inrichting gedroogde mest heeft een drogestofgehalte van ongeveer 30% - 35%.
Het bovengenoemde document US 6367395 B beschrijft een mestverbrandingsinstallatie. Deze installatie bestaat uit een mestdroger en een daarachter geschakelde verbrandingsoven. De verbrandingsoven wordt gestookt met een mengsel van steenkool en gedroogde mest, en de rookgassen worden aan de mestdroger toegevoerd om de daar aangevoerde verse mest te drogen. De damp uit de mestdroger wordt in een cycloon gereinigd en als verbrandingslucht toegevoerd aan de over.
Het is een doel van de uitvinding om een alternatieve en/of verbeterde inrichting voor het drogen van mest te verschaffen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om een inrichting voor het drogen van mest te verschaffen die op kleine schaal kan worden toegepast en bijvoorbeeld bij een boerderij kan worden opgesteld. Alternatief of aanvullend is het een doel van de uitvinding om een inrichting voor het drogen van mest te verschaffen waarmee de mest tot een drogestofgehalte van ongeveer 80% - 95%, in het bijzonder tot ongeveer 85% - 90% kan worden gedroogd.
Hiertoe ziet de uitvinding op een inrichting voor het drogen van mest als beschreven in de aanhef van conclusie 1, die wordt gekenmerkt doordat: de warmtewisselaar een in hoofdzaak horizontaal opgesteld element met een holle ruimte omvat, welk element een toevoer omvat voor het aan de holle ruimte toevoeren van een warm medium en een afvoer voor het uit de holle ruimte afvoeren van het medium na afgifte van warmte aan de mest, en - de inrichting verder dampafvoermiddelen omvat voor het uit de behuizing afvoeren van uit de mest verdampte damp, waarbij de dampafvoermiddelen mediumdoorstromend zijn verbonden met de toevoer van het element voor het naar de holle ruimte toevoeren van de uit de behuizing afgevoerde damp en/of waarbij de dampafvoermiddelen mediumdoorstromend zijn verbonden met de toevoer van een in een tweede behuizing opgestelde tweede warmtewisselaar.
Door het toevoeren van mest aan de behuizing, het voor een bepaalde tijd in de behuizing laten verblijven van de mest, en het gedurende de verblijftijd bij een bepaalde temperatuur drogen van de mest in de behuizing kan de mest met de inrichting volgens de uitvinding efficiënt en/of goed gedroogd worden, in het bijzonder tot een drogestofgehalte van ongeveer 85% - 95%. De inrichting volgens de uitvinding kan met elke gewenste afmeting worden uitgevoerd, in het bijzonder op relatief kleine schaal, zodat de inrichting bij een boerderij of dergelijk kan worden opgesteld.
Met een warmtewisselaar kan het drogen van de mest door een goede warmteoverdracht goed en/of efficiënt plaatsvinden. De warmtewisselaar kan tijdens het drogen zowel in direct als indirect contact met de mest zijn.
De mest kan direct of indirect op het horizontaal opgestelde element worden aangebracht, waarbij warmteoverdracht plaatsvindt tussen het warme medium in de holle ruimte van het element en de mest voor het verwarmen en daardoor drogen van de mest. Na afgifte van warmte kan het daardoor afgekoelde medium via de afvoer uit de holle ruimte worden afgevoerd, waarbij via de toevoer vers, warm medium aan de holle ruimte kan worden toegevoerd. Het medium kan bijvoorbeeld vloeibaar of gasvormig zijn. In het bijzonder kan het medium als een gas aan de holle ruimte worden toegevoerd, waarbij het gas in het element door afgifte van warmte kan condenseren en daardoor efficiënt warmte aan de mest kan overdragen. Bijvoorbeeld kan het medium water(damp) omvatten.
Een voordeel van de uitvinding is dat de uit de mest afkomstige damp, welke damp een relatief hoge temperatuur, bijvoorbeeld ongeveer 100°C, bezit, kan worden gebruikt als het warme medium dat naar de holle ruimte van het element wordt toegevoerd. Door het op deze wijze hergebruiken van de uit de mest afgevoerde warmte heeft de inrichting een relatief hoog rendement.
De inrichting volgens de uitvinding is geschikt voor het drogen van willekeurig welke mest, in het bijzonder, doch niet uitsluitend rundveemest, varkensmest, konijnenmest, pluimveemest en paardenmest.
De verblijftijd van de mest in de behuizing is bij voorkeur minimaal 40 minuten, meer bij voorkeur minimaal 50 minuten, nog meer bij voorkeur minimaal 60 minuten, nog meer bij voorkeur minimaal 120 minuten. Het is de aanvrager gebleken, dat door het voor deze minimale tijd drogen van de mest de mest tot het gewenste drogestofgehalte kan worden gedroogd. Indien een ander drogestofgehalte van de mest gewenst is, bijvoorbeeld hoger of lager dan ongeveer 90%, kan de verblijftijd van de mest in de behuizing en daarmee in het bijzonder de droogtijd van de mest in overeenstemming daarmee worden aangepast.
De bepaalde temperatuur is bij voorkeur minimaal ongeveer 70°C, in het bijzonder tussen 70°C - 100°C. Het is de aanvrager gebleken, dat de mest bij een dergelijke minimale temperatuur tot het gewenste drogestofgehalte kan worden gedroogd omdat bij een dergelijke minimale temperatuur in de mest aanwezig vocht kan verdampen. Een dergelijke minimale temperatuur is bovendien voldoende hoog om ammoniak en/of andere gassen uit de mest af te scheiden. Indien een ander drogestofgehalte van de mest gewenst is, bijvoorbeeld hoger of lager dan ongeveer 85 - 95%, kan de temperatuur waarbij de mest wordt gedroogd in overeenstemming daarmee worden aangepast.
In het bijzonder wordt de mest hierbij minimaal 60 minuten tot minimaal 70°C verwarmd.
Opgemerkt wordt, dat onder een behuizing ten minste één behuizing wordt verstaan. De inrichting kan meerdere behuizingen of behuizingcompartimenten omvatten. De verschillende behuizingen of behuizingcompartimenten kunnen (gasdicht) onderling zijn verbonden of separate behuizingen of behuizingcompartimenten zijn.
Een voordeel van een enkele behuizing kan zijn dat de inrichting relatief compact kan worden uitgevoerd.
Een voordeel van een aantal behuizingen, in het bijzonder meer dan één, bijvoorbeeld twee, is dat de verblijftijd en/of temperatuur per behuizing naar wens kan worden gekozen en desgewenst per behuizing verschillend kan zijn.
De warme damp kan hierbij worden toegevoerd aan de warmtewisselaar die in dezelfde behuizing is opgesteld als waaruit de damp afkomstig is, maar kan ook worden toegevoerd aan een tweede warmtewisselaar die in een tweede behuizing is opgesteld.
De tweede warmtewisselaar kan een in hoofdzaak horizontaal opgesteld element met een holle ruimte omvatten, welk element een toevoer omvat voor het aan de holle ruimte toevoeren van een warm medium en een afvoer voor het uit de holle ruimte afvoeren van het medium na afgifte van warmte aan de mest in de tweede behuizing. De dampafvoermiddelen kunnen hierbij mediumdoorstromend zijn verbonden met de toevoer van het element van de tweede warmtewisselaar voor het aan de holle ruimte daarvan toevoeren van de damp.
Praktisch omvat de inrichting een in stromingsrichting gezien tussen de dampafvoermiddelen en de toevoer van het element of de tweede warmtewisselaar opgestelde compressor voor het comprimeren van uit de behuizing afgevoerde damp tot een vooraf bepaalde druk.
Door het comprimeren van de damp wordt de temperatuur daarvan verhoogd voordat de damp aan, in het bijzonder de holle ruimte van, de eerste of tweede warmtewisselaar wordt toegevoerd, zodat de damp de mest beter kan verwarmen. Bijvoorbeeld kan de temperatuur van de uit de mest afkomstige damp, welke bij afvoer een temperatuur van ongeveer 100°C kan bezitten, door compressie worden verhoogd tot ongeveer 115°C bij een druk van ongeveer 3 bar. De energie die aan de inrichting moet worden toegevoerd is hierbij beperkt tot de energie die voor compressie nog is, waarbij de verder benodigde energie voor het drogen van de mest wordt verkregen uit de afgevoerde damp. Opgemerkt wordt, dat bij het starten van de inrichting extra energie moet worden toegevoerd. Opgemerkt wordt voorts, dat de damp tot elke gewenste en geschikte druk en daarmee temperatuur kan worden gecomprimeerd.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een in stromingsrichting gezien tussen de dampafvoermiddelen en de toevoer van het element opgestelde scheider voor het scheiden van uit de behuizing afgevoerde damp in waterdamp en andere gassen, bijvoorbeeld ammoniak en/of ureum.
Door het scheiden van de waterdamp van andere gassen kan de schone waterdamp goed worden toegevoerd aan de warmtewisselaar, zodat de warmtewisselaar niet wordt aangetast of verontreinigd door eventuele andere gassen. Bij een overschot aan waterdamp is het bovendien mogelijk, om de schone waterdamp af te voeren. De scheider kan bijvoorbeeld een kraaktoren zijn.
De van de waterdamp afgescheiden andere gassen, zoals ammoniak en ureum, kunnen eventueel nuttig worden ingezet als brandstof. Hiertoe omvat de inrichting in een uitvoeringsvorm van de uitvinding een op de scheider aangesloten electriciteitsopwekinrichting voor het opwekken van electriciteit op basis van de andere gassen als brandstof. De electriciteitsopwekinrichting kan bijvoorbeeld een verbrandingsmotor met een daarop aangesloten generator of een brandstofcel omvatten. De brandstofcel kan bijvoorbeeld een zogeheten solid oxide fuell cell (SOFC) zijn.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar een kussenplaat. Een dergelijke kussenplaat is op zichzelf bekend en is een hol paneel omvattende twee plaatvormige zijden die over hun omtrekszones gasdicht en over hun oppervlak verspreid volgens een bepaald patroon met elkaar zijn verbonden. Een dergelijke kussenplaat biedt een stevige warmtewisselaar waaraan het warme medium eventueel onder druk kan worden toegevoerd voor het verwarmen van de mest.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting in de behuizing en/of de tweede behuizing opgestelde transportmiddelen voor het transporteren van de mest van de toevoermiddelen naar de afvoermiddelen van de behuizing en/of van tweede toevoermiddelen naar tweede afvoermiddelen van de tweede behuizing..
Door het kiezen van transportmiddelen met een bepaalde afmeting, in het bijzonder met een bepaalde transportlengte, en/of door het kiezen van een geschikte transportsnelheid van de transportmiddelen kan de verblijftijd van de mest in de behuizing en/of de tweede behuizing eenvoudig worden ingesteld. De mest wordt hierbij gedroogd tijdens het transport daarvan. De transportrichting van de mest is hierbij vanaf de (tweede) toevoermiddelen naar de (tweede) afvoermiddelen.
De transportmiddelen kunnen bijvoorbeeld een transportband omvatten, welke transportband is ingericht om door een verplaatsing daarvan de mest te transporteren.
De transportmiddelen kunnen bijvoorbeeld verplaatsingselementen omvatten, welke verplaatsingselementen verplaatsbaar zijn vanaf de (tweede) toevoermiddelen naar de (tweede) afvoermiddelen voor het verplaatsen en daardoor transporteren van de mest. Bijvoorbeeld kunnen de verplaatsingselementen met een verplaatsbare ketting of dergelijk worden verbonden, zodat door het verplaatsen van de ketting de verplaatsingselementen worden mee verplaatst en de mest daarbij transporteren in de richting van de afvoermiddelen.
De transportmiddelen kunnen bijvoorbeeld stuwmiddelen omvatten, die de mest voortstuwen in de richting van de afvoermiddelen. Bijvoorbeeld kunnen de stuwmiddelen op een roteerbare as aangebrachte stuwelementen omvatten, welke stuwelementen zodanig zijn opgesteld, dat ze tijdens een roterende beweging van de roteerbare as de mest voortstuwen in de transportrichting.
De transportmiddelen kunnen bijvoorbeeld een vijzel omvatten, welke vijzel door een roterende beweging daarvan de mest kan verplaatsen in de transportrichting.
De transportmiddelen kunnen desgewenst per behuizing verschillend of gelijk worden gekozen.
Praktisch zijn de transportmiddelen nabij, in het bijzonder boven, de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar opgesteld voor het langs, in het bijzonder over, de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar transporteren van mest. Hierbij wordt de mest gedurende het transport door warmteoverdracht via de warmtewisselaar verwarmd en daardoor gedroogd.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting in de behuizing en/of de tweede behuizing opgestelde bewegingsmiddelen voor het bewegen, in het bijzonder roeren, van mest.
Door het bewegen, in het bijzonder roeren, van de mest kan de damp eenvoudig uit de mest ontsnappen en zal het drogen van de mest efficiënter en/of sneller plaatsvinden. Bij voorkeur zijn de bewegingsmiddelen ingericht om de mest slechts te bewegen en niet te verplaatsen in bijvoorbeeld de transportrichting van de transportband, aangezien het verplaatsen van de mest kan leiden tot een te korte of lange verblijftijd van de mest in de behuizing. Hierbij kunnen de bewegingsmiddelen zo zijn ingericht, dat geen van afzonderlijke bewegingselementen daarvan de mest verplaatst, of dat de bewegingselementen gezamenlijk de mest effectief niet verplaatsen.
De bewegingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld ten minste één zich dwars over de transportband uitstrekkende draagstang met een aantal verspreid over de lengte van de draagstang daaraan bevestigde roerstaven omvatten. De draagstang met roerstaven is bij voorkeur roteerbaar in een aan de transportrichting van de transportmiddelen tegengestelde richting. In het geval van meerdere draagstangen kan
De bewegingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een aantal flexibele elementen, bijvoorbeeld flexible lussen omvatten, welke elementen zijn aangebracht op een roteerbare as, zodanig, dat in gebruik bij een roterende beweging van de as de elementen door de mest verplaatst worden. De roteerbare as kan zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting van de transportrichting opgesteld worden.
In het bijzonder bij een opstelling in de dwarsrichting kan een aantal roteerbare assen met flexibele elementen verschaft worden. Het aantal roteerbare assen kan in dezelfde richting roteren, in dat beval bij voorkeur in een aan de transportrichting tegengestelde richting, of, bijvoorbeeld om en om, in aan elkaar tegengestelde richtingen, zodat een aantal assen van het totaal aantal assen in een aan de transportrichting tegengestelde richting roteert en een ander aantal assen in de transportrichting roteert.
In het bijzonder bij een opstelling in de langsrichting verplaatsen de flexibele elementen zich in een richting dwars op de transportrichting van de mest door de mest. Hierdoor wordt de mest wel geroerd, maar in het bijzonder niet in of tegen de transportrichting verplaatst.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een systeem voor het drogen van mest, omvattende: - een inrichting voor het drogen van mest volgens een der conclusies 1 - 7, omvattende: - een behuizing; - toevoermiddelen voor het toevoeren van mest aan de behuizing; - afvoermiddelen voor het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing, en - droogmiddelen voor het drogen van in de behuizing aanwezige mest; en ten minste één van: - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen opgestelde en daarmee gekoppelde pers voor het persen van gedroogde mest; - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen, en eventueel stroomafwaarts van de pers, opgestelde opslagmiddelen voor het opslaan van, eventueel geperste, gedroogde mest; en - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen, en eventueel stroomafwaarts van de pers, opgestelde verbrandingsketel voor het verbranden van, eventueel geperste, gedroogde mest, voor het genereren van warmte.
De voordelen van de inrichting volgens de uitvinding zijn hierboven nader toegelicht.
De pers heeft als voordeel, dat hiermee de gedroogde mest in vaste lichamen, bijvoorbeeld korrels, pellets of briketten, kan worden geperst. De zo gevormde vaste lichamen kunnen eenvoudig verder verwerkt en/of vermarkt worden. Eventueel worden de vaste lichamen na het persen gekoeld om samensmelten daarvan tegen te gaan. Koelen kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het aan koude lucht, bijvoorbeeld buitenlucht, blootstellen van de vaste lichamen.
De opslagmiddelen dienen voor het althans tijdelijk opslaan van de gedroogde, eventueel geperste, mest, tot aan de verdere verwerking of vermarkting van de mest.
Met behulp van de verbrandingsketel kan de gedroogde mest of eventueel een andere brandstof worden verbrand voor het genereren van warmte. De warmte kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het verwarmen van gebouwen in de nabijheid van het systeem of voor het verwarmen van het medium dat aan de warmtewisselaar wordt toegevoerd. Het verwarmen van het medium kan in het bijzonder voordelig zijn bij het opstarten van de inrichting volgens de uitvinding, wanneer er nog een warme damp uit het gas aanwezig is.
De uitvinding ziet verder op het gebruik van een inrichting voor het drogen van mest volgens een der conclusies 1 - 7 of een systeem voor het drogen van mest volgens conclusie 8, omvattende de stappen: (a) het toevoeren van mest aan de behuizing; (b) het met een bepaalde tijd in de behuizing laten verblijven van de mest; (c) het bij een bepaalde temperatuur drogen van de in de behuizing aanwezige mest, en (d) het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing na het verloop van de bepaalde tijd.
De voordelen van de inrichting en/of het systeem volgens de uitvinding en daarmee van het gebruik daarvan zijn hierboven nader toegelicht.
Zoals hierboven reeds is aangegeven is het voordelig als de bepaalde tijd minimaal 40 minuten, bij voorkeur minimaal 50 minuten, meer bij voorkeur minimaal 60 minuten, nog meer bij voorkeur minimaal 120 minuten is.
Zoals hierboven reeds is aangegeven is het voordelig als de temperatuur minimaal 70°C, en bij voorkeur tussen 70°C - 100°C is.
In het geval van meerdere behuizingen kan de verblijftijd en/of temperatuur per behuizing naar wens worden gekozen. De mest verblijft bij voorkeur de hierboven genoemde tijd en/of bij de hierboven genoemde temperatuur in het gezamenlijk totaal aantal behuizingen. Wanneer de mest bijvoorbeeld in totaal 120 minuten op 70°C wordt gehouden, kan dit bij bijvoorbeeld twee behuizingen 60 minuten per behuizing en 70°C per behuizing zijn. Dit kan naar wens worden gekozen, waarbij de mest zelf bij voorkeur in totaal minimaal 60 minuten lang tot minimaal 70°C wordt verwarmd.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarin:
Figuur 1 een systeem volgens de uitvinding met een inrichting volgens de uitvinding schematisch weergeeft;
Figuren 2A - 2C een transportband met roermiddelen uit figuur 1 in meer detail toont, waarbij figuur 2A een bovenaanzicht is, figuur 2B een zijaanzicht en figuur 2C een vooraanzicht;
Figuren 3A - 3C een inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding schematisch tonen, en
Figuur 4 schematisch een inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding toont.
In de figuren worden gelijke onderdelen met gelijke verwijzingsgetallen, maar verhoogd met 100 aangeduid.
Figuur 1 toont een systeem 1 voor het drogen van mest. Het systeem 1 omvat een inrichting 2 met een behuizing 3. Aan één zijde van de behuizing 3 is een toevoertrechter 4 aangesloten voor het toevoeren van mest aan de behuizing 3. In de toevoertrechter 4 is een vijzel 5 opgesteld voor het bij voorkeur gedoseerd op een in hoofdzaak horizontaal opgestelde transportband 6 verplaatsen van mest. De transportband 6 verplaatst de mest in hoofdzaak horizontaal door de behuizing 3 naar een tegenovergelegen, tweede zijde van de behuizing 3. De transportband 6 strekt zich om een warmtewisselaar 7 heen uit, zodat warmteoverdracht tussen de warmtewisselaar 7 en de op de transportband 6 opgestelde mest kan plaatsvinden, zodat de mest tijdens zijn transport door de behuizing 3 verwarmd en daardoor gedroogd wordt. De warmtewisselaar 7 kan een zogeheten kussenplaat zijn, welke kussenplaat een holle ruimte omvat. De kussenplaat omvat een op de holle ruimte aansluitende toevoer 8 en afvoer 9. Via de toevoer 8 kan een warm medium aan de warmtewisselaar 7 worden toegevoerd en via de afvoer 9 kan het in de warmtewisselaar 7 afgekoelde medium worden afgevoerd. De toevoer 8 sluit aan op een afvoereinde van de transportband 6 en de afvoer 9 sluit aan op een toevoereinde van de transportband 6, ofwel nabij de toevoertrechter 4, zodat het verse medium met de hoogste temperatuur de meest droge mest kan verwarmen en zodat de net toegevoerde en daardoor relatief natte mest door het deels afgekoelde medium wordt verwarmd. Nabij een afvoereinde van de transportband 6 zijn roermiddelen 18 opgesteld voor het roeren, maar niet in of tegen de transportrichting van de transportband 6 verplaatsen van de mest. Door het roeren en daardoor omwoelen van de mest kan de in de mest aanwezige vloeistof goed verdampen. Doordat de mest niet verplaatst wordt is de verblijftijd van de mest in de behuizing 3 bepaald door de lengte en transportsnelheid van de transportband 6. De roermiddelen 18 kunnen alternatief ook over de gehele lengte van de transportband 6 zijn opgesteld, zoals is getoond in figuur 2A.
De in de behuizing 3 gedroogde mest wordt vervolgens aan de tweede zijde van de behuizing 3 af gevoerd naar een brokkenpers 10 voor het persen van de gedroogde mest. Met behulp van een tweede transportband 11 wordt de geperste mest door een koelruimte 12 gevoerd voor het koelen van de geperste mest. De geperste, gekoelde mest wordt vervolgens schuin opwaarts verplaatst met behulp van een vijzel 13 en naar een silo 14 toegevoerd voor het opslaan van de geperste en gekoelde mest. De in de silo 14 opgeslagen mest kan worden gebruikt voor het stoken van een verbrandingsketel 15 voor het verschaffen van warm water met een maximale temperatuur van bijvoorbeeld ongeveer 95°C. Dit warme water kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het verwarmen van een gebouw als ook als warm medium voor de warmtewisselaar 7, in het bijzonder tijdens het opstarten van het systeem 1. Hiertoe is de ketel 15 mediumdoorstromend verbonden met de warmtewisselaar 7 via een tweewegklep 16. Voor het transporteren van mest van de silo 14 naar de ketel 15 is een transporteur 17 verschaft. De in de silo 14 opgeslagen mest kan eventueel ook als brandstof verkocht worden.
De inrichting 2 omvat verder een aantal kraaktorens 20. Uit de mest afkomstige damp wordt aan de kraaktorens 20 toegevoerd voor het scheiden van ammoniak en/of ureum en eventuele andere gassen van waterdamp. Het ammoniak en/of ureum kan worden afgevoerd of worden gebruikt voor het opwekken van electriciteit in een electriciteitopwekinrichting (niet afgebeeld). De waterdamp wordt gecomprimeerd in een compressor 21. Hierdoor neemt de druk en daardoor de temperatuur van de waterdamp toe, bijvoorbeeld van ongeveer 100°C naar ongeveer 115°C. De waterdamp kan vervolgens via de tweewegklep 16 aan de warmtewisselaar 7 worden toegevoerd. De waterdamp geeft in de warmtewisselaar 7 warmte aan de mest af en condenseert daarbij tot water.
Met behulp van de tweewegklep 16 kan zoals uit het bovenstaande duidelijk is geworden worden ingesteld of waterdamp afkomstig uit de behuizing 3 en compressor 21 of door de ketel 15 verwarmd water aan de warmtewisselaar 7 wordt toegevoerd. Praktisch wordt tijdens het opstarten van het systeem 1 water afkomstig van de ketel 15 aan de warmtewisselaar 7 toegevoerd en wordt tijdens bedrijf, als voldoende waterdamp uit de mest verkregen wordt, de waterdamp aan de warmtewisselaar 7 toegevoerd. Het via de afvoer 9 uit de warmtewisselaar 7 afgevoerde water wordt via een tweewegklep 22 af gevoerd naar bijvoorbeeld een riool of aan de ketel 15 toegevoerd.
De figuren 2A - 2C tonen de transportband 6 met de daarin opgestelde warmtewisselaar 7 in meer detail. Hieruit blijkt, dat de transportband 6 met een onderoppervlak daarvan aanligt tegen een bovenzijde van de warmtewisselaar 7, waardoor er sprake kan zijn van een efficiënte en/of goede warmteoverdracht voor het drogen van op de transportband 6 aanwezige mest. Boven de transportband 6 zijn roermiddelen 18 opgesteld voor het roeren of woelen van de mest. De roermiddelen 18 omvatten een aantal roerstaven 30 met elk een verbreed uiteinde 31, welke roerstaven 30 aan een aantal zich dwars over de transportband 6 uitstrekkende draagstangen 32 zijn bevestigd. Zoals blijkt uit figuur 3B roteren de draagstangen 32 en daardoor de roerstaven 30 in een aan de transportrichting van de transportband 6 tegengestelde richting 34, waardoor de mest althans niet in de transportrichting kan worden verplaatst. Doordat de draagstangen en roerstaven 30 langzaam roteren zal er in hoofdzaak ook geen sprake zijn van een tegen de transportrichting van de transportband 6 in verplaatsen van de mest. Door het roeren en daardoor omwoelen van de mest over nagenoeg de gehele transportlengte van de transportband 6 kan de in de mest aanwezige vloeistof goed verdampen. Doordat de mest niet verplaatst wordt is de verblijftijd van de mest in de behuizing 3 bepaald door de lengte en transportsnelheid van de transportband 6. In de figuren 2A en 2B is verder zichtbaar, dat de transportband 6 een aandrijftrommel 35 en een keertrommel 36 omvat.
De figuren 3A - 3C tonen een inrichting 102 voor het drogen van mest volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. In het bijzonder de verschillen met de inrichting uit de figuren 1 en 2 zullen worden toegelicht. Voor een overige omschrijving wordt verwezen naar de omschrijving van de figuren 1 en 2.
De inrichting 102 omvat een eerste behuizing 103 a en een tweede behuizing 103b. De eerste behuizing 103a is in meer detail in figuur 3B getoond, en de tweede behuizing 103b is in meer detail in figuur 3C getoond. De tweede behuizing 103b is in een transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de eerste behuizing 103 a opgesteld, zodat uit de eerste behuizing 103 a af gevoerde mest aan de tweede behuizing 103b wordt toegevoerd. Mest wordt vanuit een trechter 4a aan de eerste behuizing 103a toegevoerd. In de eerste behuizing 103a wordt de mest vanaf de zijde van de trechter 104a verplaatst naar een toevoer 104b van de tweede behuizing 103b. De afvoer van de eerste behuizing 103 a is hierbij in hoofdzaak de toevoer 104b van de tweede behuizing 103b.
Opgemerkt wordt, dat de toevoer 104b met een gestippelde pijl is weergegeven om aan te duiden, dat deze onder de afgebeelde kap is opgesteld. Deze kap waarnaar de pijl 104b wijst verschaft een afgesloten overgang tussen de eerste behuizing 103a en tweede behuizing 103b, om zo geen warme te verliezen. Deze kap is in de figuren 3B en 3C omwille van de duidelijkheid niet afgebeeld.
Uit figuur 3B blijkt, dat in plaats van een transportband de transportmiddelen 106 van de eerste behuizing 103a aan weerszijden van een eerste warmtewisselaar 107a opgestelde verplaatsbare kettingen 106a met zich dwars tussen de kettingen 106a uitstrekkende verplaatsingselementen 106b in de vorm van staven of schotten omvatten. De kettingen 106a worden roterend om de eerste warmtewisselaar 107a aangedreven, zodat de verplaatsingselementen 106 in de richting van de afvoerzijde van de eerste behuizing 103a worden verplaatst, en zo de mest verplaatsen in de gewenste transportrichting naar de tweede behuizing 103b. De mest wordt hierbij op de eerste warmtewisselaar 107a aangebracht, waardoor de mest goed verwarmd kan worden.
Voor het roeren van de mest omvat de inrichting in de eerste behuizing 103a dwars ten opzichte van de transportrichting opgestelde roteerbare assen 132 met zich daarvan uitstrekkende flexibele lussen 130. Tijdens het roteren van de assen 132 worden de flexibele lussen 130 door de mest gewoeld voor het roeren van de mest. Bij voorkeur roteert een deel van het totaal aan assen in een richting tegen de transportrichting in en het andere deel met de transportrichting mee. Op deze wijze wordt de mest effectief in hoofdzaak niet in of tegen de transportrichting in verplaatst.
Uit figuur 3C blijkt, dat in plaats van een transportband de transportmiddelen 106 van de tweede behuizing 103b op een roteerbare as 106d aangebrachte stuwmiddelen 106c omvatten, die de mest voortstuwen in de richting van de afvoermiddelen. De as 106d is hierbij in een langsrichting van de tweede behuizing 103b opgesteld. Bijvoorbeeld kunnen de stuwmiddelen op een roteerbare as aangebrachte stuwelementen 106c omvatten, welke stuwelementen zodanig zijn opgesteld, dat ze tijdens een roterende beweging van de roteerbare as de mest voortstuwen in de transportrichting. De stuwmiddelen 106c, hier in de vorm van flappen of schotten, zijn daartoe ten opzichte van de langsrichting van de roteerbare as 106d enigszins schuin opgesteld. De roteerbare as 106d is boven een tweede warmtewisselaar 107b opgesteld. De mest wordt hierbij op de tweede warmtewisselaar 107b aangebracht en daardoor goed verwarmd tijdens het transport in de transportrichting.
Voor het roeren van de mest omvat de inrichting in de tweede behuizing 103b op de roteerbare as 106d aangebrachte flexibele lussen 130, welke tijdens de rotatie van de as 106d door de mest worden gewoeld voor het roeren van de mest. Doordat de lussen 130 in een richting dwars op de transportrichting door de mest worden gehaald vindt er in hoofdzaak geen verplaatsing van de mest plaats in of tegen de transportrichting. Hierdoor wordt de mest wel geroerd maar in hoofdzaak niet verplaatst.
Zoals blijkt uit figuur 3A strekt een leiding 23 zich vanaf de eerste behuizing 103a uit. De leiding 23 dient tot het afvoeren van uit de eerste behuizing 103a afkomstige damp. De damp wordt vervolgens gecomprimeerd in een compressor 121, en via een leiding 24 aan de in de tweede behuizing 103 opgestelde tweede warmtewisselaar 107b toegevoerd. Op deze wijze kan relatief warme damp uit de eerste behuizing 103 a effectief worden benut als warm medium in de tweede warmtewisselaar 107b van de tweede behuizing 103B. De tweede behuizing 103B omvat tevens een afvoerleiding 25 voor het afvoeren van uit de tweede behuizing 103B afkomstige damp. Deze wordt via de leiding 25 eveneens naar de compressor 121 toegevoerd, maar kan desgewenst ook worden afgevoerd om eventueel gefilterd te worden en voor andere doelen ingezet te worden. Met verwijzing naar de beschrijving van de figuren 1 en 2 kunnen ook hier kraaktorens ingezet worden voor het scheiden van ammoniak en/of ureum en eventuele andere gassen van waterdamp. Het ammoniak en/of ureum kan worden afgevoerd of worden gebruikt voor het opwekken van electriciteit in een electriciteitopwekinrichting (niet afgebeeld).
In de figuren 3A - 3C zijn de overige onderdelen van het systeem niet getoond. Deze kunnen in hoofdzaak gelijk zijn aan die zijn getoond in het schema van figuur 1.
Figuur 4 toont een behuizing 203 van een inrichting 2 voor het drogen van mest volgens een derde uitvoeringsvorm. In de inrichting zijn een aantal roteerbare langsassen 206d met stuwelementen 206c opgesteld, welke de mest voortstuwen in de transportrichting. Op de as zijn tevens flexibele roerelementen 230 aangebracht. Voor een verdere omschrijving van de assen 206d met stuwelementen 206c en roerelementen 230 wordt verwezen naar de omschrijving bij figuur 3B. De behuizing 203 kan een aantal versprongen ten opzichte van elkaar horizontaal opgestelde warmtewisselaars 207 omvatten, waarover de mest wordt verplaatst. Aan een in de transportrichting van de mest gezien achterste einde van elke warmtewisselaar 207 is een opening vrijgelaten waardoorheen de mest omlaag valt en op de volgende warmtewisselaar 207 belandt. Op deze wijze volgt de mest vanaf de inlaat 204 een meanderend patroon door de behuizing 203 naar de uitlaat, en kan daarbij goed gedroogd worden.
Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.
Zo kan er in plaats van tweewegkleppen ook sprake zijn van driewegkleppen.

Claims (11)

1. Inrichting voor het drogen van mest, omvattende: - een behuizing; - toevoermiddelen voor het toevoeren van mest aan de behuizing; - afvoermiddelen voor het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing, en - droogmiddelen voor het bij een bepaalde temperatuur drogen van in de behuizing aanwezige mest, waarbij de droogmiddelen een in de behuizing opgestelde warmtewisselaar omvatten, welke warmtewisselaar is ingericht voor het overdragen van warmte aan de mest, met het kenmerk, dat: de warmtewisselaar een in hoofdzaak horizontaal opgesteld element met een holle ruimte omvat, welk element een toevoer omvat voor het aan de holle ruimte toevoeren van een warm medium en een afvoer voor het uit de holle ruimte afvoeren van het medium na afgifte van warmte aan de mest, en - de inrichting verder dampafvoermiddelen omvat voor het uit de behuizing afvoeren van uit de mest verdampte damp, waarbij de dampafvoermiddelen mediumdoorstromend zijn verbonden met de toevoer van het element voor het naar de holle ruimte toevoeren van de uit de behuizing af ge voerde damp en/of waarbij de dampafvoermiddelen mediumdoorstromend zijn verbonden met de toevoer van een in een tweede behuizing opgestelde tweede warmtewisselaar.
2. Inrichting volgens conclusie 1, omvattende een in stromingsrichting gezien tussen de dampafvoermiddelen en de toevoer van het element of de tweede warmtewisselaar opgestelde compressor voor het comprimeren van uit de behuizing afgevoerde damp tot een vooraf bepaalde druk.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, omvattende een in stromingsrichting gezien tussen de dampafvoermiddelen en de toevoer van het element opgestelde scheider voor het scheiden van uit debehuizing af ge voerde damp in waterdamp en andere gassen, bijvoorbeeld ammoniak en/of ureum.
4. Inrichting volgens conclusie 3, omvattende een op de scheider aangesloten electriciteitsopwekinrichting voor het opwekken van electriciteit op basis van de andere gassen als brandstof.
5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar een kussenplaat omvat.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, omvattende in de behuizing en/of de tweede behuizing opgestelde transportmiddelen voor het transporteren van de mest van de toevoermiddelen naar de afvoermiddelen van de behuizing en/of van tweede toevoermiddelen naar tweede afvoermiddelen van de tweede behuizing.
7. Inrichting volgens conclusie 6 en een der conclusies 1-5, waarbij de transportmiddelen nabij, in het bijzonder boven, de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar zijn opgesteld voor het langs, in het bijzonder over, de warmtewisselaar en/of de tweede warmtewisselaar transporteren van mest.
8. Systeem voor het drogen van mest, omvattende: - een inrichting voor het drogen van mest volgens een der conclusies 1-7, omvattende: - een behuizing; - toevoermiddelen voor het toevoeren van mest aan de behuizing; - afvoermiddelen voor het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing, en - droogmiddelen voor het drogen van in de behuizing aanwezige mest; en ten minste één van: - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen opgestelde en daarmee gekoppelde pers voor het persen van gedroogde mest; - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen, en eventueel stroomafwaarts van de pers, opgestelde opslagmiddelen voor het opslaan van, eventueel geperste, gedroogde mest; en - een in transportrichting van de mest gezien stroomafwaarts van de afvoermiddelen, en eventueel stroomafwaarts van de pers, opgestelde verbrandingsketel voor het verbranden van, eventueel geperste, gedroogde mest, voor het genereren van warmte.
9. Gebruik van een inrichting voor het drogen van mest volgens een der conclusies 1 - 7 of een systeem voor het drogen van mest volgens conclusie 8, omvattende de stappen: (a) het toevoeren van mest aan de behuizing; (b) het met een bepaalde tijd in de behuizing laten verblijven van de mest; (c) het bij een bepaalde temperatuur drogen van de in de behuizing aanwezige mest, en (d) het afvoeren van gedroogde mest uit de behuizing na het verloop van de bepaalde tijd.
10. Gebruik volgens conclusie 9, waarbij de bepaalde tijd minimaal 40 minuten, bij voorkeur minimaal 50 minuten, meer bij voorkeur minimaal 60 minuten, nog meer bij voorkeur minimaal 120 minuten is.
11. Gebruik volgens conclusie 9 of 10, waarbij de bepaalde temperatuur ligt tussen 50°C - 100°C, bij voorkeur ligt tussen 60°C - 100°, meer bij voorkeur ligt tussen 70°C - 100°C.
NL2014036A 2013-12-24 2014-12-22 Inrichting en systeem voor het drogen van mest NL2014036B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014036A NL2014036B1 (nl) 2013-12-24 2014-12-22 Inrichting en systeem voor het drogen van mest

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012021 2013-12-24
NL2012021A NL2012021C2 (nl) 2013-12-24 2013-12-24 Inrichting en systeem voor het drogen van mest.
NL2014036A NL2014036B1 (nl) 2013-12-24 2014-12-22 Inrichting en systeem voor het drogen van mest
NL2014036 2014-12-22

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014036A NL2014036A (nl) 2015-06-26
NL2014036B1 true NL2014036B1 (nl) 2016-08-26

Family

ID=50114508

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012021A NL2012021C2 (nl) 2013-12-24 2013-12-24 Inrichting en systeem voor het drogen van mest.
NL2014036A NL2014036B1 (nl) 2013-12-24 2014-12-22 Inrichting en systeem voor het drogen van mest

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012021A NL2012021C2 (nl) 2013-12-24 2013-12-24 Inrichting en systeem voor het drogen van mest.

Country Status (3)

Country Link
BE (1) BE1022623B1 (nl)
DE (1) DE102014119341A1 (nl)
NL (2) NL2012021C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN107356093A (zh) * 2017-03-16 2017-11-17 重庆宝禾复合肥有限公司 一种具有一段二段干燥的化肥生产用干燥装置
CN113415971A (zh) * 2021-06-10 2021-09-21 河南牧业经济学院 利用鸡舍换气余热干燥鸡粪装置
CN114485132A (zh) * 2022-04-14 2022-05-13 山东中创亿丰肥料集团有限公司 一种微生物肥料生产用连续干燥装置

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3697056A (en) * 1970-12-31 1972-10-10 Wolverine Mfg Co Poultry manure drier and sterilizer
US6135035A (en) * 1999-03-02 2000-10-24 Masek; Tommy D. Animal waste disposal system
US6367395B1 (en) * 2000-11-06 2002-04-09 Tommy D. Masek Method of disposing of animal waste
EP1740509A2 (en) * 2004-04-02 2007-01-10 Skill Associates, Inc. Biomass converters and processes
NO20050189A (no) * 2005-01-13 2006-02-20 Hammer Asbjoern Anordning for tørking av materiale
IT1396019B1 (it) * 2009-10-16 2012-11-09 Girolamo Camoni Macchina per lo smaltimento della pollina.

Also Published As

Publication number Publication date
DE102014119341A1 (de) 2015-06-25
BE1022623B1 (nl) 2016-06-17
BE1022623A1 (nl) 2016-06-17
NL2012021C2 (nl) 2015-06-26
NL2014036A (nl) 2015-06-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
TWI669162B (zh) 多功能之排泄物與垃圾處理器及其關聯方法
NL2014036B1 (nl) Inrichting en systeem voor het drogen van mest
MX2008008751A (es) Proceso y dispositivo para tratar biomasa.
CN106382790B (zh) 一种利用电厂烟气和蒸汽余热的褐煤干燥方法及干燥设备
EP3580509B1 (en) A slurry drying plant, a method for drying slurry and use of a slurry drying plant
ES2540746T3 (es) Un proceso de producción de setas
CZ2007475A3 (cs) Zarízení k sušení sypkých a kašovitých materiálu a kalu
JP2010230230A (ja) ボイラシステム
AU2008364235B2 (en) Method for generating process steam
JP6502569B1 (ja) 乾燥装置、及び乾燥システム
US20080178488A1 (en) Portable counter flow drying and highly efficient grain drier with integrated heat recovery
JP5632410B2 (ja) 加熱処理設備及び方法
BE1015743A3 (nl) Inrichting voor het verwerken van biomassa en werkwijze daarbij toegepast.
KR101187581B1 (ko) 바이오매스 발전 장치
JP2008173551A (ja) 汚泥等の乾燥装置
RU2038344C1 (ru) Устройство для переработки помета
CN216694207U (zh) 利用工业余热的流化床式固体废弃物干燥系统
EP4168516B1 (en) Method and slurry treatment plant for reducing methane emission from slurry produced in a livestock farm
US9279614B2 (en) Drying/carbonizing device and method thereof
JP2004183985A (ja) 畜糞処理装置
JP2008212800A (ja) 汚泥処理装置
JP2010214314A (ja) 含水有機廃棄物の乾燥装置、乾燥システム及び乾燥方法
RU2749756C1 (ru) Мобильная шнековая многоступенчатая сушилка
JP2003047929A (ja) 畜糞処理方法及びその畜糞処理装置
JPH1160225A (ja) 有機物原料連続炭化装置とその連続炭化方法

Legal Events

Date Code Title Description
SD Assignments of patents

Effective date: 20150610

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220101