NL2013238B1 - Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem. - Google Patents

Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL2013238B1
NL2013238B1 NL2013238A NL2013238A NL2013238B1 NL 2013238 B1 NL2013238 B1 NL 2013238B1 NL 2013238 A NL2013238 A NL 2013238A NL 2013238 A NL2013238 A NL 2013238A NL 2013238 B1 NL2013238 B1 NL 2013238B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liquid level
valve
chamber
sensor
plunger
Prior art date
Application number
NL2013238A
Other languages
English (en)
Inventor
Charles De Bie Austin
James De Bie Darren
Original Assignee
Jorc Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jorc Holding B V filed Critical Jorc Holding B V
Priority to NL2013238A priority Critical patent/NL2013238B1/nl
Priority to EP15177760.4A priority patent/EP2988053A1/en
Priority to CN201510435144.4A priority patent/CN105276367A/zh
Application granted granted Critical
Publication of NL2013238B1 publication Critical patent/NL2013238B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16TSTEAM TRAPS OR LIKE APPARATUS FOR DRAINING-OFF LIQUIDS FROM ENCLOSURES PREDOMINANTLY CONTAINING GASES OR VAPOURS
    • F16T1/00Steam traps or like apparatus for draining-off liquids from enclosures predominantly containing gases or vapours, e.g. gas lines, steam lines, containers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D53/00Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols
    • B01D53/26Drying gases or vapours
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60TVEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
    • B60T17/00Component parts, details, or accessories of power brake systems not covered by groups B60T8/00, B60T13/00 or B60T15/00, or presenting other characteristic features
    • B60T17/002Air treatment devices
    • B60T17/004Draining and drying devices
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K31/00Actuating devices; Operating means; Releasing devices
    • F16K31/12Actuating devices; Operating means; Releasing devices actuated by fluid
    • F16K31/36Actuating devices; Operating means; Releasing devices actuated by fluid in which fluid from the circuit is constantly supplied to the fluid motor
    • F16K31/40Actuating devices; Operating means; Releasing devices actuated by fluid in which fluid from the circuit is constantly supplied to the fluid motor with electrically-actuated member in the discharge of the motor
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16TSTEAM TRAPS OR LIKE APPARATUS FOR DRAINING-OFF LIQUIDS FROM ENCLOSURES PREDOMINANTLY CONTAINING GASES OR VAPOURS
    • F16T1/00Steam traps or like apparatus for draining-off liquids from enclosures predominantly containing gases or vapours, e.g. gas lines, steam lines, containers
    • F16T1/38Component parts; Accessories
    • F16T1/48Monitoring arrangements for inspecting, e.g. flow of steam and steam condensate

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Control Of Non-Electrical Variables (AREA)
  • Jet Pumps And Other Pumps (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem. De condensaftap omvat een vloeistofvergaarkamer met een inlaat en een uitlaat, alsmede een vloeistofniveausensor die zodanig is ingericht, dat een door de vloeistofniveausensor gemeten vloeistofniveau een maat is voor het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer. De condensaftap omvat een klepeenheid, die stroomafwaarts van de vloeistofvergaarkamer is voorzien voor het openen en afsluiten van de uitlaat, alsmede een regeleenheid, die is ingericht om op basis van het door de vloeistofniveausensor gemeten vloeistofniveau de klepeenheid aan te sturen. De condensaftap volgens de onderhavige uitvinding omvat een sensorkamer, die in vloeistofverbinding staat met de vloeistofvergaarkamer. De vloeistofniveausensor is voorzien om het vloeistofniveau in de sensorkamer te bepalen.

Description

Korte aanduiding: Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem Beschrijving
De uitvinding heeft betrekking op een condensaftap die is ingericht om toegepast te worden bij persluchtsystemen, in het bijzonder bij persluchtsystemen die gebruik maken van hoge drukken.
Een dergelijke condensaftap is bekend. De bekende condensaftap omvat een kamer voor het te verzamelen van condensaat, welke een inlaat heeft die is aangesloten op het persluchtsysteem dat gebruik maakt van perslucht op een druk van bijvoorbeeld 16 bar. De kamer van de condensaftap is voorzien van een uitlaat voor het afvoeren van condensaat uit de kamer. Stroomafwaarts van de kamer is een klep voorzien voor het afsluiten van de uitlaat, zodanig dat condensaat in de kamer verzamelt, en die te openen is om condensaat uit de kamer af te voeren. Met stroomafwaarts wordt in de onderhavige uitvinding bedoeld een richting waarin het condensaat stroomt bij het afvoeren daarvan, bijvoorbeeld vanaf de inlaat via de kamer naar de uitlaat; met stroomopwaarts wordt een tegengestelde richting aangeduid, bijvoorbeeld vanaf de uitlaat in de richting naar de inlaat. In de kamer is een vochtsensor voorzien, die de hoeveelheid condensaat in de kamer meet. Bij het bereiken van een bepaalde vooraf ingestelde waarde van vloeistof in de kamer, zal de klep aangestuurd worden om te openen, zodat het condensaat uit de kamer zal stromen. Daarna zal de klep sluiten, zodat verder condensaat weer in de kamer verzameld wordt.
Het is een nadeel van de bekende condensaftap, dat deze niet of althans minder geschikt is om toegepast te worden bij relatief hoge drukken. Bij toepassing van de bekende condensaftap bij hoge drukken, kan de condensaftap beschadigd raken. Daarnaast is het een nadeel van de bekende condensaftap, dat kostbare perslucht verloren kan gaan bij het afblazen van condensaat, in het bijzonder wanneer deze wordt toegepast bij relatief hoge drukken.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding, om een verbeterde condensaftap te verschaffen. Het is aanvullend een doel van de onderhavige uitvinding, om een condensaftap te verschaffen die geschikt is voor toepassing bij hoge drukken, in het bijzonder bij drukken van enkele honderden bar, in het bijzonder ongeveer 500 bar. Het is verder aanvullend een doel van de onderhavige uitvinding, om een condensaftap te verschaffen, waarbij schade aan de condensaftap, en/of ongewenst verlies van perslucht, voorkomen of althans verminderd wordt.
Met dit doel voor ogen verschaft de uitvinding een condensaftap, met de eigenschappen zoals gedefinieerd in conclusie 1. De condensaftap volgens de onderhavige uitvinding omvat een vloeistofvergaarkamer met een inlaat en een uitlaat. De inlaat is daarbij aansluitbaar op het persluchtsysteem. Via de inlaat kan vloeistof, in het bijzonder condensaat, in de vloeistofvergaarkamer stromen. De uitlaat is ingericht om vloeistof, in het bijzonder condensaat, uit de vloeistofvergaarkamer te laten stromen. De condensaftap omvat een vloeistofniveausensor die zodanig is ingericht, dat een door de vloeistofniveausensor gemeten vloeistofniveau een maat is voor het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer. Verder omvat de condensaftap een klepeenheid, die stroomafwaarts van de vloeistofvergaarkamer is voorzien, en die is ingericht om de uitlaat te openen voor het toestaan van stroming, danwel voor het sluiten van de uitlaat voor het voorkomen van stroming, zodanig dat condensaat verzameld kan worden in de vloeistofvergaarkamer. Een regeleenheid is voorzien, welke is ingericht om op basis van het door de vloeistofniveausensor gemeten vloeistofniveau, aansturen van de klepeenheid, voor het openen danwel sluiten van de uitlaat. Volgens de onderhavige uitvinding, omvat de condensaftap een sensorkamer, die in vloeistofverbinding staat met de vloeistofvergaarkamer. De sensorkamer is een aanvullende kamer. De sensorkamer vormt bijvoorbeeld een aftakking van de vloeistofvergaarkamer, zodanig dat deze niet rechtstreeks in lijn met de inlaat en de uitlaat gelegen is. De sensorkamer kan bijvoorbeeld parallel aan de vloeistofvergaarkamer geplaatst zijn. Volgens de onderhavige uitvinding is de vloeistofniveausensor zodanig geplaatst dat deze in staat is om het vloeistofniveau in de sensorkamer te bepalen. Bij voorkeur is de vloeistofniveausensor in de sensorkamer geplaatst. Doordat de vloeistofniveausensor buiten de vloeistofvergaarkamer geplaatst is, bijvoorbeeld doordat deze in of nabij de sensorkamer geplaatst is, en doordat de sensorkamer niet rechtstreeks in lijn, of parallel, aan de vloeistofvergaarkamer geplaatst is, wordt de vloeistofniveausensor ten minste enigszins beschermd tegen drukinvloeden van het persluchtsysteem, bijvoorbeeld bij het aflaten van condensaat uit de vloeistofvergaarkamer. De combinatie van kenmerken van de condensaftap volgens de onderhavige uitvinding maken deze bijzonder veilig en robuust. Dit maakt de condensaftap volgens de onderhavige uitvinding geschikt om toegepast te worden bij relatief hoge drukken, zoals bijvoorbeeld tot 500 bar. Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de condensaftap van de onderhavige uitvinding zijn onderwerp van de afhankelijke conclusies. Enkele daarvan zullen navolgend worden toegelicht.
In een uitvoeringsvorm is de klepeenheid volgens de onderhavige uitvinding van het type “normaal-open”, hetgeen betekent dat bij het wegvallen van een elektrisch signaal, de uitlaat geopend is, zodanig dat condensaat en perslucht via de uitlaat kunnen wegstromen. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder veilig, met name bij toepassing van hoge drukken.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is de klepeenheid volgens de onderhavige uitvinding van het type “normaal-gesloten”, zodat de uitlaat gesloten is bij afwezigheid van een elektrisch signaal.
In een uitvoeringsvorm, is de sensorkamer verbonden met de vloeistofvergaarkamer via een eerste verbinding alsmede via een op afstand van de eerste verbinding gelegen tweede verbinding. Op deze wijze zal de druk in de sensorkamer in hoofdzaak gelijk blijven aan de druk in de vloeistofvergaarkamer. Er is geen sprake van drukopbouw ten gevolge van opgesloten lucht in de sensorkamer. Zodanig zal het vloeistofniveau in de sensorkamer rechtstreeks een maat zijn voor het vloeistofniveau in de vergaarkamer, zodat het niveau eenvoudig meetbaar is met de vloeistofniveausensor.
De eerste verbinding en de tweede verbinding kunnen bijvoorbeeld verbindingskanaaltjes zijn. De doorsnede van de eerste verbinding is in een uitvoering in hoofdzaak gelijk aan de doorsnede van de vloeistofvergaarkamer. Zo wordt een goede stroming naar de sensorkamer mogelijk. De doorsnede van de tweede verbinding is in een uitvoering relatief klein ten opzichte van de afmetingen (in het bijzonder de doorsnede) van de vloeistofvergaarkamer.
De sensorkamer heeft in een uitvoering in hoofdzaak dezelfde doorsnede-afmeting als de vloeistofvergaarkamer.
In een uitvoeringsvorm, is de regeleenheid ingericht om de klepeenheid aan te sturen om de uitlaat te openen, wanneer het door de vloeistofniveausensor gemeten vloeistofniveau een vooraf bepaalde waarde overschrijdt.
In een uitvoeringsvorm, is de vloeistofniveausensor ingericht om ten minste één waarde van het vloeistofniveau te meten. Deze waarde komt dan overeen met ten minste de gewenste bovenwaarde van het vloeistofniveau. Bij het bereiken van de bovenwaarde van het vloeistofniveau, zal de regeleenheid de klepeenheid aansturen om de uitlaat te openen, bijvoorbeeld voor een (relatief korte) vooraf ingestelde tijd, zodat vloeistof uit de sensorkamer en de vloeistofvergaarkamer kan stromen, om deze zodoende te legen. Een dergelijke uitvoering is bijzonder effectief gebleken. De tijd kan vooraf zijn ingesteld, en is bij voorkeur relatief kort, zodat slechts het condensaat wegstroomt, en er geen kostbare perslucht verloren gaat.
Voor een nauwkeuriger legen van de vloeistofvergaarkamer, met daarbij het voorkomen van ongewenst afblazen van perslucht, is in een uitvoeringsvorm de vloeistofniveausensor ingericht om ten minste twee waardes voor het vloeistofniveau te meten. De ten minste twee waardes zijn dan de gewenste bovenwaarde en een gewenste minimale waarde, of benedenwaarde. De regeleenheid is in dit geval ingericht om de uitlaapklep te openen wanneer het vloeistofniveau de bovenwaarde bereikt heeft, en om de klepeenheid aan te sturen om de uitlaat te sluiten wanneer het vloeistofniveau de minimale waarde bereikt heeft. Hierdoor kan dus op een nauwkeurige wijze ervoor gezorgd worden dat er altijd enig condensaat in de vloeistofvergaarkamer aanwezig is, en zo een barrière vormt tegen ongewenst afblazen van perslucht. Opgemerkt wordt dat de vloeistofniveausensor hierbij gevormd kan zijn uit een enkel sensororgaan, of uit een veelheid sensororganen.
Een nog nauwkeurigere regeling is verder mogelijk, wanneer de vloeistofniveausensor is ingericht om ten minste meer dan twee waardes voor het vloeistofniveau te meten, in het bijzonder om continu het vloeistofniveau te meten. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een capacitieve sensor, die in de sensorkamer geplaatst is. Een dergelijke capacitieve sensor voor het meten van het vloeistofniveau is op zich voor de vakman bekend.
In een uitvoeringsvorm, omvat de klepeenheid een klepingang en een klepuitgang. De klepingang is in een uitvoeringsvorm rechtstreeks aangesloten op de uitlaat van de vloeistofvergaarkamer. De klepeenheid omvat een tussen de klepingang en de klepuitgang geplaatste plunjer die is ingericht om een tussen de klepingang en de klepuitgang voorziene plunjeropening af te sluiten. Verder is een drijfmiddel voorzien dat de plunjer in de richting van de plunjeropening dwingt. Aan de tegenover de plunjeropening gelegen zijde van de plunjer bevindt zich een drukkamer. Een drukkanaal loopt vanaf de klepingang via de drukkamer naar de klepuitgang. Dit drukkanaal is afsluitbaar door middel van een afsluitmiddel om de stroming van vloeistof door het drukkanaal te voorkomen. De drukkamer is zodanig uitgevoerd dat wanneer vloeistof door het drukkanaal en de drukkamer stroomt -bij een door de plunjer afgesloten plunjeropening-, deze stroming een onderdruk in de drukkamer veroorzaakt, welke onderdruk er voor zorgt dat de plunjer weg van de plunjeropening wordt bewogen, tegen de kracht van het drijfmiddel in. De klepuitgang wordt zodanig via de open plunjeropening verbonden met de klepingang voor afvoeren van vloeistof. Wanneer het afsluitmiddel de stroming door het drukkanaal onderbreekt, wordt de onderdruk opgeheven, waardoor de plunjer onder invloed van de drijfmiddelen in de richting van de plunjeropening gebracht wordt, en deze sluit. De uitlaat van de vloeistofvergaarkamer is hiermee gesloten, zodat condensaat niet meer uit de vloeistofvergaarkamer kan stromen. Zodoende verschaft de onderhavige uitvinding een normaal open klep voor toepassing in een condensaftap volgens de onderhavige uitvinding.
Volgens een aspect verschaft de uitvinding een klepeenheid zoals hierboven beschreven voor gebruik in een condensaftap volgens de onderhavige uitvinding.
Volgens een verder aspect verschaft de uitvinding een sensoreenheid, omvattende een vloeistofvergaarkamer, een vloeistofniveausensor en een regeleenheid, zoals hierboven omschreven.
De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een beschrijving van de bijgevoegde figuren, welke een uitvoeringsvorm van de condensaftap volgens de onderhavige uitvinding tonen. Daarin tonen:
Fig. 1 - een schematisch aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van de condensaftap volgens de onderhavige uitvinding; en
Fig. 2 - een schematisch aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van een klepeenheid van de condensaftap volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 1 toont een schematisch aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van de condensaftap 11 volgens de onderhavige uitvinding. De condensaftap 11 omvat een behuizing 2, waarin een inlaat 1, een vloeistofvergaarkamer 3, en een uitlaat 7 voorzien zijn. De inlaat 1 is aangesloten of althans aansluitbaar op een persluchtsysteem, in het bijzonder een persluchtsysteem dat is ingericht om gebruik te maken van hoge drukken. De uitlaat 7 is verbonden met een hier niet verder in detail getoonde klepeenheid 8. Volgens de onderhavige uitvinding is een sensorkamer 4 voorzien die, in het getoonde voorbeeld door middel van een eerste verbinding 5 en een tweede verbinding 6, in vloeistofverbinding staat met de vloeistofvergaarkamer 3. De condensaftap 11 omvat verder een vloeistofniveausensor 9 die in de sensorkamer 4 is opgenomen, en die is ingericht om een maat voor het vloeistofniveau in de sensorkamer te meten. De condensaftap 11 omvat verder een met de vloeistofniveausensor 9 en de klepeenheid 8 verbonden regeleenheid 10, die is ingericht om op basis van het door de vloeistofniveausensor 9 afgegeven signaal, de klepeenheid 8 aan te sturen.
Bij gebruik is de condensaftap 11 bij voorkeur zodanig georiënteerd, dat de inlaat 1 opwaarts gericht is, dat wil zeggen dat de inlaat 1 en de vloeistofvergaarkamer 3 in hoofdzaak in lijn met de verticaal gelegen zijn. Zoals reeds vermeld, is de inlaat 1 althans in gebruik verbonden met het persluchtsysteem. Vanuit het persluchtsysteem wordt vloeistof, bijvoorbeeld condens of vocht, de inlaat 1 in geleid. De vloeistof verzamelt zich vervolgens in de vloeistofvergaarkamer 3. In de oriëntatie van de condensaftap 11 zoals in Fig. 1 vult de vloeistofvergaarkamer 3 zich met vloeistof vanaf de onder- of bodemzijde van de vloeistofvergaarkamer 3. Het vloeistofniveau stijgt aldus bij het vullen.
Aan de onderzijde in Fig. 1 is de vloeistofvergaarkamer 3 verbonden met de sensorkamer 4 via de eerste verbinding 5. Bij voorkeur is de doorsnede van de eerste verbinding 5 voldoende groot om een goede doorstroming van de vloeistof naar de sensorkamer 4 mogelijk te maken. In het hier getoonde voorbeeld is de afmeting van de eerste verbinding 5 in hoofdzaak gelijk aan de afmeting van de vloeistofvergaarkamer 3. De sensorkamer 4 en de vloeistofvergaarkamer 3 staan zodanig in communicerende verbinding. De sensorkamer 4 in Fig. 1 strekt zich in hoofdzaak parallel aan de vloeistofvergaarkamer 3 uit. Wanneer het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer 3 toeneemt, zal door de eerste verbinding 5 tevens het vloeistofniveau in de sensorkamer 4 toenemen.
Bij voorkeur is de sensorkamer 4 zodanig uitgevoerd dat het vloeistofniveau in de sensorkamer 4 gelijk is aan het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer 3. In Fig. 1 is de condensaftap 11 hiertoe verder voorzien van een tweede verbinding 6 tussen sensorkamer 4 en vloeistofvergaarkamer 3. De tweede verbinding 6 ligt op afstand van de eerste verbinding 5. In de gebruiksoriëntatie van de condensaftap 11 in Fig. 1 is de tweede verbinding 6 hoger of boven de eerste verbinding 5 geplaatst. Door deze plaatsing kan via de tweede verbinding 4 gas, in het bijzonder lucht, uit de sensorkamer 6 ontsnappen naar de bovenzijde van de vloeistofvergaarkamer 3. Hierdoor wordt voorkomen dat de toestroming van vloeistof via de eerste verbinding 5 naar de sensorkamer 4 wordt belemmerd door gas dat is opgesloten tussen een bovendeel van de sensorkamer 4 en vloeistof in de sensorkamer 4. De tweede verbinding 6 vormt als het ware een ontluchtingskanaal voor de sensorkamer 4.
In de sensorkamer 4 is de vloeistofniveausensor 9 voorzien. In Fig. 1 is de vloeistofniveausensor 9 deels in de sensorkamer 4 en deels in de behuizing 2 gelegen. De vloeistofniveausensor 9 is een op zich voor de vakman algemeen bekende vloeistofniveausensor, zoals bijvoorbeeld een capacitatieve sensor. Het is verder denkbaar dat andere soorten vloeistofniveausensoren worden toegepast, zoals bijvoorbeeld analoge, optische, of andere bekende vloeistofniveausensoren.
De sensorkamer 4 omgeeft ten minste gedeeltelijk de vloeistofniveausensor 9 om deze te beschermen tegen drukinvloeden zoals drukstoten of stromingen bij het openen en/of sluiten van de klepeenheid 8. De drukstoot of stroming loopt via de vloeistofvergaarkamer 3 van de inlaat 1 naar de uitlaat 7. De vloeistofniveausensor 9 ligt daarbij niet rechtstreeks in de baan van de drukstoot of stroming. Zodanig is het mogelijk om een condensaftap volgens de onderhavige uitvinding toe te passen bij hoge drukken, zoals 500 bar.
Zoals reeds vermeld is de vloeistofniveausensor 9 verbonden met de regeleenheid 10. De regeleenheid 10 ontvangt een signaal vanuit de vloeistofniveausensor 9. Uit dit signaal wordt het vloeistofniveau in de sensorkamer 4 en op basis daarvan het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer 3 bepaald. Op basis van dit signaal stuurt de regeleenheid 10 de klepeenheid 8 aan. De regeleenheid 10 kan zodanig de klepeenheid 8 aansturen om de uitlaat 7 te openen om de vloeistof uit ten minste de vloeistofvergaarkamer 3 uit te voeren, wanneer een bepaald vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer 3 bereikt is. Vervolgens stuurt de regeleenheid 10 de klepeenheid 8 weer aan om de uitlaat 7 te sluiten. Bij voorkeur is de tijd tussen het openen en sluiten van de klepeenheid 8 van zodanig korte duur, dat er geen perslucht verloren gaat. Bij voorkeur is het openen en sluiten van de klepeenheid 8 een continu proces.
In een uitvoeringsvorm is de vloeistofniveausensor 9 ingericht om te meten op een enkel vloeistofniveau, welke overeenkomt met het maximale gewenste vloeistofniveau. Wanneer het maximale vloeistofniveau wordt gemeten door de vloeistofniveausensor 9, dan stuurt de regeleenheid 10 de klepeenheid 8 aan om de uitlaat 7 te openen voor het legen van de vloeistofvergaarkamer 3. Na het verstrijken van een vooraf bepaalde tijdseenheid sluit de regeleenheid 10 de klepeenheid 8.
In een uitvoeringsvorm is de vloeistofniveausensor 9 ingericht om te meten op twee vloeistofniveaus, welke overeenkomen met een bovenniveau en een benedenniveau. Wanneer het bovenniveau wordt gemeten door de vloeistofniveausensor 9, dan stuurt de regeleenheid 10 de klepeenheid 8 aan om de uitlaat 7 te openen voor het legen van de vloeistofvergaarkamer 3. Wanneer het benedenniveau wordt gemeten door de vloeistofniveausensor 9, dan stuurt de regeleenheid 10 de klepeenheid 8 aan om de uitlaat 7 te sluiten. In een verdere uitvoeringsvorm is de vloeistofniveausensor 9 ingericht om continu te meten, dat wil zeggen op ten minste alle punten tussen het boven- en benedenniveau.
De klepeenheid 8 in Fig. 1 is bij voorkeur van het type “normaal-open”, alhoewel een “normaal-gesloten” klep tevens kan worden toegepast. Buiten gebruik, in een spanningsloze toestand, bevindt de normaal-open klepeenheid 8 zich in de open toestand, en sluit deze de uitlaat 7 dus niet af. De regeleenheid 10 kan de klepeenheid 8 sluiten door deze van spanning te voorzien. De klepeenheid 8 in Fig. 1 is verbonden met de uitlaat 7. In een uitvoeringsvorm is de klepeenheid 8 rechtstreeks met de uitlaat 7 verbonden, maar zoals aangegeven met de stippellijnen in Fig. 1 is het denkbaar dat de klepeenheid 8 op afstand van de uitlaat 7 is gelegen.
Fig. 2 toont een schematisch aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van een klepeenheid 8 van de condensaftap 11 volgens de onderhavige uitvinding. Het wordt daarbij opgemerkt dat, in gebruik, de oriëntatie van de klepeenheid 8 zodanig is, dat pijl P in hoofdzaak samenvalt met de verticaal.
De klepeenheid omvat een klepingang 11 die is aangesloten of althans aansluitbaar is op de uitlaat 7 (zie ook Fig. 1). Verder omvat de klepeenheid een stroomafwaarts van de klepinlaat voorziene klepuitgang 24 voor het afvoeren van condensaat. Tussen de klepingang 11 en de klepuitgang 24 is een plunjeropening 16 met bijbehorende plunjer 13 voorzien. De plunjer 13 kan de plunjeropening 16 naar wens openen of afsluiten, zodanig dat vloeistof vanaf de klepingang 11 naar de klepuitgang 24 kan stromen, respectievelijk dat stroming van vloeistof voorkomen wordt. De klepeenheid 8 omvat verder een met de plunjer 13 verbonden drijfmiddel 15, in de vorm van een spiraalvormige veer 15, voor het naar de plunjeropening 16 dwingen van de plunjer 13. Aan de tegenover de plunjeropening 16 gelegen zijde van de plunjer 13, is een drukkamer 14 voorzien. Deze drukkamer 14 is via een uit delen 17, 18, 23 bestaand, maar in zijn geheel als drukkanaal 17, 18, 23 aangeduid, stromingskanaal verbonden met de klepingang 11 en de klepuitgang 24. Met andere woorden, het drukkanaal 17, 18, 23 verbindt de klepingang 11 via de drukkamer 14 met de klepuitgang 24. In het drukklanaal 17, 18, 23 is ter hoogte van kanaaldeel 18 een afsluitmiddel 19 voorzien, in de vorm van een verdere plunjer 19, welk afsluitmiddel 19 is ingericht voor het afsluiten en openen van het drukkanaal 17, 18, 23. Door deze configuratie is de drukkamer 14 zodanig ingericht dat een onderdruk in de drukkamer 14 tot stand brengbaar is, zodanig dat de plunjer 13 tegen het drijfmiddel 15 in wordt bewogen voor het rechtstreeks met de klepuitgang 24 verbinden van de klepingang 11.
De klepeenheid 8 in Fig. 2 omvat een klepingang 11, via welke vloeistof kan binnen stromen. In de klepeenheid 8 zijn, zoals boven omschreven, een tweetal stromingsbanen voor de binnen gekomen vloeistof voorzien. De eerste stromingsbaan loopt vanaf de klepingang 11 via een eerste, zich langs de plunjer 13 uitstrekkend stromingskanaaldeel 12, naar de drukkamer 14. Vervolgens kan de vloeistof via een tweede drukkanaaldeel 17 naar een doorgang 18 stromen, welke kan worden afgesloten door de afsluitmiddelen 19, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de verdere plunjer 19. De verdere plunjer 19 wordt op elektrische wijze aangedreven door een aandrijfplunjer 27, welke omgeven is door een spoel 31. Na de doorgang 18 loopt de eerste stromingsbaan via een derde kanaaldeel 23 naar de klepuitgang 24.
De tweede stromingsbaan loopt vanaf de klepingang 11 via de plunjeropening 16 naar de klepuitgang 24. Deze tweede stromingsbaan is afsluitbaar door de plunjer 13 in contact te brengen met de plunjeropening 16.
De werking van de klepeenheid 8 zal kort stapgewijs worden beschreven.
Vloeistof treedt de klepeenheid 8 binnen via de klepingang 11. Deze vloeistof beweegt vervolgens via het eerste kanaaldeel 12 in de beweegbare plunjer 13, naar de drukkamer 14, welke in Fig. 2 boven de plunjer 13 is gelegen. Het drijfmiddel 15, in Fig. 2 uitgevoerd als een eerste veer 15, dwingt de plunjer 13 naar de plunjeropening 16. Het drijfmiddel 15 drukt de plunjer 13 tegen een rand, in het bijzonder een zitting, van de plunjeropening 16, waardoor deze plunjeropening 16 wordt afgesloten. De drukkamer 14 en de plunjeropening 16 liggen aan tegenover elkaar gelegen zijden van de plunjer 13.
Na de drukkamer 14 beweegt de vloeistof door een tweede kanaaldeel 17 naar een doorgang 18. De doorgang 18 wordt bij gebruik vrijgegeven door een afsluitmiddel 19, in Fig. 2 een beweegbare, verdere plunjer 19. Een tweede veer 20 dwingt de verdere plunjer 19, in Fig. 2 in de richting van pijl P, in opwaartse richting naar een open toestand van de doorgang 18. De verdere plunjer 19 in Fig. 2 is voorzien in een beweegbare, aanvullende plunjer 21 en derde veer 22.
Vervolgens beweegt de vloeistof door het derde kanaaldeel 23 naar de klepuitgang 24. Door deze stroming aan vloeistof door het drukkanaal 12, 17, 23 gevormd door de kanaaldelen 12, 17, 23 en de drukkamer 14 beweegt de plunjer 13 in opwaartse richting, naar de drukkamer 14. Door de stroming aan vloeistof aan de drukkamerzijde van de plunjer 13 ontstaat een onderdruk in de drukkamer, welke de plunjer 13 tegen de eerste veer 15 in dwingt, in de richting van pijl P. Door de beweging van de plunjer 13 wordt de eerste veer 15 ingedrukt, waardoor de plunjeropening 16 wordt geopend. Vloeistof kan nu tevens vanuit de klepingang 11 rechtstreeks door de plunjeropening 16, naar de klepuitgang 24 stromen.
Het voordeel van deze configuratie van de klepeenheid 8 is, dat het hier boven beschreven openen van de klepeenheid 8 volledig stroomloos en/of spanningsloos wordt uitgevoerd. Zodoende voorziet de onderhavige uitvinding in een normaal open klepeenheid 8, welke bij toepassing op perslucht zonder elektrisch signaal, spanning en/of stroom geopend is.
Het sluiten van de klepeenheid 8 vereist echter wel spanning en/of stroom. Bovenop de aanvullende plunjer 21 is een eerste geleider 25 voorzien, met daarin een stootpin 26. Deze stootpin 26 is verbonden met de aanvullende plunjer 21, en aan de tegenovergelegen zijde met de aandrijfplunjer 27. De aandrijfplunjer 27 kan bewegen in een aandrijfplunjerruimte 28, welke in de tweede geleider 29 is gelegen. De tweede geleider 29 eindigt aan een uiteinde in het klepdeel 30. Om de tweede geleider 29 zit de spoel 31. De spoel 31, het eerste klepbehuizingsdeel 32 en het tweede klepbehuizingsdeel 33 omgeven in hoofdzaak de klepeenheid 8.
Bij het aanbrengen van spanning op de spoel 31, wordt de aandrijfplunjer 27 in, in Fig. 2, neerwaartse richting verplaatst. Hierdoor beweegt de stootpin 26 naar beneden, waardoor de aanvullende plunjer 21 tevens naar beneden beweegt tegen de veerkracht van de tweede veer 20 in. De verdere plunjer 19 beweegt daarbij tot in de doorgang 18, waardoor deze doorgang 18 wordt afgesloten. Het afsluiten van de doorgang 18 onderbreekt de stroming van vloeistof door de doorgang 18, met als gevolg dat er geen vloeistof door het eerste kanaaldeel 12 kan stromen. De vloeistof kan nu nog enkel via de plunjeropening 16 wegstromen naar de klepuitgang 24. Door deze stroming aan slechts de plunjeropeningszijde van de plunjer 13 ontstaat een drukverschil over de plunjer 13. Dit drukverschil, in combinatie met de veerkracht van de eerste veer 15 dwingt de plunjer 13 naar, en tegen, de plunjeropening 16. De plunjer 13 zal zodanig de plunjeropening 16 afsluiten, waardoor er geen doorstroming van vloeistof vanuit de klepingang 11 naar de klepuitgang 24 mogelijk is. De klepeenheid 8 is hiermee effectief afgesloten. Bij toepassing in een condensaftap als in Fig. 2, wordt door de boven beschreven afsluiting van de klepeenheid 8 uitstroom van vloeistof uit de sensorkamer 4 en de vloeistofvergaarkamer 3 voorkomen.
Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven slechts beschreven is aan de hand van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm. Binnen het kader van de uitvinding zijn veel modificaties en equivalenten denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (11)

1. Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem, omvattende: een vloeistofvergaarkamer (3) met een inlaat (1) en een uitlaat (7); een vloeistofniveausensor (9) die zodanig is ingericht, dat een door de vloeistofniveausensor (9) gemeten vloeistofniveau een maat is voor het vloeistofniveau in de vloeistofvergaarkamer (3); een klepeenheid (8), die stroomafwaarts van de vloeistofvergaarkamer (3) is voorzien voor het openen en afsluiten van de uitlaat (7); een regeleenheid (10), die is ingericht om op basis van het door de vloeistofniveausensor (9) gemeten vloeistofniveau aansturen van de klepeenheid (8); met het kenmerk, dat de condensaftap verder een sensorkamer (4) omvat, die in vloeistofstromende verbinding staat met de vloeistofvergaarkamer (3), en dat de vloeistofniveausensor (9) voorzien is om het vloeistofniveau in de sensorkamer (4) te bepalen.
2. Condensaftap volgens conclusie 1, waarbij de klepeenheid (8) van het type “normaal-open” is.
3. Condensaftap volgens conclusie 1, waarbij de klepeenheid (8) van het type “normaal-gesloten” is.
4. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de sensorkamer (4) met de vloeistofvergaarkamer (3) verbonden is via een eerste verbinding (5) en een op afstand van de eerste verbinding (5) gelegen tweede verbinding (6) voor het afvoeren van lucht uit de sensorkamer (4).
5. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de regeleenheid (10) is ingericht om de klepeenheid (8) aan te sturen om de uitlaat (7) vrij te geven, wanneer het door de vloeistofniveausensor (9) gemeten vloeistofniveau een vooraf bepaalde waarde overschrijdt.
6. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistofniveausensor (9) is ingericht om ten minste één waarde van het vloeistofniveau te meten.
7. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistofniveausensor (9) is ingericht om ten minste een bovenwaarde en een benedenwaarde van het vloeistofniveau te meten.
8. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistofniveausensor (9) is ingericht om het vloeistofniveau continu te meten.
9. Condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de klepeenheid (8) omvat: een klepingang (11); een klepuitgang (24); een tussen de klepingang (11) en de klepuitgang (24) geplaatste plunjer (13) die is ingericht om een tussen de klepingang (11) en de klepuitgang (24) voorziene plunjeropening (16) af te sluiten; een drijfmiddel (15) voor het naar de plunjeropening (16) dwingen van de plunjer (13); een drukkamer (14), welke aan de tegenover de plunjeropening (16) gelegen zijde van de plunjer (13) gelegen is; een drukkanaal (17, 18, 23), dat de klepingang (11) via de drukkamer (14) verbindt met de klepuitgang (24); alsmede een afsluitmiddel (19) dat is ingericht voor het afwisselend afsluiten en openen van het drukkanaal (17, 18, 23); waarbij de drukkamer (14) is ingericht om bij gebruik een zodanig drukverschil over de plunjer (13) teweeg te brengen, dat de plunjer (13) tegen het drijfmiddel (15) in wordt bewogen voor het rechtstreeks via de plunjeropening (16) met de klepuitgang (24) verbinden van de klepingang (11).
10. Klepeenheid (8) volgens een van de voorgaande conclusies voor gebruik in een condensaftap volgens een van de voorgaande conclusies.
11. Sensoreenheid, omvattende een vloeistofvergaarkamer (3), sensorkamer (4), vloeistofniveausensor (9) en regeleenheid (10) volgens een van de conclusies 1 t/m 9 voor gebruik in een condensaftap volgens een van de conclusies 1 t/m 9.
NL2013238A 2014-07-22 2014-07-22 Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem. NL2013238B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013238A NL2013238B1 (nl) 2014-07-22 2014-07-22 Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem.
EP15177760.4A EP2988053A1 (en) 2014-07-22 2015-07-21 Condensate drain for use in a compressed air system
CN201510435144.4A CN105276367A (zh) 2014-07-22 2015-07-22 用于在压缩空气系统中使用的冷凝液排放管

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013238A NL2013238B1 (nl) 2014-07-22 2014-07-22 Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013238B1 true NL2013238B1 (nl) 2016-08-16

Family

ID=51656014

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013238A NL2013238B1 (nl) 2014-07-22 2014-07-22 Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2988053A1 (nl)
CN (1) CN105276367A (nl)
NL (1) NL2013238B1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102017205899B3 (de) * 2017-04-06 2018-05-30 Festo Ag & Co. Kg Kondensatablassventil für ein Druckluftwartungsgerät und Wartungsgerät zur Druckluftaufbereitung
DE102019135598A1 (de) * 2019-12-20 2021-06-24 Endress+Hauser Conducta Gmbh+Co. Kg Intelligente Sicherheitsarmatur und Steuerverfahren einer intelligenten Sicherheitsarmatur
GB2614586B (en) * 2022-07-20 2024-02-07 Peak Scient Instruments Limited Improvements in or relating to gas apparatus

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1042327B (de) * 1955-01-17 1958-10-30 Baelz & Sohn K G W Einrichtung zur Regelung des Fluessigkeitsabflusses in Rohrleitungssystemen u. dgl.
US3905385A (en) * 1974-04-29 1975-09-16 Edwin Laurence Green Steam trap
DE4434570A1 (de) * 1993-09-30 1995-04-13 Smc Corp Auto-Drainageeinheit
DE19714037A1 (de) * 1997-04-04 1998-10-08 Berthold Koch Vorrichtung und Verfahren zum Ableiten von Kondensat aus Druckgassystemen
US5983919A (en) * 1998-09-24 1999-11-16 Drain-All, Inc. Automatic drain valve

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1042327B (de) * 1955-01-17 1958-10-30 Baelz & Sohn K G W Einrichtung zur Regelung des Fluessigkeitsabflusses in Rohrleitungssystemen u. dgl.
US3905385A (en) * 1974-04-29 1975-09-16 Edwin Laurence Green Steam trap
DE4434570A1 (de) * 1993-09-30 1995-04-13 Smc Corp Auto-Drainageeinheit
DE19714037A1 (de) * 1997-04-04 1998-10-08 Berthold Koch Vorrichtung und Verfahren zum Ableiten von Kondensat aus Druckgassystemen
US5983919A (en) * 1998-09-24 1999-11-16 Drain-All, Inc. Automatic drain valve

Also Published As

Publication number Publication date
EP2988053A1 (en) 2016-02-24
CN105276367A (zh) 2016-01-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2013238B1 (nl) Condensaftap voor toepassing in een persluchtsysteem.
KR101897572B1 (ko) 자동추출장치 및 자동추출제어방법
EP2969109B1 (en) Automatic drain for fuel processor
CN103982686B (zh) 具有简单泵启动的背压调节器
EP2995861A1 (en) Valve operation and diagnosis
CN107000656A (zh) 具有监控装置的卫生单元
EP2325407A1 (en) Bypass valve
KR20120002800A (ko) 변압기용 진공 오일여과기
US5139653A (en) System for draining water from oil storage tanks with periodic monitoring and recirculation
CN107420602B (zh) 通风和/或排气阀
US9587973B2 (en) Fluid reservoir level detection system
US10406465B2 (en) Drain control device for a filter system as well as filter system with a drain control device
KR100781711B1 (ko) 검출회로부를 구비한 수충격 방지장치
WO2013041662A2 (en) Leakage indication device
US20170312668A1 (en) Drain Control Device for a Filter System as well as Filter System with a Drain Control Device
JP6618426B2 (ja) エアポンプの空打ち検出装置
US1936537A (en) Air-vacuum valve combined with airrelease valve
NL2004666C2 (nl) Ventielorgaan.
KR20130116159A (ko) 순간가열장치
JP6765401B2 (ja) ランナー構造
KR101693676B1 (ko) 펌프 에어 제거 시스템 및 그 제어방법
KR101856984B1 (ko) 수위조절장치 및 이를 포함하는 수처리장치
JP2022517353A (ja) 漏れ検出および封入マフラーシステム
ITMI951533A1 (it) Un dispositivo per il controllo del livello d'acqua di carico di macchine lavastoviglie e simili
RU2676818C2 (ru) Устройство контроля работы дозатора для введения жидкой добавки в главную жидкость и дозатор, снабженный таким устройством