NL2013199C2 - Zaagmachine met verbeterde opduwer. - Google Patents

Description

Zaagmachine met verbeterde opduwer.

Deze uitvinding heeft betrekking op een zaagmachine, in het bijzonder van verticaal type, bijvoorbeeld bestemd voor het verzagen van plaatmateriaal. Overigens is de uitvinding eveneens toepasbaar voor zaagmachines van ander type, of een freesmachine of andere de plaat opdelende machine. In het hiernavolgende wordt de uitvinding voornamelijk toegelicht aan de hand van een platenzaagmachine van verticaal type.

Een verticale platenzaagmachine wordt bijvoorbeeld geopenbaard in NL-A-9100778, EP-A-0512640 , en US-A-4181054, die nuttig zijn als technische achtergrond. GB1449763, EP0602574, EP0451111 en EP1990120 zijn eveneens relevant.

Bij voorkeur wordt de uitvinding toegepast in een machine die bijvoorbeeld is gebaseerd op EP1990120 en bij voorkeur is uitgerust met één of meer van: een opstaand of verticaal, een steunbed voor de te verzagen plaat vormend lattenframe van horizontale latten (door instelmiddelen in hoogte instelbaar), langs de onder- en bovenrand waarvan een het cirkelzaagblad dragende portaalconstructie is geleid om in breedterichting van het steunbed verplaatsbaar te zijn. Het cirkelzaagblad is langs de portaalconstructie verplaatsbaar (in geval van een freesmachine is het cirkelzaagblad vervangen door een freeskop) . Zodoende kan het zaagblad horizontaal en verticaal over het steunbed bewegen. Langs de onderrand van het steunbed strekt zich een bij voorkeur door vrijdraaiende rollen gevormde steunplint uit, die naar voren uit het steunbed steekt. Vlak boven deze steunrollen bevindt zich onder het lattenframe een vaste strip die een bijvoorbeeld schuin staande drempel vormt om de onderrand van een plaat tijdens het plaatsen ervan in de machine naar de steunrollen te leiden. Verder is het steunbed uitgerust met twee tussen de boven- en onderrand rechtlijnig verplaatsbare plaatklemmen. Deze plaatklemmen komen aan te grijpen op de bovenrand van een tegen het steunbed rustende plaat. Deze plaat steunt met zijn onderrand op de steunplint of hangt iets daarboven aan de plaatklemmen. Zodoende kunnen van onderaf horizontale stroken van de plaat worden afgezaagd. Nadat de strook is verwijderd, kan men de plaat door middel van de plaatklemmen tot op de steunplint of iets daarboven laten zakken om weer een volgende strook af te zagen. Door een zojuist afgezaagde strook steunend op de steunplint door een opduwer zijwaarts te bewegen, kan de strook verticaal gezaagd worden terwijl nog tegen het steunbed steunend. Voor nauwkeurig opdelen van de strook is het steunbed uitgerust met een instelbare aanslag om de zijwaartse beweging van de zojuist los gezaagde strook naar wens te beperken. Indien bij aanbrengen van een horizontale zaagsnede deze samenvalt met een lat van het lattenframe, wordt door de instelmiddelen het lattenframe opwaarts of neerwaarts bewogen zodat de beoogde zaagsnede niet meer met een lat samenvalt. Deze verplaatsing van het lattenframe is onafhankelijk van de verplaatsing van de plaatklemmen.

Zodoende kan van een plaat, of platenpakket, van onderaf beginnend, een zowel in lengte als breedte nauwkeurig afgezaagd plaatdeel worden uitgenomen.

Het doel van deze uitvinding is nu een verder verbeterde zaagmachine, in het bijzonder waarmee wordt voort geborduurd op de techniek van het van onderaf beginnen met opdelen van de plaat. Met meer voorkeur kan de verbetering worden aangebracht bij bestaande machines.

Enerzijds wordt dit doel bereikt met een machine met een opduwer welke verplaatsbaar is tussen een werkstand waarin de opduwer geschikt is om de tegen het steunbed en de steunplint steunende strook door de machine heen voort te bewegen, en een passeerstand waarin de opduwer de vrije doorgang verleent aan een tegen het steunbed en de steunplint steunende strook of plaat of plaatdeel. Bij voorkeur wordt de passeerstand bereikt doordat de opduwer zich van het steunbed verwijdert, met andere woorden een ruimte wordt gemaakt tussen de opduwer en het steunbed, welke ruimte aan een tegen het steunbed en de steunplint steunende plaat gelegenheid biedt om tussen de opduwer en het steunbed te passeren. Ook een andere manier van uit de weg klappen of bewegen van de opduwer is denkbaar. Deze vernieuwing (wegklapbare opduwer) is vooral geschikt bij een zich op laag niveau in de machine bevindende opduwer die niet naar een hoog niveau kan worden gebracht zodat deze tot boven de bovenrand van een tegen het steunbed en de steunplint steunende plaat kan worden gebracht en op die manier de passage van de plaat niet hindert.

Op deze manier is het mogelijk om een plaat te plaatsen in de machine vanaf de zijde van de machine waar de opduwer zich bij de aanvang van het verzagen van een plaat bevindt (met andere woorden de parkeerstand of startstand van de opduwer). In de regel is dit de rechter zijde van de machine. De plaat kan nu eveneens vanaf de rechter zijde van de machine steunend op de steunplint langs de zich bijvoorbeeld rechts onderaan in de machine in de passeerstand bevindende opduwer naar binnen in de machine worden geschoven.

Anderzijds wordt dit doel bereikt door de machine uit te voeren zodat de opduwer de het cirkelzaagblad of andere opdeelelement dragende portaalconstructie (zaagportaal) niet hindert (opduwer hindert de zaagportaal niet). Bijvoorbeeld dat deze zaagportaal niet wordt gehinderd bij een aan de opduwer gefixeerd, tegen het steunbed en op de steunplint steunend plaatdeel, al eerder door de machine horizontaal van de onderkant van de in de machine opgenomen plaat gezaagd (door hetzelfde opdeelelement), horizontaal zagen in een onderste en bovenste strookdeel met het zich aan de zaagportaal bevindend opdeelelement. Dit wordt bijvoorbeeld bereikt door de opduwer voldoende klein te construeren zodat de opduwer, of het in de richting van het opduwen voorste deel ervan, met speling past in de ruimte tussen het steunbed en de voor het steunbed langs bewegende zaagportaal, zodat een door de opduwer gefixeerde strook in de machine horizontaal over zijn gehele lengte kan worden opgedeeld door het opdeelelement aan de zaagportaal waarbij de zaagportaal zijdelings beweegt tijdens het opdelen en daarbij de opduwer geheel of gedeeltelijk passeert. Of dit wordt bijvoorbeeld bereikt door de opduwer (welke bijvoorbeeld hinderlijk zal zijn voor de zaagportaal of het opdeelelement) tijdelijk te ontkoppelen van het horizontaal te zagen plaatdeel en de tijdelijk ontkoppelde opduwer weg te bewegen van het op een vaste plaats in de machine blijvende plaatdeel zodat het opdeelelement ongehinderd het plaatdeel horizontaal kan zagen terwijl het plaatdeel op een vaste plaats in de machine blijft, waarna de opduwer weer terugkeert naar het nu horizontaal over de gehele lengte in twee gedeelde, op een vaste plaats in de machine blijvende, plaatdeel om weer aan te grijpen met het plaatdeel en vervolgens het plaatdeel door de machine heen te duwen. Tijdens deze procedure van het tijdelijk van het plaatdeel weg bewegen van de opduwer wordt het plaatdeel bijvoorbeeld op een vaste plaats in de machine gehouden door tot de machine behorende geschikte vasthoudmiddelen, bijvoorbeeld op de onderrand van het plaatdeel aangrijpende automatische klemmen. Tijdens deze procedure blijft het plaatdeel bij voorkeur op de plaats in de machine waarin deze zich bevond op het moment dat de opduwer het plaatdeel vrijgeeft. Met opduwer wordt ook een met de opduwer geassocieerde component bedoeld welke aanwezig is om de opduwer te laten functioneren, zoals een aandrijfmotor.

Aldus gaat het er volgens de uitvinding om, de inrichting in te richten zodat de opduwer tijdelijk geen hindernis vormt voor de passage van een in de machine te brengen plaat; en/of zodat de opduwer tijdelijk of permanent geen hindernis vormt voor de verplaatsing voor het steunbed langs van de zaagportaal, bijvoorbeeld door de opduwer voldoende klein van afmeting te construeren, of door de opduwer tijdelijk uit het verplaatsingsgebied van de zaagportaal te brengen onder handhaving van de positiefixatie van de horizontaal op te delen strook in de machine.

Bij voorkeur vindt de uitvinding toepassing bij een zaag-of andere bewerkingsmachine, met: een eerste klem- of vasthoudmiddel (ofwel plaatmanipulator) voor nauwkeurig bewegen van het tegen het steunbed steunende plaatmateriaal in een eerste richting, zoals opwaarts; en/of een tweede klem-of vasthoudmiddel (ofwel plaatmanipulator, de zgn. opduwer) voor verplaatsen en/of positioneren (in een tweede richting, afwijkend van de eerste richting; bij voorkeur zijwaarts) van een van de plaat losgezaagde strook die zich in de machine bevindt, steunend tegen het steunbed. In deze tekst wordt dit tweede klem- of vasthoudmiddel ook wel "strookklem" of "opduwer" genoemd. Bij voorkeur is de plaat uitsluitend verplaatsbaar in de eerste en/of tweede richting door het eerste respectievelijk tweede klemmiddel, waartoe een of beide die klemmiddelen bijvoorbeeld uitsluitend rechtlijnig verplaatsbaar zijn.

Het eerste en/of tweede klem- of vasthoudmiddel is ingericht voor het vrijgeefbaar vasthouden van de plaat of strook in de machine, bij voorkeur door klemmen of grijpen.

Bij voorkeur zijn middelen verschaft waarmee de strookklem niet (of in hoofdzaak niet) of slechts in geringe mate verplaatsbaar is in de eerste/opwaartse richting, bijvoorbeeld over een afstand van minder dan de helft of een kwart van de afmeting van het steunbed in deze richting. Middelen die een grotere verplaatsbaarheid in deze richting verschaffen voor de strookklem (zoals bij EP-A-0451111 waarbij die middelen zich over de gehele hoogte van het steunbed uitstrekken) zijn hinderlijk en kostbaar. Gebleken is dat wanneer van onderaf wordt begonnen met het in stroken opdelen van de plaat, zo een grote verplaatsbaarheid onnodig is. Verplaatsbaarheid in die richting kan beperkt blijven tot een omvang om bijvoorbeeld toleranties en spelingen op te vangen. Zodoende is een aandrijving en geleiding voor verplaatsbaarheid in die richting overbodig.

De strookklem is bij voorkeur ingericht om op een laag niveau aan te grijpen op de strook, bij voorkeur een onderste hoek. Bij voorkeur zo laag mogelijk met het oog op een zo smal mogelijke strook. De strookklem grijpt bij voorkeur uitsluitend op dit lage niveau aan op de strook.

Bij voorkeur wordt de machine bedreven, zodat de strookklem aangrijpt op de ene zijrand van de strook en de strook zijwaarts door de machine duwt om de tegenoverliggende zijrand voorbij de plaatrest (op hoger niveau hangend aan de plaatklemmen en steunend tegen het steunbed) in de machine te brengen. De strookklem kan dan de strook tijdens het opeenvolgend inkorten permanent vast houden, terwijl een van de strook losgezaagd deel direct uit de machine kan worden genomen. Dit komt de snelheid en nauwkeurigheid van werken ten goede. In dat verband zal het bij de meeste uitvoeringsvarianten nodig zijn, dat de strookklem en zijn aandrijving en geleiding zo compact mogelijk zijn uitgevoerd om conflicten met de te verzagen plaat en andere componenten van de machine te vermijden. Immers beweegt de strookklem bij deze bedrijfswijze steeds verder boven of onder de plaatrest door om uiteindelijk aan de tegenoverliggende zijrand te komen.

Bij voorkeur bevindt de aandrijving en/of geleiding, of component ervan, zich onder het steundeel (bijvoorbeeld rollen) waarop de in de machine geplaatste plaat met zijn onderrand steunt. Bijvoorbeeld betreft dit een tandheugel of schroefspindel of geleidingrail. De strookklem bevindt zich bij voorkeur boven dat steundeel.

Het verdient de meeste voorkeur, indien zich alleen op een laag niveau van de machine, bij voorkeur alleen onder het steundeel, de aandrijving en/of geleiding bevindt.

De strookklem en/of plaatklem is bij voorkeur pneumatisch aangedreven. De strookklem en/of plaatklem omvatten bij voorkeur een stilstaande bek en een daar naartoe en daar vanaf beweegbare (bijvoorbeeld zwenkend gemonteerde) bek. De verplaatsbare bek bevindt zich bij voorkeur aan de zijde zodat die komt aan te grijpen op de van het steunbed afgekeerde zijde van de in de machine gelegde plaat. Alternatieven zijn denkbaar, zoals een zuignap of twee aanslagen die ieder aangrijpen op een van de zijranden van de strook om die daartussen opgesloten te houden.

Bij de plaatsing van de aandri j ving/geleiding van de strookklem weegt het vermijden van verontreiniging mee.

De strookklem bevindt zich bij voorkeur op afstand van zijn geleidingmiddelen, betrokken op de verplaatsingsrichting van de strookklem, bijvoorbeeld aan een uithouder die bevestigd is aan de constructie die de aandrijving en/of geleiding of deel ervan bevat. Zodoende wordt de kans op conflict met andere elementen van de machine of plaat geminimaliseerd en ontstaat tevens een "zwevende" ophanging van de klem. Deze zwevende ophanging is bij voorkeur beperkt tot de opwaartse richting. Zodoende kan een plaat of strook met een onregelmatige onderrand toch soepel over de steunrollen worden verplaatst, terwijl door de strookklem vastgehouden.

De aandrijving van de strookklem en/of plaatklem wordt bij voorkeur elektronisch bestuurd, bijvoorbeeld met gebruikmaking van elektronische sensoren en een geschikt geprogrammeerde computer.

De zaagmachine van de uitvinding heeft bij voorkeur een of meer van de volgende elementen: een gestel met middelen, zoals een lattenframe, voor het daarop of daartegen ondersteunen van een te zagen plaat (bij voorkeur steunt de plaat met zijn onderzijde); eerste geleidemiddelen voor het ondersteunen en in een eerste richting geleiden van een koppeldeel waaraan tweede geleidemiddelen bevestigd zijn die bestemd zijn voor het ondersteunen en in een de eerste richting kruisende tweede richting geleiden van een opdeelelement, zoals een zaagelement (bijvoorbeeld cirkelzaag), waarbij beide richtingen evenwijdig lopen aan de te zagen plaat, zodat het zaagelement in een evenwijdig aan de plaat lopend vlak verplaatsbaar is en vanaf een voorkant van de plaat daarin een zaagsnede kan maken; afzuigmiddelen met een nabij de plaat te plaatsen zuigmond voor afzuigen van tijdens het zagen vrijkomende deeltjes; middelen om een te zagen plaat, of afgezaagd deel ervan, te ondersteunen langs een rand (bij voorkeur de onderrand); middelen voor het vasthouden (bij voorkeur verplaatsbaar) van de te zagen plaat (bij voorkeur nabij de bovenrand) ; instelmiddelen om de te zagen plaat ondersteunende middelen uit de weg van het zaagelement tijdens het zagen van de plaat te houden. Laatstgenoemde middelen zijn met name bedoeld om te voorkomen dat de steunmiddelen (het de te zagen plaat ondersteunende lattenframe) worden ingezaagd en zijn in de regel uitgevoerd om de horizontaal lopende latten verticaal te verplaatsen in het geval een lat samenvalt met een te maken horizontale zaagsnede. Bij voorkeur werken de laatstgenoemde middelen onafhankelijk van de vasthoudmiddelen (bijvoorbeeld zodat bij verplaatsen van de steunmiddelen de vasthoudmiddelen niet mee verplaatsen). Het zaagelement zal in de regel deel uitmaken van een zaagapparaat met bijvoorbeeld motor voor aandrijven van het zaagelement. Voor het zaagelement zou gebruik kunnen worden gemaakt van een alternatief bewerkingelement voor opdelen van het plaatmateriaal in lengte en/of breedte, zoals een freeskop. De eerste en tweede geleidemiddelen en het koppeldeel kunnen bijvoorbeeld een portaalconstructie omvatten en fungeren als stuur- en/of geleidingmiddelen, om het zaagelement langs een bij voorkeur rechtlijnige baan over het steunbed te bewegen.

Nu wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van een de uitvinding niet beperkende, momenteel als meest geschikt beschouwde, uitvoeringsvariant, met verwijzing naar de bijgaande tekening, die toont in:

Fig. 1 een perspectief van een deel van een zaagmachine;

Fig. 2 een vooraanzicht van een deel van fig. 1;

Fig. 3 een zijaanzicht van detail III van fig. 2;

Fig. 4 een aanzicht in perspectief van een deel van een zaagmachine en een te verzagen plaat, in een beginfase;

Fig. 5 het bovenaanzicht van een deel van fig. 4;

Fig. 6 een detail van fig. 5, in twee standen;

Fig. 7 een aanzicht als fig. 4 vanuit een andere kijkrichting, in een tussenfase;

Fig. 8 een vooraanzicht van de machine van fig. 4, in een eindfase; en

Fig. 9 het bovenaanzicht van een detail van fig. 8, in twee standen.

Fig. 1 toont een zaagmachine van verticaal type, overeenkomend met fig. 1 van NL-A-9100778 . Voor een nadere bespreking van de in deze figuur getoonde details wordt verwezen naar die publicatie. In fig. 1 zijn dezelfde verwijzingstekend gebruikt als in NL-A-9100778 voor dezelfde elementen.

Fig. 2 toont schematisch een deel van het lattenframe met daarin opgenomen de voorzieningen voor de twee uitsluitend verticaal verplaatsbare (aangeduid met pijl A) plaatklemmen 50, die bijvoorbeeld synchroon worden aangedreven door middel van bijvoorbeeld voor elk een eigen schroef spindel. Tevens zijn getoond de rollen 51 waarop een plaat met zijn onderrand komt te steunen. Met 52 is globaal het systeem aangeduid van strookklem, zijn ophanging, aandrijving en geleiding. De plaats van de strookklem in dit systeem 52 is aangeduid met 53; die van de op een geleidingrail aangrijpende geleidingwielen met 54. Duidelijk is de aanmerkelijke horizontale afstand (in de richting van pijl B) tussen 53 en 54, waartoe 53 aan een uithouder 55 is bevestigd. Een in de machine geplaatste plaat is denkbeeldig weergegeven met 57. Het systeem 52 is uitsluitend verplaatsbaar in de richting van pijl B en is in de uiterst rechter positie weergegeven. Dit is de beginpositie waarin een plaat 57 in de machine wordt geplaatst. Door aanbrengen van een horizontale zaagsnede 63, ontstaat daaronder een onderste strook die door de strookklem 53 vast wordt gehouden. Strookklem 53 verplaatst dan naar links in de tekening, steeds verder onder de plaatrest (het deel van de plaat 57 boven de zaagsnede 63) door, daarbij de strook voortduwend.

Fig. 3 toont het onderste gedeelte van de machine gezien in de richting van pijl C in fig. 2 en de plaat 57. Van het systeem 52 zijn alleen de vaste klembek 60 en de beweegbare (in de richting van pijl D) klembek 61 van de strookklem 53 weergegeven. Door bewegen van de klembek 61 volgens de richting van pijl D naar en van de klembek 60 kan de plaat 57 tussen de klembekken 60, 61 worden geklemd resp. vrijgegeven. Met 56 is de schuin omlaag naar de rollen 51 lopende steunstrip onder de latten 4 aangegeven. Onder de latten 4 op een niveau beneden de rollen 51 bevindt zich een tandheugel 58 en een geleiderail 59 die wederzijds parallel zijn en in de richting van pijl B lopen. De strookklem 53 wordt in de richting van pijl B verplaatst door een door een tot het systeem 52 behorende motor aangedreven tandwiel dat op de tandheugel aangrijpt. Geleiding van systeem 52 wordt gewaarborgd door op de rail 59 aangrijpende wielen 54 die tot het systeem 52 behoren. De vaste klembek 60 bevindt zich onder de latten 4 en boven de strip 56. De beweegbare klembek 61 bevindt zich aan de andere zijde van de plaat 57 recht tegenover klembek 60. Het naar de plaat 57 gekeerde oppervlak van klembek 60 bevindt zich ongeveer in het door de latten 4 opgespannen steunvlak voor de plaat 57, of steekt in de richting van de plaat 57 iets daar voorbij uit. De plaatklemmen 50 zijn op vergelijkbare wijze uitgevoerd.

Duidelijk is de verhoudingsgewijs beperkte ruimte die beschikbaar is voor het systeem 52 met de strookklem 53 enz.

Een alternatief is denkbaar, waarbij de plaatklemmen 50 ontbreken.

Bij voorkeur grijpt de plaatmanipulator aan op twee een wederzijdse afstand houdende posities op de plaat, en/of de strookmanipulator grijpt aan op een enkele positie op de plaat/strook. De op de plaat aangrijpende elementen van de plaatmanipulator zijn bij voorkeur verbonden met aandrijf/verplaatsmiddelen om ze in hoofdzaak parallel en/of synchroon te verplaatsen. De strookmanipulator grijpt bij voorkeur aan op de strook/plaat in een gebied beneden het minimum niveau van het gebied waarin de plaatmanipulator op de plaat kan aangrijpen.

In Fig. 4 bevindt de plaat 57 zich op een aanvoerrek, rechts naast de machine. Steunend op het aanvoerrek bevindt de onderrand van de plaat 57 zich op gelijk niveau met de bovenkant van de rollen 51.

Fig. 5 toont in detail de opduwer 53 die staat in de operationele stand, in de rechter benedenhoek van de machine. De opduwer 53 blokkeert het naar links bewegen (zie de pijl bij de plaat 57) van de plaat 57.

Fig. 6 toont links de opduwer 53 in de stand van fig. 5, rechts in fig. 6 is te zien hoe de opduwer 53 weg verplaatst is (voorgesteld met de pijlen, zie ook fig. 5) van de machine, met andere woorden naar voren is bewogen, tot in de passeerstand, om plaats te maken voor de plaat 57 zodat die ongehinderd naar links kan bewegen (zie de pijl in fig. 5). Fig. 3 illustreert eveneens schematisch hoe de opduwer 53 weg van het steunbed 4 verplaatst, hetgeen voorgesteld is door de vaste klembek 61 welke bij weg van het steunbed 4 verplaatste opduwer 53 zich in de met stippellijn getekende positie bevindt en het zal duidelijk zijn dat andere elementen van de opduwer 53, zoals de beweegbare klembek 61, in dezelfde richting en omvang als de klembek 60 worden verplaatst.

In Fig. 7 wordt de plaat 57 met zijn onderrand op de rollen 51 van de machine geschoven en passeert daarbij de opduwer 53 achterlangs. Rechtsboven in de tekening van fig. 7 is in bovenaanzicht de omgeving van de opduwer 53 tijdens deze fase getoond.

Fig. 8 toont de fase wanneer het in de machine brengen van de plaat 57 voltooid is. De plaat 57 heeft de opduwer 53 volledig gepasseerd en steunt op de rollen 51 en tegen het steunbed 4.

Fig. 9 toont dat, na het bereiken van de in fig. 8 getoonde fase, de opduwer 53 vanuit de passeerstand terug wordt bewogen naar de operationele stand. Nu kan worden gestart met het verzagen van de plaat 57 en kan de opduwer 53 zich vastzetten aan de rechter benedenhoek van de plaat 57.

Een toepassing van de machine waarbij de opduwer 52 hinderlijk zal zijn, kan de volgende zijn: Uitgaande van zijn in fig. 2 getoonde startpositie beweegt de opduwer 52 naar links en duwt de zich onder de deellijn 63 bevindende strook naar links door de machine terwijl de rest van de plaat 57 op zijn plaats in de machine blijft. Aan zijn linker kant wordt de strook ingekort door een met de zaag van de machine aangebrachte verticale deling in de strook. Vervolgens wenst men de aldus ingekorte strook horizontaal over zijn gehele lengte door te zagen met de zaag van de machine. Daartoe dient de zaagportaal (niet zichtbaar in fig. 2) van links in de tekening van fig. 2 naar rechts te verplaatsen tot op de plaats waar momenteel de opduwer zich bevindt, of zelfs daar voorbij, dus rechts daarvan. In fig. 3 is met lijn 62 de uiterste binnenzijde van de zaagportaal aangegeven, een botsing met de opduwer 52 zal niet te zijn voorkomen, want de opduwer (niet zichtbaar in fig. 3) steekt in dwarsrichting gezien (de kijkrichting loodrecht op het steunbed 4) voorbij de in fig. 3 getoonde positie van de klembek 61 uit. Daarom wordt de strook gefixeerd door automatische klemmen van de machine die zich bijvoorbeeld tussen de rollen 51 bevinden en op de onderrand van de strook aangrijpen, waarna de opduwer wordt ontkoppeld van de strook en naar zijn in fig. 2 getoonde startpositie wordt verplaatst. Dan wordt de strook horizontaal gezaagd waarbij de zaagportaal geen hinder ondervind van de uit de weg verplaatste opduwer. Vervolgens verplaatst de zaagportaal terug naar links, dan keert de opduwer terug naar de inmiddels gesplitste strook en pakt die weer vast waarna de automatische klemmen de strook los laten en de opduwer de strook naar links duwt.

In een andere oplossing wordt de opduwer 52 voldoende compact van afmeting gemaakt om met speling achter de lijn 62 te passen.

De tekening, de beschrijving en de conclusies bevatten talrijke maatregelen in combinatie. De vakman zal de maatregelen op doelmatige wijze ook individueel beschouwen en tot zinvolle verdere combinaties samennemen.

Claims (12)

1. Een zaag- of andere opdeelmachine, bij voorkeur van verticaal type, met: een eerste klem- of vasthoudmiddel (50) voor nauwkeurig bewegen van het tegen het steunbed steunende zaagmateriaal (57) in een eerste richting, zoals opwaarts; en/of een tweede klem- of vasthoudmiddel (53; opduwer) voor verplaatsen en/of positioneren in een tweede richting, afwijkend van de eerste richting (bij voorkeur zijwaarts) van een van de plaat losgezaagd deel (strook) die zich in de machine bevindt, steunend tegen het steunbed waarbij de machine is ingericht zodat de opduwer tijdelijk geen hindernis vormt voor de passage van een in de machine te brengen plaat; en/of zodat de opduwer tijdelijk of permanent geen hindernis vormt voor de verplaatsing voor het steunbed langs van de zaagportaal, bijvoorbeeld door de opduwer voldoende klein van afmeting te construeren, of door de opduwer tijdelijk uit het verplaatsingsgebied van de zaagportaal te brengen, bij voorkeur onder handhaving van de positiefixatie van de horizontaal op te delen strook in de machine.

2. Machine volgens conclusie 1, waarbij de opduwer verplaatsbaar is tussen een werkstand waarin de opduwer geschikt is om de tegen het steunbed en de steunplint steunende strook door de machine heen voort te bewegen en vrije passage van de strook hindert, en een passeerstand waarin de opduwer de vrije doorgang verleent aan een tegen het steunbed en de steunplint steunende strook of plaat of plaatdeel, bij voorkeur wordt de passeerstand bereikt doordat de opduwer zich van het steunbed verwijdert, met andere woorden een ruimte wordt gemaakt tussen de opduwer en het steunbed, welke ruimte aan een tegen het steunbed en de steunplint steunende plaat gelegenheid biedt om tussen de opduwer en het steunbed te passeren.

3. Machine volgens conclusie 1 of 2, de strookklem is ingericht om alleen op laag niveau de strook te grijpen, zoals een onderste hoek.

4. Machine volgens conclusie 1 of 2 of 3, ingericht om te worden bedreven zodat de strookklem de ene zijrand van de strook grijpt en zijwaarts door de machine duwt om de tegenoverliggende zijrand voorbij de plaatrest in de machine te brengen.

5. De machine volgens conclusie 1, 2 of 3 of 4, waarbij de aandrijving en/of geleiding, of component ervan, van de opduwer, zich, bij voorkeur uitsluitend, onder het steundeel (bijvoorbeeld rollen 51) bevindt waarop de in de machine geplaatste plaat (57) met zijn onderrand steunt.

6. De machine volgens een van conclusies 1-5, waarbij de strookklem zich op afstand bevindt van zijn geleidingmiddelen, betrokken op de verplaatsingsrichting van de strookklem en/of zwevend is opgehangen.

7. De machine volgens een van conclusies 1-6, ingericht zodat het eerste klemmiddel (50) op twee een wederzijdse afstand houdende posities aangrijpt.

8. De machine volgens een van conclusie 1-7, ingericht zodat de strookklem op alleen een enkele positie op de strook aangrijpt.

9. De machine volgens een van conclusies 1-8, ingericht zodat telkens een onderste deel, zoals strook, wordt afgezaagd en door de strookklem zijdelings door de machine wordt geduwd in stappen en na een stap de strook zijdelings wordt gedeeld en een deel uit de machine wordt verwijderd zodat het deel waarop de strookklem aangrijpt als laatste wordt verwijderd, waarna men de plaat neerlaat voor afzagen van een volgend onderste deel.

10. Werkwijze met gebruik van de machine volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij men een in de machine te plaatsen plaat plaatst in de machine vanaf de zijde van de machine waar de opduwer zich bij de aanvang van het verzagen van een plaat bevindt (met andere woorden de parkeerstand of startstand van de opduwer) .

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de opduwer zich in de parkeerstand rechts in de machine bevindt en de te plaatsen plaat van de rechter zijde van de machine steunend op de steunplint langs de zich rechts onderaan in de machine in de passeerstand bevindende opduwer naar links naar binnen in de machine worden geschoven.

12. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de opduwer zich in de parkeerstand links in de machine bevindt en de te plaatsen plaat van de linker zijde van de machine steunend op de steunplint langs de zich links onderaan in de machine in de passeerstand bevindende opduwer naar rechts naar binnen in de machine worden geschoven.