NL2012269C2

NL2012269C2 - Clamping device and method for hanging an air duct.

Info

Publication number: NL2012269C2
Application number: NL2012269A
Authority: NL
Inventors: Hermannus Johannes Maria Legtenberg
Original assignee: Nijburg Ind B V
Priority date: 2014-02-14
Filing date: 2014-02-14
Publication date: 2015-08-17

Claims

1. Kleminrichting voor het ophangen van een luchtkanaal omvattende een behuizing voorzien van een eerste klem voor het klemmen van een eerste eindgedeelte van een flexibel ophangorgaan en van een tweede klem voor het klemmen van een tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan, waarbij de kleminrichting een montagezijde voor het monteren van de kleminrichting tegen een oppervlak heeft, omvattende een doorgang door genoemde montagezijde, voor een steel van een bevestigingsorgaan en een diametraal van genoemde montagezijde af gekeerd aangrijpoppervlak voor aangrijping op een kop van het bevestigingsmiddel.

2. Kleminrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste een van de klemmen een klembek heeft die van een tegenovergelegen tegenoppervlak af beweegbaar is, van een klempositie voor het klemmen van het eerste of tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan tussen de klembek en het tegenoppervlak, naar een open positie voor het toelaten van beweging van het eerste of tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan door een opening tussen de klembek en het tegenoppervlak in lengterichting van genoemd eindgedeelte, waarbij de klembek naar de klempositie wordt gespannen en de klem een hendel heeft voor het naar de open positie dringen van de klembek, waarbij de klembek en de hendel zijn ingericht voor beweging van de klembek naar de open positie in reactie op beweging van de hendel naar een montagevlak gedefinieerd door genoemde montagezijde.

3. Kleminrichting volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene hendel lateraal in een richting van de andere klem af uit de behuizing uitsteekt.

4. Kleminrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de ten minste ene klembek van de ten minste ene klem uitgerust met de ten minste ene hendel is aangebracht tussen het tegenoppervlak en het montagevlak en waarbij de ten minste ene hendel vast verbonden is met de klembek.

5. Kleminrichting volgens conclusie 4, waarbij de ten minste ene hendel en de ten minste ene klembek een integraal deel vormen.

6. Kleminrichting volgens een der conclusies 2-5, waarbij beide klemmen elk een klembek hebben die van een tegenovergelegen tegenoppervlak af beweegbaar is, van een klempositie voor het klemmen van het eerste of tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan tussen de klembek en het tegenoppervlak naar een open positie voor het toelaten van beweging van het eerste of tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan in de lengterichting van genoemd eindgedeelte door een opening tussen de klembek en het tegenoppervlak, waarbij de klembek naar een klempositie wordt gespannen en de klem een hendel heeft voor het naar de open positie dringen van de klembek, waarbij de klembek en de hendel zijn ingericht voor het bewegen van de klembek naar de open positie in reactie op beweging van de hendel naar een montagevlak gedefinieerd door genoemde montagezijde.

7. Kleminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klemmen elk zijn ingericht voor het vasthouden van het flexibele ophangorgaan tegen verplaatsing in een binnenwaarts richting naar de andere klem.

8. Uitrusting voor het ophangen van een luchtkanaal, omvattende een klemorgaan volgens een der voorgaande conclusies en een door de klemmen klembaar flexibel ophangorgaan.

9. Werkwijze voor het ophangen van een luchtkanaal omvattende: het verschaffen van een kleminrichting omvattende een behuizing voorzien van een eerste klem voor het klemmen van een eerste eindgedeelte van een flexibel ophangorgaan en van een tweede klem voor het klemmen van een tweede eindgedeelte van het flexibele ophangorgaan, een flexibel ophangorgaan met eindgedeeltes, en een bevestigingsorgaan met een kop en een steel; het fixeren van de kleminrichting tegen een oppervlak van een bouwstructuur; het inbrengen van een van de eindgedeeltes van het ophangorgaan in een van de klemmen van de kleminrichting; het passeren van het andere van de eindgedeeltes onderlangs het luchtkanaal van een zijde van het luchtkanaal naar een tegenovergelegen zijden van het luchtkanaal en, aan de tegenovergelegen zijde omhoog naar de andere van de klemmen; het inbrengen van het andere van de eindgedeeltes in de andere van klemmen; en het instellen van de lengte van het flexibele ophangorgaan tussen de klemmen door het instellen van de positie op het flexibele ophangorgaan waar het flexibele ophangorgaan wordt geklemd in ten minste een van de klemmen.