NL2012070C2 - Geprefabriceerd dakelement met ten minste een zonnepaneel, bouwwerk en werkwijze. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Geprefabriceerd dakelement met ten minste een zonnepaneel, bouwwerk en werkwijze

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een dakelement met ten minste een zonnepaneel, waarbij het dakelement omvat: een in hoofdzaak rechthoekige, plaatvormige isoleereenheid; alsmede een op de isoleereenheid bevestigd montagesysteem voor een zonnepaneel. Met zonnepanelen worden fotovoltaïsche alsmede fotothermische panelen bedoeld. De uitvinding heeft verder betrekking op een bouwwerk met dergelijke dakelementen en een werkwijze voor het plaatsen van zonnepanelen op een bouwwerk.

Een dergelijk dakelement is bekend uit EP 2 138 647 A1, welke een montagesysteem voor fotovoltaïsche panelen beschrijft, dat voorzien is op een isolatieplaat. Het montagesysteem omvat een verhoogde rand die op de isolatieplaat is gelijmd.

Het is gebleken dat het op een bouwwerk plaatsen van de bekende geprefabriceerde dakelementen relatief omslachtig is, vanwege de relatieve kwetsbaarheid van de dakelementen.

De onderhavige uitvinding heeft als doel om een verbeterd dakelement met ten minste een zonnepaneel te verschaffen, dat bij voorkeur eenvoudig handelbaar en plaatsbaar op een dak is.

Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een dakelement volgens conclusie 1. Het dakelement volgens de onderhavige uitvinding is een geprefabriceerd dakelement met ten minste een zonnepaneel. Het dakelement omvat een in hoofdzaak rechthoekige, plaatvormige isoleereenheid en een op de isoleereenheid bevestigd montagesysteem voor een zonnepaneel. Het montagesysteem omvat een nabij een rand van de isoleereenheid bevestigd langwerpig hoofdprofiel, alsmede een nabij een tegenover de rand gelegen verdere rand van de isoleereenheid bevestigd verder langwerpig hoofdprofiel. Het montagesysteem omvat ten minste een zich tussen het hoofdprofiel en het verder hoofdprofiel uitstrekkend traverseprofiel. Het hoofdprofiel omvat een steunprofieldeel en het verdere hoofdprofiel omvat een verder steunprofieldeel. Het steunprofieldeel en het verdere steunprofieldeel bepalen een paneelsteunvlak. Het dakelement omvat verder een of meer op het paneelsteunvlak geplaatste, en met het montagesysteem bevestigde zonnepanelen. Het hoofdprofiel omvat een zich langs de rand van de isoleereenheid uitstrekkend bevestigingsprofieldeel met een zich vanaf het hoofdprofiel in hoofdzaak dwars op het paneelsteunvlak in een richting naar de isoleereenheid uitstrekkend profielbeen. Het verdere hoofdprofiel omvat een zich langs de verdere rand van de isoleereenheid uitstrekkend verder bevestigingsprofieldeel met een zich vanaf het verdere hoofdprofiel dwars op het paneelsteunvlak in een richting weg van de isoleereenheid uitstrekkend verder profielbeen.

Het profielbeen en het verder profielbeen zijn in hoofdzaak overeenkomstig aan elkaar uitgevoerd, en aan elkaar aangepast, zodat ze bruikbaar zijn voor het aan elkaar bevestigen van naast elkaar geplaatste dakelementen. Het verder profielbeen strekt zich in hoofdzaak uit in een vergelijkbare maar tegengestelde richting aan het profielbeen. Tijdens het naast elkaar plaatsen van een eerste en een tweede dakelement volgens de uitvinding worden deze ten opzichte van elkaar uitgericht door middel van de gelijkvormige profielbenen. Het profielbeen van het hoofdprofiel van het eerste dakelement, dat bijvoorbeeld reeds op het dak aanwezig is, wordt in aangrijping gebracht met het verder profielbeen van het verder hoofdprofiel van het tweede dakelement, door deze met elkaar in contact te brengen. Door de profieldelen van de dakelement naast elkaar te plaatsen, worden de dakelementen ten opzichte van elkaar uitgericht. Hiermee is een eenvoudige uitrichting van de dakelementen mogelijk, wat leidt tot een snelle en eenvoudige plaatsing van de geprefabriceerde dakelementen met ten minste een zonnepaneel op een bouwwerk. Daarnaast vormen de naast elkaar gelegen dakelementen volgens de uitvinding zodanig een afdichting van het dak van het bouwwerk. Het is verder gebleken, dat de stevigheid van een dakelement inclusief het zonnepaneel volgens conclusie 1 relatief groot is, in het bijzonder zodanig stevig, dat het dakelement in zijn geheel tilbaar en plaatsbaar op een bouwwerk is. Daarmee kan het dakelement vooraf geprefabriceerd worden, en vervolgens eenvoudig op het bouwwerk, zoals een dak, geplaatst worden, waarbij op het dak een minimum aan aanvullende werkzaamheden nodig zijn. Het dakelement volgens de onderhavige uitvinding is daarmee dus eenvoudig op een bouwwerk plaatsbaar. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

Bij voorkeur vormt het profielbeen een uiteinde van het bevestigingsprofieldeel en het verder profielbeen een uiteinde van het verder bevestigingsprofieldeel voor een eenvoudige aangrijping.

Bij voorkeur strekt het profielbeen zich in hoofdzaak parallel aan het verder profielbeen uit. Wanneer een verder profielbeen van een tweede dakelement en een profielbeen van een eerste dakelement zich in parallelle richtingen uitstrekken, wordt een eenvoudige uitrichting van het tweede dakelement ten opzichte van het eerste dakelement mogelijk. In het bijzonder kan het verder profielbeen van een tweede dakelement in direct contact met het profielbeen van een eerste dakelement worden gebracht tijdens het plaatsen van dakelementen op een bouwwerk voor een eenvoudige uitrichting van de dakelementen. Het verdere profielbeen en het profielbeen zijn bij voorkeur langwerpig uitgevoerd voor het voorzien van een eenvoudige, onderlinge aangrijping, alsmede voor een relatief groot contactoppervlak voor een eenvoudige uitrichting en stevige constructie. Bij voorkeur strekken het profielbeen en het verder profielbeen zich over de volledige lengte van de isoleereenheid uit.

In een uitvoering strekt het profielbeen en/of het verdere profielbeen zich in hoofdzaak onder een hoek ten opzichte van de normaal van het paneelsteunvlak uit. Deze hoek is in het bijzonder gelegen tussen 0 en 20 graden. Deze hoek resulteert in een beperkte tilt van het (verder) profielbeen ten opzichte van de normaal op het oppervlak van het paneelsteunvlak. Deze hoek maakt een eenvoudige uitrichting van het hoofdprofiel van een eerste dakelement ten opzichte van het verder hoofdprofiel van een tweede dakelement mogelijk. Tijdens het plaatsen ervan zijn de dakelementen door hoek zodanig zelfrichtend ten opzichte van elkaar.

In een alternatieve uitvoeringsvorm strekt het profielbeen zich in hoofdzaak onder een hoek ten opzichte van de normaal van het paneelsteunvlak uit, welke hoek gelegen is tussen 0 en 20 graden, waarbij het verdere profielbeen zich in hoofdzaak dwars op het paneelsteunvlak uitstrekt. Het verdere profielbeen is in hoofdzaak L-vormig. De L-vorm maakt een eenvoudige plaatsing en bevestigingen van dakelementen aan elkaar mogelijk. Bij voorkeur is de L-vorm van het verder profielbeen haaks uitgevoerd.

In een voordelige uitvoering bezitten het bevestigingsprofieldeel en het verder bevestigingsprofieldeel een tapse vorm. Bij het uitrichten van de hoofdprofielen van verschillende dakelementen kan zodanig gebruik worden gemaakt van de zwaartekracht. Het is zodanig mogelijk om de hoofdprofielen zodanig uit te voeren, dat bij het plaatsen van de dakelementen deze zelfrichtend zijn. Door de tapse vorm van de bevestigingsprofieldelen worden de dakelementen bij een plaatsing op een hellend dak als het ware naar elkaar toe toegetrokken. Hiertoe kan het profielbeen een deel vormen van een taps toelopend deel van het hoofdprofiel. De tapse vorm corrigeert zodoende eventuele oneffenheden en toleranties die in de isoleereenheid aanwezig zijn.

In een uitvoering strekt ten minste één van het profielbeen of het verder profielbeen zich tot buiten de rand, respectievelijk de verdere rand van het isolerend plaatelement uit. In de op een bouwwerk geplaatste toestand van de dakelementen helt het verder profielbeen van een tweede dakelement in de richting van het hoofdprofiel van een eerste dakelement en/of het profielbeen in de richting van het verder hoofdprofiel. Het profielbeen en het verder profielbeen hellen zodanig in eikaars richting. Bij het plaatsen van een dakelement kan zodanig het profielbeen van dit dakelement het verder profielbeen van een verder reeds geplaatst dakelement aangrijpen.

In een uitvoeringsvorm omvat de isoleereenheid een isolerend kernelement, alsmede een veelheid het kernelement omgevende verstijvingselementen. Het kernelement is gevormd uit een isolerend materiaal, bij voorkeur geëxpandeerd polystyreen (EPS), steenwol-, glaswol of anderssoortige verstijfde isolatieelementen, en verschaft een thermische en akoestische isolatie aan het dakelement. De verstijvingselementen kunnen zijn uitgevoerd als in de isoleereenheid geïntegreerde verstijvers, zoals langwerpige balken van bijvoorbeeld hout. Bij voorkeur zijn de verstijvingselementen op randen van het kernelement voorzien zijn. De verstijvingselementen vergroten de stevigheid van de isoleereenheid, waardoor deze eenvoudig handelbaar en kantelbaar is zonder risico op beschadiging. Een dergelijke isoleereenheid is stevig en het montagesysteem kan er eenvoudig op gemonteerd worden.

In een uitvoering omvat de isoleereenheid twee aan weerszijden van het kernelement voorziene platen, die zich in hoofdzaak parallel aan het paneelsteunvlak uitstrekken. Bij voorkeur is één plaat gevormd uit spaanplaat met bijvoorbeeld groene folie en/of ruitmotief en de andere plaat uit een gipskartonplaat. Ook andere bekende uitvoeringen van isoleereenheden kunnen in combinatie met het dakelement volgens de onderhavige uitvinding worden toegepast. Een dergelijke isoleereenheid is op zich algemeen bekend.

Het hoofdprofiel en/of het verdere hoofdprofiel omvat en/of omvatten in een uitvoeringsvorm in dwarsdoorsnede gezien een U-vormig gootprofieldeel, waarbij het gootprofieldeel onder het paneelsteunvlak geplaatst is voor het afvoeren van vocht. In een verdere uitvoering omvat het traverseprofiel een in dwarsdoorsnede gezien U-vormig gootprofieldeel. Bij voorkeur is het gootprofieldeel integraal gevormd met het (verder) hoofdprofiel of het traverseprofiel. Na plaatsing op een bouwwerk kan vocht uit bijvoorbeeld condens- en/of regenwater, dat bij mogelijke problemen in de afdichting tot in het dakelement kan doordringen, eenvoudig afgevoerd worden door de gootprofieldelen. In het bijzonder zijn de gootprofieldelen in het (verder) hoofdprofiel en het traverseprofiel ingericht om samen te werken om water af te voeren.

Een aspect van de uitvinding heeft betrekking op een bouwwerk, omvattende een eerste dakelement volgens de onderhavige uitvinding, alsmede een daarnaast geplaatst tweede dakelement volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het profielbeen van het tweede dakelement op of nabij het verdere profielbeen van het eerste dakelement geplaatst is, en in het bijzonder daarmee in contact is. Een eerste en tweede dakelement zijn zodanig eenvoudig ten opzichte van elkaar uit te richten door een aangrijping van het verder profielbeen van het verder hoofdprofiel van het tweede dakelement met het profielbeen van het hoofdprofiel van het eerste dakelement.

Bij voorkeur is het profielbeen met het verdere profielbeen verbonden door middel van een bevestigingsorgaan. In een verdere uitvoering is het bevestigingsorgaan tevens verbonden met een gording van het bouwwerk. In het bijzonder is het bevestigingsorgaan uitgevoerd als een schroef voor een snelle en eenvoudige bevestiging van de hoofdprofielen.

In een uitvoering zijn elk van de isoleereenheden van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen van een bouwwerk in contact met elkaar. Bij voorkeur wordt tijdens het plaatsen van de dakelementen op het bouwwerk de isoleereenheid van het eerste dakelement in de langsrichting naast de isoleereenheid van het tweede dakelement geplaatst, waarbij het profielbeen en het verder profielbeen aangrijpen voor een eenvoudige uitrichting van de dakelementen.

Daarnaast vormen de isoleereenheden zodanig een aaneengesloten, isolerende laag, welke de isolatiewaarde van het bouwwerk vergroot.

Bij voorkeur is tussen de isoleereenheden van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen van een bouwwerk een isolerend, elastisch afsluitelement voorzien. Het afsluitelement vormt bij voorkeur een luchtdichte verbinding tussen de isoleereenheden. Voor een eenvoudige plaatsing van het afsluitelement, kan deze worden uitgevoerd als een foamband, in het bijzonder een zelfklevende foamband. Door een dergelijk afsluitelement zijn de isoleereenheden eenvoudig luchtdicht met elkaar te verbinden. Daarnaast vergroot de aanwezigheid van het afsluitelement de isolatiewaarde van het bouwwerk. Het afsluitelement is zodanig, dat het in staat is om eventuele uitzetting en krimp van ten minste de isoleereenheid op te vangen.

In een uitvoering is een afdekelement voorzien tussen de zonnepanelen van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen. Het afdekelement beschermt de panelen. Daarnaast sluit het afdekelement een eventuele opening tussen de panelen af, waardoor er geen vocht of vuil tussen de panelen kan belanden.

Een aspect van de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het plaatsen van zonnepanelen op een bouwwerk, die de stappen omvat van: het verschaffen van een eerste dakelement volgens de onderhavige uitvinding; het verschaffen van een tweede dakelement volgens de onderhavige uitvinding; het op het bouwwerk plaatsen van het eerste dakelement; het op het bouwwerk naast het eerste dakelement plaatsen van het tweede dakelement. Het profielbeen van het tweede dakelement is op of nabij het verdere profielbeen van het eerste dakelement geplaatst, en is in het bijzonder daarmee in contact. Zodanig kan op eenvoudige en doeltreffende wijze een bouwwerk voorzien worden van dakelementen met zonnepanelen. Het profielbeen en het verder profielbeen grijpen daarbij elkaar aan voor een eenvoudige uitrichting van de dakelementen.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van enkele figuren, waarin tonen:

Figuur 1 een dwarsdoorsnede van een op een bouwwerk geplaatst dakelement volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 een dwarsdoorsnede van een reeks op een bouwwerk geplaatste dakelementen volgens een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Figuur 3 een dwarsdoorsnede van een hoofdprofiel (a) volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en een verder hoofdprofiel (b) volgens een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Figuur 4 een dwarsdoorsnede van het traverseprofiel volgens de onderhavige uitvinding met (a) en zonder (b) zonnepanelen;

Figuur 5 een dwarsdoorsnede van een dakelement (a) en het traverseprofiel (b) voorzien van een hijselement volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een op een bouwwerk 2 geplaatst dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding. In Fig. 1 zijn slechts de linker- en rechterzijde van het dakelement 1 getoond en is het middendeel van het dakelement 1 omwille van de duidelijkheid niet getoond. In werkelijkheid zijn de linker- en rechterzijde van het dakelement 1 op grotere afstand van elkaar geplaatst en strekt het middendeel van het dakelement 1 zich daartussen uit. De vorm van het middendeel is afleidbaar door de horizontale lijnen die de stippellijnen loodrecht snijden door te trekken door het gebied dat tussen de linker- en rechterzijde van het dakelement 1 in Fig. 1 is gelegen.

Het dakelement 1 in Fig. 1 omvat, van onder naar boven gezien, een isoleereenheid 3, een daarop geplaatst montagesysteem 6 met hoofdprofiel 11a en een verder hoofdprofiel 11b, en op het montagesysteem 6 geplaatste zonnepanelen 4. Deze onderdelen worden navolgend nader toegelicht.

De isoleereenheid 3 omvat een kernelement 31, gevormd uit een isolerend materiaal, bij voorkeur geëxpandeerd polystyreen (EPS), steenwol-, glaswol of anderssoortige verstijfde isolatie elementen. De isoleereenheid 3 is in een uitvoering voorzien als een rechthoekige plaatvorm. Op de randen van het kernelement 31 zijn verstijvingselementen 33 voorzien ter versteviging van de isoleereenheid 3. Bij voorkeur omvat een isoleereenheid 3 vier verstijvingselementen 33. De verstijvingselementen 33 kunnen zijn uitgevoerd als balkvormige elementen 33, bijvoorbeeld van hout. Aan weerszijden van het kernelement 31 zijn platen 35 voorzien. De onderste plaat 35 in Fig. 1 is in een uitvoering gevormd uit een gipskartonplaat, terwijl de bovenste plaat spaanplaat omvat. Daarnaast is mogelijk op de platen 35 aanvullende materialen, zoals folies of dunne lagen aan te brengen voor aanvullende bescherming van het kernelement 31 of verbeterde isolatie. Wanneer twee van dergelijke isoleereenheden 3 naast en tegen elkaar liggen, is tussen de isoleereenheden 3 een opening voorzien, waarin een isolerend, elastisch afsluitelement 40 kan worden geplaatst. Een deel van de opening en het afsluitelement 40 zijn zichtbaar aan de rechterzijde van de isoleereenheid 3 in Fig. 1. Het afsluitelement 40 is bij voorkeur uitgevoerd als een zelfklevende foamband 40.

Op de bovenste plaat 35 van de isoleereenheid 3 in Fig. 1 zijn tengels 70a, 70b voorzien voor de bevestiging van het montagesysteem 6 voor een zonnepaneel 4. Het montagesysteem 6 omvat een nabij een rand R van de isoleereenheid 3 bevestigd langwerpig hoofdprofiel 11a, alsmede een nabij een tegenover de rand R gelegen verdere rand R’ van de isoleereenheid 3 bevestigd verder langwerpig hoofdprofiel 11b. Het hoofdprofiel 11a en het verder hoofdprofiel 11b steunen op de bovenste plaat 35 van de isoleereenheid 3 met een U-vormig gootprofieldeel 24a, 24b voor het afvoeren van vocht. De steunprofieldelen 20a, 20b zijn in contact met de tengels 70a, 70b van de isoleereenheid 3 en kunnen daarmee verbonden worden door middel van een verder bevestigingsorgaan 63, zoals bijvoorbeeld de in Fig. 5a getoonde schroef 63.

De hoogte van tengels 70a, 70b kan variëren op basis van de vereisten van het bouwwerk 2. Een grotere tengelhoogte, zoals bijvoorbeeld getoond in Fig. 2 leidt tot een betere ventilatie van de panelen 4. Bijkomend voordeel van een grotere tengelhoogte is dat het dakelement 1 steviger wordt. Daarnaast kan ook het bouwwerk 2 meer esthetisch worden gemaakt doordat de panelen 4 op ongeveer dezelfde hoogte als de dakpannen eromheen komen te liggen. Eventuele aansluitingen zijn hierdoor eenvoudiger aan te brengen en esthetischer af te werken.

In Fig. 1 is te zien, dat het U-vormig gootprofiel 24a, 24b verbonden is met een steunprofieldeel 20a of een verder steunprofieldeel 20b in respectievelijk het hoofdprofiel 11a en het verder hoofdprofiel 11b, die weer verbonden zijn met het bevestigingsprofieldeel 28a en het verder bevestigingsprofieldeel 28b, respectievelijk. Deze laatste strekken zich langs respectievelijk de rand R en de rand R’ van de isoleereenheid 3 uit. Het steunprofieldeel 20a en het verdere steunprofieldeel 20b bepalen een paneelsteunvlak 22, waarop de zonnepanelen 4 steunen.

Het bevestigingsprofieldeel 28a omvat het profielbeen 29a en een verbindingsprofieldeel 27a. Het in hoofdzaak L-vormig verbindingsprofieldeel 27a van het bevestigingsprofieldeel 28a is in Fig. 1 verbonden met het steunprofiel 20a, en strekt zich onder een hoek met de normaal van en weg van het paneelsteunvlak 22 uit. De hoek met de normaal is zodanig, dat het verbindingsprofieldeel 27a helt over in de richting van het verder hoofdprofiel 11b. In Fig. 1 bevindt een deel van het verbindingsprofieldeel 27a, dat parallel aan het paneelsteunvlak 22 loopt, zich boven de opening in de isoleereenheid 3, waarin het afsluitelement 40 is opgenomen.

Het verbindingsprofieldeel 27a is verbonden met een zich vanaf het hoofdprofiel 11a in hoofdzaak dwars op het paneelsteunvlak 22 in een richting naar de isoleereenheid 3 uitstrekkend profielbeen 29a. In Fig. 1 is te zien, dat het verbindingsprofieldeel 27a en het profielbeen 29a een omgekeerde U-vorm vormen. De benen van de U-vorm in Fig. 1 verbreden zich in de richting van de opening van de U-vorm.

De U-vorm wordt in Fig. 1a gevormd door het bevestigingsprofieldeel 28a en het verder bevestigingsprofieldeel 28b. De afmetingen van de bevestigingsprofieldelen 28a, 28b zijn bij voorkeur zodanig, dat standaardzonnepanelen met hun standaardprofielen in het dakelement 1 passen. In het bijzonder is de breedte van de U-vorm gevormd door de bevestigingsprofieldelen 28a, 28b 985 tot 1001 mm. Andere breedtes zijn echter ook mogelijk

Het verdere hoofdprofiel 11b omvat een zich langs de verdere rand R’ van de isoleereenheid 3 uitstrekkend verder bevestigingsprofieldeel 28b. Het bevestigingsprofieldeel 28b omvat een zich vanaf het verdere hoofdprofiel 11b dwars op het paneelsteunvlak 22 in een richting weg van de isoleereenheid 3 uitstrekkend verder profielbeen 29b. Wanneer een veelheid dakelementen 1 naast elkaar op een bouwwerk 2 geplaatst is, zal het verder profielbeen 29b van een eerste dakelement 1 langs het profielbeen 29a van een tweede dakelement 1 gelegen zijn.

In Fig. 1 is boven het deel van het verbindingsprofieldeel 27a, dat parallel aan het paneelsteunvlak 22 loopt, een afdekelement 50 op de zonnepanelen 4 geplaatst. Een bevestigingsorgaan 60, in het bijzonder een schroef 60, verbindt het afdekelement 50 met het L-vormige verbindingsprofieldeel. Met een dergelijk bevestigingsorgaan 60 kan het dakelement 1 snel en eenvoudig aan bouwwerk 2 bevestigd worden. De breedte van het afdekelement 50 kan variëren op basis van de breedte van de bevestigingsprofieldelen 28a, 28b.

In een uitvoering is tussen de panelen 4 en het afdekelement 50 een elastische band 50d geplaatst, in het bijzonder een EPDM band 50d. De elastische band 50d leidt tot een goede aansluiting tussen het afdekelement 50 en de panelen 4.

Verder is in Fig. 1 te zien, dat aanvullende gootelementen 44 op het U-vormig gootprofieldeel 24a, 24b steunen, die samenwerken met de gootprofieldelen 24a, 24b voor het afvoeren van water.

De zonnepanelen 4 in Fig. 1 rusten op het paneelsteunvlak 22. De panelen 4 in Fig. 1 zijn voorzien van een in hoofdzaak vlak en plaatvormig paneeldeel 4a, alsmede een paneelkader 4b, dat zich in Fig. 1 in hoofdzaak loodrecht op het vlak van het paneeldeel 4a uitstrekt. Een dergelijk paneelkader 4b is onderdeel van het paneel 5, bijvoorbeeld in de vorm van een aluminium kader, dat in het algemeen rondom standaard zonnepanelen 4 is voorzien. Het is verder mogelijk om kader- en frameloze panelen in een dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding toe te passen. Dergelijke kader- en frameloze panelen zijn bekend onder de naam “laminaat”, alsmede glas-glas panelen.

In een uitvoering is een niet-getoonde relatief kleine ophogingsstrip tussen het eventuele paneelkader 4b en het paneelsteunvlak 22 voorzien. De toepassing van een dergelijke ophogingsstrip leidt ertoe, dat vocht of water, dat eventueel het dakelement 1 binnendringt, afgevoerd kan worden via de gootprofieldelen 24a, 24b en niet door een capillairwerking langdurig tussen het paneelkader 4b en het paneelsteunvlak 22 blijft zitten en corrosie veroorzaakt. De ophogingsstrip is bevestigbaar door middel van schroeven, lijmen, moeren en bouten en andere algemeen bekende bevestigingstechnieken.

Fig. 1 illustreert toont een enkel op een bouwwerk 2 geplaatst dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding. Bij het plaatsen van een veelheid dakelementen 1op een bouwwerk 2 zal een tweede dakelement 1 naast dit eerste dakelement 1 geplaatst worden aan het verder profielbeen 29b van het eerste dakelement 1 (aan de linkerzijde in Fig. 1). Het tweede dakelement 1 wordt zodanig geplaatst, dat het verder profielbeen 29b van het eerste dakelement 1 wordt opgenomen in de U-vorm, die wordt gevormd door het bevestigingsprofieldeel 28a van het tweede dakelement 1. Het tweede dakelement 1 wordt vervolgens uitgericht door het profielbeen 29a van het tweede dakelement 1 langs het verder profielbeen 29b van het eerste dakelement 1 te positioneren. Vervolgens wordt een afdekelement 50 boven de opening tussen de panelen 4 geplaatst, waarna een bevestigingsorgaan 60 wordt ingebracht in een dakelement 1. Het bevestigingsorgaan 60 wordt bij voorkeur ingebracht bij het bevestigingsprofieldeel 28a tot in een gording 2a van het bouwwerk 2. Wanneer het bevestigingsorgaan 60 wordt aan gebracht tussen twee aangrenzende dakelementen 1 kan het bevestigingsorgaan 60 door de isoleereenheid 3 heen tot in de gording 2a steken. Aan een vrij uiteinde van een dakelement 1, zoals aan de rechterzijde van Fig. 1, kan het bevestigingsorgaan 60 door het bevestigingsprofieldeel 28a langs de isoleereenheid 3 tot in de gording 2a voorzien worden. Het dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding is toepasbaar voor nieuwbouw, maar ook bij renovatie van een bouwwerk 2. Bij renovatie is het mogelijk de op het bouwwerk 2 reeds aanwezige dakpannen en panlatten te verwijderen, waardoor de dakelementen 1 tussen de eventueel overgebleven dakpannen op het dak inpasbaar worden. De dakelementen 1 zijn zodanig toepasbaar als renovatie-elementen, waarbij de dakelementen 1 volgens de onderhavige uitvinding als geprefabriceerd op een bouwwerk 2 geplaatst worden, alsmede toepasbaar als na-isolatie-elementen voor woningen en utiliteitsgebouwen en fabrieksgebouwen.

Fig. 2 toont een reeks dakelementen 1 na plaatsing op een bouwwerk 2 volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De reeks dakelementen 1 in Fig. 2 wordt gevormd door een linkerdakelement 1, waarvan enkel de rechterzijde is getoond in Fig. 2, een middelste dakelement 1, waarvan in Fig. 2 de linker- en rechterzijde zijn getoond en waarvan het middendeel is weggenomen voor beter perspectief, zoals weergeven door middel van de verticale stippellijnen, en een rechterdakelement 1, waarvan slechts de linkerzijde is getoond in Fig. 2. Alle dakelementen 1 in Fig. 2 zijn identiek uitgevoerd. Het hoofdprofiel 11a is in hoofdzaak uitgevoerd zoals in Fig. 1, met uitzondering van een verticaal lopend deel van het bevestigingsprofieldeel 28a, zoals te zien is in de ingevoegde vergroting rechtsonder in Fig. 2. Het bevestigingsprofieldeel 28a Het verder hoofdprofiel 12b is voorzien van een verder profielbeen 29b, dat L-vormig is uitgevoerd (en weergegeven in de vergroting die linksonder in Fig. 2 is ingevoegd). Een been van de L-vorm van het verder profielbeen 29b strekt zich dwars op het paneelsteunvlak 22 uit, waarbij het andere been van de L-vorm zich parallel aan het paneelsteunvlak 22 uitstrekt. Zowel het bevestigingselement 28a als het verder bevestigingselement 28b omvatten zodanig een deel dat parallel aan het paneelsteunvlak 22 is voor een eenvoudige bevestiging van het hoofdprofiel 11a met het verder hoofdprofiel 11b door middel van het bevestigingsorgaan 60.

Fig. 3a toont een dwarsdoorsnede van een hoofdprofiel 11a volgens de alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding die is getoond in Fig. 2 en Fig. 3b toont een verder hoofdprofiel 11b volgens de alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding die is getoond in Fig. 2. In Fig. 3a is de hoek α aangegeven die het profielbeen 28a met de normaal van het paneelsteunvlak 22 maakt. Zoals reeds beschreven zijn ook andere vormen van het bevestigingsdeel 28a denkbaar, zoals bijvoorbeeld een U-vorm, in het bijzonder een zich verbredende U-vorm, zoals getoond in Fig. 1.

Fig. 3b toont een verder hoofdprofiel 11b volgens een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding, die bijvoorbeeld getoond is in Fig. 2. Hierin is het verder bevestigingsprofiel 28b uitgevoerd als een haakse L-vorm. Deze L-vormige uitvoeringsvorm maakt het mogelijk om relatief bredere panelen 4 in de dakelementen 1 op te nemen.

In Fig. 4a en b is een doorsnede te zien van het traverseprofiel 12 volgens de onderhavige uitvinding. Het traverseprofiel 12 omvat een in dwarsdoorsnede gezien U-vormig gootprofieldeel 55, dat in hoofdzaak in een richting loopt, dwars op de lengterichting van de hoofdprofielen 11a, 11b. De traverseprofielzijdelen 12a van het U-vormig gootprofieldeel 55 in Fig. 4a en 2b zijn L-vormig. Een dergelijk traverseprofiel 12 kan eenvoudig vervaardigd worden door middel van bijvoorbeeld extrusie en vormt een voldoende stevige ondersteuning voor de panelen 4.

In Fig. 4a zijn de traverseprofielzijdelen 12a opgenomen in de zonnepanelen 4. De panelen 4 kunnen voorgemonteerd op het traverseprofiel 12 zijn voorzien voor het vormen van het geprefabriceerde dakelement 1. Bijzonder voordelig van een dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding is, dat de panelen 4 na plaatsing van de dakelementen 1 op een bouwwerk 2, vervangbaar en wegneembaar voor eventuele reparatie en inspectie zijn.

In het midden van het gootprofieldeel 55 is een traverseprofieldeel 12b voorzien, dat zich in hoofdzaak loodrecht vanaf de bodem van het gootprofieldeel 55 uitstrekt. Het traverseprofieldeel 12b in Fig. 4a en 4b kan zijn uitgevoerd als een langwerpige balk 12b of een koker 12b. Nadat het traverseprofieldeel 12b op het gootprofieldeel 55 is aangebracht worden deze aan de isoleereenheid 3 bevestigd door een schroef of een ander bevestigingselement door het traverseprofieldeel 12b en het gootprofieldeel 55 tot in de tengels 70a, 70b en de verstijvingselementen 33 te steken. Zodanig is het mogelijk om het dakelement 1 met het de isoleereenheid 3 te hijsen door de traverseprofieldelen 12b te verbinden met een hijselement 80. Aan weerszijden van het traverseprofieldeel 12b zijn in Fig. 4a panelen 4 voorzien. De panelen 4 zijn aan hun weerszijden voorzien van een verder paneelkader 4d. Deze verdere paneelkaders 4d zijn ten minste gedeeltelijk opgenomen in het U-vormig gootprofieldeel 55.

Op het paneel 4 en boven het traverseprofieldeel 12b is een verder afdekelement 50a voorzien. Door middel van een bevestigingsmiddel 65, bijvoorbeeld een schroef 65, wordt het verder afdekelement 50a op de panelen 4 gehouden. Het is mogelijk om het verder afdekelement 50a te verlijmen met de panelen 4, in het bijzonder met het verdere paneelkader 4d, zoals weergeven met de lijmlaag 50c in Fig. 4a. Daarnaast kan tussen het verder afdekelement 50a en de panelen 4 een elastische band 50b, zoals een EPDM band, zijn voorzien. De panelen 4 worden zodanig tussen het afdekelement 50a en het U-vormig gootprofieldeel 55 gehouden. Het is verder denkbaar om, waar afdekelementen 50, 50a elkaar kruisen of overlappen, zodanig kit aan de afdekelementen 50, 50a en eventueel de panelen 4 aan te brengen voor het voorzien van een waterdichte afsluiting. Het traverseprofieldeel 12b is bij voorkeur zodanig stevig uitgevoerd, dat het mogelijk is om de dakelementen 1 te hijsen door middel van een aangrijping van de traverseprofieldelen 12b. Een hiertoe voorzien hijselement 80 is getoond in Fig. 5.

In Fig. 4b is een traverseprofiel 12 te zien zonder panelen 4.

Fig. 5a toont een dakelement 1 voorzien van een hijselement 80. Het dakelement 1 volgens de onderhavige uitvinding is zodanig stevig dat het in zijn geheel eenvoudig op een bouwwerk 2 kan worden geplaatst. Door middel van hijselementen 80 die op het dakelement 1 losneembaar voorzien zijn, is het mogelijk om het dakelement 1 eenvoudig en snel naar het dak van een bouwwerk 2 te transporteren. In Fig. 5b is duidelijk te zien, dat het hijselement 80 aangrijpt in het traverseprofiel 12, in het bijzonder in het traverseprofieldeel 12b. Een stang 80b van het hijselement 80 strekt zich in hoofdzaak loodrecht op het paneelsteunvlak 22 uit en eindigt in een hijsoog 80a. Bij voorkeur zijn een veelheid hijselementen 80 op het dakelement 1 voorzien voor verhoogde zekerheid tijdens het hijsen van het dakelement 1. Het dakelement 1 is verder zodanig stevig, dat het ook hijsbaar is door middel van andere technieken, zoals bijvoorbeeld hijsen met zuignappen op het glas, wat gebruikelijk is bij het tillen en plaatsen van glas. Deze stevigheid wordt bereikt door de combinatie van hoofdprofielen 11a, 11b en traverseprofielen 12 volgens de onderhavige uitvinding. In een uitvoeringsvorm is het mogelijk om het hijselement 80 tijdens het hijsen te borgen.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven is toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvormen die de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (21)

1. Geprefabriceerd dakelement (1) met ten minste een zonnepaneel, het dakelement (1) omvattende een in hoofdzaak rechthoekige, plaatvormige isoleereenheid (3), alsmede een op de isoleereenheid bevestigd montagesysteem (6) voor een zonnepaneel (4), waarbij het montagesysteem (6) een nabij een rand (R) van de isoleereenheid (3) bevestigd langwerpig hoofdprofiel (11a) omvat, alsmede een nabij een tegenover de rand (R) gelegen verdere rand (R’) van de isoleereenheid (3) bevestigd verder langwerpig hoofdprofiel (11b) omvat, waarbij het montagesysteem (6) ten minste een zich tussen het hoofdprofiel (11a) en het verder hoofdprofiel (11b) uitstrekkend traverseprofiel (12) omvat, waarbij het hoofdprofiel (lla) een steunprofieldeel (20a) omvat, en waarbij het verdere hoofdprofiel (11b) een verder steunprofieldeel (20b) omvat, waarbij het steunprofieldeel (20a) en het verdere steunprofieldeel (20b) een paneelsteunvlak (22) bepalen, waarbij het dakelement (1) verder een of meer op het paneelsteunvlak (22) geplaatste, en met het montagesysteem (6) bevestigde zonnepanelen (4) omvat, waarbij het hoofdprofiel (11a) een zich langs de rand (R) van de isoleereenheid (3) uitstrekkend bevestigingsprofieldeel (28a) omvat met een zich vanaf het hoofdprofiel in hoofdzaak dwars op het paneelsteunvlak (22) in een richting naar de isoleereenheid (3) uitstrekkend profielbeen (29a), en waarbij het verdere hoofdprofiel (11b) een zich langs de verdere rand (R’) van de isoleereenheid (3) uitstrekkend verder bevestigingsprofieldeel (28b) omvat met een zich vanaf het verdere hoofdprofiel (llb) dwars op het paneelsteunvlak (22) in een richting weg van de isoleereenheid (6) uitstrekkend verder profielbeen (29b).

2. Dakelement (1) volgens conclusie 1, waarbij het traverseprofiel (12) een in dwarsdoorsnede gezien U-vormig gootprofieldeel (55) omvat.

3. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het traverseprofiel (12) ten minste één, bij voorkeur hol en balkvormig, traverseprofieldeel (12b) omvat voor het hijsen van het dakelement (1) door middel van een hijselement (80).

4. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het profielbeen (29a) zich in hoofdzaak parallel aan het verder profielbeen (29b) uitstrekt.

5. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het profielbeen (29a) en/of het verdere profielbeen (29b) zich in hoofdzaak onder een hoek (a) ten opzichte van de normaal van het paneelsteunvlak (22) uitstrekken, welke hoek (a) gelegen is tussen 0 en 20 graden.

6. Dakelement (1) volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, waarbij het profielbeen (29a) zich in hoofdzaak onder een hoek (a) ten opzichte van de normaal van het paneelsteunvlak (22) uitstrekt, welke hoek (a) gelegen is tussen 0 en 20 graden, en waarbij het verdere profielbeen (29b) zich in hoofdzaak dwars op het paneelsteunvlak (22) uitstrekt.

7. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het verder profielbeen (29b) in hoofdzaak L-vormig is, bij voorkeur als haakse L-vormig.

8. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een van het profielbeen (29a) of het verder profielbeen (29b) zich tot buiten de rand (R), respectievelijk de verdere rand (R’) van de isoleereenheid (3) uitstrekt.

9. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de isoleereenheid (3) een isolerend kernelement (31) omvat, alsmede een veelheid het kernelement (31) omgevende verstijvingselementen (33).

10. Dakelement (1) volgens conclusie 9, waarbij de verstijvingselementen (33) op randen van het kernelement (31) voorzien zijn.

11. Dakelement (1) volgens conclusie 9 of 10, waarbij de isoleereenheid (3) twee aan weerszijden van het kernelement (31) voorziene platen (35) omvat, die zich in hoofdzaak parallel aan het paneelsteunvlak (22) uitstrekken.

12. Dakelement (1) volgens conclusie 11, waarbij een of meer van de platen (35) een spaanplaat of een gipskartonplaat is.

13. Dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het hoofdprofiel (11a) en/of het verdere hoofdprofiel (11b) in dwarsdoorsnede gezien een U-vormig gootprofieldeel (24a, 24b) omvat, respectievelijk omvatten, waarbij het gootprofieldeel (24a, 24b) onder het paneelsteunvlak (22) geplaatst is voor het afvoeren van vocht.

14. Bouwwerk (2), omvattende een eerste dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, alsmede een daarnaast geplaatst tweede dakelement (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het profielbeen (29a) van het tweede dakelement (1) op of nabij het verdere profielbeen (29b) van het eerste dakelement (1) geplaatst is, en in het bijzonder daarmee in contact is.

15. Bouwwerk (2) volgens conclusie 14, waarbij het profielbeen (29a) met het verdere profielbeen (29b) verbonden is door middel van een bevestigingsorgaan (60).

16. Bouwwerk (2) volgens conclusie 15, waarbij het bevestigingsorgaan (60) tevens verbonden is met een gording (2a) van het bouwwerk (2).

17. Bouwwerk (2) volgens een van de conclusies 14 tot en met 16, waarbij elk van de isoleereenheden (3) van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen (1) in contact zijn met elkaar.

18. Bouwwerk (2) volgens een van de conclusies 14 tot en met 17, waarbij tussen de isoleereenheden (3) van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen (1) een isolerend elastisch afsluitelement (40) voorzien is.

19. Bouwwerk (2) volgens een van de conclusies 14 tot en met 18, waarbij het isolerend elastisch afsluitelement (40) bevestigd is aan de langs elkaar geplaatste bevestigingsprofieldelen 28a, 28b door middel van een aanvullend bevestigingsorgaan (60) voor een aanvullende verbinding van de bevestigingsprofieldelen 28a, 28b.

20. Bouwwerk (2) volgens een van de conclusies 14 tot en met 19, waarbij een afdekelement (50) voorzien is tussen de zonnepanelen (4) van de twee naast elkaar geplaatste dakelementen.

21. Werkwijze voor het plaatsen van zonnepanelen (4) op een bouwwerk (2), omvattende de stappen van: - het verschaffen van een eerste dakelement (1) volgens een van de conclusies 1 - 13; - het verschaffen van een tweede dakelement (1) volgens een van de conclusies 1 - 13; - het op het bouwwerk (2) plaatsen van het eerste dakelement (1); - het op het bouwwerk (2) naast het eerste dakelement (1) plaatsen van het tweede dakelement (1); waarbij het profielbeen (29a) van het tweede dakelement (1) op of nabij het verdere profielbeen (29b) van het eerste dakelement (1) geplaatst is, en in het bijzonder daarmee in contact is.