NL2011826C2 - Systeem en werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van mechanisch bewogen componenten van een spoorweg, door relaissensoren en een actuatorsensor. - Google Patents

Description

Systeem en werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van mechanisch bewogen componenten van een spoorweg, door relaissensoren en een actuatorsensor.

5 De uitvinding heeft betrekking op het bewaken van de correcte functionering van een mechanisch bewogen component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personen- en vrachtvervoer, zoals een trein- of metrolijn. Het systeem is bedoeld als een hulpmiddel voor het garanderen van de veiligheid 10 en beschikbaarheid van het treinverkeer, door het tijdig constateren van een falende component respectievelijk het dreigend falen van een component.

Een actuatorsensor is bijvoorbeeld een stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de 15 motorstroom van een actuator, zoals elektromotor die de wisseltong voor het omstellen van een wissel aandrijft.

EP2441643, NL1012336 en EP1258412 zijn voorbeelden uit de stand van de techniek. Bijvoorbeeld NL1012336 openbaart het bewaken van de motorstroom van een wisselsteller. NL1012336 20 stelt daarnaast voor de omgevingstemperatuur te registreren en de wiellast van een passerende trein.

W002/090166 past sensoren toe, echter niet om te detecteren of een relais op of af is. DE19819162 past sensoren toe, echter alleen op functionele relais, niet op essentiële 25 ofwel veiligheidsrelais. De stand van de techniek ontbreekt het inzicht om controle toe te passen op relais op een hoger niveau in de besturing, namelijk de essentiële ofwel veiligheidsrelais.

Het doel van deze uitvinding is het verder verbeteren van 30 het bewakingssysteem. De uitvinding is in het bijzonder bedoeld voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van een overweg (kruising weg- en spoorverkeer) en een wissel. Ook is de toepassing mogelijk voor andere componenten die mechanisch worden bewogen, zoals een spoorbrug.

35 De output van het systeem kan een signaal zijn voor het oproepen van een onderhoudsmonteur of het aanbrengen van een verandering in de treinbesturing om het betreffende spoor ontoegankelijk te maken voor treinverkeer of een snelheidsbeperking op te leggen.

2

De uitvinding is zoals aangegeven in de conclusies. Een B-relais, stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen 5 (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR) aankondigingsrelais, zijn veiligheidsrelais, dus essentiële relais.

Bij voorkeur is hiertoe het systeem ingericht voor het bewaken van de samenhang in bedrijfsfunctionering tussen een 10 actuator (het mechanische of motorische element dat de beweging van de component aandrijft, bijvoorbeeld een elektromotor, bijvoorbeeld behorende tot een wisselsteller of overwegsteller) en daarmee geassocieerde galvanische relais, bijvoorbeeld een zgn. B-relais., zoals één of meer van stuurrelais, 15 controlerelais, spoorherhaalrelais (TPR) en spoorrelais (het TR of het zgn. B2-Vane relais is een veelgebruikt spoorrelais, het spoorrelais geeft aan of zich een trein bevindt in de betreffende spoorsectie).

Wisselstoringen zijn bijvoorbeeld: een stukje ballast 20 tussen tong en aanslagspoorstaaf, waardoor een wissel niet in zijn eindstand komt; gecorrodeerde of bevroren contactvingers, waardoor een wissel niet gestuurd kan worden of niet in controle komt; verlopen afstelling, waardoor een wissel niet in zijn eindstand komt; defect B-relais, waardoor een wissel niet 25 gestuurd kan worden of niet in controle komt (dat wil zeggen niet in de gecontroleerde eindstand komt).

Om dergelijke wisselstoringen te kunnen identificeren wordt voorgesteld één of meer van de volgende parameters te registreren en te bewaken: motorstroom per wisselsteller; 30 sturing per (groep) gekoppelde wissels, wissel of wisselsteller; eindstand controle per wisselsteller; sectiebezetting (TR en/of TPR); buitentemperatuur.

Om een storing van de overweg te kunnen identificeren wordt voorgesteld één of meer van de volgende parameters te 35 registreren en te bewaken: motorstroom (DC) per overwegsteller (het aantal overwegstellers is variërend van 2 tot zo'n 10 stuks); belstroom (DC) van de overwegbellen (per kanaal worden 3 er 2 tot 4 belstromen gelijktijdig gemeten); lampstromen (AC of DC) van de paal- en boomlampen, bijvoorbeeld als deze niet zijn voorzien van LED (per kanaal worden er 2 tot 8 lampstromen gemeten); lampstromen (AC of DC) van de AG en/of PAG-palen, 5 bijvoorbeeld als deze niet zijn voorzien van LED (per kanaal worden er 2 tot 4 lampstromen gemeten); batterij spanning (DC) van de 12V voeding; B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR); 0-6° 10 contacten (0° betekent een horizontale boom) in de overwegstellers, indien beschikbaar; binnentemperatuur en buitentemperatuur van de relaiskast.

Wanneer de component uitgerust is met een elektromotor of equivalente actuator voor het aandrijven van een onderdeel 15 van de component, zoals dat het geval is bij een wissel of overweg, bevat het systeem bij voorkeur een stroomsensor (galvanische stroom of een andere stroom zoals hydraulische stroom) welke een stroommeetsignaal afgeeft in afhankelijkheid van de motorstroom van de elektromotor.

20 Het systeem bevat bij voorkeur een data- of signaalverwerkingseenheid (zoals een CPU) en eventueel een geheugen.

Het systeem bevat bij voorkeur relaissensoren waarmee het systeem kan vaststellen of een relais (in het bijzonder zgn. 25 B-relais of stuurrelais of controlerelais) hoog (bekrachtigd) of laag (niet bekrachtigd) is. Uit het stroommeetsignaal bepaalt het systeem bijvoorbeeld een stroomkarakteristiek, of een afgeleide parameter, zoals een gemiddelde; maximum; RMS; minimum.

30 Uit één of meer van stroommeetsignaal; stroomkarakteristiek; tijdverloop (bijvoorbeeld vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld het van (op) hoog naar (af) laag (of omgekeerd) gaan van een relais of het starten van de elektromotor) ; hoog (bekrachtigd) of laag 35 (niet bekrachtigd) zijn van een relais; leidt het systeem een output af, bijvoorbeeld een foutmelding, bijvoorbeeld een 4 onderhoudsindicatie of verstelt een sein langs de spoorweg of geeft een waarschuwingssignaal.

Het geheugen kan een referentiewaarde bevatten welke het systeem bijvoorbeeld vergelijkt met de actuele waarde en, bij 5 een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft het systeem de foutmelding.

Een component zoals een wissel, bijvoorbeeld een hogesnelheidswissel, kan zijn uitgerust met verscheidene actuatoren, zoals wisselstellers die in samenhang worden 10 bedreven en bijvoorbeeld langs de lengte van de tong zijn opgesteld om de gewenste kromming van de tong tijdens passage van een trein te garanderen. Een overweg kan zijn uitgerust met verscheidene synchroon bedreven overwegstellers. Het systeem kan zijn ingericht om gevoelig te zijn voor de signalen 15 afkomstig van een dergelijke groep van synchroon bedreven actuatoren, bijvoorbeeld de signalen van de actuatoren en de signalen van de geassocieerde relais.

Met voorkeur is het systeem aangesloten op precies of minimaal één, twee, drie, vier of meer galvanische relais welke 20 zijn geassocieerd met een component, om de gegevens afkomstig van deze groep relais te evalueren.

Voor een overweg is het systeem bijvoorbeeld aangesloten op het aankondigingsrelais en/of het XR relais.

Het systeem is bij voorkeur uitgerust met een timer om 25 een tijdsverloop te bepalen, bijvoorbeeld vanaf het moment van optreden van een bepaalde gebeurtenis en/of tot aan het moment van optreden van een andere bepaalde gebeurtenis.

VOORBEELDEN

30 Voor de navolgende figuren is in de grafiek op de horizontale as het tijdsverloop en op de verticale as voor het analoge signaal de waarde van de motorstroom (aangeduid met Mstr) uitgezet.

35 Figuur 1 toont de systeemregistratie van een correcte overwegcyclus.

5

Het onderste gedeelte van fig. 1 geeft de digitale signalen behorende bij de standen van de vier B-relais R1 t/m R4 weer in de tijd en het bovenste gedeelte de analoge stroomwaarden van de overwegstellers (overwegbomen). In het begin van de 5 cyclus (begonnen wordt op tijdstip 0 seconden) is te zien dat van de relais R1 - R4 de digitale signalen van hoog (1) naar laag (0) gaan wat betekent dat er een trein in de aankondiging is gereden. Gevolg is het dalen van de overwegbomen. De overwegbomen dalen grotendeels op hun eigen gewicht en worden 10 slechts licht tegengehouden, vandaar de relatief kleine stroom. Na enige tijd (middelste gedeelte grafiek) zal de trein voorbij de overweg zijn en de digitale standen gaan van laag naar hoog. De motorstroom bij het stijgen is relatief groot in vergelijking met het dalen. Als de overwegbomen in de eindstand zijn is de 15 gehele schakeling weer in rust. Het systeem van de uitvinding bewaart de karakteristiek van fig. 1, of een daarvan afgeleide referentie, in het geheugen en vergelijkt telkens de actuele meetgegevens hiermee en geeft een melding wanneer uit de vergelijking hiermee de actuele meetgegevens teveel blijken 20 afwijken.

Figuur 2 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met één wisselsteller.

De grafiek van fig. 2 toont in het onderste gedeelte de 25 digitale signalen behorende bij de standen van de B-relais die verantwoordelijk zijn voor het aansturen en controleren van een wissel. We zien een tweetal relais (WLR en WRR) voor de sturing en een tweetal relais voor de controle (WPLR en WPRR). Op het tijdstip '0' is te zien dat relais WPLR hoog (1) is en 30 relais WPRR laag (0). Dit betekent dat het wissel in de linker eindstand ligt, vandaar de L in de naam van het relais.

Uiterst links in de grafiek van fig. 2 is net te zien dat relais WRR van laag (af ofwel niet bekrachtigd) naar hoog (op ofwel bekrachtigd) gaat, wat betekent dat het wissel een rechter 35 sturing krijgt. Het gevolg is dat er stroom gaat lopen (zie bovenste gedeelte van de grafiek) en het wissel buiten gaat bewegen/omlopen. Door deze beweging komt hij uit de linker 6 eindstand, te zien aan relais WPLR dat kort na het begin van de stoomcurve van hoog naar laag gaat. Na enige seconden is het wissel volledig omgelopen en komt het in de rechter eindstand, te zien aan relais WPRR dan van laag naar hoog gaat.

5 De sturing middels relais WRR zal nu weer van hoog naar laag gaan, waarna het wissel in de rechter eindstand in rust is gekeerd. Ook het relais van de spoorbezetting (in de figuur aangeduid met Spbz) is opgenomen (continu laag). Het systeem van de uitvinding zal een melding geven wanneer in het 10 tijdverloop één of meer van de stroommeetwaarde (bovenste gedeelte van de grafiek) en het hoog of laag zijn van de relais WLR, WRR, WPLR en WPRR teveel afwijkt van de door fig. 2 gespecificeerde, tijdafhankelijke, waarden voor deze parameters.

15 Figuur 3 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met twee wisselstellers.

Fig. 3 heeft sterke overeenkomsten met fig. 2 kijkend naar de stuurrelais (WLR en WRR) en controlerelais (WPLR en WPRR). Echter laat de grafiek van fig. 3 een wisselomloop zien van 20 een wissel met twee wisselstellers. Beide stellers hebben dezelfde aansturing, maar elk een eigen set controle relais. De 1 voor de eerste set betekent dat het hier om de wisseltongen gaat en de 2 om het wisselpuntstuk. Elke steller heeft zijn eigen motor, waardoor er in de grafiek een tweetal stroomcurves 25 zijn te zien. De grafiek laat een linkersturing zien, waarna de stroom gaat lopen en de wisseltongen uit de rechter eindstand komen en na enige seconden in de linker eindstand komen. Na de wisseltongen gaat nu de stroom door de motor van het puntstuk lopen en komen deze uit de rechter eindstand en in de linker 30 eindstand na 3 seconden.

Figuur 4 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met zeven wisselstellers. StuLi en StuRe betekenen sturing links (EBP) respectievelijk sturing rechts 35 (EBP) .

Figuur 4 laat grafisch een wisselomloop van een wissel met zeven wissel stellers zien. Het onderste gedeelte laat weer 7 de digitale signalen overeenkomstig de standen van de B-relais verantwoordelijk voor de sturing en controle zien. De zeven wisselstellers hebben dezelfde aansturing (zie relais met sturing), maar elk een eigen set controle relais (bovenste 14 5 digitale lijnen). Waar het wissel behorende bij figuur 3 maar 1 motor voor de wisseltongen en 1 motor voor het puntstuk had, zijn het er hier vier voor de tongen en drie voor het puntstuk.

In de grafiek van fig. 4 is te zien dat er een sturing plaatsvindt waarna er door alle vier motoren van de 10 wisselstellers van de wisseltongen stroom gaat lopen (synchroon bedrijf). Het bovenste gedeelte van de grafiek laat deze stroomcurves zien (curves liggen op elkaar omdat de motoren tegelijkertijd lopen). De vier sets van controlerelais laten een standverandering zien, want alle L relais worden laag en 15 R worden na een paar seconden hoog. Enige tijd na het begin van het lopen van de wisseltongen beginnen de drie motoren van het puntstuk met lopen en veranderen ook de laatste drie sets controlerelais (deze zijn geassocieerd met de drie puntstuk motoren) van stand. Het wissel ligt nu in rust in de 20 linkereindstand.

Aldus betreft de uitvinding, bijvoorbeeld, een systeem ingericht voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personenen vrachtvervoer, welk wissel is voorzien van een actuator, 25 zoals elektromotor, voor het omstellen van het wissel, welk systeem omvat een stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de aan de actuator geleverde stroom, bijvoorbeeld motorstroom van de elektromotor; en een verwerkingseenheid welke is ingericht voor het verwerken van 30 het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de bedrijfsfunctie van het wissel. Het systeem bevat een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) kan vaststellen van een met de component geassocieerd 35 galvanisch componentrelais (bijvoorbeeld wisselrelais) welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van het wissel, waarbij de verwerkingseenheid is ingericht voor 8 het verwerken van het relaissignaal. En het systeem is ingericht om uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal de samenhang te bewaken in bedrijfsfunctionering tussen de elektromotor en het genoemde galvanische wisselrelais, om daaruit de 5 bedrijfsfunctionering van het wissel af te leiden.

Dit systeem kan voorts één of meer van het volgende omvatten: is ingericht voor het uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal afleiden of de component wel of niet in zijn eindstand komt; is ingericht voor het uit het stroommeetsignaal 10 en het relaissignaal afleiden van een foutmelding; is ingericht voor het bij de bewaking rekening houden met het tijdverloop vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis welke is: het starten van de elektromotor of het tussen hoog en laag wisselen van de componentrelais, waartoe het systeem is uitgerust met 15 een timer; is uitgerust met een geheugen welke een referentiewaarde bevat welke het systeem vergelijkt met een op de parameters stroommeetsignaal, relaissignaal en, indien van toepassing, tijdverloop, gebaseerde actuele waarde en, bij een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft 20 het systeem de foutmelding; is aangesloten op minimaal twee relaissensoren die ieder zijn geassocieerd met een respectief galvanische wisselrelais welke behoren tot de aansturing of controle van het bedrijf van de component, en het systeem de relaissignalen van deze minimaal twee relaissensoren toepast 25 in de bewaking; het met de aansturing of controle van het wissel geassocieerde galvanische wisselrelais, waarvan de relaissensor is aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais.

30 Ook betreft de uitvinding een werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personen- en vrachtvervoer, welk wissel is voorzien van een actuator, zoals elektromotor, voor het omstellen van het wissel, waarbij wordt gebruikt een 35 stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de aan de actuator geleverde stroom, bijvoorbeeld motorstroom van de elektromotor; en een 9 verwerkingseenheid welke is ingericht voor het verwerken van het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de bedrijfsfunctie van het wissel. De werkwijze gebruikt eveneens een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het 5 mogelijk is de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) vast te stellen van een met de component geassocieerd galvanisch componentrelais (bijvoorbeeld wisselrelais) welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van het wissel, waarbij de 10 verwerkingseenheid het relaissignaal verwerkt. En de werkwijze bewaakt uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal de samenhang in bedrijfsfunctionering tussen de elektromotor en het genoemde galvanische wisselrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van het wissel af te leiden.

Claims (22)

1. Systeem ingericht voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een mechanisch bewogen component, zoals een overweg of 5 wissel van een spoorweg voor personenvervoer, welke component, zoals wissel, is voorzien van een actuator, zoals elektromotor voor het bewegen van de component, zoals voor het omstellen van het wissel.

2. Systeem volgens conclusie 1, welk systeem omvat een actuatorsensor welke een signaal afgeeft welke afhankelijk is van een toestand van de actuator en een verwerkingseenheid, welke is ingericht voor het verwerken van het signaal van de actuatorsensor ten behoeve van het bewaken van de 15 bedrijfsfunctie van de component.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, het systeem bevat een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) 20 kan vaststellen van een met de component, zoals het wissel, geassocieerd galvanisch componentrelais welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van de component.

4. Systeem volgens één van conclusies 1-3, waarbij de 25 verwerkingseenheid is ingericht voor het verwerken van het relaissignaal.

5. Systeem volgens één van conclusies 1-4, en het systeem is ingericht om uit het signaal van een sensor, zoals de 30 actuatorsensor en het relaissignaal de samenhang te bewaken in bedrijfsfunctionering tussen de actuator en het genoemde galvanische componentrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van de component af te leiden.

6. Systeem volgens één van conclusies 1-5, ingericht voor het uit het signaal van de actuatorsensor, zoals een stroommeetsignaal welke afhankelijk is van de motorstroom van de actuator, en het relaissignaal afleiden of de component wel of niet in zijn eindstand komt.

7. Systeem volgens één van conclusies 1-6, ingericht voor 5 het uit het signaal van de actuatorsensor, zoals een stroommeetsignaal welke afhankelijk is van de motorstroom van de actuator, en het relaissignaal afleiden van een foutmelding.

8. Systeem volgens één van conclusies 1-7, waarbij het 10 systeem is ingericht voor het bij de bewaking rekening houden met het tijdverloop vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis welke is: het starten van de actuator of het tussen hoog en laag wisselen van het componentrelais, waartoe het systeem is uitgerust met een timer. 15

9. Systeem volgens één van de conclusies 1-8, uitgerust met een geheugen welke een referentiewaarde bevat welke het systeem vergelijkt met een op de parameters stroommeetsignaal, relaissignaal en, indien van toepassing, tijdverloop, 20 gebaseerde actuele waarde en, bij een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft het systeem de foutmelding.

10. Systeem volgens één van de conclusies 1-9, welke is 25 aangesloten op minimaal twee relaissensoren die ieder zijn geassocieerd met een respectief galvanische componentrelais welke behoren tot de aansturing of controle van het bedrijf van de component, en het systeem de relaissignalen van deze minimaal twee relaissensoren toepast in de bewaking. 30

11. Systeem volgens één van de conclusies 1-10, en het met de aansturing of controle van de component geassocieerde galvanische componentrelais, waarvan de relaissensor is aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één 35 van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais.

12. Systeem volgens één van de conclusies 1-11, welke is aangesloten op drie relaissensoren, te weten de relaissensoren van het stuurrelais, het controlerelais en het spoorrelais welke zijn geassocieerd met de door het systeem te bewaken 5 component, en het systeem de relaissignalen van deze drie relaissensoren toepast in de bewaking.

13. Systeem volgens één van de conclusies 1-12, aangesloten op precies of minimaal één, twee, drie, vier of meer galvanische 10 relais welke zijn geassocieerd met een component, om de gegevens afkomstig van deze groep relais te evalueren.

14. Systeem volgens één van de conclusies 1-13, de relaissensoren zijn ingericht voor het vaststellen of het ermee 15 geassocieerde relais hoog (bekrachtigd) of laag (niet bekrachtigd) is.

15. Systeem volgens één van de conclusies 1-14, ingericht zodat de relaissensoren signalen geven overeenkomstig de 20 standen van de B-relais verantwoordelijk voor de sturing en/of controle.

16. Systeem volgens één van de conclusies 1-15, de relaissensoren zijn geassocieerd met veiligheidsrelais, dus 25 essentiële relais, zoals een B-relais, stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR) 30 aankondigingsrelais; en geven de stand van deze relais registrerende signalen af aan het systeem.

17. Werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een component, zoals een overweg of wissel van een spoorweg voor 35 personenvervoer, welke component, zoals wissel, is voorzien van een actuator, zoals elektromotor voor het bewegen van de component, zoals voor het omstellen van het wissel, met gebruikmaking van een systeem volgens één van de conclusies 1-16, waarbij een relaissensor een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) kan vaststellen van een met de component, 5 zoals het wissel, geassocieerd galvanisch componentrelais welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van de component.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de 10 verwerkingseenheid het signaal van de sensor, zoals actuatorsensor en het relaissignaal verwerkt en uit het signaal van de actuatorsensor en het relaissignaal de samenhang bewaakt in bedrijfsfunctionering tussen de actuator en het genoemde galvanische componentrelais, om daaruit de 15 bedrijfsfunctionering van de component af te leiden.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, en het met de aansturing of controle van de component geassocieerde galvanische componentrelais, waarvan de relaissensor is 20 aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais.

20. Werkwijze volgens één van conclusies 17-19, en de relaissensoren detecteren de standen (dus wel of niet 25 bekrachtigd), van veiligheidsrelais, dus essentiële relais, zoals een B-relais, stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, 30 TER, TEPR, FXAR en/of XR) aankondigingsrelais; en geven de stand van deze relais registrerende signalen af aan het systeem.

21. Systeem of werkwijze volgens één van de conclusies 1-20, welke gebruikt als actuatorsensor een stroomsensor welke een 35 stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de motorstroom van de actuator, zoals elektromotor; en de verwerkingseenheid is ingericht voor het verwerken van het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de bedrijfsfunctie van de component.

22. Systeem of werkwijze volgens één van de conclusies 1-21, 5 toegepast op essentiële ofwel veiligheidsrelais.