NL2010803C2 - Systeem en werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van mechanisch bewogen componenten van een spoorweg, door relaissensoren en motorstroombewaking. - Google Patents

Description

Systeem en werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van mechanisch bewogen componenten van een spoorweg, door relaissensoren en motorstroombewaking.

5 De uitvinding heeft betrekking op het bewaken van de correcte functionering van een mechanisch bewogen component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personen- en vrachtvervoer, zoals een trein- of metrolijn. Het systeem is bedoeld als een hulpmiddel voor het garanderen van de veiligheid 10 en beschikbaarheid van het treinverkeer, door het tijdig constateren van een falende component respectievelijk het dreigend falen van een component.

EP2441643, NL1012336 en EP1258412 zijn voorbeelden uit de stand van de techniek. Bijvoorbeeld NL1012336 openbaart het 15 bewaken van de motorstroom van een wisselsteller. NL1012336 stelt daarnaast voor de omgevingstemperatuur te registreren en de wiellast van een passerende trein.

W002/090166 past sensoren toe, echter niet om te detecteren of een relais op of af is. DE19819162 past sensoren 20 toe, echter alleen op functionele relais, niet op essentiële ofwel veiligheidsrelais. De stand van de techniek ontbreekt het inzicht om controle toe te passen op relais op een hoger niveau in de besturing, namelijk de essentiële ofwel veiligheidsrelais.

25 Het doel van deze uitvinding is het verder verbeteren van het bewakingssysteem. De uitvinding is in het bijzonder bedoeld voor het bewaken van de bedrijfsfuncties van een overweg (kruising weg- en spoorverkeer) en een wissel. Ook is de toepassing mogelijk voor andere componenten die mechanisch 30 worden bewogen, zoals een spoorbrug.

De output van het systeem kan een signaal zijn voor het oproepen van een onderhoudsmonteur of het aanbrengen van een verandering in de treinbesturing om het betreffende spoor ontoegankelijk te maken voor treinverkeer of een 35 snelheidsbeperking op te leggen.

De uitvinding is zoals aangegeven in de conclusies. Een B-relais, stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen 2 (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR) aankondigingsrelais, zijn veiligheidsrelais, dus essentiële relais.

Bij voorkeur is hiertoe het systeem ingericht voor het 5 bewaken van de samenhang in bedrijfsfunctionering tussen een actuator (het mechanische of motorische element dat de beweging van de component aandrijft, bijvoorbeeld een elektromotor, bijvoorbeeld behorende tot een wisselsteller of overwegsteller) en daarmee geassocieerde galvanische relais, bijvoorbeeld een 10 zgn. B-relais., zoals één of meer van stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais (TPR) en spoorrelais (het TR of het zgn. B2-Vane relais is een veelgebruikt spoorrelais, het spoorrelais geeft aan of zich een trein bevindt in de betreffende spoorsectie).

15 Wisselstoringen zijn bijvoorbeeld: een stukje ballast tussen tong en aanslagspoorstaaf, waardoor een wissel niet in zijn eindstand komt; gecorrodeerde of bevroren contactvingers, waardoor een wissel niet gestuurd kan worden of niet in controle komt; verlopen afstelling, waardoor een wissel niet in zijn 20 eindstand komt; defect B-relais, waardoor een wissel niet gestuurd kan worden of niet in controle komt (dat wil zeggen niet in de gecontroleerde eindstand komt).

Om dergelijke wisselstoringen te kunnen identificeren wordt voorgesteld één of meer van de volgende parameters te 25 registreren en te bewaken: motorstroom per wisselsteller; sturing per (groep) gekoppelde wissels, wissel of wisselsteller; eindstand controle per wisselsteller; sectiebezetting (TR en/of TPR); buitentemperatuur.

Om een storing van de overweg te kunnen identificeren wordt 30 voorgesteld één of meer van de volgende parameters te registreren en te bewaken: motorstroom (DC) per overwegsteller (het aantal overwegstellers is variërend van 2 tot zo'n 10 stuks); belstroom (DC) van de overwegbellen (per kanaal worden er 2 tot 4 belstromen gelijktijdig gemeten); lampstromen (AC 35 of DC) van de paal- en boomlampen, bijvoorbeeld als deze niet zijn voorzien van LED (per kanaal worden er 2 tot 8 lampstromen gemeten); lampstromen (AC of DC) van de AG en/of PAG-palen, 3 bijvoorbeeld als deze niet zijn voorzien van LED (per kanaal worden er 2 tot 4 lampstromen gemeten); batterijspanning (DC) van de 12V voeding; B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); 5 B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR); 0-6° contacten (0° betekent een horizontale boom) in de overwegstellers, indien beschikbaar; binnentemperatuur en buitentemperatuur van de relaiskast.

Wanneer de component uitgerust is met een elektromotor 10 of equivalente actuator voor het aandrijven van een onderdeel van de component, zoals dat het geval is bij een wissel of overweg, bevat het systeem bij voorkeur een stroomsensor (galvanische stroom of een andere stroom zoals hydraulische stroom) welke een stroommeetsignaal afgeeft in afhankelijkheid 15 van de motorstroom van de elektromotor.

Het systeem bevat bij voorkeur een data- of signaalverwerkingseenheid (zoals een CPU) en eventueel een geheugen.

Het systeem bevat bij voorkeur relaissensoren waarmee het 20 systeem kan vaststellen of een relais (in het bijzonder zgn. B-relais of stuurrelais of controlerelais) hoog (bekrachtigd) of laag (niet bekrachtigd) is. Uit het stroommeetsignaal bepaalt het systeem bijvoorbeeld een stroomkarakteristiek, of een afgeleide parameter, zoals een gemiddelde; maximum; RMS; 25 minimum.

Uit één of meer van stroommeetsignaal; stroomkarakteristiek; tijdverloop (bijvoorbeeld vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld het van (op) hoog naar (af) laag (of omgekeerd) gaan van een relais 30 of het starten van de elektromotor) ; hoog (bekrachtigd) of laag (niet bekrachtigd) zijn van een relais; leidt het systeem een output af, bijvoorbeeld een foutmelding, bijvoorbeeld een onderhoudsindicatie of verstelt een sein langs de spoorweg of geeft een waarschuwingssignaal.

35 Het geheugen kan een referentiewaarde bevatten welke het systeem bijvoorbeeld vergelijkt met de actuele waarde en, bij 4 een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft het systeem de foutmelding.

Een component zoals een wissel, bijvoorbeeld een hogesnelheidswissel, kan zijn uitgerust met verscheidene 5 actuatoren, zoals wisselstellers die in samenhang worden bedreven en bijvoorbeeld langs de lengte van de tong zijn opgesteld om de gewenste kromming van de tong tijdens passage van een trein te garanderen. Een overweg kan zijn uitgerust met verscheidene synchroon bedreven overwegstellers. Het 10 systeem kan zijn ingericht om gevoelig te zijn voor de signalen afkomstig van een dergelijke groep van synchroon bedreven actuatoren, bijvoorbeeld de signalen van de actuatoren en de signalen van de geassocieerde relais.

Met voorkeur is het systeem aangesloten op precies of 15 minimaal één, twee, drie, vier of meer galvanische relais welke zijn geassocieerd met een component, om de gegevens afkomstig van deze groep relais te evalueren.

Voor een overweg is het systeem bijvoorbeeld aangesloten op het aankondigingsrelais en/of het XR relais.

20 Het systeem is bij voorkeur uitgerust met een timer om een tijdsverloop te bepalen, bijvoorbeeld vanaf het moment van optreden van een bepaalde gebeurtenis en/of tot aan het moment van optreden van een andere bepaalde gebeurtenis.

25 VOORBEELDEN

Voor de navolgende figuren is in de grafiek op de horizontale as het tijdsverloop en op de verticale as voor het analoge signaal de waarde van de motorstroom (aangeduid met Mstr) uitgezet.

30

Figuur 1 toont de systeemregistratie van een correcte overwegcyclus.

Het onderste gedeelte van fig. 1 geeft de digitale signalen behorende bij de standen van de vier B-relais R1 t/m R4 weer 35 in de tijd en het bovenste gedeelte de analoge stroomwaarden van de overwegstellers (overwegbomen). In het begin van de cyclus (begonnen wordt op tijdstip 0 seconden) is te zien dat 5 van de relais R1 - R4 de digitale signalen van hoog (1) naar laag (0) gaan wat betekent dat er een trein in de aankondiging is gereden. Gevolg is het dalen van de overwegbomen. De overwegbomen dalen grotendeels op hun eigen gewicht en worden 5 slechts licht tegengehouden, vandaar de relatief kleine stroom. Na enige tijd (middelste gedeelte grafiek) zal de trein voorbij de overweg zijn en de digitale standen gaan van laag naar hoog. De motorstroom bij het stijgen is relatief groot in vergelijking met het dalen. Als de overwegbomen in de eindstand zijn is de 10 gehele schakeling weer in rust. Het systeem van de uitvinding bewaart de karakteristiek van fig. 1, of een daarvan afgeleide referentie, in het geheugen en vergelijkt telkens de actuele meetgegevens hiermee en geeft een melding wanneer uit de vergelijking hiermee de actuele meetgegevens teveel blijken 15 afwijken.

Figuur 2 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met één wisselsteller.

De grafiek van fig. 2 toont in het onderste gedeelte de 20 digitale signalen behorende bij de standen van de B-relais die verantwoordelijk zijn voor het aansturen en controleren van een wissel. We zien een tweetal relais (WLR en WRR) voor de sturing en een tweetal relais voor de controle (WPLR en WPRR). Op het tijdstip '0' is te zien dat relais WPLR hoog (1) is en 25 relais WPRR laag (0). Dit betekent dat het wissel in de linker eindstand ligt, vandaar de L in de naam van het relais.

Uiterst links in de grafiek van fig. 2 is net te zien dat relais WRR van laag (af ofwel niet bekrachtigd) naar hoog (op ofwel bekrachtigd) gaat, wat betekent dat het wissel een rechter 30 sturing krijgt. Het gevolg is dat er stroom gaat lopen (zie bovenste gedeelte van de grafiek) en het wissel buiten gaat bewegen/omlopen. Door deze beweging komt hij uit de linker eindstand, te zien aan relais WPLR dat kort na het begin van de stoomcurve van hoog naar laag gaat. Na enige seconden is 35 het wissel volledig omgelopen en komt het in de rechter eindstand, te zien aan relais WPRR dan van laag naar hoog gaat. De sturing middels relais WRR zal nu weer van hoog naar laag 6 gaan, waarna het wissel in de rechter eindstand in rust is gekeerd. Ook het relais van de spoorbezetting (in de figuur aangeduid met Spbz) is opgenomen (continu laag). Het systeem van de uitvinding zal een melding geven wanneer in het 5 tijdverloop één of meer van de stroommeetwaarde (bovenste gedeelte van de grafiek) en het hoog of laag zijn van de relais WLR, WRR, WPLR en WPRR teveel afwijkt van de door fig. 2 gespecificeerde, tijdafhankelijke, waarden voor deze parameters.

10 Figuur 3 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met twee wisselstellers.

Fig. 3 heeft sterke overeenkomsten met fig. 2 kijkend naar de stuurrelais (WLR en WRR) en controlerelais (WPLR en WPRR). Echter laat de grafiek van fig. 3 een wisselomloop zien van 15 een wissel met twee wisselstellers. Beide stellers hebben dezelfde aansturing, maar elk een eigen set controle relais. De 1 voor de eerste set betekent dat het hier om de wisseltongen gaat en de 2 om het wisselpuntstuk. Elke steller heeft zijn eigen motor, waardoor er in de grafiek een tweetal stroomcurves 20 zijn te zien. De grafiek laat een linkersturing zien, waarna de stroom gaat lopen en de wisseltongen uit de rechter eindstand komen en na enige seconden in de linker eindstand komen. Na de wisseltongen gaat nu de stroom door de motor van het puntstuk lopen en komen deze uit de rechter eindstand en in de linker 25 eindstand na 3 seconden.

Figuur 4 toont de systeemregistratie van een correcte omloop van een wissel met zeven wisselstellers. StuLi en StuRe betekenen sturing links (EBP) respectievelijk sturing rechts 30 (EBP).

Figuur 4 laat grafisch een wisselomloop van een wissel met zeven wissel stellers zien. Het onderste gedeelte laat weer de digitale signalen overeenkomstig de standen van de B-relais verantwoordelijk voor de sturing en controle zien. De zeven 35 wisselstellers hebben dezelfde aansturing (zie relais met sturing), maar elk een eigen set controle relais (bovenste 14 digitale lijnen). Waar het wissel behorende bij figuur 3 maar 7 1 motor voor de wisseltongen en 1 motor voor het puntstuk had, zijn het er hier vier voor de tongen en drie voor het puntstuk.

In de grafiek van fig. 4 is te zien dat er een sturing plaatsvindt waarna er door alle vier motoren van de 5 wisselstellers van de wisseltongen stroom gaat lopen (synchroon bedrijf). Het bovenste gedeelte van de grafiek laat deze stroomcurves zien (curves liggen op elkaar omdat de motoren tegelijkertijd lopen). De vier sets van controlerelais laten een standverandering zien, want alle L relais worden laag en 10 R worden na een paar seconden hoog. Enige tijd na het begin van het lopen van de wisseltongen beginnen de drie motoren van het puntstuk met lopen en veranderen ook de laatste drie sets controlerelais (deze zijn geassocieerd met de drie puntstuk motoren) van stand. Het wissel ligt nu in rust in de 15 linkereindstand.

Aldus betreft de uitvinding, bijvoorbeeld, een systeem ingericht voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personenen vrachtvervoer, welk wissel is voorzien van een actuator, 20 zoals elektromotor, voor het omstellen van het wissel, welk systeem omvat een stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de aan de actuator geleverde stroom, bijvoorbeeld motorstroom van de elektromotor; en een verwerkingseenheid welke is ingericht voor het verwerken van 25 het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de bedrijfsfunctie van het wissel. Het systeem bevat een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) kan vaststellen van een met de component geassocieerd 30 galvanisch componentrelais (bijvoorbeeld wisselrelais) welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van het wissel, waarbij de verwerkingseenheid is ingericht voor het verwerken van het relaissignaal. En het systeem is ingericht om uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal de samenhang 35 te bewaken in bedrijfsfunctionering tussen de elektromotor en het genoemde galvanische wisselrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van het wissel af te leiden.

8

Dit systeem kan voorts één of meer van het volgende omvatten: is ingericht voor het uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal afleiden of de component wel of niet in zijn eindstand komt; is ingericht voor het uit het stroommeetsignaal 5 en het relaissignaal afleiden van een foutmelding; is ingericht voor het bij de bewaking rekening houden met het tijdverloop vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis welke is: het starten van de elektromotor of het tussen hoog en laag wisselen van de componentrelais, waartoe het systeem is uitgerust met 10 een timer; is uitgerust met een geheugen welke een referentiewaarde bevat welke het systeem vergelijkt met een op de parameters stroommeetsignaal, relaissignaal en, indien van toepassing, tijdverloop, gebaseerde actuele waarde en, bij een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft 15 het systeem de foutmelding; is aangesloten op minimaal twee relaissensoren die ieder zijn geassocieerd met een respectief galvanische wisselrelais welke behoren tot de aansturing of controle van het bedrijf van de component, en het systeem de relaissignalen van deze minimaal twee relaissensoren toepast 20 in de bewaking; het met de aansturing of controle van het wissel geassocieerde galvanische wisselrelais, waarvan de relaissensor is aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais .

25 Ook betreft de uitvinding een werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een component, zoals een wissel, van een spoorweg voor personen- en vrachtvervoer, welk wissel is voorzien van een actuator, zoals elektromotor, voor het omstellen van het wissel, waarbij wordt gebruikt een 30 stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de aan de actuator geleverde stroom, bijvoorbeeld motorstroom van de elektromotor; en een verwerkingseenheid welke is ingericht voor het verwerken van het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de 35 bedrijfsfunctie van het wissel. De werkwijze gebruikt eveneens een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het mogelijk is de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet 9 bekrachtigd) vast te stellen van een met de component geassocieerd galvanisch componentrelais (bijvoorbeeld wisselrelais) welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van het wissel, waarbij de 5 verwerkingseenheid het relaissignaal verwerkt. En de werkwijze bewaakt uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal de samenhang in bedrijfsfunctionering tussen de elektromotor en het genoemde galvanische wisselrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van het wissel af te leiden.

Claims (18)

1. Systeem ingericht voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een mechanisch bewogen component, zoals een overweg of 5 wissel van een spoorweg voor personenvervoer, welke component, zoals wissel, is voorzien van een actuator, zoals elektromotor, voor het bewegen van de component, zoals voor het omstellen van het wissel, welk systeem omvat een stroomsensor welke een stroommeetsignaal afgeeft welke afhankelijk is van de 10 motorstroom van de actuator, zoals elektromotor; en een verwerkingseenheid welke is ingericht voor het verwerken van het stroommeetsignaal ten behoeve van het bewaken van de bedrijfsfunctie van de component, zoals het wissel, met het kenmerk, dat 15 het systeem bevat een relaissensor welke een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd of niet bekrachtigd) kan vaststellen van een met de component, zoals het wissel, geassocieerd galvanisch componentrelais welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het 20 bedrijf van de component, waarbij de verwerkingseenheid is ingericht voor het verwerken van het relaissignaal; en het systeem is ingericht om uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal de samenhang te bewaken in bedrijfsfunctionering tussen de actuator en het genoemde 25 galvanische componentrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van de component af te leiden.

2. Systeem volgens conclusie 1, ingericht voor het uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal afleiden of de component 30 wel of niet in zijn eindstand komt.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, ingericht voor het uit het stroommeetsignaal en het relaissignaal afleiden van een foutmelding. 35

4. Systeem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het systeem is ingericht voor het bij de bewaking rekening houden met het tijdverloop vanaf het optreden van een bepaalde gebeurtenis welke is: het starten van de actuator of het tussen hoog en laag wisselen van het componentrelais, waartoe het systeem is uitgerust met een timer. 5

5. Systeem volgens één van de conclusies 1-4, uitgerust met een geheugen welke een referentiewaarde bevat welke het systeem vergelijkt met een op de parameters stroommeetsignaal, relaissignaal en, indien van toepassing, tijdverloop, 10 gebaseerde actuele waarde en, bij een verschilwaarde groter dan een voorafbepaalde waarde, geeft het systeem de foutmelding.

6. Systeem volgens één van de conclusies 1-5, welke is 15 aangesloten op minimaal twee relaissensoren die ieder zijn geassocieerd met een respectief galvanische componentrelais welke behoren tot de aansturing of controle van het bedrijf van de component, en het systeem de relaissignalen van deze minimaal twee relaissensoren toepast in de bewaking. 20

7. Systeem volgens één van de conclusies 1-6, en het met de aansturing of controle van de component geassocieerde galvanische componentrelais, waarvan de relaissensor is aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één 25 van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais.

8. Systeem volgens één van de conclusies 1-7, welke is aangesloten op drie relaissensoren, te weten de relaissensoren van het stuurrelais, het controlerelais en het spoorrelais 30 welke zijn geassocieerd met de door het systeem te bewaken component, en het systeem de relaissignalen van deze drie relaissensoren toepast in de bewaking.

9. Systeem volgens één van de conclusies 1-8, aangesloten 35 op precies of minimaal één, twee, drie, vier of meer galvanische relais welke zijn geassocieerd met een component, om de gegevens afkomstig van deze groep relais te evalueren.

10. Systeem volgens één van de conclusies 1-9, de relaissensoren zijn ingericht voor het vaststellen of het ermee geassocieerde relais hoog (bekrachtigd) of laag (niet 5 bekrachtigd) is.

11. Systeem volgens één van de conclusies 1-10, ingericht zodat de relaissensoren signalen geven overeenkomstig de standen van de B-relais verantwoordelijk voor de sturing en/of 10 controle.

12. Systeem volgens één van de conclusies 1-11, de relaissensoren zijn geassocieerd met veiligheidsrelais, dus essentiële relais, zoals een B-relais, stuurrelais, 15 controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR) aankondigingsrelais; en geven de stand van deze relais 20 registrerende signalen af aan het systeem.

13. Werkwijze voor het bewaken van de bedrijfsfunctie van een mechanisch bewogen component, zoals een overweg of wissel van een spoorweg voor personenvervoer, welke component, zoals 25 wissel, is voorzien van een actuator, zoals elektromotor, voor het bewegen van de component, zoals voor het omstellen van het wissel, met gebruikmaking van een systeem volgens één van de conclusies 1-12, waarbij een relaissensor een relaissignaal afgeeft waarmee het systeem de stand (dat wil zeggen bekrachtigd 30 of niet bekrachtigd) kan vaststellen van een met de component, zoals het wissel, geassocieerd galvanisch componentrelais welke betrokken is bij het aansturen of controleren van het bedrijf van de component, waarbij de verwerkingseenheid het relaissignaal verwerkt en uit het stroommeetsignaal en het 35 relaissignaal de samenhang bewaakt in bedrijfsfunctionering tussen de actuator en het genoemde galvanische componentrelais, om daaruit de bedrijfsfunctionering van de component af te leiden.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, en het met de aansturing 5 of controle van de component geassocieerde galvanische componentrelais, waarvan de relaissensor is aangesloten op het systeem ten behoeve van de bewaking, is één van: stuurrelais, controlerelais en spoorrelais.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, en de relaissensoren detecteren de standen (dus wel of niet bekrachtigd), van veiligheidsrelais, dus essentiële relais, zoals een B-relais, stuurrelais, controlerelais, spoorherhaalrelais, TPR, spoorrelais, TR, B2-Vane relais, B-relais voor 15 spanningsbewaking (POR en/of LG/POPR); B-relais aankondigingen (EAR/WAR of NAR/SAR); B-relais overweg (XGNR, TER, TEPR, FXAR en/of XR) aankondigingsrelais; en geven de stand van deze relais registrerende signalen af aan het systeem.

16. Systeem of werkwijze volgens één van de conclusies 1-15, de output is een signaal zijn voor het oproepen van een onderhoudsmonteur of het aanbrengen van een verandering in de treinbesturing om het betreffende spoor ontoegankelijk te maken voor treinverkeer of een snelheidsbeperking op te leggen. 25

17. Systeem of werkwijze volgens één van de conclusies 1-16, van een overweg zijn relaissensoren aangesloten op vier B-relais.

18. Systeem of werkwijze volgens één van de conclusies 1-17, bij een wissel zijn van een wisselsteller, relaissensoren aangesloten op de ene, twee of meer B-relais (WLR en WRR) voor de sturing en/of de ene, twee of meer B-relais(WPLR en WPRR) voor de controle. 35