NL2010839C2 - Inrichting en werkwijze voor verzamelen en lossen van afval. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor verzamelen en lossen van afval

In Nederland zijn op relatief grote schaal ondergrondse containers geplaatst waarbij een container is voorzien van één of meer inwerpopeningen, bijvoorbeeld voor glas.

In de huidige praktijk zijn afzonderlijke containers voor verschillende kleuren glas, papierafval, GFT (groente, fruit, tuin) -afval, textiel en rest afval naast elkaar, veelal ondergronds opgesteld. Een dergelijke, zogeheten milieustraat behoeft de nodige ruimte. In binnensteden in Nederland maar ook daarbuiten, waar ondergrondse afvalcontainers evenzeer een steeds grotere vlucht nemen, is die ruimte niet overal in voldoende mate beschikbaar.

EP-A-0768250 beschrijft een inrichting voor het verzamelen van afval, omvattende: een aantal opstaande wanden om in en uit een in de ondergrond aangebrachte opening te hijsen,· één of meer aan de opstaande wanden beweegbaar aangebrachte klepdelen die beweegbaar zijn vanuit een gesloten stand naar een open stand waarin de inhoud van de inrichting te lossen is; en een vanaf een bovenzijde van de inrichting bedienbaar openings-/sluitingsmechanisme voor het openen respectievelijk sluiten van de klepdelen aan de onderzijde, waarbij in het inwendige van de inrichting ten minste één tussenwand is aangebracht die het inwendige verdeelt in twee of meer compartimenten.

Dankzij deze inrichting kan bijvoorbeeld glas of papier in een zelfde container worden verzameld, terwijl bij het lossen slechts één van de compartimenten van de container vanaf de vrachtautomobiel kan worden gelost; het andere compartiment kan dan in een andere vrachtautomobiel die bijvoorbeeld alleen papier ophaalt, worden gelost.

Alhoewel opening-/sluitingsmechanismen van velerlei aard denkbaar zijn en ook in de praktijk worden toegepast, wordt bij de onderhavige uitvinding bij voorkeur gebruik gemaakt van een zogenoemd paddenstoelmechanisme dat zich in de praktijk als uiterst robuust heeft bewezen en dat met een bestaande grijparm aan een vrachtwagenmobiel kan worden bediend.

In een verder voorkeursuitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van tenminste één haak bij elke klep en een vergrendelmechanisme of slot aan de bovenzijde van de container. Deze voorkeursuitvoeringsvorm heeft het voordeel dat in een beperkte centrale ruimte een robuust bedieningsmechanisme voor de bodemklep kan worden opgenomen.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruik gemaakt van twee hijsbalken en een zogenoemde lusconstructie die evenzeer robuust is gebleken en waarvoor ook bestaande vrachtautomobielen beschikbaar zijn.

Verder bij voorkeur is deze afvalcontainer voorzien van twee of meer hijsbalken waaraan de container via een lusconstructie kan worden opgehesen en waarmee de compartimenten afzonderlijk gelost kunnen worden.

Tenslotte verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het verzamelen van een afval in een container, omvattende een aantal opstaande wanden; twee of meer aan de opstaande wanden beweegbaar aangebrachte klepdelen die beweegbaar zijn vanuit een gesloten stand naar een open stand waarin de inhoud van de inrichting te lossen is; en een vanaf een bovenzijde van de inrichting bedienbaar openings-/sluitingsmechanisme voor het openen respectievelijk sluiten van de klepdelen aan de onderzijde, waarbij in het inwendige van de inrichting ten minste één tussenwand is aangebracht die het inwendige verdeeld in twee of meer compartimenten en waarbij het bedieningsmechanisme zodanig is ingericht dat telkens een of meer van de aan de onderzijde aangebrachte klepdelen voor het lossen van één of meer compartimenten afzonderlijk te sluiten resp. te openen zijn.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen:

Fig. 1 een driedimensionaal aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een afvalcontainer volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een isometrisch aanzicht van detail II uit figuur 1;

Fig. 3 een isometrisch onderaanzicht van de container uit figuur 1 in gesloten stand;

Fig. 4 een isometrisch aanzicht van detail IV uit figuur 3;

Fig. 5 een gedeeltelijk driedimensionaal, opengewerkt aanzicht van detail V uit figuur 1;

Fig. 6A, resp. 7A een zijaanzicht van detail VIA, VIIA en uit figuur 5 in een eerste resp. tweede stand;

Fig. 6B, resp. 7B een zijaanzicht van detail VIB, VUB in een eerste resp. tweede stand;

Fig. 6C, resp. 7C zijaanzichten van details VIC, VIIC in een eerste resp. tweede stand; en

Fig. 8 een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht van een verdere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding.

Een afvalcontainer 2 (fig. 1) omvat een ondergronds gedeelte 4 en een bovengronds gedeelte 6. Aan de onderzijde zijn loskleppen 8 scharnierbaar aangebracht. Het ondergrondse gedeelte 4 is in en uit een van betonnen wanden 12 voorziene uitsparing 10 hijsbaar met een verder niet getoonde hij sarm van een vrachtautomobiel waarin het afval op gezette tijd wordt gelost, c.q. de container omhoog wordt bewogen.

Het bovengedeelte 6 omvat een viertal opstaande randen, waarvan een tweetal 14, 16 zichtbaar is en een bovenste plateau 18 waardoorheen een zogenoemde paddenstoelconstructie 20, zoals die ook wel bekend staat onder de naam Kinshofer, steekt. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is een bovenstuk voorzien van sleutelgaten 22, 24, 26, 28 waarbij in twee van de vier sleutelgaten sleutels 30, 32 zijn gestoken - zie voorts ook fig. 2.

In de. opstaande wand 14 is een ronde inwerpopening 34 aangebracht, waar bijvoorbeeld flessen ingeworpen kunnen worden, terwijl in een schuin opstaande rand 16 een rechthoekige inwerpopening 36 voor het inwerpen van papier is aangebracht.

Dankzij de schuine wanden heeft het bovengedeelte 6 een enigszins afgeplatte piramidevorm, waarbij de hoogte van de opbouw boven de inwerpopeningen die zich op circa 1,20 meter bevinden weinig om het lijf heeft en de zichtlijnen op straat niet of nauwelijks nadelig beïnvloeden.

De zogenoemde paddenstoelconstructie 20 omvat een bovenflens 42 die aan een vierkante binnenbuis 44 is aangebracht en een onderflens 46 die aan een in doorsnede vierkante buitenbuis 48 is aangebracht, waarbij de binnenbuis 44 ten opzichte van de buitenbuis 48 beweegbaar is. In de piramidevormige opbouw van fig. 1 zijn voorts kleine compartimenten met inwerpopeningen voor bijv. lampen en batterijen zichtbaar. Door het handmatig openen van deur 50 kunnen bijv. de batterijen die via een inwerpopening 52 zijn ingeworpen, worden ingezameld.

De bodemkleppen 8 (fig. 3, 4) zijn voorts elk voorzien van schuine zijden 54, resp. 56 teneinde de kleppen te geleiden bij het met geopende kleppen laten zakken van de container in de opening in de ondergrond 12. Aan elk van de kleppen zijn geleidingsplaten 58 aangebracht, waartussen een grendelbout 59 is aangebracht. In gesloten stand van de kleppen grijpen haken 60, 61 op de grendelbout 59 aan teneinde deze in gesloten stand te houden bij het opvolgend uithijsen van de container.

Centraal in de afvalcontainer 2 zijn geleidingsstangen 70, 72, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld vervaardigd van plaatstaal, aangebracht voor het ontgrendelen resp. vergrendeld houden van de bij een bodemklep behorend compartiment. De stangen zijn aan de onderzijde via eerste scharnieren 71, 73 telkens met de haken 61 gekoppeld. Voorts zijn de bedieningsstangen 70, 72 voorzien een geknikt gedeelte 74, 76 teneinde zich uit te strekken buiten de in het centrale bovengedeelte aangebrachte binnenbuis 20 van het paddenstoelmechanisme. De binnenhuis is voorzien van meeneemorganen 80, 82, terwijl de stangen 70, 72 zijn voorzien van inkepingen. De stangen 70, 72 zijn via een eerste scharnier 82 aan een gebogen stang 84 bevestigd die op zijn beurt via scharnier 86 aan een bovenplaat 88 is bevestigd. De gebogen stang 84 is voorzien van een sleutelgat 90 via welke een dwarspen 92 via een sleutel 30, 32 beweegbaar is. Teneinde de stangen van plaatstaal gemakkelijker te kunnen aanbrengen resp. eruit te verwijderen, zijn die ongeveer halverwege - zie fig. 6B -voorzien van scharnieren.

Zoals vooral in fig. 7A zichtbaar is, wordt bij de getoonde stand van sleutel 30 de dwarspen 92 buitenwaarts gedrongen waardoor stang 72 bij het trekken aan de binnenbuis 20 niet wordt meegenomen door meeneemorganen 80 en de haak 61 vergrendeld blijft. Bij de stand van sleutel 32 in fig. 7A wordt stang 70 omhoog getrokken tezamen met binnenbuis 20 en wordt haak 61' buitenwaarts bewogen waardoor de klep ter rechterzijde van stang 70 wordt ontgrendeld.

Dankzij de eerste uitvoeringsvorm van het bovenbeschreven mechanisme kunnen met behulp van sleutels de kleppen van de vier compartimenten elk afzonderlijk worden vergrendeld resp. ontgrendeld en derhalve afzonderlijk worden gelost.

Het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van een mechanische constructie die met de sleutel bedienbaar is. Het zal duidelijk zijn dat het mechanisme evenzeer bedienbaar kan zijn met behulp van een elektronische (afstand)bediening hetgeen het voordeel heeft dat de sleutels niet kwijt kunnen geraken en dat geen vergissingen worden gemaakt omtrent het te openen compartiment. Een vrachtautomobie1, die is bestemd voor papier, zal dan (automatisch) alleen het compartiment dat is gevuld met papier ledigen.

Bij een uitvoeringsvoorbeeld met twee compartimenten (fig. 8) wordt gebruik gemaakt van een zogeheten lussenmechanisme 101, ook bekend als een driehakensysteem, waarbij de middelste lus 102 wordt gebruikt voor het heffen van de container en de zijdelingse lussen 103, 104 gebruikt kunnen worden voor het openen en vergrendeld houden van kleppen 105, 106 resp. 107. Onder een met gebroken lijnen aangeduide piramideachtige structuur 110 zijn twee dwarsbalken 111, 112 aangebracht waarlangs kabels worden geleid. De kabels die zijn gekoppeld met lusorgaan 103 worden via kokers 120, 121 geleid en zijn aan hun uiteinde via katrollen 122 bevestigd aan de kleppen 105, 106. De met de lus 104 gekoppelde kabels 131, 132 worden zoals wel bekend is voor glascontainers door de binnenruimte van het enigszins kleinere compartiment geleid naar klep 107 om die te kunnen bedienen.

Het moge duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen; de gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (14)

1. Inrichting voor het verzamelen van afval, omvattende: een aantal opstaande wanden; twee of meer aan de opstaande wanden beweegbaar aangebrachte klepdelen die beweegbaar zijn vanuit een gesloten stand naar een open stand waarin de inhoud van de inrichting te lossen is; en een vanaf een bovenzijde van de inrichting bedienbaar openings-/sluitingsmechanisme voor het openen resp. sluiten van de klepdelen aan de onderzijde, waarbij in het inwendige van de inrichting ten minste één tussenwand is aangebracht die het inwendige verdeelt in twee of meer compartimenten met het kenmerk dat het bedieningsmechanisme zodanig is ingericht dat telkens een of meer van de aan de onderzijde aangebrachte klepdelen voor het lossen van een of meer compartimenten afzonderlijk te sluiten resp. te openen zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de opstaande wanden ingericht zijn om tenminste gedeeltelijk in en uit de in de ondergrond aangebrachte opening hijsbaar te zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting een ondergrondse, bovengrondse of semi-ondergrondse container is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het opening-/sluitingsmechanisme is gekoppeld met een paddenstoelconstructie waaraan de inrichting tevens gehesen wordt.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, waarbij elk klepdeel is voorzien van ten minste één vergrendelhaak voor het vergrendelen resp. ontgrendelen van elk compartiment afzonderlijk.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij elke haak is gekoppeld met een stang die zich in een centrale koker van de inrichting uitstrekt in de richting van het opening-/sluitingsmechanisme aan de bovenzijde.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij elke stang via een stangenstelsel al dan niet gekoppeld wordt met de beweegbare buis van het paddenstoelmechanisme.

8. Inrichting conclusie 6 of 7, waarbij de stang voor elke haak gekoppeld is met een mechanisch of elektronisch slot teneinde de desbetreffende haak in vergrendelstand te houden, c.q. in de bedieningsstand te brengen voor het openen van de klepdelen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het slot de stang aan de haak binnenwaarts resp. buitenwaarts beweegt teneinde de haak vergrendeld te houden resp. te ontgrendelen teneinde de klep te openen.

10. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de container is voorzien van ten minste twee hijsbalken die elk zijn verbonden met ten minste één opening-/ sluitingsmechanisme.

11. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de kleppen bedienbaar zijn door middel van kabels die zich door een compartiment uitstrekken, waarbij de kabels bedienbaar zijn met behulp van een lusconstructie aan de bovenzijde van de inrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij ten minste één van de kabels zich door een afzonderlijk compartiment voor de geleiding van de kabels, uitstrekken.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het opening-/sluitingsmechanisme bedienbaar is met behulp van een afstandbediening.

14. Werkwijze voor het verzamelen van afval, waarbij een inrichting volgens een of meer van conclusies 1-12 in een uitsparing in de bodem wordt geplaatst en waarbij na het uithijsen van de container ten minste één compartiment uit de afvalcontainer afzonderlijk gelost kan worden.