NL1034075C2 - Afvalverzamelinrichting en werkwijze voor toepassing van een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afvalverzamelinrichting en werkwijze voor toepassing van een dergelijke inrichting.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afval verzamelinrichting, omvattende een op een locatie ten minste ten dele onder de grond geplaatste of te plaatsen container van het type dat vanaf de locatie door een voertuig wordt opgetild om ter plaatse te worden geledigd, met een invoeropening voor afval en een door middel van afsluitmiddelen afsluitbare afvoeropening voor het 10 ledigen van de container. In praktijk zijn er twee typen ophaalsystemen voor afval uit afvalverzamelinrichtingen. Een eerste ophaalsysteem waarbij containers door middel van een voertuig worden omgewisseld, dus waarbij afval in de container waarin het is gedeponeerd met het voertuig wordt meegenomen om op een centrale plaats te worden geledigd. En een tweede type, waarbij een voertuig de container 15 van de locatie tilt en de inhoud van de container in een verzamelbak van het voertuig ledigt, om de betreffende container vervolgens weer op de betreffende locatie terug te plaatsen. De uitvinding betreft aldus een afvalverzamelinrichting van het tweede type.

Een afvalverzamelinrichting volgens de inleiding is algemeen 20 bekend voor het verzamelen van bijvoorbeeld glazen flessen. Dergelijke afvalverzamelinrichtingen zijn bijvoorbeeld te vinden bij winkelcentra. Consumenten gaan boodschappen doen, nemen hun glazen (statiegeldloze) flessen mee en deponeren die in de betreffende afvalverzamelinrichting. Periodiek, of wanneer de container een sensor heeft voor het waarnemen van de mate van vulling van de container, 25 wanneer de betreffende sensor aangeeft dat een bepaalde mate van vulling is bereikt, rijdt een vrachtwagen met een hijsinrichting en een verzamelbak naar de betreffende afvalverzamelinrichting, hijst de container met afgesloten afvoeropening van zijn locatie, opent de afvoeropening, ledigt de inhoud in de verzamelbak en plaatst de container met afgesloten afvoeropening terug op de betreffende locatie.

30 Een nadeel van een dergelijke afvalverzamelinrichting is dat de container met name bij lege verpakkingen zoals (kunststof) flessen en melkpakken relatief snel gevuld zijn, omdat de lege verpakkingen veel lucht bevatten. Dit nadeel treedt steeds meer op de voorgrond, omdat het verzamelen van dit soort verpakkingen steeds actueler wordt.

1034075 2

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een afval-verzamelinrichting volgens de inleiding te verschaffen, die efficiënter kan worden gevuld, ofwel waarbij de container minder snel vol raakt dan bij de bekende afvalverzamelinrichting van het betreffende type.

5 Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de afvalverzamelinrichting een persinrichting omvat voor het samenpersen van de inhoud in de container. Hiermee wordt niet zozeer bedoeld dat de verpakkingen afzonderlijk worden samengeperst, hoewel dat niet hoeft te worden uitgesloten, maar dat de gezamenlijke inhoud van de container wordt samengeperst. Dat hoeft 10 overigens niet te gebeuren direct nadat het eerste afval in de container is gedeponeerd, maar kan ook gebeuren vanaf een moment dat de container een bepaalde vullingsgraad bereikt, bijvoorbeeld door het aandrukken van de inhoud met afval dat in de container wordt gedeponeerd wanneer de container bijna volledig is gevuld met, deels met lucht gevulde, verpakkingen. Doordat de inhoud van de 15 container door de persinrichting wordt samengedrukt kan in de container wel het zes- of zevenvoudige worden opgeslagen in vergelijking met een bekende container met een vergelijkbare inhoud zonder persinrichting. Aldus is de doelstelling van de onderhavige uitvinding bereikt. De uitvinding is mede gebaseerd op het inzicht, dat de container de druk van de grensinrichting kan doorstaan wanneer de 20 afsluitmiddelen zwaar genoeg worden uitgevoerd. Een verder voordeel van de onderhavige uitvinding is dat het verdicht afval niet alleen in de container minder ruimte inneemt, maar ook in de vrachtwagen waarin het afval naar een centrale verzamelplaats wordt getransporteerd. Dit verlaagt de transportkosten van een afvalophaalsysteem.

25 Er zijn weliswaar afvalverzamelinrichtingen met een persinrichting bekend, maar dat zijn afvalverzamelinrichtingen van het eerste type. De container, of althans de afvoeropening is bij dergelijke afvalverzamelinrichtingen steviger afgesloten. De volle containers worden op de locatie steeds snel door lege vervangen. Tijdens het manipuleren, het transport en de opslag voor lediging op de 30 centrale afvalverzamelplaats moeten de containers steeds goed afgesloten blijven. Bij containers van het tweede type is het van belang dat de afsluitmiddelen eenvoudig tijdens het ledigen kunnen worden ontgrendeld. Een container van het eerste type zal dus eenvoudig de krachten van de persinrichting kunnen weerstaan, terwijl bij het uitoefenen van een perskracht in een container van het tweede type 3 het risico bestaat dat de container uit zijn ten minste ten dele ondergrondse locatie omhoog wordt gedrukt.

Hierbij zij opgemerkt dat verder containers met een transporteur bekend zijn, waarbij het afval door de transporteur van de invoeropening naar de 5 container worden getransporteerd, waarbij de transporteur weliswaar een druk-verhogende werking op de inhoud van een container kan hebben, maar dat een dergelijke transporteur, niet mag worden beschouwd als een persinrichting omdat de door de transporteur geleverde kracht niet of nauwelijks in staat is om de inhoud van de container te verdichten. Als dat gebeurt kan dat worden beschouwd als 10 onbedoeld effect. De kracht van de persmiddelen van een afvalverzameling volgens de onderhavige uitvinding is bij voorkeur geschikt voor het verdichten met een factor 2, meer bij voorkeur een factor 4 en nog meer bij voorkeur een factor van tenminste 6 van de inhoud van de container. De door de persinrichting uit te oefenen kracht is afhankelijk van het type en de inhoud van de container.

15 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen voorzien voor het kunnen vergrendelen en ontgrendelen van de afsluitmiddelen van de afvoeropening. Door de vergrendel-middelen kan worden voorkomen dat de afsluitmiddelen onbedoeld de afvoeropening vrijgeven wanneer er een druk op de inhoud van de container wordt 20 uitgeoefend, bijvoorbeeld door de persinrichting.

Het heeft de voorkeur dat de vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen geschikt zijn voor het verticaal vergrendelen respectievelijk ontgrendelen van de afvoeropening. Dit maakt het mogelijk de vergrendeling en/of ontgrendeling te bekrachtigen tijdens een hijsbeweging waarmee de container van de locatie wordt 25 getild voor het ledigen ervan.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen zijn voorzien in een takelorgaan waaraan de container door middel van een hijsinrichting behorende bij het voertuig wordt opgehesen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 30 is de afvoeropening aan de onderkant van de container voorzien. Een dergelijk type is bekend als zogenaamde onderlossende container. Onderlossende containers zijn in het bijzonder geschikt voor afvalverzamelinrichtingen van het tweede type, waarbij de inhoud van de container in een verzamelbak van een voertuig wordt geledigd om de container vervolgens direct op de oorspronkelijke locatie terug te 4 plaatsen. Er zijn echter ook containers die door middel van een kiepinrichting aan de zijkant of bovenkant kunnen worden gelost.

Om te voorkomen dat de perswerking van de persinrichting wordt tegengewerkt doordat lucht in verpakkingsmateriaal is opgesloten, heeft het de 5 voorkeur dat ten minste een prik- of snijorgaan is voorzien voor het doorprikken of doorsnijden van in de afvalverzamelinrichting gedeponeerde verpakkingen. Het prik-of snijorgaan genereert als zodanig een opening in de verpakking waaruit de oorspronkelijk opgesloten lucht kan ontsnappen wanneer de verpakking wordt samengeperst.

10 Voor het nog verder kunnen verdichten van het afval dat in de afvalverzamelinrichting wordt gedeponeerd, heeft het de voorkeur dat een maalinrichting is voorzien voor het vermalen van afval dat in de invoeropening wordt gedeponeerd.

Voor het uit dit afval persen van overtollige lucht heeft het de 15 voorkeur dat een pletorgaan is voorzien voor het pletten van afval dat in de afvalverzamelinrichting is gedeponeerd voordat het afval in de container komt. Daarbij heeft het de voorkeur dat afval in de vorm van een houder bij het pletten wordt opengedrukt.

Voor het vereenvoudigen van het van de locatie tillen en 20 terugplaatsen van de container heeft het de voorkeur dat een opneeminrichting is voorzien voor het op de locatie opnemen van de container, welke opneeminrichting de container althans ten minste aan de onderkant en een deel van de zijkant omgeeft. De opneeminrichting kan de vorm hebben van een bak waarin de container glijdend of telescoperend kan worden opgenomen.

25 Om te voorkomen dat een afvalverzamelinrichting het straatbeeld (ernstig) verstoort, heeft het de voorkeur dat de container zich op zijn locatie tenminste in hoofdzaak onder de grond bevindt. Hierbij bevindt zich boven de grond vaak een deel van de afvalverzamelinrichting waarin het afval kan worden gedeponeerd, en waardoorheen het naar de invoerinrichting van de container wordt 30 geleid.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het verzamelen van afval, waarbij het afval wordt verzameld in een afvalverzamelinrichting volgens de onderhavige uitvinding. De voordelen van een dergelijke werkwijze corresponderen met de voordelen die in relatie tot de 5 afvalverzamelinrichting hierboven zijn besproken.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin:

Figuur 1a een opengewerkt perspectivisch aanzicht toont van een 5 afvalverzamelinrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 1b de afvalverzamelinrichting uit figuur 1 toont, waarbij het huis van de pers is opengewerkt;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht toont van de afvalverzamelinrichting uit figuur 1, maar nu met opengewerkte vergrendel- en 10 ontgrendelinrichting;

Figuur 3 de afvalverzamelinrichting uit figuur 2 toont, waarvan de ogen door een (niet getoonde) hijsinrichting omhoog zijn getrokken;

Figuur 4 de afvalverzamelinrichting uit figuur 2 toont, waarvan de vergrendelinrichting is ontgrendeld; en 15 Figuur 5 de afvalverzamelinrichting uit figuur 2 toont, waarvan de afsluitkleppen zijn geopend.

In de figuren zijn steeds dezelfde elementen aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers.

Figuur 1a toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een 20 afvalverzamelbak 1 met een bij toepassing bovengronds huis 2 met een inwerp-opening 3 voor afval en ogen 4a, 4b, 4c. Onder huis 2 bevindt zich een container 5 die bij toepassing ondergronds wordt geplaatst en die wordt begrensd door ribben 6 waartussen zich wanden 7 uitstrekken, aan de bovenkant omringd door vloerplaat 12, die bij gebruik rust op een bodem van een ondergrondse bak waarin de 25 container 5 van de afvalverzamelbak 1 is geplaatst. De container 5 is aan de onderkant voorzien van kleppen 8 die de afvoeropening (zie figuur 5) van de onderlossende container 5 afsluiten en door middel van verbindingsstangen 9 die zijn verbonden met koppelstuk 10 zijn vergrendeld tegen onbedoeld openen. Koppelstuk 10 is ontgrendelbaar verbonden met een vergrendel- en ontgrendel-30 mechanisme (niet getoond in figuur 1) dat is opgenomen in huis 2. Aan de niet zichtbare achterwand (gelegen tegenover de wand 7 waarlangs zich de verbindingsstangen 9 uitstrekken), is een vergelijkbaar mechanisme van verbindingsstangen en koppelstuk voorzien. Tussen het huis 2 en een opslagruimte van ondergrondse container 5 is een pershuis 11 zichtbaar waarin een pers (niet getoond) is 6 opgenomen.

Figuur 1b toont de afvalverzamelbak uit figuur 1, waarbij een voorwand, de verbindingsstangen en het pershuis zijn weggelaten, waardoor een wals 14 met een platte schroef 13 als pers zichtbaar is, die in het pershuis uit 5 figuur 1 zijn opgenomen.

Figuur 2 toont wederom de afvalverzamelbak 1 uit figuur 1, waarbij het bovengronds huis en de vloerplaat zijn weggelaten. Hierdoor is het vergrendelen ontgrendelmechanisme 15 zichtbaar dat in het hier niet getoonde huis is opgenomen. Het vergrendel- en ontgrendelmechanisme 15 omvat een beweegbare 10 vergrendelpen 16, verbredingen a, 17b, 17c, juknok 18, borgnok 19, curveplaat 20, stangen 21a, 21b, 21c, looprol 22 en sleuf 23 en is afgedekt door dekplaat 26. Figuur 2 toont de toestand waarin de afvalverzamelbak 1 in een ondergrondse bak (niet getoond) bij gebruik is opgenomen.

Figuur 3 toont de afvalverzamelbak 1 uit figuur 2, in een toestand 15 waarin de afvalverzamelbak 1 door middel van een kraan (niet getoond) via ogen 4a, 4b, 4c uit de ondergrondse bak, bijvoorbeeld naar een vrachtwagen met een eigen verzamelbak wordt getild.

Figuur 4 toont de afvalverzamelbak 1 bij een situatie waarbij het vergrendel- en ontgrendelmechanisme zich in de ontgrendelde stand bevindt, maar 20 nog voordat de kleppen 8 door koppelstuk 10 en verbindingsstangen 9 worden geopend.

In figuur 5 tenslotte wordt afvalverzamelbak 1 weergegeven in een toestand waarbij de kleppen 8 naar beneden zijn bewogen voor het vrijgeven van de afvoeropening 24 van container 5.

25 Nu kijkend naar figuren 1a en 1b wordt de afvalverzamelbak 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond met een huis 2 met een inwerpopening voor afval, bijvoorbeeld kunststof flessen. Huis 2 bevindt zich bovengronds en wordt van de ondergrondse container 5 gescheiden door middel van vloerplaat 12. Vanaf inwerpopening 3 loopt een kanaal (niet zichtbaar) naar pershuis 11, waarin het afval 30 wordt geplet tussen wals 14 en de wand van pershuis 11. De oriëntatie van ribben op wals 14 zorgt ervoor dat het afval dat tussen wals 14 en de wand van pershuis 11 wordt geplet naar beneden wordt geleid richting platte schroef 13. Als gevolg van de rotatie van wals 14 en platte schroef 13 wordt afval vanuit de inwerpopening 3 en het kanaal richting ondergrondse container 5 bewogen. Wanneer de ondergrondse 7 container 5 nagenoeg leeg is, zal het afval vanuit pershuis 11 via platte schroef 13 in de container komen en op de bodem of op op de bodem verzameld afval van de ondergrondse container 5 vallen. Wanneer de ondergrondse container 5 echter tot het niveau van platte schroef 13 is gevuld, perst platte schroef 13 afval vanuit het 5 pershuis 11 in de ondergrondse container 5 en drukt aldus de inhoud van ondergrondse container 5 verder aan. De druk van de pers die via platte schroef 13 op de inhoud van de ondergrondse container 5 wordt uitgeoefend, is voldoende om de inhoud van de ondergrondse container 5 met een factor 6 of meer te kunnen verdichten. Gedurende het verdichten wordt een steeds grotere druk op kleppen 8 10 uitgeoefend. Om te voorkomen dat kleppen 8 zich als gevolg van de uitgeoefende druk openen en de ondergrondse container 5 naar boven drukken (kleppen 8 bevinden zich tegen of nabij de niet getoonde ondergrondse bak waarin de afvalverzamelbak 1, of althans de ondergrondse container 5 daarvan is opgenomen) zijn kleppen 8 via verbindingsstangen 9 en koppelstuk 10 verbonden met een 15 vergrendel- en ontgrendelmechanisme dat hierna nader wordt toegelicht.

Nu kijkend naar figuur 2 is de afvalverzamelbak uit figuur 1 gedeeltelijk opengewerkt getoond, waardoor het vergrendel- en ontgrendelmechanisme 15 van de afvalverzamelbak 1 zichtbaar is. In figuur 2 wordt de toestand getoond waarin de afvalverzamelbak 1 gewoonlijk gereed voor het 20 opnemen van afval op een locatie is geplaatst en waarbij de container 5 van de afvalverzamelbak 1 zich in hoofdzaak onder de grond bevindt. De ogen 4a, 4b en 4c zijn verbonden met stangen 21a, 21b respectievelijk 21c die aan hun onderuiteinden zijn voorzien van een verbreding 17a, 17b respectievelijk 17c. De buitenste stangen 21a en 21c zijn verschuifbaar opgenomen in juknokken 18 die zijn bevestigd aan de 25 verticale armen van koppelstukken 10 en zijn verschuifbaar ten opzichte van borgnokken 19 die deel uitmaken van een juk dat achterplaat 27 en koppelstukken 10 omvat. Stang 21b is verschuifbaar opgenomen tussen twee curveplaten 20. De drie stangen 21a, 21b en 21c strekken zich bovendien verschuifbaar uit door dekplaat 26. Borgnokken 19 rusten op beweegbare vergrendelpennen 16 die zijn 30 verbonden met looprollen 22 die zich uitstrekken door sleuven 23 in de curveplaten 20.

Wanneer de afvalverzamelbak 1 van zijn locatie omhoog moet worden getild, grijpt een kraan (niet getoond) aan op de drie ogen 4a, 4b, 4c, en trekt die omhoog waardoor de stangen 21a, 21b, 21c mee omhoog worden 8 getrokken terwijl de rest van de afvalverzamelbak 1 op zijn plaats blijft. In figuur 3 is de situatie te zien waarbij de stangen 21a, 21b, 21c zo ver omhoog zijn getrokken dat de stangen 21a, 21c met hun verbredingen 17a, 17c tegen juknokken 18 komen. Hierdoor wordt het juk enigszins opgetild en komen de borgnokken 19 vrij van de 5 beweegbare vergrendelpennen 16.

Wanneer de afvalverzamelbak met de container boven een verzamelbak van bijvoorbeeld een vrachtwagen is gemanoeuvreerd, laat de kraan de spanning op de buitenste ogen 4a, 4c enigszins vieren. Omdat de container 5 echter via het juk met de buitenste ogen 4a, 4c is verbonden beweegt het juk met de 10 container 5 naar beneden. Hierbij worden echter de curveplaten 20 tegengehouden door verbreding 17b van middelste stang 21b die via oog 4b aan de kraan hangt. Aldus bewegen looprollen 22 in de sleuven 23 van de curveplaten 20 naar beneden. Doordat de sleuven 23 aan de onderzijde meer naar binnen zijn gelegen dan aan hun bovenzijden, worden de looprollen 22 naar binnen gedwongen en trekken de 15 looprollen 22 de beweegbare vergrendelpennen 16 mee naar binnen waardoor borgnokken 19 niet meer in hun beweging naar beneden worden tegengehouden door de betreffende beweegbare vergrendelpennen 16.

Wanneer de spanning op de buitenste ogen 4a, 4c vervolgens nog verder wordt gevierd heeft dat tot gevolg dat de afvalverzamelinrichting 1 alleen nog 20 aan het middelste oog 4b hangt, en achterplaat 27 met de koppelstukken 10 ten opzichte van de bovenplaat 26 en de curveplaten 20 naar beneden kunnen bewegen. Doordat de bovenplaat 26 vast is verbonden met de ribben 6 en wanden 7 van container 5 blijft de container in hoofdzaak statisch op zijn plaats, en bewegen de koppelstukken 10 ten opzichte van de container 5 naar beneden, waardoor ook 25 de verbindingsstangen 9 ten opzichte van de container naar beneden bewegen en aldus de kleppen 8 van de container 5 openen. Vervolgens zal het afval in de container 5 vrij naar beneden vallen, in de verzamelbak van bijvoorbeeld de vrachtwagen die het afval ophaalt. Door het doorlopen van de hierboven genoemde procedure in omgekeerde volgorde sluiten de kleppen 8 van de container 5 zich 30 weer en kan uiteindelijk de afvalverzamelbak 1 in vergrendelde toestand op zijn locatie worden teruggeplaatst. Vanwege deze vergrendelde toestand is het vervolgens weer mogelijk om druk op de inhoud van de container te kunnen uitoefenen zonder het risico dat de kleppen van de container zich spontaan openen en de container uit de locatie naar boven drukken.

9

In de figuren en de beschrijving is slechts een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding bij wijze van voorbeeld getoond en beschreven. Het moge duidelijk zijn dat de figuren en de beschrijving geen enkele beperkende invloed hebben op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt 5 bepaald door de hiernavolgende conclusies. Zo dient de term “afval” ruim te worden uitgelegd. De term afval omvat bijvoorbeeld ook gebruiksvoorwerpen die via een retoursysteem in grondstoffen kunnen worden omgezet, zoals bijvoorbeeld kunststof flessen of melkpakken van gelamineerd karton. De ribben die op de wals herkenbaar zijn, kunnen alternatief als messen of pinnen zijn uitgevoerd, zodat afval 10 niet zozeer of niet alleen wordt geplet, maar wordt doorsneden of doorstoken.

15 1034075

Claims (11)

1. Afvalverzamelinrichting, omvattende een op een locatie ten minste ten dele onder de grond geplaatste of te plaatsen container van het type dat vanaf 5 de locatie door een voertuig wordt opgetild om ter plaatse te worden geledigd, met een invoeropening voor afval en een door afsluitmiddelen afsluitbare afvoeropening voor het ledigen van de container, met het kenmerk, dat de afvalverzamelinrichting een persinrichting omvat voor het samenpersen van de inhoud in de container.

2. Afvalverzamelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen zijn voorzien voor het kunnen vergrendelen en ontgrendelen van de afsluitmiddelen van de afvoeropening.

3. Afvalverzamelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen geschikt zijn voor het verticaal vergrendelen respectievelijk ontgrendelen van de afvoeropening.

4. Afvalverzamelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vergrendel- en/of ontgrendelmiddelen zijn voorzien in een takelorgaan waaraan de container door middel van een hijsinrichting behorende bij het voertuig wordt opgehesen.

5. Afvalverzamelinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, 20 dat de afvoeropening aan de onderkant van de container is voorzien.

6. Afvalverzamelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een prik- of snijorgaan is voorzien voor het doorprikken of -snijden van in de afvalverzamelinrichting gedeponeerde verpakkingen.

7. Afvalverzamelinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een maalinrichting is voorzien voor het vermalen van afval dat in de invoeropening wordt gedeponeerd.

8. Afvalverzamelinrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat een pletorgaan is voorzien voor het pletten van afval 30 dat in de afvalverzamelinrichting is gedeponeerd voordat het afval in de container komt.

9. Afvalverzamelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een opneeminrichting is voorzien voor het op de locatie opnemen van de container, welke opneeminrichting de container althans ten 1034075 minste aan de onderkant en een deel van de zijkant omgeeft.

10. Afvalverzamelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de container zich op zijn locatie ten minste in hoofdzaak onder de grond bevindt.

11. Werkwijze voor het verzamelen van afval, met het kenmerk, dat het afval wordt verzameld in een afvalverzamelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies. 10 1034075