NL2023030B1 - Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting - Google Patents

Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2023030B1
NL2023030B1 NL2023030A NL2023030A NL2023030B1 NL 2023030 B1 NL2023030 B1 NL 2023030B1 NL 2023030 A NL2023030 A NL 2023030A NL 2023030 A NL2023030 A NL 2023030A NL 2023030 B1 NL2023030 B1 NL 2023030B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valves
waste
flaps
opening
open position
Prior art date
Application number
NL2023030A
Other languages
English (en)
Inventor
Rijken Marcel
Wouter De Jong Jurjen
Petrus Kragtwijk Simon
Original Assignee
Vconsyst Participaties B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vconsyst Participaties B V filed Critical Vconsyst Participaties B V
Priority to NL2023030A priority Critical patent/NL2023030B1/nl
Priority to EP20172370.7A priority patent/EP3733559A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2023030B1 publication Critical patent/NL2023030B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65FGATHERING OR REMOVAL OF DOMESTIC OR LIKE REFUSE
    • B65F1/00Refuse receptacles; Accessories therefor
    • B65F1/14Other constructional features; Accessories
    • B65F1/1426Housings, cabinets or enclosures for refuse receptacles
    • B65F1/1447Housings, cabinets or enclosures for refuse receptacles located underground
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65FGATHERING OR REMOVAL OF DOMESTIC OR LIKE REFUSE
    • B65F1/00Refuse receptacles; Accessories therefor
    • B65F1/12Refuse receptacles; Accessories therefor with devices facilitating emptying
    • B65F1/125Features allowing the receptacle to be lifted and emptied by its bottom
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65FGATHERING OR REMOVAL OF DOMESTIC OR LIKE REFUSE
    • B65F3/00Vehicles particularly adapted for collecting refuse
    • B65F3/02Vehicles particularly adapted for collecting refuse with means for discharging refuse receptacles thereinto
    • B65F3/0203Vehicles particularly adapted for collecting refuse with means for discharging refuse receptacles thereinto with crane-like mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Refuse Receptacles (AREA)

Abstract

De beschreven materie omvat een inrichting voor het verzamelen van afval, een inrichting voor het lossen van een dergelijke verzamelinrichting, en een werkwijze voor het legen van de verzamelinrichting. De verzamelinrichting omvat twee beweegbaar aan een ondergedeelte aangebrachte kleppen voor het afsluiten van een opening voor het legen van de verzamelinrichting. De kleppen zijn ingericht om door hun eigen gewicht naar een rustpositie gedwongen te worden waarin zij de opening afsluiten. De kleppen zijn verder ingericht om vanuit de rustpositie in tegenovergestelde richtingen en ten minste gedeeltelijk naar boven toe beweegbaar te zijn naar een open positie, waarbij in de open positie van de kleppen de opening ten minste gedeeltelijk vrij is voor het verwijderen van verzameld afval uit de inrichting.

Description

AFVALVERZAMELINRICHTING, LOSINRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET
LEGEN VAN DE AFVALVERZAMELINRICHTING IN DE LOSINRICHTING Het onderhavige octrooidocument betreft een inrichting voor het verzamelen van afval, een inrichting voor het lossen van een dergelijke verzamelinrichting, en een werkwijze voor het legen van een verzamelinrichting in een dergelijke losinrichting.
Inrichtingen voor het verzamelen van afval, ofwel afvalverzamelinrichtingen of afvalcontainers, die via de onderzijde geleegd kunnen worden, worden veelal toegepast in woongebieden, Vaak wordt een ondergedeelte van dergelijke afvalcontainers in een opening in de ondergrond geplaatst, zodat een groot deel van de afvalcontainers wordt onttrokken aan het zicht, Dergelijke containers, die tijdelijk afval kunnen houden van meerdere (bijv. tientallen) huishoudens, worden periodiek geleegd door bijv. vuilnisauto’s. Deze vuilnisauto’s hebben aan een bovenzijde daarvan een trog waarin de afvalcontainer via de onderzijde daarvan wordt geleegd. Daarnaast hebben deze vuilnisauto’s veelal een kraan voor het ophijsen en boven de trog bewegen van de containers.
Om te zorgen dat tijdens het hijsen het afval in de afvalcontainers blijft en het afval slechts uit de afvalcontainers kan komen wanneer deze zich in een juiste positie boven de trog bevinden, hebben afvalcontainers aan de onderzijde één of meer kleppen, ook wel lekbakken genoemd. Deze kleppen worden door sluitmechanismen dicht gehouden en kunnen bediend worden om op het juiste moment open te gaan.
Een eerste type sluitmechanisme wordt toegepast in combinatie met één klep met een grendel. Deze grendel kan worden ontgrendeld door een ontsluitingsorgaan die zich bij de trog bevindt en die tegen een ontsluitorgaan van de grendel duwt of aantikt. Op dat moment valt het deksel naar beneden open. Bij het legen van dergelijke containers verandert het zwaartepunt snel van positie, waardoor ze gaan slingeren, scheef gaan hangen en daardoor moeilijker hanteerbaar zijn door de kraan van de vuilnisauto. Ook moet de klep weer worden gesloten door deze tegen een ondergrond, zoals het trottoir of een bovenrand van de vuilnisauto, aan te duwen. Verder kan het gebeuren, dat de klep ongecontroleerd geopend wordt en afval op een ongewenste plek belandt.
Een tweede type sluitmechanisme wordt toegepast in combinatie met twee of meer kleppen met een bedieningsmechanisme dat bediend. kan worden door complementaire bedieningsorganen van de kraan. Een dergelijk bedieningsmechanisme omvat bijvoorbeeld het “Kinshofer-” of paddenstoelmechanisme of ogen/haken aan een bovenzijde van de afvalcontainer en heeft stangen of kabels die door de container naar de onderin gelegen kleppen leiden voor het tijdens het hijsen dichthouden van de kleppen of het ontsluiten van een slot dat de kleppen dichthoud wanneer de container boven de trog hangt. Deze bedieningsmechanismes nemen aanzienlijke ruimte in bovenop de container en binnen in de container, waardoor er minder ruimte is voor afval. Ook kan de uitval van het afval belemmerd worden door het bedieningsmechanisme en kan er afval blijven haken aan deze bedieningsmechanismen van de container, waardoor de container niet volledig geleegd wordt.
Het is een doel van het onderhavige octrooidocument om een verbeterde inrichting voor het verzamelen van afval te verschaffen.
Volgens een eerste aspect wordt een inrichting voor het verzamelen van afval verschaft, ofwel afvalverzamelinrichting, verzamelinrichting of container, waarbij de inrichting omvat: een bovengedeelte voor het ontvangen van het afval; een zich van het bovengedeelte uitstrekkend ondergedeelte voor het houden van het IO ontvangen afval, waarbij het ondergedeelte aan een tegenover het bovengedeelte liggende onderzijde ten minste één opening omvat voor het verwijderen van verzameld afval uit de inrichting; en twee beweegbaar aan het ondergedeelte aangebrachte kleppen voor het afsluiten van de ten minste één opening, waarbij: de kleppen zijn ingericht om door hun eigen gewicht naar een rustpositie gedwongen te worden waarin zij de ten minste één opening afsluiten, en de kleppen vanuit de rustpositie in tegenovergestelde richtingen en ten minste gedeeltelijk in de richting van het bovengedeelte beweegbaar zijn naar een open positie, waarbij in de open positie van de kleppen de ten minste één opening ten minste gedeeltelijk vrij is voor het verwijderen van verzameld afval uit de inrichting.
Doordat de kleppen zijn ingericht om door hun eigen gewicht naar een rustpositie gedwongen te worden waarin zij de opening afsluiten, is geen mechanisme nodig om de kleppen dicht te houden om het afval in de verzamelinrichting te houden, bijvoorbeeld wanneer de verzamelinrichting wordt gehesen. In de verzamelinrichting is dan ook meer volume voor het houden van afval beschikbaar. Ook is minder onderhoud nodig.
In tegenstelling tot containers met het bovengenoemde tweede sluitmechanisme (bijv. het paddenstoelmechanisme) hoeft de verzamelinrichting volgens het eerste aspect wanneer deze in het veld staat ook niet met de kleppen te steunen op de ondergrond of op een zogenoemde opvulset in de opening in de ondergrond om de kleppen dicht te houden en daarmee het afval binnen de verzamelinrichting te houden, omdat de Kleppen vanzelf dicht blijven. Hierdoor is het mogelijk om de verzamelinrichting op te hangen aan een bovenzijde van de opening in de ondergrond, waardoor een nettere afdichting kan worden verkregen van de verzamelinrichting met het maaiveld. De nettere afdichting is veiliger voor gebruikers.
Doordat de kleppen beweegbaar zijn naar een open positie, kan de verzamelinrichting geleegd worden in een vuilnisauto. Omdat geen mechanisme voor het gesloten houden van de kleppen nodig is, kan de verzamelinrichting zelfs met een ketting en een haak in een vuilnisauto geleegd worden.
De inrichting kan middelen omvatten voor het in de ruststand houden van de kleppen, bijvoorbeeld veren, om te voorkomen dat de klep ongewenst opengeduwd wordt. Met andere woorden, de kleppen worden in hoofdzaak door hun eigen gewicht naar een rustpositie gedwongen, maar kunnen ook gedeeltelijk door andere middelen zoals duw- of trekveren worden geholpen.
In een uitvoeringsvorm zijn de kleppen zwenkbaar tussen hun rustpositie en hun open positie. Alternatief is het mogelijk dat de beweegbare kleppen schuifbaar zijn ingericht.
Bij voorkeur omvat elk van de kleppen een eerste en een tweede scharnier, waarbij de eerste scharnieren zijn aangebracht aan een eerste laterale zijde van het ondergedeelte en de tweede scharnieren zijn aangebracht aan een tweede laterale zijde van het ondergedeelte tegenover de eerste laterale zijde, waarbij de eerste en tweede scharnieren zodanig zijn gepositioneerd dat de kleppen in de rustpositie door hun eigen gewicht de ten minste één opening afsluiten.
In deze uitvoeringsvorm zijn de kleppen scharnierbaar ingericht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm bevinden de eerste en tweede scharnieren zich dichter bij het midden van respectievelijk de eerste en tweede laterale zijden dan bij respectievelijke laterale randen daarvan. Bij een dergelijke positie van de scharnieren kunnen kleppen worden toegepast die door de zwaartekracht naar elkaar toe bewegen tot de rustpositie en de opening 29 onderin de verzamelinrichting sluiten, zonder kenmerken zoals verzwaringen op bepaalde delen van de kleppen of een specifiek ontwerp van de kleppen.
Meer in het algemeen bevinden de scharnieren van elk van de kleppen zich bij voorkeur dichter bij het midden van respectievelijk de eerste en tweede laterale zijden dan respectievelijke zwaartepunten van de kleppen. Hiermee worden laterele afstanden bedoeld, parallel aan een onderzijde van de verzamelinrichting. Deze positionering van scharnier ten opzichte van zwaartepunt zorgt ervoor dat de klep altijd de nijging heeft om naar de rustpositie toe te bewegen.
De scharnieren bevinden zich verder bij voorkeur op een afstand van de onderzijde van het ondergedeelte. Deze afstand is bij voorkeur groter dan een afstand van het midden van de eerste en tweede laterale zijden van de randen daarvan.
Bij voorkeur omvatten de kleppen elk een basisdeel en eerste en tweede armdelen, waarbij de eerste en tweede armdelen zich vanaf het basisdeel respectievelijk langs de eerste en tweede laterale zijden uitstrekken, waarbij de eerste en tweede armdelen het basisdeel verbinden met respectievelijk de eerste en tweede scharnieren.
Deze armdelen kunnen vlak worden ingericht waardoor het volume van structurele delen van de verzamelinrichting beperkt blijft. Verder kunnen de armen voor een verbeterde afsluiting zorgen tussen de klep en het ondergedeelte opdat afval een Kleinere kans heeft om ongewenst uit de verzamelinrichting te vallen.
In een uitvoeringsvorm bevinden de basisdelen van de kleppen zich in de rustpositie naast elkaar aan respectievelijke eerste basisdeelzijden daarvan. Bij voorkeur zijn de kleppen zodanig beweegbaar aangebracht aan het ondergedeelte, dat de kleppen de opening onderin de verzamelinrichting volledig vrij maken in een volledig open positie. Met andere woorden, de basisdeelzijden liggen in de volledig open positie nabij of naast respectievelijke buitenzijden van het ondergedeelte. Hierdoor is er geen vernauwing aanwezig die mogelijk het afval tegenhoudt wanneer de verzamelinrichting wordt geleegd. Het afval kan daardoor zonder obstakels efficiënt uit IO de container vallen.
Bij voorkeur bevinden de basisdelen van de kleppen in de rustpositie zich aan respectievelijke eerste basisdeelzijden naast elkaar, waarbij de kleppen elk cen opstaand deel omvatten die zich uitstrekken vanaf het basisdeel tegenover de eerste basisdeelzijden, waarbij in de rustpositie de opstaande delen zich ten minste gedeeltelijk in de richting van het bovengedeelte uitstrekken. Deze opstaande delen zorgen voor een vergemakkelijking van het uit de verzamelinrichting vallen van het afval wanneer de kleppen naar de open positie worden bewogen en de verzamelinrichting geleegd wordt. Ook zorgt het opstaande deel voor een kleinere draaicirkel van de kleppen, waardoor minder ruimte nodig is in een trog van de vuilnisauto.
In een uitvoeringsvorm omvatten de kleppen aan een omtrek van het basisdeel en het opstaande deel schuin opstaande randen, waarbij de schuin opstaande randen die zich aan de eerste laterale zijde bevinden de basis- en opstaande delen met het eerste armdeel verbinden, en de schuin opstaande randen die zich aan de tweede laterale zijde bevinden de basis- en opstaande delen met heet tweede armdeel verbinden. Deze schuin opstaande randen zorgen voor een verkleinde hoeveelheid scherpe hoeken in de verzamelinrichting, waardoor het afval gemakkelijk uit de verzamelinrichting kan bewegen tijdens het legen.
In nog een uitvoeringsvorm omvatten de kleppen elk een aanwendorgaan voor het naar de open positie bewegen van de kleppen door een losinrichting voor het lossen van de inrichting voor het verzamelen van afval. Deze aanwendorganen, die kunnen worden uitgevoerd als uitsteeksels of aanslagen, kunnen worden aangewend door een daartoe geschikt middel in de trog. In het bijzonder, kan een dergelijk geschikt middel in de trog de aanwendorganen tegenhouden, waardoor tijdens het laten zakken van de verzamelinrichting boven de trog de kleppen met behulp van het gewicht van de verzamelinrichting opengeduwd worden.
Bij voorkeur omvatten de eerste en tweede armdelen aan buitenzijden daarvan cen aanwendorgaan, waarbij elk aanwendorgaan zich vanaf het basisdeel ten minste gedeeltelijk in de richting van het respectievelijke scharnier van de eerste en tweede scharnieren uitstrekt.
Deze schuin ingericht aanwendorganen maken het mogelijk om langs het geschikte midde] in de trog te glijden, waardoor dit middel in de trog stationair kan zijn ingericht.
Hoewel het denkbaar is, dat de kleppen met een aanwendorgaan aan één zijde daarvan open kunnen worden geduwd, heeft het de voorkeur aan beide zijden van de kleppen een 5 aanwendorgaan in te richten.
Bij voorkeur omvat het ondergedeelte aan de eerste laterale zijde en de tweede laterale zijde respectievelijk een eerste en een tweede geleidingsorgaan die zich in de richting van het bovengedeelte uitstrekt. Dit geleidingsorgaan kan worden gebruikt in samenwerking met een complementair geleidingselement in de trog van de vuilnisauto om de verzamelinrichting op een juiste positie boven de trog te geleiden en daarbij ook om deze met verhoogde stabiliteit en controle verdere te laten zakken in de richting van de trog.
In een uitvoeringsvorm omvat de verzamelinrichting een veelvoud aan ophangorganen aan een bovenzijde van het ondergedeelte, waarbij de ophangorganen zijn ingericht om de inrichting te dragen wanneer deze in een in de ondergrond aangebrachte opening is geplaatst. In het bijzonder in samenwerking met de zelfsluitende kleppen, wordt het mogelijk om de verzamelinrichting te laten hangen. In andere ondergrondse verzamelinrichtingen is het vaak nodig om de klep(pen) dicht te houden door de verzamelinrichting op de klep(pen) neer te zetten op de ondergrond of op een daarvoor geschikte basis zoals uit de bodem uitstrekkende pinnen met schijven of een op de bodem geplaatste zogeheten opvulset. Voor de hierin beschreven verzamelinrichting is dit echter niet nodig. Zoals ook boven beschreven, kan een verbeterde afdichting worden verkregen tussen de bovenzijde van de verzamelinrichting en de ondergrond rondom de opening daarin, wat niet alleen esthetische voordelen heeft, maar ook de veiligheid voor gebruikers vergroot.
In een uitvoeringsvorm omvat het bovengedeelte een aangrijporgaan voor het ophijsen van de inrichting. Het aangrijporgaan kan zijn ingericht als een oog. Het aangrijporgaan is bij voorkeur ingericht om de vrije beweging van de verzamelinrichting, wanneer deze gehesen wordt, te verkleinen. Hiertoe kan de kraan van de vuilnisauto een complementaire grijpinrichting hebben.
In een uitvoeringsvorm is het ondergedeelte verdeeld in twee compartimenten voor het gescheiden verzamelen van het afval, waarbij de onderzijde twee openingen omvat voor verwijderen van verzameld afval uit de respectievelijke twee compartimenten, waarbij de kleppen zijn ingericht om in de rustpositie een respectievelijke opening van de twee openingen af te sluiten. In dit geval is het mogelijk om twee verschillende soorten afval, bijvoorbeeld glas en huisafval, gescheiden te bewaren in de verzamelinrichting. Doordat de kleppen onafhankelijk van elkaar naar hun open positie kunnen worden bewogen, kan een losinrichting zoals aan vuilnisauto zijn ingericht om ofwel één van de twee kleppen te openen zodat slechts één soort afval in de trog van de losinrichting valt. In een uitvoering waarin het ondergedeelte slechts één compartiment heeft,
zorgen de twee kleppen in de rusttoestand samen voor het afsluiten van de enkele openingen aan de onderzijde van de verzamelinrichting.
In een uitvoeringsvorm omvatten de kleppen aan een binnenzijde daarvan elk een gekromde plaat, die zich uitstrekt vanaf de eerste basisdeelzijden in de richting van de overzijde van de respectievelijke klep naar de respectievelijke buitenzijde van het ondergedeelte die haaks op de eerste en tweede laterale zijden staat. Een dergelijke gekromde plaat heeft het voordeel dat afval dat daarop wordt verzameld gemakkelijk daar vanaf glijdt wanneer de kleppen worden geopend om de verzamelinrichting te legen.
In een uitvoeringsvorm zijn de kleppen zodanig ingericht, dat in de open positie een ruimte tussen de klep en een respectievelijke buitenzijde van het ondergedeelte die haaks op de eerste en tweede laterale zijden staat groter is dan wanneer de klep zich in de gesloten positie bevindt. Dit heeft het voordeel, dat door het naar de open positie bewegen van de klep minder afval klem komt en blijft te zitten tussen de klep en de wanden van het ondergedeelte waarnaartoe de klep beweegt.
In een tweede aspect wordt een inrichting verschaft voor het lossen van de verzamelinrichting volgens het eerste aspect. De inrichting omvat: een trog voor het aan cen bovenzijde van de inrichting ontvangen van afval; en middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen van de verzamelinrichting.
Deze losinrichting heeft het voordeel, dat in de trog geen mechanismen voor het openen van de kleppen hoeft te worden toegepast. Het gewicht van de verzamelinrichting in samenwerking met de middelen voor het open dwingen van de kleppen zorgen er samen voor dat de kleppen worden geopend. Wanneer de losinrichting ook een kraan voor het hijsen van de verzamelinrichting omvat, is het voordeel dat de kraan geen mechanisme hoeft te hebben voor het bedienen van de klep{pen) van de verzamelinrichting, bijv. voor het grijpen en aanspannen van meerdere ogen of het bedienen van de paddenstoel (Kinshofer).
Bij voorkeur bevinden de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen zich aan een bovenzijde van de trog en zijn ingericht voor het tegenhouden van de ten minste één van de twee kleppen van de verzamelinrichting wanneer de verzamelinrichting met de onderzijde in de richting van de trog bewogen wordt.
Bij voorkeur omvatten de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen ten minste twee aanslagen die aan een bovenzijde van de {rog zijn gepositioneerd voor het naar de open stand dwingen van beide van de twee kleppen, waarbij de twee aanslagen zijn ingericht voor het tegenhouden van de respectievelijke kleppen van de verzamelinrichting. Het gebruik van aanslagen die zijn ingericht om samen te werken met aanwendorganen van de verzamelinrichting biedt een simpele en stationaire manier voor het openen van de kleppen wanneer deze door de kraan naar beneden ten minste gedeeltelijk in de trog wordt gezakt.
In een uitvoeringsvorm omvat de losinrichting verder geleidingsmiddelen voor het geleiden van de verzamelinrichting naar een lospositie voor het lossen van het afval in de tros.
Deze geleidingsmiddelen zijn bij voorkeur ingericht om samen te werken met de geleidingsstroken van de verzamelinrichting.
Bij voorkeur is de inrichting voor het lossen van de verzamelinrichting een vuilnisauto. Bij voorkeur omvat de vuilnisauto een hijsinrichting of kraan voor het optillen van de verzamelinrichting en voor het bewegen daarvan naar boven de trog voor het legen van de IO verzamelinrichting in de trog.
In een derde aspect wordt een werkwijze verschaft voor het legen van een verzamelinrichting voor het verzamelen van afval volgens het eerste aspect in een losinrichting volgens het tweede aspect, waarbij de werkwijze omvat: - het ophijsen van de verzamelinrichting; - het bewegen van de opgehesen inrichting boven de trog van de losinrichting voor het aan een bovenzijde van de losinrichting ontvangen van het afval, - het laten zakken van de boven de trog bewogen verzamelinrichting, waarbij de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen zodanig zijn ingericht dat genoemde ten minste één van de twee kleppen door het gewicht van de verzamelinrichting naar de open positie wordt bewogen, opdat het afval door genoemde ten minste één opening aan de onderzijde van de verzamelinrichting in de trog van de losinrichting valt.
Bij voorkeur is de verzamelinrichting ingericht om in een in de ondergrond aangebrachte opening geplaatst te worden en omvat de verzamelinrichting ophangorganen voor het aan een bovenzijde van de in de ondergrond aangebrachte opening ophangen van de verzamelinrichting.
De werkwijze omwat bij voorkeur verder het terugplaatsen van de verzamelinrichting in de in de ondergrond aangebrachte opening opdat de verzamelinrichting met de ophangorganen wordt opgehangen aan de bovenzijde van de in de ondergrond aangebrachte opening. Het ondergedeelte strekt zich dan naar beneden toe in de in de ondergrond aangebrachte opening, waarbij de basisdelen van de kleppen zich op afstand van een bodem of basis van de in de ondergrond aangebrachte opening bevinden.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van figuren die betrekking hebben op een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, waarin tonen: Fig. 1 een vooraanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van een verzamelinrichting volgens het eerste aspect met kleppen in de gesloten rustpositie;
Fig. 2 een achteraanzicht in perspectief van de verzamelinrichting van Fig. 1 met kleppen in de gesloten rustpositie; Fig. 3 een vooraanzicht in perspectief van de verzamelinrichting van Fig. 1 met kleppen in de open positie; Fig.4 een achteraanzicht in perspectief van de verzamelinrichting van Fig. 1 met kleppen in de open positie; Fig. 5 een onderaanzicht van de verzamelinrichting van Fig. | met kleppen in de gesloten rustpositie; Fig. 6 een onderaanzicht van de verzamelinrichting van Fig. 1 met kleppen in de open IO posite; Fig. 7 een schematisch zijaanzicht van de verzamelinrichting van Fig. 1 die is geplaatst in een opening in de ondergrond; Fig. 8 een schematisch zijaanzicht van de verzamelinrichting van Fig. 7, waarbij de verzamelinrichting uit de opening in de ondergrond is gehesen; Fig. 9 een schematisch zijaanzicht van de verzamelinrichting van Fig. 7 en 8, waarbij de verzamelinrichting in een positie boven een trog van een vuilnisauto is gehesen; Fig. 10 een schematisch zijaanzicht zoals in Fig. 9, waarbij de verzamelinrichting in een positie boven een trog van de vuilnisauto is gehesen; Fig. 11 een schematisch zijaanzicht zoals in Fig. 10, waarbij de verzamelinrichting gedeeltelijk in de trog van de vuilnisauto is laten zakken; Fig. 12 een schematisch zijaanzicht zoals in Fig. 11, waarbij de verzamelinrichting verder in de trog van de vuilnisauto is laten zakken en de kleppen in de open positie zijn geduwd; Fig. 13 een schematisch zijaanzicht van de verzamelinrichting en een uitvoeringsvorm van de middelen voor het in de open positie bewegen van de kleppen, met de kleppen in de gesloten rustpositie; Fig. 14 een schematisch zijaanzicht van de verzamelinrichting en een uitvoeringsvorm van de middelen voor het in de open positie bewegen van de kleppen met de kleppen opengeduwd naar de open positie; Fig. 15 een schematisch aanzicht vanaf binnenin de verzamelinrichting en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede van de verzamelinrichting van Fig. 1 met de kleppen in de rustpositie, met daarbij een uitvergroting van een gedeelte van een van de kleppen en de verzamelinrichting; en Fig. 16 een schematisch aanzicht zoals in Fig. 15 met de kleppen in de open positie, , met daarbij een uitvergroting van een gedeelte van een van de kleppen en de verzamelinrichting.
Afvalcontainer 1, een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het verzamelen van afval, omvat een bovengedeelte 3 en een ondergedeelte 5. Het bovengedeelte 3 omvat een deksel 21 voor het ten minste gedeeltelijk afsluiten van een bovenzijde van het ondergedeelte. Het bovengedeelte 3 omvat optioneel een inwerphuis 23 met een draaibare klep 25 en een plaat 27 met een oog 28 voor het daaraan ophijsen van de container. De plaat 27 is een uitvoeringsvorm van het aangrijporgaan. Het ondergedeelte 5 strekt zich uit vanaf het bovengedeelte. De getoonde uitvoeringsvorm is een relatief korte variant. Het ondergedeelte 5 kan zich ook verder uitstrekken zodat er meer afval kan worden verzameld in de container 1. Het ondergedeelte 5 heeft in deze uitvoeringsvorm een vierkante dwarsdoorsnede. Het ondergedeelte 5 omvat eerste laterale zijde 31 (voorzijde), tweede laterale zijde 33 (achterzijde, zie Fig. 2), derde laterale zijde 32, en vierde laterale zijde 34. Het ondergedeelte 5 omvat kleppen 7 en 9. De klep 7 is via armdeel 15 bevestigd aan IO scharnier 11 en via armdeel 16 met scharnier 12. De klep 9 is via armdeel 17 bevestigd aan scharnier 13 en via armdeel 18 met scharnier 14. De armdelen 15-18 zijn uitgevoerd als vlakke platen die zich uitstrekken langs respectievelijk voorzijde 31 en achterzijde 33. Het ondergedeelte 5 is hier uitgevoerd met hoekwanden 35, 36, 37, en 38, waarvan respectievelijke delen de zijden 31-34 vormen. De hoekwanden 35 en 36 zijn aan elkaar bevestigd nabij het midden van zijde 31. De hoekwanden 36 en 37, 37 en 38 en 38 en 35 zijn respectievelijk aan elkaar bevestigd nabij het midden van zijde 32, zijde 33 en zijde 34. Alternatieve uitvoeringsvormen zijn denkbaar, bijvoorbeeld door het toepassen van platen die met elkaar verbonden zijn nabij de grenzen tussen zijden 31-34. Het voordeel van de toepassing van hoekwanden 35-38 is dat de bij de bevestigingslocaties tussen hoekwanden 35 en 36 en 37 en 38 ook de kleppen 7 en 9 kunnen worden bevestigd. Dit zorgt voor verminderd materiaalgebruik en/of een versteviging van de constructie. Het ondergedeelte 5 omvat verstevigde hoeken 51-54 onder deksel 21 van bovengedeelte
3. De verstevigde hoeken 51-54 steken elk ten minste gedeeltelijk aan twee respectievelijke zijdes 31-34 uit voor het ophangen van de container 1 aan een rand — van bijvoorbeeld een veiligheidsvoorziening voor het voorkomen dat personen in de opening in de ondergrond vallen — of daartoe gevormde uitsparingen in de rand, van de opening in de ondergrond. De verstevigde hoeken zijn cen uitvoeringsvorm van de ophangorganen. Aan de onderzijde van container 1 heeft het ondergedeelte 5 een opening 60 waaruit het afval verwijderd kan worden. In de open positie van de kleppen (Figuren 3 en 4) is deze opening vrij zodat het afval uit de inrichting kan vallen. Het ondergedeelte 5 omvat hier geleidingsstroken 43 en 44 die zich vanaf de onderzijde van container 1 respectievelijk langs het midden van zijden 31 en 33 uitstrekken in de richting van de scharnieren 11-14. In Fig. 3 zijn de Kleppen 7 en 9 in de open positie getoond. De kleppen 7 en 9 zijn bij voorkeur onafhankelijk van elkaar te bewegen, wat mogelijk maakt om van een container met twee compartimenten, met onderin het ondergedeelte twee openingen, de compartimenten apart te legen.
Verder zijn zichtbaar in Fig. 3 driehoekige verlengstukken 41 en 42 die respectievelijk voorzijde 31 en achterzijde 33 gedeeltelijk verlengen. Deze verlengstukken zorgen voor geleiding en afscherming van het afval van de armdelen 15-18. Verder wordt met verlengstukken 41 de lengte van geleidingsstroken 33 en 34 naar de onderzijde toe verlengd.
De klep 7 omvat basisdeel 61 en opstaand deel 65 (Fig. 5). De klep 9 omvat basisdeel 63 en opstaand deel 67. Het basisdelen 61 en 63 strekken zich in hoofdzaak parallel aan deksel 21 uit. De container | kan worden neergezet op de basisdelen 61 en 63. Opstaande delen 63 en 67 strekken zich in de richting van de bovenzijde van het ondergedeelte 5 uit.
De basisdelen 61 en 63 omvatten respectievelijk randen 62 en 64 die in de rustpositie naast elkaar of tegen elkaar aan liggen. Deze randen 62 en 64 zijn een uitvoeringsvorm van de eerste basisdeelzijden.
De kleppen 7 en 9 omvatten verder respectievelijk opstaande randen 69 en 71 langs een omtrek van de respectievelijke basisdelen 61 en 63 en opstaande delen 65 en 67.
In het onderaanzicht van Fig. 6 kunnen via opening 60 de binnenzijden van het deksel 21 en het inwerphuis 23 worden gezien.
De kleppen 7 en 9 omvatten elk een respectievelijke aanduwstrook 170 en 190 (Fig. 13). De aanduwstroken 170 en 190 zijn een voorbeeld van de bovengenoemde aanwendorganen voor het naar de open positie bewegen van de kleppen door een losinrichting voor het lossen van de inrichting voor het verzamelen van afval. De aanduwstrook 170 steekt uit een buitenzijde van armdeel 15 uit en strekt zich uit langs het armdeel 15. De aanduwstrook 190 steekt uit een buitenzijde van armdeel 17 uit en strekt zich uit langs het armdeel 17. De aanduwstrook 170 omvat eerste einde 176 en tweede einde 178. De aanduwstrook 190 omvat eerste einde 196 en tweede einde 198. De eerste einden 176 en 196 bevinden zich langs respectievelijk basisdeel 61 en 63. De aanduwstroken 170 en 190 strekken zich uit vanaf de eerste einden 176 en 196 naar de tweede einden 178 en 198 in de tekening schuin omhoog, met andere woorden in de richting van zowel het bovengedeelte als het midden van de respectievelijke zijde (in dit geval voorzijde 33).
De kleppen 7 en 9 kunnen verder geleidingsstroken 172 en 192 omvatten. Deze geleidingsstroken zijn een voorbeeld van de bovengenoemde geleidingsorganen. De armdelen 16 en 18 omvatten ook dergelijke aanduwstroken en geleidingsstroken, zoals getoond in Figuren 2 en 4 (niet genummerd).
De werking van de container 1 in samenwerking met een vuilnisauto 110 en een werkwijze voor het legen van de container wordt verder beschreven aan de hand van Figuren 7 ¢/m 14. De vuilnisauto 110 is een voorbeeld van de inrichting voor het lossen van een verzamelinrichting zoals hierboven beschreven.
Container 1 bevind zich in een opening 102 in de ondergrond 100. De opening 102, of het gat 102, omvat wanden 103 en bodem 105 die bij voorkeur als betonnen wanden 103 en bodem
105 zijn uitgevoerd. Container 1 wordt aan het oog 28 uit het gat 102 gehesen door een kraan 112 met een haak 114 van de vuilnisauto 110 (Fig. 8).
Daarna wordt de container 1 met de kraan 112 boven een trog (niet getoond) van de vuilnisauto 110 bewogen (Fig. 9 en uitvergroot in Fig. 10). De vuilnisauto 110 omvat aan een bovenrand van de trog platen 116 voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van de kleppen 7 en 9 van de verzamelinrichting. De trog is zodanig ingericht dat het ondergedeelte 5 van de container 1 daarin kan zakken en de platen 116, die zich respectievelijk aan de voorzijde 31 en achterzijde 33 van de container 1 bevinden, de kleppen 7 en 9 naar de open stand dwingen. De platen 116 bevinden zich bij voorkeur langs respectievelijke bovenranden van de trog.
Wanneer de container 1 naar beneden in de richting van de platen 116 toe en in de trog zakt, werken de platen 116 en de aanduwstroken 170 en 190 samen om de kleppen 7 en 9 te openen door het zakken van de container 1 (Fig. 11). Het gewicht van de container 1 is voldoende om het openen van de kleppen 7 en 9 te bewerkstelligen (Fig. 12).
De platen 116 omvatten daartoe een eerste aanslag 119 en een tweede aanslag 121, uitgevoerd als uitsteeksels. Wanneer de container 1 in de juiste startpositie (Fig. 13) ten opzichte van de platen wordt gebracht, bevindt de eerste aanslag 119 zich tegen het eerste einde 176 van de aanduwstrook 170. De tweede aanslag 121 bevindt zich op eenzelfde wijze tegen het eerste einde 196 van de aanduwstrook 190.
Wanneer de container 1 verder zakt ten opzichte van de vuilnisauto 110 en de platen 116, worden de kleppen opengeduwd door het duwen van de aanslagen 119 en 121 tegen de respectievelijke aanduwstroken 170 en 190. In de volledig geopende positie van de kleppen 7 en 9 (Fig. 14) is de klep 7 ten opzichte van de aanslag 119 bewogen en bevindt de aanslag 119 zich tegen tweede einde 178 van de aanduwstrook 170. Analoog daaraan bevindt aanslag 121 zich tegen het tweede einde 198 van de aanduwstrook 190 van klep 9. Deze posities worden onder andere bereikt doordat de aanduwstroken 170 en 190 schuin omhoog (zie boven) zijn ingericht.
In deze uitvoeringsvorm omvat de container 1 de geleidingsstroken 43 en 44. Zoals te zien in Fig. 13 en 14 werkt de geleidingsstrook 43 samen met de aanslagen 43 om de container slechts wanneer deze zich in de juiste positie bevindt te laten zakken en de kleppen te openen. De aanslagen 118 en 120 bewegen dan door openingen 174 en 194 die tussen de geleidingsstrook 43 enrespectievelijk de verdere geleidingsstroken 172 en 192 bevinden. Naar beneden toe omvatten de platen 116 ook geleidingsstroken 122 en 123 die wanneer de container 1 verder zakt zich langs de geleidingsstroken 43 en 44 uitstrekken. De aanslagen 118 en 120 en stroken 122 en 123 zijn voorbeelden van de bovengenoemde geleidingsmiddelen voor het geleiden van de verzamelinrichting naar een lospositie voor het lossen van het afval in de trog.
Verwijzend naar Figuren 15 en 16, is de container 1 te zien in zijaanzicht met het ondergedeelte 5 in dwarsdoosnede langs het grensvlak tussen wanden 36 en 37 en wanden 31 en
38.De achterzijde 33 is vanaf een binnenzijde te zien, net als driehoekig verlengstuk 42. In kleppen 7 en 9 zijn respectievelijke gekromde platen 200 en 202 gemonteerd, die zorgen voor een verbeterde verwijdering van het daarop liggende afval wanneer de kleppen worden geopend.
Wanneer de kleppen 7 en 9 in de rusttoestand zijn, is er tussen de gekromde platen 200 en 202 aan buitenranden 205 en 206 van de kleppen 7 en 9 en de respectievelijke wanden aan zijden 34 en 32 een ruimte 209, zoals in het bijzonder te zien in de uitvergroting 208. De ruimte 209 bevindt zich tussen het hoekdeel 208 gekromde plaat 202 aan de buitenrand 206.
In Fig. 16 is te zien, dat de ruimte 210 tussen hoekdeel 208 en de plaat 202 nabij de rand 64 een vergrote ruimte is, zoals aangeduid met de dubbele pijl. Dit zorgt voor een kleinere kans dat afval klem blijft zitten tussen te naar de open positie bewegende kleppen en de wand van het ondergedeelte 5 van de container. Om deze vergrote ruimte 210 te verkrijgen, zijn de respectievelijke armen en kromming van de platen 200 en 202 daartoe ingericht. De afstand tussen de scharnieren en respectievelijke randen 62 en 64 is groter dan de afstand tussen de scharnieren en respectievelijke randen 205 en 206. Het ondergedeelte 5 en de kleppen 7 en 9 zijn ingericht om in de rustpositie voor voldoende afdichting van de onderzijde van de container 1 te zorgen.
Hoewel container 1 een uitvoeringsvorm is waarvan het ondergedeelte 5 in een opening in de ondergrond wordt geplaatst, is het inventieve principe van de kleppen ook toepasbaar op volledig bovengronds te plaatsen containers.
De onderhavige aspecten en uitvoeringsvormen zijn niet beperkt tot de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan; de gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (20)

Conclusies
1. Inrichting voor het verzamelen van afval, omvattende: een bovengedeelte voor het ontvangen van het afval; een zich van het bovengedeelte uitstrekkend ondergedeelte voor het houden van het ontvangen afval, waarbij het ondergedeelte aan een tegenover het bovengedeelte liggende onderzijde ten minste één opening omvat voor het verwijderen van verzameld afval uit de inrichting; en twee beweegbaar aan het ondergedeelte aangebrachte kleppen voor het afsluiten van de ten IO minste één opening, waarbij: de kleppen zijn ingericht om door hun eigen gewicht naar een rustpositie gedwongen te worden waarin zij de ten minste één opening afsluiten, en de kleppen vanuit de rustpositie in tegenovergestelde richtingen en ten minste gedeeltelijk in de richting van het bovengedeelte beweegbaar zijn naar een open positie, waarbij in de open positie van de kleppen de ten minste één opening ten minste gedeeltelijk vrij is voor het verwijderen van verzameld afval uit de inrichting.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de kleppen zwenkbaar zijn tussen hun rustpositie en hun open positie.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk van de kleppen een eerste en een tweede scharnier omvat, waarbij de eerste scharnieren zijn aangebracht aan een eerste laterale zijde van het ondergedeelte en de tweede scharnieren zijn aangebracht aan een tweede laterale zijde van het ondergedeelte tegenover de eerste laterale zijde, waarbij de eerste en tweede scharnieren zodanig zijn gepositioneerd dat de kleppen in de rustpositie door hun eigen gewicht de ten minste één opening afsluiten.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste en tweede scharnieren zich dichter bij het midden van respectievelijk de eerste en tweede laterale zijden bevinden dan bij respectievelijke laterale randen daarvan.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de kleppen elk een basisdeel en eerste en tweede armdelen omvatten, waarbij de eerste en tweede armdelen zich vanaf het basisdeel respectievelijk langs de eerste en tweede laterale zijden uitstrekken, waarbij de eerste en tweede armdelen het basisdeel verbinden met respectievelijk de eerste en tweede scharnieren.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de basisdelen van de kleppen in de rustpositie zich aan respectievelijke eerste basisdeelzijden naast elkaar bevinden, waarbij de kleppen elk een opstaand deel omvatten die zich uitstrekken vanaf het basisdeel tegenover de eerste basisdeelzijden, waarbij in de rustpositie de opstaande delen zich ten minste gedeeltelijk in de richting van het bovengedeelte uitstrekken.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de kleppen aan een omtrek van het basisdeel en het opstaande deel schuin opstaande randen omvatten, waarbij de schuin opstaande randen die zich aan de eerste laterale zijde bevinden de basis- en opstaande delen met het eerste armdeel verbinden, en de schuin opstaande randen die zich aan de tweede laterale zijde bevinden de basis- en opstaande delen met heet tweede armdeel verbinden.
8. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de kleppen elk een aanwendorgaan omvatten voor het naar de open positie bewegen van de kleppen door een losinrichting voor het lossen van de inrichting voor het verzamelen van afval.
9. Inrichting volgens ten minste één van conclusies 5 tot en met 7, waarbij de eerste en tweede armdelen aan buitenzijden daarvan een aanwendorgaan omvatten, waarbij elk aanwendorgaan zich vanaf het basisdeel ten minste gedeeltelijk in de richting van het respectievelijke scharnier van de eerste en tweede scharnieren uitstrekt.
10. Inrichting volgens ten minste één van conclusies 3 tot en met 8, waarbij het ondergedeelte aan de eerste laterale zijde en de tweede laterale zijde respectievelijk een eerste en een tweede geleidingsorgaan omvat die zich in de richting van het bovengedeelte uitstrekt.
11. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, omvattende een veelvoud aan ophangorganen aan een bovenzijde van het ondergedeelte, waarbij de ophangorganen zijn mgericht om de inrichting te dragen wanneer deze in een in de ondergrond aangebrachte opening is geplaatst.
12. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij het bovengedeelte een aangrijporgaan omvat voor het ophijsen van de inrichting.
13. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij het ondergedeelte is verdeeld in twee compartimenten voor het gescheiden verzamelen van het afval, waarbij de onderzijde twee openingen omvat voor verwijderen van verzameld afval uit de respectievelijke twee compartimenten, waarbij de kleppen zijn ingericht om in de rustpositie een respectievelijke opening van de twee openingen af te sluiten.
14. Inrichting voor het lossen van een verzamelinrichting volgens ten minste een van de voorgaande conclusies, de inrichting omvattende: een trog voor het aan een bovenzijde van de inrichting ontvangen van afval, en middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen van de verzamelinrichting.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen zich aan een bovenzijde van de trog bevinden en zijn ingericht voor het tegenhouden van de ten minste één van de twee kleppen van de verzamelinrichting wanneer de verzamelinrichting met de onderzijde in de richting van de trog bewogen wordt.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen ten minste twee aanslagen omvatten die aan een bovenzijde van de trog zijn gepositioneerd voor het naar de open stand dwingen van beide van de twee kleppen, waarbij de twee aanslagen zijn ingericht voor het tegenhouden van de respectievelijke kleppen van de verzamelinrichting.
17. Inrichting volgens conclusie 14, 15 of 16, verder omvattende geleidingsmiddelen voor het geleiden van de verzamelinrichting naar een lospositie voor het lossen van het afval in de trog.
18. Inrichting volgens ten minste één van de conclusies 14 tot en met 17, waarbij de inrichting voor het lossen van de verzamelinrichting een vuilnisauto is.
19. Werkwijze voor het legen van een verzamelinrichting voor het verzamelen van afval volgens één van de conclusies 1 tot en met 13 in een losinrichting volgens één van conclusies 14 tot en met 18, de werkwijze omvattende: - het ophijsen van de verzamelinrichting; - het bewegen van de opgehesen inrichting boven de trog van de losinrichting voor het aan een bovenzijde van de losinrichting ontvangen van het afval, - het laten zakken van de boven de trog bewogen verzamelinrichting, waarbij de middelen voor het van de ruststand naar de open stand dwingen van ten minste één van de twee kleppen zodanig zijn ingericht dat de ten minste één van de twee kleppen door het gewicht van de verzamelinrichting naar de open positie wordt bewogen, opdat het afval door de ten minste één opening aan de onderzijde van de verzamelinrichting in de trog van de losinrichting valt.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de verzamelinrichting is ingericht om in een inde ondergrond aangebrachte opening geplaatst te worden en de verzamelinrichting ophangorganen omvat voor het aan een bovenzijde van de in de ondergrond aangebrachte opening ophangen van de verzamelinrichting, de werkwijze verder omvattende het terugplaatsen van de verzamelinrichting in de in de ondergrond aangebrachte opening opdat de verzamelinrichting met de ophangorganen wordt opgehangen aan de bovenzijde van de in de ondergrond aangebrachte IO opening, waarbij het ondergedeelte zich naar beneden toe in de in de ondergrond aangebrachte opening uitstrekt, waarbij de basisdelen van de kleppen zich op afstand van een bodem of basis van de in de ondergrond aangebrachte opening bevinden.
NL2023030A 2019-04-30 2019-04-30 Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting NL2023030B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023030A NL2023030B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting
EP20172370.7A EP3733559A1 (en) 2019-04-30 2020-04-30 Waste collection device, unloading device and method for emptying the waste collection device into the unloading device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023030A NL2023030B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2023030B1 true NL2023030B1 (nl) 2020-11-23

Family

ID=66690921

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2023030A NL2023030B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3733559A1 (nl)
NL (1) NL2023030B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2461664A1 (fr) * 1979-07-23 1981-02-06 Oheix Michel Conteneur a dechets avec moyens de supportage et de manutention
FR2625734A1 (fr) * 1988-01-12 1989-07-13 Semat Systeme pour la collecte et la manutention des ordures
DE4336146C1 (de) * 1993-10-22 1995-04-27 Falter Rita Entsorgungseinrichtung, insbesondere für sortierten Hausmüll

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2578519B1 (fr) * 1985-03-06 1987-06-26 Nettoiement Ste Normande Dispositif pour ouvrir des conteneurs comportant deux coquilles articulees l'une par rapport a l'autre

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2461664A1 (fr) * 1979-07-23 1981-02-06 Oheix Michel Conteneur a dechets avec moyens de supportage et de manutention
FR2625734A1 (fr) * 1988-01-12 1989-07-13 Semat Systeme pour la collecte et la manutention des ordures
DE4336146C1 (de) * 1993-10-22 1995-04-27 Falter Rita Entsorgungseinrichtung, insbesondere für sortierten Hausmüll

Also Published As

Publication number Publication date
EP3733559A1 (en) 2020-11-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5687881A (en) Apparatus for conveying a solid particular material
US5919026A (en) Carry can discharge floor
US4405278A (en) Self-emptying dump box
CN1226169C (zh) 控制输出的产品自动分配机
EP3085228A1 (en) Collapsible wire crate
ES2922463T3 (es) Sistema soterrado para la recogida de basuras
NL2023030B1 (nl) Afvalverzamelinrichting, losinrichting en werkwijze voor het legen van de afvalverzamelinrichting in de losinrichting
CA2841978A1 (en) Mechanism to empty trunnion equipped refuse container into side loading collection body
JP2007099376A (ja) コンテナ
JPH11343005A (ja) ロック機構付底開閉式ボックスコンテナ
CN110482070A (zh) 一种分类垃圾转运车及自卸式分类垃圾桶
NL1005958C2 (nl) Inrichting voor het ondergronds verzamelen van afval.
PT2281762E (pt) Processo para descarregar uma série de mercadorias, bem como, dispositivo de descarga
NL2010839C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor verzamelen en lossen van afval.
KR200436560Y1 (ko) 적재함 잠금 장치
US4207020A (en) Hopper car door latching arrangment
WO2015185943A1 (en) Bulk material handling system and container therefor
US7118319B1 (en) Bulk closure dispensing system
NL1006601C1 (nl) Beveiligde inrichting voor het ondergronds verzamelen van afval.
KR100859885B1 (ko) 음식물 수거차의 오물 누출방지장치
NL1034785C2 (nl) Inrichting voor het opslaan en/of verwerken van vertrouwelijk materiaal.
US1494076A (en) Bottom-discharge bucket and the like
NL1008345C1 (nl) Afvalinzamelsysteem.
US3094231A (en) Front end loaders
US4180157A (en) Apparatus for handling manure