NL2010789C2 - Stuk vuurwerk. - Google Patents

Stuk vuurwerk. Download PDF

Info

Publication number
NL2010789C2
NL2010789C2 NL2010789A NL2010789A NL2010789C2 NL 2010789 C2 NL2010789 C2 NL 2010789C2 NL 2010789 A NL2010789 A NL 2010789A NL 2010789 A NL2010789 A NL 2010789A NL 2010789 C2 NL2010789 C2 NL 2010789C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fireworks
firework
thermal coupling
coupling element
wick
Prior art date
Application number
NL2010789A
Other languages
English (en)
Inventor
Ruud Gerhard Anton Broeke
Original Assignee
Rubro B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rubro B V filed Critical Rubro B V
Priority to NL2010789A priority Critical patent/NL2010789C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2010789C2 publication Critical patent/NL2010789C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F42AMMUNITION; BLASTING
    • F42BEXPLOSIVE CHARGES, e.g. FOR BLASTING, FIREWORKS, AMMUNITION
    • F42B4/00Fireworks, i.e. pyrotechnic devices for amusement, display, illumination or signal purposes
    • F42B4/20Fireworks, i.e. pyrotechnic devices for amusement, display, illumination or signal purposes characterised by having holder or support other than casing, e.g. whirler or spike support
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F42AMMUNITION; BLASTING
    • F42BEXPLOSIVE CHARGES, e.g. FOR BLASTING, FIREWORKS, AMMUNITION
    • F42B4/00Fireworks, i.e. pyrotechnic devices for amusement, display, illumination or signal purposes
    • F42B4/24Fireworks, i.e. pyrotechnic devices for amusement, display, illumination or signal purposes characterised by having plural successively-ignited charges

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Toys (AREA)

Description

Titel: Stuk vuurwerk
Technisch veld
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stuk vuurwerk, en in het bijzonder op een zogenaamde cake.
Achtergrond
Een ‘cake’ is een stuk vuurwerk dat een aantal typisch verticaal en onderling parallel georiënteerde kartonnen lanceerbuizen of mortieren omvat. Elk van de lanceerbuizen omvat een kruitlading, en de kruitladingen in de verschillende lanceerbuizen zijn onderling doorgaans serieel verbonden door een lont. Wanneer een vrij aansteek-uiteinde van het lont wordt aangestoken worden de kruitladingen in de lanceerbuizen opeenvolgend afgeschoten. Doordat de kruitladingen van samenstelhng kunnen verschillen kan een cake achter elkaar verschillende effecten genereren, waardoor de indruk van een professionele vuurwerkshow kan worden gewekt. Mede hierdoor is de cake populair onder consumenten.
In verschillende landen is de maximale kruitlading per cake wettelijk gereguleerd, bijvoorbeeld op 500 gram. Hierdoor is onder meer de maximale tijdsduur van een met een cake te genereren continue reeks van effecten beperkt. De onderhavige uitvinding beoogt hiervoor binnen de wettelijke kaders een veilige oplossing te verschaffen.
Kort begrip van de uitvinding
Een eerste aspect van de onderhavige uitvinding betreft een stuk vuurwerk, in het bijzonder een zogenaamde ‘cake’. Het stuk vuurwerk omvat een veelvoud van onderling in/tot een blok verbonden lanceerbuizen, waarbij elke lanceerbuis een kruitlading bevat, en een verbindingslont dat de kruitladingen van de respectieve lanceerbuizen onderling verbindt. Het verbindingslont is voorts verbonden met een aan een buitenzijde van het blok voorzien eerste thermisch koppelelement dat is ingericht om bij ontsteking voldoende warmte te genereren om ontsteking van een ertegenaan geplaatst thermisch koppelelement van een ander, gelijksoortig stuk vuurwerk te bewerkstelligen.
Een tweede aspect van de onderhavige uitvinding betreft een vuurwerksamenstel dat een veelvoud van stukken vuurwerk volgens het eerste aspect van de uitvinding omvat, waarbij ten minste één van de stukken vuurwerk een verbindingslont met een vrij aansteek-uiteinde bezit. Het vuurwerksamenstel omvat voorts een configuratie-orgaan dat genoemde stukken vuurwerk met elkaar in contact houdt in een bedrijfsconfiguratie waarin ten minste één thermisch koppelelement van elk stuk vuurwerk aanhgt tegen een thermisch koppelelement van een ander stuk vuurwerk, zodanig dat alle stukken vuurwerk door het aansteken van het vrije aansteek-uiteinde van het verbindingslont van het ten minste ene van de stukken vuurwerk kunnen worden geactiveerd. In één uitvoeringsvorm kunnen de stukken vuurwerk onderling in serie gekoppeld zijn, zodanig dat zij door het aansteken van het vrije aansteek-uiteinde an het verbindingslont van het ten minste ene van de stukken vuurwerk in serie worden geactiveerd.
De onderhavige uitvinding verschaft aldus een stuk vuurwerk dat is ingericht om in een vuurwerksamenstel onderling gekoppeld te zijn aan gelijksoortige stukken vuurwerk, zodanig dat het ontsteken van één stuk vuurwerk de ontsteking van de andere stukken vuurwerk van het sa men stel tot gevolg heeft, en wel op een een veilige, gecontroleerde wijze in een van te voren bepaalde volgorde. De koppeling tussen de verschillende stukken vuurwerk van het samenstel wordt tot stand gebracht door aan respectieve buitenzijden van de stukken vuurwerk voorziene thermische koppelelementen, die binnen het vuurwerksamenstel paarsgewijs tegenover elkaar zijn geplaatst. Ontsteking van één thermisch koppelelement genereert dan voldoende warmte om ontsteking van het tegenovergeplaatste thermische koppelelement te bewerkstelligen.
Voor wat betreft de in deze aanvrage gebruikte terminologie wordt het volgende opgemerkt. De term lont’ verwijst naar een brandbaar touw- of draadachtig voorwerp. Daarbij wordt onder de term lont’ behalve een enkelvoudig brandbaar touw- of draadachtig voorwerp eveneens een samenstel (bijv. een netwerk) van dergelijke voorwerpen die onderling direct/continue (d.w.z. zonder tussenkomst van niet-lont, bijvoorbeeld door verknoping of vervlechting) of indirect/discontinu (d.w.z. door tussenkomst van niet-lont) brandbaar zijn verbonden. De term lonteind’ verwijst naar een enkelvoudig stuk lont van een bepaalde lengte, en kan betrekking hebben op zowel een fysiek zelfstandig/los stuk lont als op een fysiek niet-zelfstandig stuk lont dat onderdeel is van een groter lont. De term Verbindingslont’ verwijst naar het lont van een stuk vuurwerk dat de kruitladingen van de respectieve lanceerbuizen ervan onderling verbindt. Van belang is dat een verbindingslont een voornoemd samenstel kan zijn, en aldus verschillende lonteinden - in de zin van fysiek zelfstandige stukken lont - kan omvatten, welke onderling verbonden kunnen zijn door de kruitladingen, en in het bijzonder de stijgladingen, in de lanceerbuizen. De term uiteinde’ gebruikt in relatie tot een lont verwijst naar een fysiek uiteinde van het lont, waarbij met de toevoeging Vrij’ wordt aangeduid dat het uiteinde in vrij toegankelijk is of kan worden gemaakt voor de gebruiker en bedoeld is om aangestoken te worden.
Ter verkrijging van een meer volledig begrip van deze en andere maatregelen en voordelen van de onderhavige uitvinding worden in de navolgende gedetailleerde toelichting, onder verwijzing naar de begeleidende figuren, enkele uitvoeringsvormen besproken.
Korte fjguurbeschrijving
Fig. 1 toont in een schematisch perspectiefaanzicht een stuk vuurwerk volgens de onderhavige uitvinding; en
Fig. 2 toont in een schematisch bovenaanzicht een vuurwerksamenstel, omvattende een viertal stukken vuurwerk die gelijksoortig zijn aan het in Fig. 1 getoonde stuk vuurwerk.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding
In het navolgende zal de onderhavige uitvinding in algemene termen, en waar toepasselijk onder verwijzing naar de Figuren 1 en 2, worden besproken.
Een stuk vuurwerk 1 volgens de onderhavige uitvinding, ook wel een ‘cake’ (Eng.: ‘cake firework’, ‘multiple tube device’) genoemd, kan een veelvoud lanceerbuizen of mortieren 12 omvatten. In consumentenvuurwerk zijn de lanceerbuizen 12 om economische redenen typisch vervaardigd uit (meerlaags) karton. In principe is het echter mogelijk ze uit andere materialen, zoals bijvoorbeeld glasvezel of HDPE, te maken. Elk van de lanceerbuizen 12 is bij voorkeur cilindrisch van vorm (i.e. cilin derm ante!vormig), en gericht langs een lengte-as l. In de meest praktische uitvoeringsvormen hebben de lanceerbuizen 12 althans in hoofdzaak eenzelfde lengte, i.e. een lengte die onderling niet meer dan ca. 15% afwijkt.
De lanceerbuizen 12 kunnen, bijvoorbeeld door verhjming, onderling zijn verbonden en gebundeld tot een compact blok 10. Traditioneel zijn alle lanceerbuizen 12 in het blok 10 parallel gericht, en in een gebruiksoriëntatie verticaal, georiënteerd. In een dergelijk geval heeft het blok 10 als geheel doorgaans een balk- of cilindervorm. In alternatieve uitvoeringsvormen hoeven de lanceerbuizen 12 zich echter niet allemaal parallel uit te strekken. Een zogenaamde ‘fan-’ of ‘angle-cake’, bijvoorbeeld, omvat een aantal naast elkaar geplaatste, even lange rijen van zich onderling parallel (en loodrecht op de lengterichting van de rij) uitstrekkende lanceerbuizen, waarbij aangrenzende rijen onderling een kleine scherpe hoek insluiten. Een blok met aldus georiënteerde lanceerbuizen heeft dus globaal een driedimensionale waaiervorm met een bij benadering trapezium vormige dwarsdoorsnede. Het met de kleine basis van het trapezium geassocieerde vlak van het blok doet dan dienst als grondvlak of voet. Ter afwerking kan het blok 10 zijn voorzien van een decoratief, bijvoorbeeld papieren of cellofaan, wikkel 14.
Elk van de lanceerbuizen 12 bevat een kruitlading 42, welke op zijn beurt een stijglading 42a en een effectlading 42b kan omvatten. De beide ladingen 42 a, 42b kunnen zijn verwerkt in een ‘(mini) shell’ of (mini)mortierbom 40. Een dergelijke shell 40 kan onderin een aan de onderzijde met bijvoorbeeld een eindstop of plug 13 afgesloten lanceerbuis 12 zijn geplaatst. Binnen de shell 40 kan de effectlading 42b, typisch bestaande uit een ‘burst charge’ die is omgeven door/gemengd met bepaalde effecten 44 (zoals zogenaamde ‘sterren’), zijn opgesloten in een bijvoorbeeld kartonnen schil of container 41. De stijglading 42a kan aan de onderzijde van de schil 41 zijn voorzien, en door middel van een getimede lont 44 (Eng.: “time fuse”) met de effectlading 42b in de schil 41 verbonden zijn. Wanneer de stijglading 42a in gebruik wordt ontstoken wordt de shell 40, of ten minste de schil 41 daarvan, uit de lanceerbuis 12 gelanceerd. De ontsteking van de stijglading 42a veroorzaakt ook de ontsteking van de getimede lont 44, welke, wanneer de gelanceerde schil 41 zijn hoogste punt bereikt, de effectlading 42b in de schil 41 ontsteekt. De schil 41 komt dan tot ontploffing, waarbij de burst charge explodeert en het effect 44 verspreidt.
Het stuk vuurwerk 1 kan voorts een verbindingslont 20 omvatten dat de kruitladingen 42, en in het bijzonder de stijgladingen 42a, in de verschillende lanceerbuizen 12 verbindt. In een praktische uitvoeringsvorm kan het verbindingslont 20 een eerste extern lonteind 20a omvatten, dat zich vanaf een vrij aansteek-uiteinde 22 buiten het blok 10, via een opening in een wand van een lanceerbuis 12, uitstrekt tot in de kruitlading 42 van de betreffende lanceerbuis 12. Voorts kan het verbindingslont 20 één of meer interne lonteinden 20b omvatten die zich primair binnen het blok 10 uitstrekken, en die, typisch via openingen in de wanden van de lanceerbuizen 12, de kruitladingen 42 in de verschillende lanceerbuizen 12 onderling in een gewenste volgorde V verbinden. In één uitvoeringsvorm kan deze volgorde V exclusief serieel zijn, zodat de kruitladingen 42 in de lanceerbuizen 12 in gebruik opeenvolgend zullen worden ontstoken. In een andere uitvoeringsvorm kunnen de kruitladingen 42 van sommige lanceerbuizen 12 onderling serieel, en van sommige andere lanceerbuizen 12 onderling parallel zijn verbonden. Tot slot kan het verbindingslont 20 een tweede extern lonteind 20c omvatten, dat zich, typisch vanuit een binnen het blok 10 als laatste te ontsteken kruitlading 42, uitstrekt naar een extern aan het blok 10 aangebracht eerste thermisch koppelelement 24. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het verbindingslont kan bestaan uit één enkel lonteind, dat zich bijvoorbeeld tussen twee externe vrije aansteek-uiteinden uitstrekt en via een intern deel de kruitladingen 42 in de verschillende lanceerbuizen 12 onderling verbindt. Alternatief kan het verbindingslont meerdere, fysiek afzonderlijke lonteinden omvatten, zoals in de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm.
Het aan een buitenzijde 10a van het blok voorziene, al dan niet onder een wikkel 14 verborgen, eerste thermische koppelelement 24 is ingericht om bij ontsteking voldoende warmte te genereren om ontsteking van een - al dan niet door tussenkomst van het wikkel 14 - ertegenaan geplaatst thermisch koppelelement van een ander, gehjksoortig stuk vuurwerk 1 te bewerkstelligen. Het eerste thermische koppelelement kan in beginsel elke gewenste vorm hebben, en bijvoorbeeld een houder (e.g. een kartonnen doosje) met een pyrotechnische compositie omvatten.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het eerste thermische koppelelement 24 echter vervaardigd uit lont. In een dergelijke uitvoeringsvorm zijn geen bijzondere en/of extra onderdelen nodig om het stuk vuurwerk 1 te fabriceren: lont was reeds benodigd voor fabricage van het verbindingslont 20, en uit ditzelfde lont kan ook het thermische koppelelement 24 worden gemaakt. In een uitvoeringsvorm kan het thermische koppelelement 24 bijvoorbeeld een in een vlak opgerold lonteind omvatten, welk tegen een buitenzijde van een lanceerbuis 12 kan worden gehjmd. Een dergelijk op gerold lonteind bezit een contactoppervlak dat tegen een corresponderend contactoppervlak van een op een ander stuk vuurwerk aangebracht thermisch koppelelement kan worden geplaatst, zodanig dat ontsteking van het ene lonteind ontsteking van het andere lonteind teweegbrengt. In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm omvat het eerste thermische koppelelement 24 ten minste twee lonteinden, en voor een grotere betrouwbaarheid bij voorkeur ten minste drie lonteinden 20c, 26a, 26b, die zich in onderling contact gelijklopend, en bij voorkeur in hoofdzaak rechtlijnig uitstrekken. Het thermische koppelelement 24 kan aldus twee of drie tegen elkaar liggende, zich rechtlijnig en parallel uitstrekken de lonteinden 20c, 26a, 26b omvatten. Het gebruik van een aantal zich in hoofdzaak rechtlijnig in onderling langscontact uitstrekkende lonteinden 20c, 26a, 26b verdient de voorkeur boven het gebruik van een opgerold lonteind omdat de relatief kostbare fabricagestap van het oprollen van een lonteind dan kan worden over geslagen.
Het in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld van het stuk vuurwerk 1 omvat slechts één thermisch koppelelement 24, en een verbindingslont 20 dat zich vanaf een vrij aansteek-uiteinde 22, via de kruitladingen 42 in de lanceerbuizen 12, uitstrekt tot in dit thermische koppelelement 24. Alternatieve uitvoeringsvormen van het stuk vuurwerk kunnen echter meerdere aan een buitenzijde van het blok 10 aangebrachte thermische koppelelementen 24, 24’ omvatten (zie Fig. 2), bijvoorbeeld twee. Het verbindingslont 20 kan zich zich dan tussen deze twee thermische koppelelementen 24, 24’ uitstrekken, e.g. vanuit het eerste thermische koppelelement 24, via de verschillende kruitladingen 42 in de lanceerbuizen 12 van het stuk vuurwerk, tot in het tweede thermische koppelelement 24’. Desgewenst hoeft het verbindingslont 20 niet in één of beide thermische koppelelementen 24, 24’ te eindigen; het verbindingslont 20 kan zich bijvoorbeeld dóór één of beide thermische koppelelementen 24, 24’ uitstrekken om te eindigen in respectieve vrije aansteek-uiteinden 22. Wanneer het verbindingslont 20 zich dóór beide thermische koppelelementen 24, 24’ uitstrekt kunnen de twee vrije aansteek-uiteinden 22 die het verbindingslont in een dergelijke uitvoeringsvorm heeft overbodig zijn indien het stuk vuurwerk 1 wordt gebruikt in een vuurwerksamenstel 2 zoals hierna wordt besproken. Indien het stuk vuurwerk 1 echter zelfstandig wordt gebruikt kan het met één van beide vrije aansteek-uiteinden 22 worden ontstoken, terwijl het andere vrije aansteek-uiteinde dienst kan doen als back-up voor het geval dat activering van het stuk vuurwerk 1 via het eerste vrije aansteek-uiteinde mislukt. Vrije aansteek-uiteinden 22 van het verbindingslont 20 die niet bedoeld zijn om te worden aangestoken wanneer het stuk vuurwerk 1 in een samenstel wordt gebruik kunnen, bijvoorbeeld met een sticker, tegen het blok 10 worden geplakt om dit te verduidelijken.
Om de doeltreffende koppeling van verschillende stukken vuurwerk 1 die elk meerdere thermische koppelelementen 24, 24’ bezitten te vereenvoudigen, worden de thermische koppelelementen bij voorkeur op te onderscheiden, in hoofdzaak vlakke buitenzijden 10a van het blok 10 van een respectief stuk vuurwerk 1 aangebracht. Om dit mogelijk te maken kunnen de lanceerbuizen 12 van het stuk voorwerk onderling parallel in het blok 10 worden verbonden, zodanig dat het blok 10 ten minste twee in hoofdzaak vlakke, zich parallel aan een lengte-as l van de onderling parallel verbonden lanceerbuizen 12 uitstrekkende buitenzijden 10a heeft.
Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een vuurwerksamenstel 2 volgens de onderhavige uitvinding. Het getoonde vuurwerksamenstel 2 omvat een viertal stukken vuurwerk 1. In andere uitvoeringsvormen dan dit aantal vanzelfsprekend anders zijn. Een eerste stuk vuurwerk, linksboven in Fig. 2, is identiek aan het in Fig. 1 getoonde stuk vuurwerk 1. De andere drie stukken vuurwerk 1 zijn onderling identiek, maar verschillen van het in Fig. 1 getoonde stuk vuurwerk 1 daarin dat zij niet één maar twee thermische koppelelementen 24, 24’ omvatten die telkens zijn aangebracht op zich onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar uitstrekkende omtreks-buitenzijden 10a van het blok 10. In een praktische uitvoeringsvorm kunnen de verbindingslonten 20 van de respectieve stukken vuurwerk 1 zich steeds dóór een thermische koppelelement 24 uitstrekken tot in een vrij aansteek-uiteinde 22, dat eventueel met een sticker tegen het blok kan zijn geplakt. In Fig. 2 zijn dergelijke vrije-aansteekuiteinden 22 omwille van de duidelijkheid echter niet getoond. Slechts het eerste stuk vuurwerk 1, linksboven in Fig. 2, heeft een voor het vuurwerksamenstel 2 als zodanig relevant vrij aansteek-uiteinde 22.
Het vuurwerksamenstel 2 omvat voorts een conhguratie-orgaan 30 dat de genoemde stukken vuurwerk 1 met elkaar in contact houdt in een bedrijfsconhguratie. In een dergelijke bedrijfsconfiguratie ligt normaliter ten minste één thermisch koppelelement 24’ van elk stuk vuurwerk 1 aan tegen ten minste één thermisch koppelelement 24 van een ander stuk vuurwerk 1, zodanig dat alle stukken vuurwerk 1 door het aansteken van een vrije aansteek-uiteinde 22 van het verbindingslont van één stuk vuurwerk 1 kunnen worden geactiveerd. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de stukken vuurwerk 1 middels de thermische koppelelementen 24 onderling in serie gekoppeld (de afsteekvolgorde van de lanceerbuizen 12 van elk stuk vuurwerk 1 is aangeduid met een pad V), zodat zij door het aansteken van het vrije aansteek-uiteinde 22 van het eerste stuk vuurwerk in serie worden geactiveerd. Het conhguratie-orgaan 30 omvat bij voorkeur een vormvaste, mogelijk door karton en tape gevormde omtrekswand 32 die de genoemde stukken vuurwerk 1 omgeeft en hun onderlinge verplaatsing en heroriëntatie belet. In een uitvoeringsvorm kan het conhguratieorgaan 30 bijvoorbeeld een passende doos of tray omvatten.
Hoewel in het voorgaande de onderhavige uitvinding is toegelicht aan de hand van enkele geïllustreerde uitvoeringsvoorbeelden dient te worden opgemerkt dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvoorbeelden is beperkt. Door een vakman kunnen verschillende aanpassingen en wijzigingen op de besproken uitvoeringsvoorbeelden worden aangebracht zonder dat hierdoor de gedachte en het bereik van de uitvinding, zoals neergelegd in de hiernavolgende conclusies, wordt verlaten. In het bijzonder kunnen onderdelen van verschillende expliciet besproken uitvoeringsvoorbeelden worden gecombineerd tot nieuwe, niet expliciet besproken uitvoeringsvoorbeelden.
Lijst van referentieciifers 1 stuk vuurwerk 2 samenstel van meerdere stukken vuurwerk 10 blok van onderling verbonden lanceerbuizen 10a vlakke zijde van blok 12 lanceerbuis, mortier 13 stop, plug 14 wikkel 20 verbindingslont 20a,b,c lonteind van verbindingslont 22 vrij aansteek-uiteinde van verbindingslont 24, 24’ eerste (24) en tweede (24’) thermisch koppelelement 26a,b los lonteind van thermisch koppelelement 30 configuratie-orgaan (bijv. doos of omtreksband) 32 omtrekswand van configuratie-orgaan 40 shell 41 schil / container 42 kruitlading 42a,b stijglading (a) en effectlading (b) 44 effecten, e.g. sterren 44 time fuse l lengte-as lanceerbuis V afsteekvolgorde

Claims (10)

1. Een stuk vuurwerk (1), in het bijzonder een zogenaamde ‘cake’, omvattende: • een veelvoud van onderling in een blok (10) verbonden lanceerbuizen (12), waarbij elke lanceerbuis een kruitlading (42) bevat; • een verbindingslont (20) dat de kruitladingen (42) van de respectieve lanceerbuizen (12) onderling verbindt, met het kenmerk, dat • het verbindingslont (20) voorts is verbonden met een aan een buitenzijde (10a) van het blok (10) voorzien eerste thermisch koppelelement (24) dat is ingericht om bij ontsteking voldoende warmte te genereren om ontsteking van een ertegenaan geplaatst thermisch koppelelement van een ander, gelijksoortig stuk vuurwerk te bewerkstelligen.
2. Het stuk vuurwerk volgens conclusie 1, waarbij het eerste thermische koppelelement (24) is vervaardigd uit lont.
3. Het stuk vuurwerk volgens conclusie 2, waarbij het eerste thermische koppelelement (24) ten minste twee lonteinden (20c, 26a, 26b) omvat die zich in onderling contact gelijklopend, en bij voorkeur in hoofdzaak rechtlijnig, uitstrekken.
4. Het stuk vuurwerk volgens een van de conclusies 1-3, voorts omvattende een tweede thermisch koppelelement (24’) dat door het verbindingdingslont (20) met het eerste thermische koppelelement (24) is verbonden.
5. Het stuk vuurwerk volgens conclusie 4, waarbij het verbindingslont (20) zich vanaf het eerste thermische koppelelement (24), via de kruitladingen (42) in de respectieve lanceerbuizen (12), uitstrekt tot in het tweede thermische koppelelement (24’).
6. Het stuk vuurwerk volgens conclusies 5, waarbij het verbindingslont (20) zich uitstrekt tussen twee vrije aansteek-uiteinden (22).
7. Het stuk vuurwerk volgens een van de conclusies 4-6, waarbij althans een deel van de lanceerbuizen (12) onderling parallel in het blok (10) verbonden is, zodanig dat het blok (10) ten minste twee in hoofdzaak vlakke, zich parallel aan een lengteas (ΐ) van de onderling parallel verbonden lanceerbuizen (12) uitstrekkende buitenzijden (10a) heeft die zich onder een hoek ten opzichte van elkaar uitstrekken, en waarbij het eerste thermische koppelelement (24) is voorzien aan een eerste van genoemde ten minste twee buitenzijden (10a), en het tweede thermische koppelelement (24) is voorzien aan een tweede van genoemde ten minste twee buitenzijden (10a).
8. Een vuurwerksamenstel (2), omvattende: • een veelvoud van stukken vuurwerk (1), elk volgens een van de conclusies 1-7, waarbij ten minste één van de stukken vuurwerk een verbindingslont (20) met een vrij aansteek-uiteinde (22) bezit; • een configuratie-orgaan (30) dat genoemde stukken vuurwerk (1) met elkaar in contact houdt in een bedrijfsconfiguratie waarin ten minste één thermisch koppelelement (24) van elk stuk vuurwerk (1) aanligt tegen een thermisch koppelelement van een ander stuk vuurwerk, zodanig dat alle stukken vuurwerk door het aansteken van het vrije aansteek-uiteinde (22) van het verbindingslont (20) van het ten minste ene van de stukken vuurwerk kunnen worden geactiveerd.
9. Een vuurwerksamenstel volgens conclusie 8, waarbij de stukken vuurwerk (1) onderling in serie gekoppeld zijn, zodanig dat zij door het aansteken van het vrije aansteek-uiteinde (22) van het verbindingslont (20) van het ten minste ene van de stukken vuurwerk in serie worden geactiveerd.
10. Een vuurwerksamenstel volgens conclusie 8 of 9, waarin het configuratie-orgaan (30) een bij voorkeur vormvaste omtrekswand (32) omvat die genoemde stukken vuurwerk (1) omgeeft en hun onderlinge verplaatsing en heroriëntatie belet.
NL2010789A 2013-05-13 2013-05-13 Stuk vuurwerk. NL2010789C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010789A NL2010789C2 (nl) 2013-05-13 2013-05-13 Stuk vuurwerk.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010789A NL2010789C2 (nl) 2013-05-13 2013-05-13 Stuk vuurwerk.
NL2010789 2013-05-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010789C2 true NL2010789C2 (nl) 2014-11-24

Family

ID=49170795

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010789A NL2010789C2 (nl) 2013-05-13 2013-05-13 Stuk vuurwerk.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2010789C2 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202006017118U1 (de) * 2006-03-08 2007-01-18 Cornet Feuerwerk Gmbh Feuerwerkskörperanordnung
DE102005055599A1 (de) * 2005-11-20 2007-05-24 Kurt Reichenpfader Feuerwerksbatterie mit modularem Aufbau
EP2278255A2 (en) * 2009-07-22 2011-01-26 Ziyou Zhong A combined firework
DE102010038203A1 (de) * 2010-10-14 2012-04-19 Fkw Keller Gmbh Pyrotechnische Vorrichtung

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102005055599A1 (de) * 2005-11-20 2007-05-24 Kurt Reichenpfader Feuerwerksbatterie mit modularem Aufbau
DE202006017118U1 (de) * 2006-03-08 2007-01-18 Cornet Feuerwerk Gmbh Feuerwerkskörperanordnung
EP2278255A2 (en) * 2009-07-22 2011-01-26 Ziyou Zhong A combined firework
DE102010038203A1 (de) * 2010-10-14 2012-04-19 Fkw Keller Gmbh Pyrotechnische Vorrichtung

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7900560B1 (en) Stacked pellet flare assembly and methods of making and using the same
US3227084A (en) Fireworks container
PT1676091E (pt) Sistema pirotécnico, objecto pirotécnico e processo de combustão
NL2010789C2 (nl) Stuk vuurwerk.
US1247331A (en) Projectile.
RU2316714C1 (ru) Фейерверочная батарея
ES2228432T3 (es) Dispositivo pirotecnico de conexion y de ratardo.
CA2979888C (en) Detonator packaging system and method
EP3535543B1 (en) Propellant charge container
RU2500975C2 (ru) Сгораемый контейнер для активных масс
US7104199B2 (en) Method and apparatus for smokeless pyrotechnic display
IL266278B2 (en) A modular container for an explosive charge
NL2002546C2 (nl) Houder voor consumenten vuurwerk.
NL1014641C2 (nl) Vuurwerk voorzien van lont-koppelorganen.
GB2447554A (en) Safety packaging for firework articles
US20030200891A1 (en) Fireworks fuse connector
RU2316716C1 (ru) Батарея фейерверочных ракет
ES2969340T3 (es) Cuerpo activo y procedimiento para efectuar la ignición de un cuerpo activo
CN209802200U (zh) 一体成型烟花槽
JP7307470B2 (ja) 打揚花火用紙器
US331891A (en) Cartridge-pack
RU2529238C1 (ru) Патрон
JP3077653U (ja) 小星入り連接玩具花火
WO2019103719A1 (en) Fire starter for solid fuel
TWM574674U (zh) 具有固定結構的鞭炮串

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180601