NL2010414C2 - Spoelinrichting voor een toilet en daarbij te gebruiken houder voor een werkzame stof. - Google Patents

Description

Spoelinrichting voor een toilet en daarbij te gebruiken houder voor een werkzame stof

De uitvinding heeft betrekking op voorzieningen voor het reinigen van toiletpotten en de daarbij behorende spoelwaterreservoirs.

In het bijzonder betreft de uitvinding een spoelinrichting voor een toilet, omvattende een reservoir voor spoelwater en een in het reservoir opgenomen spoelmechanisme, alsmede door een wand van het reservoir stekende, zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende middelen voor het daarin inbrengen van een dosis werkzame stof, in het bijzonder een reinigingstablet, en een op de inbrengmiddelen aansluitende, zich in het reservoir uitstrekkende, voor water doorlaatbare houder voor de werkzame stof. Een dergelijke spoelinrichting is bekend, bijvoorbeeld uit WO 03/044291 Al.

Het is al bekend om een werkzame stof, bijvoorbeeld in de vorm van een toiletblok of toiletcapsule in een houder op te hangen in een toiletpot, in het algemeen onder de bovenrand van de pot. De werkzame stof, meestal een reinigings- of desinfeetiemiddel dient dan voor het reinigen of desinfecteren van de toiletpot, en wordt bij elke spoeling van het toilet meegevoerd met het langsstromende spoelwater. Deze wijze van toevoeren van werkzame stof aan het spoelwater is weinig effectief en leidt tot een relatief hoog verbruik aan werkzame stof. De toiletblokjes of capsules dienen regelmatig vervangen te worden. Dit vervangen is een onaangename en onhygiënische bezigheid, aangezien de houder zich immers in de toiletpot bevindt.

Daarom zijn er ook al systemen bekend waarbij de werkzame stof voorafgaand aan een spoeling wordt toegevoerd aan het water dat zich in het spoelreservoir bevindt.

Daarbij wordt dan wederom gebruik gemaakt van een houder die op enigerlei wijze in het spoelreservoir is opgehangen. Bij een vrijstaand toilet kan dit eenvoudig worden gerealiseerd, omdat het spoelreservoir dan vrij toegankelijk is door het oplichten van een deksel. Bij een toilet met een inbouwreservoir, dat zich bevindt achter een muur waaraan de toiletpot meestal is bevestigd, is het echter niet eenvoudig om een werkzame stof in te brengen. In dat geval zijn er speciale voorzieningen nodig.

Zo beschrijft WO 2010/087700 A2 van dezelfde aanvraagster een systeem voor het inbrengen van reinigingstabletten in een ingebouwd spoelwaterreservoir, waarbij gebruik gemaakt wordt van een buis die door het bedieningspaneel van de spoelinrichting steekt, en die wordt afgesloten door een dop met een steel die als aandrukorgaan fungeert. Een reinigingstablet wordt in de buis gebracht en dan door de steel naar binnen gedrukt, waarna uiteindelijk de dop de opening van de buis afsluit. Het reinigingstablet valt wanneer het uit de buis gedrukt wordt, onderin het spoelwaterreservoir. Dit brengt het risico met zich mee dat een tablet de werking van het spoelmechanisme beïnvloedt, bijvoorbeeld doordat het de beweging van de spoelhuis belemmert.

In de bovengenoemde octrooipublicatie WO 03/044291 Al wordt een aantal verschillende mechanismen beschreven voor het inbrengen van een reinigingsmiddel in een spoelwaterreservoir. Bij de meeste getoonde oplossingen lijkt er sprake te zijn van een vrij toegankelijk reservoir, maar in figuur 11 van dit document wordt een inbouwreservoir getoond. Dit reservoir is via een buis verbonden met een opening in de muur, die met een klep afsluitbaar is. De buis mondt uit in een platte kooi, die tegen de wand van het inbouwreservoir bevestigd lijkt te zijn. Bij deze constructie bestaat het risico dat een tablet blijft steken in de buis of op de overgang van de buis naar de kooi, waardoor de werkzame stof niet met het spoelwater in contact komt. Bovendien lijkt het getoonde inbouwreservoir niet toegankelijk te zijn voor onderhoud of tussentijdse reiniging, terwijl er ook geen voorzieningen lijken te zijn om de kooi of houder voor het reinigingsmiddel te inspecteren of te vervangen.

In EP 2 226 437 Al wordt een spoelinrichting beschreven die voorzien is van een mechanisme om reinigings-of geurtabletten in te brengen in een ingebouwd spoelreservoir. Deze inbrengmiddelen omvatten een bakje dat bevestigd is aan een kantelbare afdekplaat, een op die bak aansluitende glijbaan, en een houder onderin de spoelbak. Daarbij dient de glijbaan om de afstand te overbruggen tussen een bedieningspaneel aan een voorzijde van een wand en het inbouwreservoir aan de achterzijde.

FR 2 804 143 beschrijft weer een ander inbrengmechanisme voor reinigingstabletten. Het gaat hier om een spoelinrichting met een houder voor een reiningstablet, dat bevestigd is aan het eind van een glijbaan. Deze glijban is bevestigd aan een afdekorgaan dat een opening afsluit in een deksel van een spoelreservoir. De houder kan als één geheel gevormd zijn met de glijbaan, of kan daaraan zijn opgehangen door middel van staven.

De uitvinding heeft derhalve tot doel een spoelinrichting van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet of althans in mindere mate voordoen.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt dit bij een dergelijke spoelinrichting bereikt, doordat de houder zich in het verlengde van de inbrengmiddelen in horizontale richting beschouwd over een aanzienlijk deel van het reservoir uitstrekt. Hierdoor is er voldoende ruimte om reinigingstabletten in te brengen zonder het risico dat deze klem komen te zitten aan de bovenzijde van de houder, of juist naast de houder in het reservoir vallen. Dit laatste risico speelt met name bij inbrengmechanismen waarmee tabletten met kracht in het reservoir kunnen worden gedrukt, zoals beschreven in aanvraagsters oudere document WO 2010/087700 A2.

Aangezien er gestreefd wordt naar spoelingen met steeds kleinere waterhoeveelheden en spoelwaterreservoirs dus ook steeds kleiner worden, is het niet praktisch om een grote houder voor de werkzame stof in het reservoir onder te brengen. Daarom verdient het de voorkeur dat de houder in het verlengde van de inbrengmiddelen een langsmaat vertoont die groter is dan een maat van de houder dwars op de richting van de langsmaat. Zo wordt dus een relatief slanke houder verkregen, die weinig ruimte inneemt in het spoelreservoir.

Volgens een ander aspect van de uitvinding is de houder vervormbaar en/of is deze beweegbaar in het reservoir aangebracht. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de houder voor inspectie of onderhoud uit het reservoir genomen kan worden door of langs de inbrengmiddelen, die immers een doorgang in de wand van het reservoir vormen.

In een voorkeursuitvoering van de spoelinrichting omvatten de inbrengmiddelen een buisvormig inbrengorgaan en is de houder beweegbaar opgehangen aan het inbrengorgaan. Zo kan de houder dus bewogen worden tussen een gebruiksstand, waarin deze zich in hoofdzaak verticaal uitstrekt in het spoelwaterreservoir, zodanig dat de tabletten met werkzame stof op de bodem van de houder in het spoelwater liggen, en een andere stand waarin de houder door of langs de inbrengmiddelen uit het reservoir genomen kan worden of na inspectie of verwisseling weer in het reservoir teruggeplaatst kan worden.

Bij voorkeur is daartoe de houder zwenkbaar om een as opgehangen aan het inbrengorgaan. Een zwenkbeweging is constructief eenvoudig te realiseren.

Wanneer in de wand van het reservoir een door een bedieningspaneel afgedekte opening gevormd is, en het inbrengorgaan door de opening steekt, verdient het de voorkeur dat de zwenkas zich nabij een rand van de opening en nabij een rand van de houder bevindt. Zo kan door het zwenken de houder in het verlengde van de opening gebracht worden, waardoor deze eenvoudig uit het reservoir genomen of daarin teruggeplaatst kan worden.

Een constructief eenvoudige oplossing wordt daarbij bereikt, wanneer de spoelinrichting voorzien is van een aan het inbrengorgaan bevestigde beugel, die de zwenkas bepaalt. Een dergelijke beugel kan eenvoudig op een gewenste positie op het buisvormig inbrengorgaan worden aangebracht, en kan indien gewenst langs het buisvormig inbrengorgaan worden verplaatst om de zwenkbeweging te optimaliseren.

Teneinde de spoelinrichting geschikt te maken voor toepassing bij verschillende opstellingen van een toilet kan de opening gevormd zijn in een voorwand en/of een bovenwand van het reservoir.

Een flexibel toe te passen spoelinrichting wordt verkregen, wanneer zowel in de voorwand als in de bovenwand openingen gevormd zijn, waarvan er één is afdekt door het bedieningspaneel en één door een deksel. Zo kan de spoelinrichting zowel gebruikt worden met frontbediening als met topbediening.

Teneinde te voorkomen dat de houder bij de zwenkbeweging vastloopt tegen een wand van het reservoir, is bij voorkeur een tegenover de zwenkas gelegen zijde van de houder afgeschuind of afgerond.

Wanneer de houder aan zijn bovenzijde open is, kan deze eenvoudig worden bevestigd aan de inbrengmiddelen. Ook constructief is de houder dan eenvoudig, omdat deze in feite de gedaante heeft van een zak.

De houder kan bij voorkeur vervaardigd zijn van een voor vloeistof doorlaatbaar weefsel of een netmateriaal.

De uitvinding betreft ook een combinatie van een houder en een inbrengorgaan voor gebruik in een spoelinrichting als hiervoor beschreven, alsmede een houder die bedoeld is voor gebruik in een dergelijke spoelinrichting of in een dergelijke combinatie.

De uitvinding wordt nu verder toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid zijn met verwijzingscijfers die telkens met 100 verhoogd zijn, en waarin:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een toilet met een inbouwreservoir, waarin de twee bedieningsmogelijkheden als alternatief zijn weergegeven,

Figuur 2 een perspectivisch vooraanzicht is van de spoelinrichting van figuur 1, waarbij een deel van het bedieningspaneel is losgenomen om een reinigingstablet te kunnen inbrengen,

Figuur 3 een schematisch zijaanzicht is van een inbrengbuis en een daaraan opgehangen houder,

Figuur 4 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht is van de spoelinrichting van figuur 1 met de houder en een reinigingstablet,

Figuur 5 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht is van de spoelinrichting uit een andere hoek, waarbij de houder schematisch is weergegeven,

Figuur 6 een met figuur 5 overeenkomend aanzicht is waarin te zien is hoe de houder uit het reservoir wordt verwijderd,

Figuur 7 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de spoelinrichting met bediening aan de bovenzijde,

Figuur 8 een met figuur 3 overeenkomend aanzicht is van het inbrengen van een reinigingstablet in de houder van de spoelinrichting van figuur 7, en

Figuur 9 een perspectivisch aanzicht is dat weergeeft hoe de houder uit de spoelinrichting van figuur 7 kan worden genomen.

In figuur 1 is een toilet 1 getoond, dat bestaat uit een toiletpot 2 met zitting 3 en deksel 4, en een inbouwreservoir 5. Dit inbouwreservoir 5 is via een spoelleiding 6 met de toiletpot 2 verbonden, maar bevindt zich achter een muur 7 waaraan de toiletpot 2 kan zijn bevestigd. In het inbouwreservoir 5 is een spoelmechanisme 24 opgenomen dat wordt bediend door veerbelaste drukknoppen 8, 9 voor een hele, respectievelijk een halve spoeling. Deze knoppen 8, 9 zijn opgenomen in een bedieningspaneel 10 dat in het getoonde voorbeeld in de muur 7 bevestigd is. De bewegingen van de knoppen 8, 9, die in deze situatie in hoofdzaak horizontaal gericht zijn, worden door een geschikt mechanisme omgezet in een verticale beweging van spoelhuis 25 van het spoelmechanisme 24. Het is echter ook denkbaar dat de bedieningsknoppen 108, 109 zich in een horizontaal plateau 26 boven het inbouwreservoir 5 bevinden, waardoor een meer rechtstreekse bediening van het spoelmechanisme 24 mogelijk is.

De spoelinrichting volgens de uitvinding is voorzien van middelen 11 voor het in het reservoir 5 inbrengen van een dosis werkzame stof, in het getoonde voorbeeld in de vorm van een reinigingstablet 12. De inbrengmiddelen 11 zijn hier van het type als beschreven in aanvraagsters oudere document WO 2010/087700 A2, en omvatten een buisvormig inbrengorgaan 13, dat naast de drukknoppen 8, 9 is aangebracht in het bedieningspaneel 10. Dit buisvormig inbrengorgaan 13 wordt afgesloten door een gecombineerd afsluit- en aandrukorgaan 14, dat bestaat uit een dop 15 en een daaruit stekende steel 16. Het buisvormig inbrengorgaan 13 heeft in het getoonde voorbeeld een enigszins langwerpige doorsnedevorm, die aangepast is aan die van het tablet 12.

De inbrengmiddelen 11 worden aan het zicht onttrokken door een afwerkrand 27, die de drukknoppen 8, 9 omgeeft en aan de rest van het bedieningspaneel 10 vastgeklikt is. Het bedieningspaneel 10 is op zijn beurt door middel van schroeven 21 aan het inbouwreservoir 5 bevestigd.

Teneinde te voorkomen dat het reinigingstablet 12 na het verlaten van het buisvormig inbrengorgaan 13 vrij in het reservoir 5 valt, en naar de bodem 17 daarvan zinkt, is de spoelinrichting voorzien van een houder 18, die aansluit op het vrije uiteinde van de inbrengbuis 13 en zich in het reservoir 5 uitstrekt tot onder het niveau WL van het water in het reservoir 5 voorafgaand aan een spoeling. In het getoonde voorbeeld heeft de houder 18 de gedaante van een zak, die aan de bovenzijde 19 open is, en waarvan dus in elk geval de bodem 20 zich onder het waterniveau WL bevindt. De houder 18 is voor water doorlaatbaar, zodat het reinigingstablet 12, dat na het inbrengen op de bodem 20 van de houder 18 zal komen te rusten, met het spoelwater in contact kan komen en geleidelijk zijn werkzame stof kan afgeven aan het spoelwater. De houder 18 kan bijvoorbeeld van een voor water doorlaatbaar weefsel gevormd zijn, of een netachtige structuur hebben. Als materiaal van de houder 18 komen met name kunststoffen in aanmerking, die goed bestand zijn tegen een langdurig verblijf in altijd het deels met water gevulde reservoir 5.

De houder 18 heeft een langsmaat L in het verlengde van het buisvormig inbrengorgaan 13 en een dwarsmaat of breedte B in de richting dwars daarop. Verder heeft de houder 18 een hoogtemaat H die bepaalt tot welke diepte de houder 18 zich in het reservoir 5 uitstrekt. Volgens een eerste aspect van de uitvinding komt de langsmaat L nagenoeg overeen met de diepte van het reservoir 5, dus de afstand tussen de voorwand 22 en de achterwand 23 daarvan. Door de houder 18 zich over een aanzienlijk deel van de diepte van het reservoir 5 te laten uitstrekken hebben de reinigingstabletten 12 die het buisvormig inbrengorgaan 13 verlaten voldoende ruimte om hun valbeweging in de houder 18 uit te voeren, zonder daarbij klem te komen en dus boven het wateroppervlak WL te blijven steken. Bovendien is de langsmaat L zodanig gekozen, dat er geen risico bestaat dat een tablet 12 dat met kracht uit de buis 13 gedrukt wordt over de houder 18 vliegt en tussen de houder 18 en de achterwand 23 terecht komt om daar te blijven hangen of vandaar alsnog op de bodem 17 van het reservoir 5 uit te komen.

Aangezien echter spoelwaterreservoirs steeds kleiner worden, omdat er gestreefd wordt naar vermindering van het watergebruik van spoelinrichting, is de ruimte die voor de houder 18 in het reservoir 5 beschikbaar is beperkt. In het reservoir 5 is immers ook het eigenlijke spoelmechanisme 24 opgenomen, dat aan steeds hogere eisen moet voldoen om met een geringe waterhoeveelheid toch nog voldoende spoelkracht te ontwikkelen, en dat daardoor relatief complex en volumineus is. Om voldoende ruimte vrij te laten voor het spoelmechanisme 24 is de dwarsmaat B van de houder 18 aanzienlijk kleiner dan zijn langsmaat L. De houder 18 is dus in bovenaanzicht langwerpig. De dwarsmaat B hoeft in de praktijk slechts iets groter te zijn dan de grootste afmeting van het tablet 12, om te voorkomen dat dit bekneld raakt in de houder 18.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kan de houder 18 vervormbaar zijn, terwijl daarnaast of in plaats daarvan de houder 18 ook beweegbaar in het reservoir 5 kan zijn aangebracht. In het getoonde voorbeeld zijn deze beide maatregelen, die dienen om de houder 18 uit het reservoir 5 te kunnen nemen voor inspectie en onderhoud, gecombineerd.

De houder 18 is hier enigszins vervormbaar, of althans minder stijf dan de omringende delen van de spoelinrichting. De houder 18 is anderzijds wel voldoende vormvast om de in figuur 4 getoonde stand tussen de voor- en achterwand 22, 23 aan te houden, ondanks het feit dat deze slechts op twee punten met het buisvorming inbrengorgaan 13 is verbonden.

De verbinding tussen de houder 18 en het inbrengorgaan 13 is hier een zwenkverbinding. Op het uiteinde van het inbrengorgaan 13 is een beugel 28 geklemd, die voorzien is van twee uitstekende armen 29. Deze armen 29 worden door openingen in zijwanden 30 van de houder 18 gestoken, waarbij de twee tegenover elkaar gelegen openingen in de houder 18 een virtuele zwenkas A bepalen. De houder 18 is rond deze as A zwenkbaar tussen de in hoofdzaak verticale gebruiksstand als getoond in figuren 4 en 5, en een in hoofdzaak horizontale stand als getoond in figuur 6, waarin de houder 18 door een opening 31 uit het reservoir 5 kan worden genomen. In het getoonde voorbeeld bevindt de virtuele zwenkas A zich dichtbij de onderrand 32 van de opening en dichtbij de voorzijde van de houder 18. Door deze plaatsing van de zwenkas A wordt bereikt dat de houder 18 door de zwenkbeweging in lijn wordt gebracht met de opening 31.

Teneinde voldoende ruimte te creëren voor zwenkbeweging van de houder 18, en te voorkomen dat deze vastloopt tegen de achterwand 23 van het reservoir 5, is een gedeelte 33 van de houder 18 dat diametraal tegenover de zwenkas A gelegen is afgeschuind. Verder is in de voorzijde van de houder 18 nog een uitsparing 34 gevormd, waardoor de voorwand bij de zwenkbeweging het uiteinde van de buis 13 kan passeren. Wanneer de houder 18 eenmaal van de gebruiksstand naar de horizontale stand gezwenkt is, kan deze na het losnemen van het bedieningspaneel 10 door de opening 31 en het daarop bevestigde halsdeel 35 uit het reservoir 5 worden getrokken. Enerzijds kan de houder 18 dan worden geïnspecteerd en eventueel verwisseld, terwijl daarnaast op deze wijze ruimte wordt gecreëerd om het spoelmechanisme 24 te inspecteren en daaraan eventueel onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.

In het getoonde voorbeeld is het reservoir 5 modulair uitgevoerd, in de zin dat dit zowel in zijn voorwand 22 als in zijn bovenwand 36 een opening 31, respectievelijk 37 vertoont. In de uitvoering van figuren 4-6 is de opening 37 afgesloten met een deksel 38, terwijl in de opening 31 de hals 35 is aangebracht, die door het bedieningspaneel 10 is afgesloten.

Het is echter ook mogelijk om de positie van de hals 35 en het bedieningspaneel 10 enerzijds en het deksel 38 anderzijds te verwisselen, zoals te zien in figuur 7 en 9. In dat geval kan het spoelmechanisme 124 worden bediend door de recht daarboven geplaatste knoppen 108, 109. Ook de inbrengmiddelen 111 zijn bij deze uitvoering verticaal gericht. Het buisvormig inbrengorgaan 113 strekt zich vanuit het bedieningspaneel 110 recht naar beneden toe uit tot in de houder 118. De houder 118 is daarbij op dezelfde wijze via een beugel 128 aan de inbrengbuis 113 bevestigd als bij de eerste uitvoeringsvorm. Hoewel het zwenkbare karakter van de ophanging bij deze uitvoeringsvorm minder kritisch is dan bij de eerste uitvoeringsvorm, is dit nog steeds een voordeel, omdat hierdoor meer bewegingsvrijheid bestaat bij het demonteren van het bedieningspaneel 10.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, maar op velerlei wijze kan worden gevarieerd. Zo zouden de vorm en afmetingen van de houder anders gekozen kunnen worden dan in het getoonde voorbeeld, terwijl ook andere dan de genoemde materialen toegepast zouden kunnen worden. Ook zou een ander soort beweging van de houder mogelijk zijn dan een zwenkbeweging, bijvoorbeeld een schuifbeweging langs een geleider. Zelfs is het denkbaar dat de houder niet beweegbaar is, maar uitsluitend zover vervormbaar dat deze eenvoudig uit het reservoir genomen kan worden.

De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

Claims (14)

1. Spoelinrichting voor een toilet (1), omvattende een reservoir (5) voor spoelwater en een in het reservoir (5) opgenomen spoelmechanisme (24), alsmede door een wand (22) van het reservoir (5) stekende, zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende middelen (11) voor het daarin inbrengen van een dosis werkzame stof, in het bijzonder een reinigingstablet (12), en een op de inbrengmiddelen (11) aansluitende, zich in het reservoir (5) uitstrekkende, voor water doorlaatbare houder (18) voor de werkzame stof, met het kenmerk, dat de houder (18) zich in het verlengde van de inbrengmiddelen (11) in horizontale richting beschouwd over een aanzienlijk deel van het reservoir (5) uitstrekt.

2. Spoelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder (18) in het verlengde van de inbrengmiddelen (11) een langsmaat (L) vertoont die groter is dan een maat (B) van de houder (18) dwars op de richting van de langsmaat (L).

3. Spoelinrichting volgens conclusie 1 of 2, of volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder (18) vervormbaar is en/of beweegbaar in het reservoir (5) is aangebracht.

4. Spoelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen (11) een buisvormig inbrengorgaan (13) omvatten en de houder (18) beweegbaar is opgehangen aan het inbrengorgaan (13).

5. Spoelinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de houder (18) zwenkbaar om een as (A) is opgehangen aan het inbrengorgaan (13).

6. Spoelinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in de wand (22) van het reservoir (5) een door een bedieningspaneel (10) afgedekte opening (31) gevormd is, het inbrengorgaan (13) door de opening steekt en de zwenkas (A) zich nabij een rand (32) van de opening (31) en nabij de rand van de houder (18) bevindt.

7. Spoelinrichting volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt door een aan het inbrengorgaan (13) bevestigde beugel (28), die de zwenkas (A) bepaalt.

8. Spoelinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de opening (31; 37) is gevormd in de voorwand (22) en/of de bovenwand (36) van het reservoir (5).

9. Spoelinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in de voorwand (22) en in de bovenwand (36) identieke openingen (31; 37) gevormd zijn, waarvan er één is afgedekt door het bedieningspaneel (10) en één door een deksel (38).

10. Spoelinrichting volgens één der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat een tegenover de zwenkas (A) gelegen zijde (33) van de houder (18) is afgeschuind of afgerond.

11. Spoelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder (18) aan zijn bovenzijde (19) open is.

12. Spoelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder (18) van een voor water doorlaatbaar weefsel of een netmateriaal vervaardigd is.

13. Combinatie van een houder (18) en een inbrengorgaan (13), kennelijk bedoeld voor gebruik in een spoelinrichting volgens één der conclusies 4-12.

14. Houder (18), kennelijk bedoeld voor gebruik in een spoelinrichting volgens één der conclusies 1-12 of in een combinatie volgens conclusie 13.