NL2010336C2 - Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit. - Google Patents

Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit. Download PDF

Info

Publication number
NL2010336C2
NL2010336C2 NL2010336A NL2010336A NL2010336C2 NL 2010336 C2 NL2010336 C2 NL 2010336C2 NL 2010336 A NL2010336 A NL 2010336A NL 2010336 A NL2010336 A NL 2010336A NL 2010336 C2 NL2010336 C2 NL 2010336C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
root ball
plant
anchoring
length
widened
Prior art date
Application number
NL2010336A
Other languages
English (en)
Inventor
Reinald Ommeren
Original Assignee
Loohorst Landscaping B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Loohorst Landscaping B V filed Critical Loohorst Landscaping B V
Priority to NL2010336A priority Critical patent/NL2010336C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2010336C2 publication Critical patent/NL2010336C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G17/00Cultivation of hops, vines, fruit trees, or like trees
    • A01G17/04Supports for hops, vines, or trees

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

P100109NL00
Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder voor het planten van een boom, met een kluit. De uitvinding heeft tevens betrekking op een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit, welke eventueel in deze werkwijze toegepast kan worden. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een verankeringselement, welke eventueel in deze werkwijze of voor voomoemde plant, toegepast kan worden.
Achtergrond van de uitvinding
Uit de stand der techniek zijn voorwerpen om planten, in het bijzonder bomen, vast te zetten om wind te kunnen weerstaan, bekend. US6141903 beschrijft onder andere een inrichting voor het vastzetten van de kluit van nieuw geplante bomen en/of struiken in de juiste positie, voor het stabiliseren van bomen en/of struiken tegen verschuiven of kantelen terwijl de boom en/of struik eerst het wortelsysteem nog moet ontwikkelen. De inrichting omvat een horizontale dwarsbalk en een reeks tanden die loodrecht ten opzichte van de horizontale dwarsbalk staan. Twee buitenste tanden zijn aan de uiteinden van de dwarsbalk bevestigd, en ten minste een, maar bij voorkeur twee of meer kortere binnenste tanden zijn bevestigd in het midden van de dwarsbalk. Op het moment van planten, na de kluit van de boom is geplaatst in een geschikte opening, worden de tanden van de inrichting geslagen zodat de buitenste tanden in een vast gedeelte van de bodem staan, en de binnenste tanden de kluit in gaan. De buitenste tanden zijn lang genoeg om stevig in de bodem te worden vastgehouden en de kortere tanden zijn zowel in positie en grootte gekozen om stevig in de kluit te grijpen. De inrichting wordt diep genoeg in de grond gedreven zodat de top van de dwarsbalk onder de grond komt te liggen. Andere, vergelijkbare, systemen worden beschreven in o.a. US6065243 en US6516561.
Samenvatting van de uitvinding
Voor het verdere begrip van de uitvinding wordt opgemerkt dat bomen als ondersoort van planten worden gezien. Bomen kunnen worden gedefinieerd als een overblijvende plant met een verhouten stam en in zijn algemeenheid met een kroon (kruin). Een plant met een verhouten stam, en een planthoogte vanaf de grond van tenminste 4 meter zal over het algemeen worden beschouwd als boom. Waar hieronder het woord “plant” wordt gebruikt, wordt derhalve in het bijzonder “boom” bedoeld. Voor zover de plant niet als boom wordt beschouwd, betreft de uitvinding in het bijzonder planten welke een lengte van tenminste 1 meter hebben, in het bijzonder tenminste 1.5 meter. De term “kluit” omvat in het bijzonder een aardkluit, bijeengehouden door de wortels van een plant. In het bijzonder heeft de kluit van de te planten plant een volume van tenminste 4 liter, zoal bijvoorbeeld 4-1000 liter, in het bijzonder tenminste 10 liter, zoals tenminste 20 liter, bijvoorbeeld 10-600 liter.
Het verankeren van planten, in het bijzonder bomen, heeft als doel de plant, in het bijzonder feitelijk de kluit, na het planten van de plant met kluit, stabiliteit te geven tegen met name wind. De plant moet verder wortel schieten, en dat gebeurt in het eerste stadium door vorming van haarwortels en vorming van kleine wortels. Worden deze als gevolg van bijvoorbeeld wind, waardoor de oorspronkelijke kluit roteert in de grond (of ander materiaal waarin de kluit is geplaatst), afgebroken, dan moet het proces weer tenminste gedeeltelijk opnieuw beginnen. Gebeurt dit meerdere keren in een periode van enkele maanden tot enkele jaren, dan kan de plant niet overleven. Vanuit economische overwegingen en/of milieuoverwegingen is dit ongewenst.
In de praktijk worden er verschillende soorten systemen gebruikt voor het verankeren van bomen, namelijk: (1) bovengronds verankeren, en (2) ondergronds verankeren waarbij er iets over de kluit heen gespannen/geslagen wordt waarbij de kluit onder spanning gehouden wordt.
Het bovengronds verankeren heeft als nadeel dat de krachten op de stam komen te liggen, hetgeen (ook) nadelig blijkt te werken. Daarnaast is uit esthetische overwegingen bovengronds verankeren minder gewenst. Het ondergronds verankeren waarbij er iets over de kluit heen gespannen/geslagen wordt waarbij de kluit onder spanning gehouden wordt, blijkt in de praktijk onhandig te zijn en bovendien niet goed genoeg te werken. Bovendien is het ter plaatste aanbrengen van een dergelijke verankering vaak zwaar werk welke extra arbeidstechnische voorzieningen noodzakelijk kan maken.
Het is daarom een doel van de uitvinding om een alternatieve, en bij voorkeur betere, methode voor het verankeren van planten, in het bijzonder bomen, te verschaffen, welke tevens bij voorkeur één of meer van bovengenoemde problemen oplost. Het is alternatief of additioneel een doel van de uitvinding om een eenheid van plant met kluit en verankeringselement te verschaffen, welke tevens bij voorkeur één of meer van bovengenoemde problemen oplost. Het is alternatief of additioneel een doel van de uitvinding om een alternatief verankeringselement te verschaffen, welke tevens bij voorkeur één of meer van bovengenoemde problemen oplost.
Hiertoe verschaft de uitvinding in een eerste aspect een werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit, omvattende het verschaffen van de plant met kluit, het plaatsten van de kluit in een ruimte voor de kluit, en het in ieder geval ten dele aanvullen van de ruimte en het in ieder geval ten dele bedekken van de kluit met een bedekkingsmedium, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in het bijzonder in de zijkant van de kluit geplaatst (d.w.z. in het bijzonder “gestoken”) is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van bij voorkeur groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, en zich in het bijzonder maximaal 80% L gerekend vanaf de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt. Het verankeringselement, en in het bijzonder het verbrede deel van het verankeringselement, is in het bijzonder gerangschikt om rotatie om een horizontale as van de in ieder geval met een bedekkingsmedium ten dele bedekte kluit te bemoeilijken, en in het bijzonder zo goed als verhinderen. Bij voorkeur bevindt 40-60% van de lengte van het verankeringselement zich - tijdens gebruik ervan - in de kluit. Het verbrede deel heeft in ieder geval ten dele de functie om de kluit te verankeren in het de kluit omgevende materiaal. Dit verbrede deel kan derhalve ook “ankerdeel” genoemd worden.
Tevens verschaft de uitvinding in een volgend aspect een plant met een kluit, waarbij de kluit voorzien is van één of meer (kluit)verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in de zijkant van de kluit geplaatst is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van in het bijzonder groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en in het bijzonder 40% L van de punt, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, en zich maximaal 80% L gerekend vanaf de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel bij voorkeur in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt, en waarbij het verbrede deel van het verankeringselement in het bijzonder is gerangschikt om rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand te bemoeilijken, en in het bijzonder zo goed als verhinderen. Het verankeringselement kan ook aangeduid worden als “kluitverankeringselement”, maar wordt hierin meestal kortheidshalve “verankeringselement” genoemd.
Tot slot verschaft de uitvinding in een derde aspect tevens een (kluit)verankeringselement (“inrichting”) met lengte L en een punt welke in de zijkant van een kluit van een plant geplaatst kan worden, waarbij het verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, waarbij in het bijzonder het verbrede deel van het verankeringselement rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand bemoeilijkt, en waarbij het verankeringselement in een specifieke uitvoeringsvorm een bio-afbreekbaar materiaal omvat. Tevens wordt een (kluit)verankeringselement verschaft, waarbij het kluitverankeringselement in hoofdzaak een bio-afbreekbaar materiaal omvat, zoals tenminste 85 gew.%, in het bijzonder tenminste 95 gew.%, van het kluitverankeringselement uit bio-afbreekbaar materiaal bestaat.
Het verankeringselement kan ook “plantwig” genoemd worden. Zoals hierboven beschreven, omvat de plant in het bijzonder een boom. De lengte L van het verankeringselement is in het bijzonder in het bereik van 30-150 cm, zoals 40-120 cm, zoals bijvoorbeeld 50-100 cm.
Het blijkt dat de gekozen structuur van het verankeringselement alsmede de gekozen werkwijze, onverwachte voordelen opleveren ten opzichte van andere opties zoals die bekend zijn uit de stand der techniek. Voordelig kunnen bijvoorbeeld de verankeringselementen vooraf in de kluit worden geplaatst. Zo kan de plant met kluit met verankeringselement(en) in zijn geheel worden vervoerd naar de plek waar deze geplant dient te worden. Ter plekke hoeft alleen de plant met kluit geplaatste te worden, d.w.z. in zijn algemeenheid de kluit in een daarvoor bestemde ruimte plaatsen en de ruimte dichten met bedekkingsmedium, zoals één of meer gekozen uit aarde, zand, substraat, etc., zoals bijvoorbeeld teelaarde, boomaarde, etc. In het bijzonder wordt de ruimte volledig aangevuld zodat bijvoorbeeld de bovenkant van het bedekkingsmedium op gelijke hoogte komt met de omgevende laag (waarin bijvoorbeeld de ruimte voor de kluit was gecreëerd). Over het algemeen zal het bedekkingsmedium nog aangedrukt worden. Zoals duidelijk voor de vakman zal na aandrukken de bovenkant van het bedekkingsmedium bij voorkeur op gelijke hoogte zijn met de omgevende laag (waarin de ruimte voor de kluit was gecreëerd). Derhalve verschaft de uitvinding in een bijzondere uitvoeringsvorm een werkwijze waarbij men de één of meer verankeringselementen in de kluit plaatst voordat men de kluit in de ruimte voor de kluit plaatst alsmede de tevens bovengenoemde plant met een kluit, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselem enten. Het bedekkingsmedium kan in het bijzonder materialen omvatten ter bevordering van de groei van de plant, zoals teelaarde etc.
Doordat het verankeringselement slechts ten delen in de kluit zit, zal na plaatsing en na tenminste ten dele vullen van de (overgebleven) ruimte voor de kluit, het verankeringselement een verankering in het bedekkingsmedium verschaffen. Het verankeringselement wordt in de zijkant van de kluit geplaatst, in het bijzonder in horizontale toestand, zoals binnen een hoek van 15° van een horizontaal vlak. In het bijzonder worden per kluit tenminste drie verankeringselementen toegepast, welke bij voorkeur onderlinge hoeken in een (horizontaal) vlak van in de orde van 100-140 °, in het bijzonder 110-130°, maken. Er kunnen ook per kluit ook vier (of meer) verankeringselementen toegepast worden, welke bij voorkeur onderlinge hoeken in een (horizontaal) vlak van in de orde van 70-110 °, in het bijzonder 80-100°, maken
In een bijzonder uitvoeringsvorm omvat het verankeringselement / omvatten de één of meer verankeringselementen een bio-afbreekbaar materiaal. Een voordeel daarvan is dat in de loop van de tijd het verankeringselement vanzelf verdwijnt op een milieuvriendelijke wijze, terwijl bij methodes volgens de stand der techniek bijvoorbeeld metaal in de grond kan achterblijven. Een ander voordeel is dat op deze wijze op een economische en milieuvriendelijke wijze bijvoorbeeld afvalmateriaal hergebruikt kan worden, zoals bijvoorbeeld resthout. Derhalve omvat het verankeringselement / omvatten de één of meer verankeringselementen in een uitvoeringsvorm resthout. Met de term resthout wordt in het bijzonder hout verstaan dat overblijft tijdens een proces waarin hout (na houtkap) wordt bewerkt (zoals verzagen). Restanten van een dergelijk proces kunnen dimensies hebben welke geschikt zijn om het verankeringselement uit te maken of kunnen eventueel tot een dergelijk element geperst worden. Zo is bijvoorbeeld te denken aan schorsresten van (verzaagde) bomen.
In een andere uitvoeringsvorm omvat het verankeringselement / omvatten de één of meer verankeringselementen in een uitvoeringsvorm een bioplastic. In het bijzonder omvat het verankeringselement / omvatten de één of meer verankeringselementen één of meer materialen omvatten gekozen uit de groep bestaande uit plastic op basis van zetmeel, plastic op basis van cellulose, plastic op basis van polymelkzuur (PLA), plastic op basis van polyhydroxy- boterzuur (PHB), plastic op basis van polyhydroxy alkanoaat (PHA), en plastic op basis van polyamide 11 (PA 11). Resthout gebonden door middel van een bioafbreekbaar plastic kan ook toegepast worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat het verbrede deel (van de één of meer verankeringselementen) een element (in het bijzonder een verbreding in één tot twee dimensies, in het bijzonder één dimensie) met een breedte (BV), hoogte (HV) en lengte (lv), waarbij BV>HV en lv>HV. In het bijzonder wordt tevens een werkwijze verschaft waarbij de(ze) één of meer verankeringselementen dusdanig worden geplaatst dat een vlak door het verbrede deel een hoek (a) met een horizontaal maakt welke kleiner is dan 22,5°. De term “een horizontaal” refereert naar een (imaginair) vlak dat evenwijdig aan het aardoppervlak loopt / loodrecht op een straal van het middelpunt van de aarde naar het aardoppervlak staat.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm loopt in ieder geval een deel van het verbrede deel taps toe in de richting van de punt. Verder bevindt zich het verbrede deel zich bij voorkeur tussen 55-100% L. De term “55-100% L” en vergelijkbare termen geven de positie gerekend in percentages van de lengte aan, waarbij 0% de punt van het verankeringselement is.
In weer andere gunstige uitvoeringsvormen worden een werkwijze, een plant met een kluit, en/of een verankeringselement verschaft, waarbij elk/het verankeringselement een puntdeel dat taps toeloopt in de richting van de punt, een middendeel dat een constante breedte en hoogte heeft, en het verbrede deel, bezit(ten), waarbij het puntdeel een lengte (LP) heeft, het middendeel een lengte (LM) heeft, en het verbrede deel een lengte (LV) heeft, waarbij LP 5-20% van de totale lengte L inneemt, LM 35-60% van de totale lengte L inneemt, en LV 30-50% van de totale lengte L inneemt, waarbij LP+LM+LV=100% L, en waarbij de lengte L in het bereik van 40-150 cm is. Over het algemeen zal het puntdeel, samen met ten minste een deel van het middendeel, zich - tijdens gebruik - in de kluit bevinden. Het deel dat zich in de kluit bevindt en/of bedoeld is om in de kluit geplaatst te worden, kan ook wel kluitdeel genoemd worden. Het puntdeel omvat in het bijzonder een puntig uiteinde. Met de term “in de kluit geplaatst” wordt ook “in de kluit gestoken” (hetzij handmatig, hetzij machinaal) bedoeld.
Zoals boven gemeld verschaft de uitvinding tevens een plant met een kluit per se, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in de zijkant van de kluit geplaatst is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, en zich maximaal 80% L gerekend vanaf de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt, en waarbij het verbrede deel van het verankeringselement rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand bemoeilijkt. Eveneens, zoals boven gemeld, verschaft de uitvinding ook een verankeringselement per se met lengte L en een punt welke in de zijkant van een kluit van een plant geplaatst kan worden, waarbij het verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, waarbij het verbrede deel van het verankeringselement rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand bemoeilijkt, en waarbij het verankeringselement een bio-afbreekbaar materiaal omvat.
In een specifieke uitvoeringsvorm kunnen verankeringselementen van naburige kluiten doorgekoppeld worden. Dit kan extra versteviging verschaffen. Derhalve kunnen de verankeringselementen tevens voorzieningen bezitten voor het doorkoppelen, zoals één of meer ogen per element, met name één of meer ogen in het verbrede deel. Alternatief of additioneel kunnen de verankeringselementen één of meer haken of andere koppelelementen, per element, met name omvat in het verbrede deel, bezitten. Voor het koppelen van verankeringselementen kunnen eventueel ook aparte koppelelementen gebruikt worden, welke twee verankeringselementen van aangrenzende kluiten kunnen koppelen.
Zoals hierboven genoemd verschaft de uitvinding o.a. een werkwijze voor het planten van een plant met een kluit, omvattende het verschaffen van de plant met kluit, het plaatsten van de kluit in een ruimte voor de kluit, en het in ieder geval ten dele aanvullen van de ruimte en het in ieder geval ten dele bedekken van de kluit met een bedekkingsmedium, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in de zijkant van de kluit geplaatst is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt.
De termen "in hoofdzaak" en “substantieel” hierin, zullen worden begrepen door de deskundige in het vakgebied. De termen "in hoofdzaak" en “substantieel” kunnen ook uitvoeringsvormen met "geheel", "volledig", "alle", enz. omvatten. Daarom kunnen in uitvoeringsvormen de termen "in hoofdzaak" en “substantieel” ook worden verwijderd. Voor zover van toepassing kunnen de termen "in hoofdzaak" en “substantieel” ook betrekking hebben op 90% of hoger, zoals 95% of hoger, met name 99% of meer, zelfs meer in het bijzonder 99,5% of meer, waaronder 100%. De term "omvat" omvat ook uitvoeringsvormen waarin de term "omvat" "bevat" of “bestaat” betekent.
Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheid tussen mogelijk gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een sequentiële of chronologische volgorde. Het moet worden begrepen dat de termen zo gebruikt zijn uitwisselbaar onder gepaste omstandigheden en de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven eventueel kunnen werken in andere volgordes dan hierin beschreven of geïllustreerd.
De verankeringselementen in dit document zijn onder andere beschreven tijdens het gebruik. Zoals duidelijk zal zijn voor de deskundige in het vakgebied, is de uitvinding niet beperkt tot werkwijzen of inrichtingen in werking / in gebruik.
Er moet worden opgemerkt dat de hierin beschreven uitvoeringsvormen de uitvinding meer illustreren dan beperken en dat de deskundigen in het vakgebied (vele) alternatieve uitvoeringsvormen kunnen ontwerpen zonder buiten de om vang van de bij gevoegde conclusies te komen. In de conclusies dienen referenties tussen haakjes niet geïnterpreteerd worden als beperking van de conclusies.
Het gebruik van het werkwoord "omvatten" en de vervoegingen sluit niet uit de aanwezigheid van elementen of stappen anders dan die vermeld in een claim. Het lidwoord "een" voorafgaand aan een element sluit de aanwezigheid van een veelheid van dergelijke elementen niet uit. De term “en/of’ kan ook geïnterpreteerd worden als “’één of meer van ...” (de elementen die voor en na “en/of’ staan).
De uitvinding kan worden geïmplementeerd door middel van hardware omvattende verschillende afzonderlijke elementen, en door middel van een geschikt geprogrammeerde computer. In de inrichtingconclusie kunnen verschillende middelen worden opgesomd, waarbij verschillende van deze middelen kunnen zijn uitgevoerd met een dezelfde hardware.
Het enkele feit dat bepaalde maatregelen in onderling verschillende volgconclusies worden beschreven, geeft niet aan dat een combinatie van deze maatregelen niet met voordeel worden toegepast.
De uitvinding betreft verder een inrichting of apparaat dat een of meer van de kenmerkende maatregelen beschreven in de beschrijving en / of weergegeven in de bij gevoegde tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze of proces die een of meer van de kenmerkende eigenschappen beschreven in de beschrijving en / of weergegeven in de bij gevoegde tekeningen omvat.
Het moge duidelijk zijn dat de verschillende aspecten genoemd in deze octrooiaanvrage gecombineerd kunnen worden en elk afzonderlijk in aanmerking kunnen komen voor een afgesplitste octrooiaanvrage.
Korte beschrijving van de figuren
Uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen nu worden beschreven bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de begeleidende schematische tekeningen waarin overeenkomstige verwijzingscijfers overeenkomstige onderdelen aanwijzen, en waarin:
Figuren la-lc geven schematisch een aantal aspecten van de uitvinding weer.
De figuren zijn niet noodzakelijkerwijze op schaal. Hieronder worden de figuren in meer detail beschreven.
Beschrijving van uitvoeringsvormen
In de figuren worden overeenkomstige onderdelen aangeduid door dezelfde verwijzingsgetallen.
Figuur la toont een plantlOO, hier een boom, met stam 110 en kluit 120. Deze is afgebeeld in geplaatste toestand. De kluit 120 bevindt zich in een ruimte 200, welke vooraf was vrij gemaakt voor plaatsing van de kluit 120, en welke daarna is gevuld met bedekkingsmedium 210. Dit bedekkingsmedium, zoals teelaarde, bedekt overigens niet alleen, maar vult de gehele ruimte 210 grotendeels of in het geheel op. Het oppervlak, aangegeven met referentie 211, van het bedekkingsmedium 210 is, in dit voorbeeld, gebracht op substantieel gelijke hoogte van het oppervlak 221 van de aangrenzende omgeving, welke is aangegeven met referentie 220, en welke bijvoorbeeld grond kan omvatten. De kluit 120 is verankerd doormiddel van de verankeringselementen, welke zijn aangegeven met referentie 300. Deze maken een hoek α met een horizontaal vlak. In deze tekening is deze hoek α hoegenaamd 0°.
Figuur la toont tevens in de linkeronderhoek schematisch een dwarsdoorsnede, waarin drie verankeringselementen 300 zijn getekend. Over het algemeen zullen er drie of meer verankeringslementen 300 worden toegepast.
Figuur lb toon schematisch een bovenaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van het verankeringselement 300 met lengte L, met drie delen, een puntdeel 310 met lengte LP, een middendeel 320 met lengte LM, en een verbreed deel 330 met lengte LV. De breedte van het middeldeel is aangegeven met BM en de (maximale) breedte van het verbrede deel 330 is aangegeven met BV. De punt is aangegeven met referentie 301. Deze punt geeft 0% van de lengte aan; een einddeel is aangegeven met referentie 302, welke op 100% L zich bevindt.
Fig. lc toont een perspectief van het verankeringselement 300.
Karakteristieke waarden zijn bijvoorbeeld:
Figure NL2010336CD00111
Meerdere systemen zijn getest. Hierbij werd kracht uitgeoefende op de stam van een verankerde boom. De verankeringselementen volgens de uitvinding gaven duidelijk betere resultaten (in de vorm van minder uitslag) dan verankeringselementen volgens de stand der techniek, zonder overigens de stam te moeten overbelasten.

Claims (23)

1. Een werkwijze voor het planten van een plant met een kluit, omvattende het verschaffen van de plant met kluit, het plaatsten van de kluit in een ruimte voor de kluit, en het in ieder geval ten dele aanvullen van de ruimte en het in ieder geval ten dele bedekken van de kluit met een bedekkingsmedium, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in de zijkant van de kluit geplaatst is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, en zich maximaal 80% L gerekend vanaf de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt, en waarbij het verbrede deel van het verankeringselement rotatie om een horizontale as van de in ieder geval met een bedekkingsmedium ten dele bedekte kluit bemoeilijkt.
2. De werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de plant een boom omvat.
3. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij men de één of meer verankeringselementen in de kluit plaatst voordat men de kluit in de ruimte voor de kluit plaatst.
4. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meer verankeringselementen een bio-afbreekbaar materiaal omvatten.
5. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meer verankeringselementen resthout omvatten.
6. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meer verankeringselementen een bioplastic omvattend.
7. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meer verankeringselementen één of meer materialen omvatten gekozen uit de groep bestaande uit plastic op basis van zetmeel, plastic op basis van cellulose, plastic op basis van polymelkzuur (PLA), plastic op basis van polyhydroxy- boterzuur (PHB), plastic op basis van polyhydroxy alkanoaat (PHA), en plastic op basis van polyamide 11 (PA 11).
8. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verbrede deel van de één of meer verankeringselementen een element omvat met een breedte (BV), hoogte (HV) en lengte (LV), waarbij BV>HV en LV>HV, waarbij de één of meer verankeringselementen dusdanig worden geplaatst dat een vlak door het verbrede deel een hoek (a) met een horizontaal maakt welke kleiner is dan 22,5°.
9. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in ieder geval een deel van het verbrede deel taps toeloopt in de richting van de punt.
10. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verbrede deel zich bevindt tussen 55-100% L.
11. De werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elk verankeringselement een puntdeel omvat dat taps toeloopt in de richting van de punt, een middendeel dat een constante breedte en hoogte heeft, en het verbrede deel bezit, waarbij het puntdeel een lengte (LP) heeft, het middendeel een lengte (LM) heeft, en het verbrede deel een lengte (LV) heeft, waarbij LP 5-20% van de totale lengte L inneemt, LM 35-60% van de totale lengte L inneemt, en LV 30-50% van de totale lengte L inneemt, waarbij LP+LM+LV=100% L, en waarbij de lengte L in het bereik van 40-150 cm is.
12. Een plant met een kluit, waarbij de kluit voorzien is van één of meer verankeringselementen met lengte L, waarbij elk verankeringselement een punt heeft welke in de zijkant van de kluit geplaatst is, en waarbij elk verankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het verankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, en waarbij dit verankeringselement met de punt in de kluit zit, en zich maximaal 80% L gerekend vanaf de punt in de kluit zit, waarbij het verbrede deel in ieder geval ten dele zich buiten de kluit bevindt, en waarbij het verbrede deel van het verankeringselement rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand bemoeilijkt.
13. De plant met een kluit volgens conclusie 12, waarbij de plant een boom omvat.
14. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-13, waarbij de één of meer verankeringselementen een bio-afbreekbaar materiaal omvatten.
15. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-14, waarbij de één of meer verankeringselementen resthout omvatten.
16. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-15, waarbij de één of meer verankeringselementen een bioplastic omvattend.
17. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-16, waarbij de één of meer verankeringselementen één of meer materialen omvatten gekozen uit de groep bestaande uit plastic op basis van zetmeel, plastic op basis van cellulose, plastic op basis van polymelkzuur (PLA), plastic op basis van polyhydroxy- boterzuur (PHB), plastic op basis van polyhydroxy alkanoaat (PHA), en plastic op basis van polyamide 11 (PA 11).
18. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-17, waarbij het verbrede deel van de één of meer verankeringselementen een element omvat met een breedte (BV), hoogte (HV) en lengte (LV), waarbij BV>HV en LV>HV, waarbij de één of meer verankeringselementen dusdanig worden geplaatst dat een vlak door het verbrede deel een hoek (a) met een horizontaal maakt welke kleiner is dan 22,5°.
19. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-18, waarbij in ieder geval een deel van het verbrede deel taps toeloopt in de richting van de punt.
20. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-19, waarbij het verbrede deel zich bevindt tussen 55-100% L.
21. De plant met een kluit volgens één van de voorgaande conclusie 12-20, waarbij elk verankeringselement een puntdeel dat taps toeloopt in de richting van de punt, een middendeel dat een constante breedte en hoogte heeft, en het verbrede deel bezit, waarbij het puntdeel een lengte (LP) heeft, het middendeel een lengte (LM) heeft, en het verbrede deel een lengte (LY) heeft, waarbij LP 5-20% van de totale lengte L inneemt, LM 35-60% van de totale lengte L inneemt, en LV 30-50% van de totale lengte L inneemt, waarbij LP+LM+LV=100% L, en waarbij de lengte L in het bereik van 40-150 cm is.
22. Een kluitverankeringselement met lengte L en een punt welke in de zijkant van een kluit van een plant geplaatst kan worden, waarbij het kluitverankeringselement een verbreed deel heeft op een afstand van groter dan 40% L van de punt, waarbij de maximale breedte van dit verbrede deel breder is dan de maximale breedte van het kluitverankeringselement tussen de punt en 40% L van de punt, waarbij het verbrede deel van het kluitverankeringselement rotatie om een horizontale as van de kluit van de plant in geplante toestand bemoeilijkt, en waarbij het kluitverankeringselement een bio-afbreekbaar materiaal omvat.
23. Het kluitverankeringselement volgens conclusie 22, waarbij het kluitverankeringselement in hoofdzaak een bio-afbreekbaar materiaal omvat.
NL2010336A 2013-02-20 2013-02-20 Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit. NL2010336C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010336A NL2010336C2 (nl) 2013-02-20 2013-02-20 Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010336A NL2010336C2 (nl) 2013-02-20 2013-02-20 Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit.
NL2010336 2013-02-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010336C2 true NL2010336C2 (nl) 2014-08-21

Family

ID=48142891

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010336A NL2010336C2 (nl) 2013-02-20 2013-02-20 Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2010336C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3130219A1 (en) * 2016-01-22 2017-02-15 Silvamax A/S Method and system for producing a potted tree with a taproot system

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6065243A (en) * 1998-12-16 2000-05-23 James A. Mancini Tree and shrub stabilizing device
US6141903A (en) * 1998-02-03 2000-11-07 Mancini; James A. Tree staple
US6516561B1 (en) * 2002-04-01 2003-02-11 James A. Mancini Unitary tree and shrub stabilizing device
US20100115838A1 (en) * 2005-08-17 2010-05-13 Jolley Wesley B Method of producing ornamental tree using vine plants

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6141903A (en) * 1998-02-03 2000-11-07 Mancini; James A. Tree staple
US6065243A (en) * 1998-12-16 2000-05-23 James A. Mancini Tree and shrub stabilizing device
US6516561B1 (en) * 2002-04-01 2003-02-11 James A. Mancini Unitary tree and shrub stabilizing device
US20100115838A1 (en) * 2005-08-17 2010-05-13 Jolley Wesley B Method of producing ornamental tree using vine plants

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3130219A1 (en) * 2016-01-22 2017-02-15 Silvamax A/S Method and system for producing a potted tree with a taproot system

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Pavlychenko et al. Root development of weeds and crops in competition under dry farming
US11700800B2 (en) Protective tree tube, method, and revetment using tree contained in same
NL2010336C2 (nl) Werkwijze voor het planten van een plant, in het bijzonder een boom, met een kluit.
CN104284580A (zh) 用于通过修剪和诱导生长分枝来形成观赏树木的方法
Ritchie et al. Establishment of a long-term fire salvage study in an interior ponderosa pine forest
US1617494A (en) Folding wire basket
FR2973192A1 (fr) Dispositif de maintien de toiles de proprete dans les espaces verts
JP2009165431A (ja) 食害防止植生材、及びその施工方法
Vandermeer et al. Contrasting Growth Rate Patterns in Eighteen Tree Species From a Post‐Hurricane Forest in Nicaragua 1
Negreros-Castillo et al. Survival and growth of Swietenia macrophylla seedlings from seeds sown into slash and burn fields in Quintana Roo, Mexico
Plummer et al. Early‐Stage Thinning for the Restoration of Young Redwood—Douglas‐Fir Forests in Northern Coastal California, USA
DE102012006685A1 (de) Pflanzenstützvorrichtung,Pflanztopfensemble, eingetopfte Pflanze, Verfahren zum Bepflanzen des Pflanzentopfensembles und Verfahren zum Austopfen und erneuten Einsetzen
RU2489842C1 (ru) Способ создания виноградных насаждений в укрывной зоне
Bohm Artificial nest platforms for raptors
EP1153541B1 (fr) Palissade pour clôture ou plantation
US12022775B2 (en) Arbor stake stabilization member
AU2018101521A4 (en) Tree Guard
DE818137C (de) Stuetzstab fuer Pflanzen
CN207685838U (zh) 稳地梁框一体化种植槽
FR3046026A1 (fr) Dispositif pour couvrir une surface de sol naturelle
DE102006027861B4 (de) Bohnenspalierstange
Jim Impacts of Typhoon Mangkhut on Trees
Baddeley Kentgrove: From production to preservation
Manning i came home
Labrosse et al. Effects of Tree Stabilization Systems on Tree Health and Implications for Planting Specifications.

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: ROOTBARRIER B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: LOOHORST LANDSCAPING B.V.

Effective date: 20190712