NL2009988C2 - Inrichting en werkwijze voor het positioneren van een aantal flessen op een houder. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET POSITIONEREN VAN EEN AANTAL FLESSEN OP EEN HOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het positioneren van een aantal flessen op een houder.

In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het positioneren van een aantal flessen op een houder die geschikt is voor gebruik in een steriele omgeving, bijvoorbeeld in een zogeheten cleanroom. Voor 10 bepaalde verwerkingsprocessen van flessen in een steriele omgeving, bijvoorbeeld voor het in een autoclaaf steriliseren van de flessen, kan het voordelig zijn als de flessen op een houder gepositioneerd zijn. Thans vindt het positioneren van de flessen op een houder veelal handmatig 15 plaats, wat relatief veel tijd kost.

Het is een doel van de uitvinding om het bovengenoemde nadeel althans ten dele te ondervangen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om een inrichting te verschaffen, waarmee, in het bijzonder in een steriele 20 omgeving, snel en/of gecontroleerd een aantal flessen op een houder gepositioneerd kunnen worden.

Dit doel wordt bereikt met een inrichting van de in de aanhef vermelde soort, die volgens de uitvinding omvat: - toevoermiddelen voor het in een toevoerrichting 25 toevoeren van een rij flessen; - stopmiddelen voor het op een bepaalde positie stoppen van de rij flessen, zodanig, dat een aantal flessen van de rij flessen in register met de houder is opgesteld; - schuifmiddelen voor het op de houder schuiven van het 30 aantal flessen van de rij flessen, welke schuifmiddelen een elektrisch aangedreven dwars op de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar schuifelement omvatten, dat verplaatsbaar is tussen een eerste, teruggetrokken positie 2 voor het toevoeren van de flessen, en een tweede positie voor het op de houder schuiven van het aantal flessen.

Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kunnen de flessen snel en/of gecontroleerd op een houder 5 gepositioneerd worden. Afhankelijk van onder andere de grootte van de flessen en de grootte en configuratie van de inrichting kan met behulp van de inrichting volgens de uitvinding een gekozen aantal flessen per minuut op een houder gepositioneerd worden. Bijvoorbeeld ligt het gekozen 10 aantal flessen tussen ongeveer 30 tot ongeveer 200 flessen per minuut. Het op de houder plaatsen van het aantal flessen vindt plaats door het op de houder schuiven van het aantal flessen met behulp van de schuifmiddelen. Het aantal flessen dat op de houder wordt geschoven is gelijk aan het aantal 15 flessen dat in register met het schuifelement is opgesteld. Het aantal flessen dat in register met het schuifelement is opgesteld kan worden gekozen met behulp van de stopmiddelen. Reeds op de houder gepositioneerde flessen worden door een volgend aantal op de houder geschoven flessen weggeschoven, 20 totdat de houder volledig gevuld is. De houder is hierbij aan zijn eerste, naar het schuifelement toegekeerde eindzone niet van een opstaande rand voorzien, en aan zijn tweede, tegenovergelegen eindzone eventueel wel van een opstaande rand voorzien, zodat de flessen aan de tegenovergelegen 25 eindzone niet van de houder af geschoven kunnen worden.

Eventueel zijn ook de tussen de eerste eindzone en de tweede eindzone opgestelde derde en vierde eindzones van een opstaande rand voorzien. Doordat de schuifmiddelen elektrisch aangedreven worden, waarbij geen gebruik wordt 30 gemaakt van perslucht, is de inrichting geschikt voor een steriele omgeving.

Het toevoeren van de flessen in een rij kan op verschillende manieren plaatsvinden. Bijvoorbeeld kunnen de 3 flessen door een stroomopwaarts aan de toevoermiddelen opgestelde vulinrichting in een rij aan de toevoermiddelen toegevoerd worden. Ook kunnen de flessen handmatig in een rij aan de toevoermiddelen toegevoerd worden. Nog weer een 5 ander mogelijkheid is, dat de inrichting geleidingsmiddelen omvat voor het in een rij geleiden van de flessen. Ook kan er sprake zijn van een combinatie van de bovengenoemde manieren, of van een willekeurige andere manier.

In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting 10 volgens de uitvinding omvatten de schuifmiddelen een elektrisch aangedreven roteerbare krukas en een aandrijfstang, waarbij de aandrijfstang enerzijds verbonden is met de krukas en anderzijds verbonden is met het schuifelement, zodanig, dat een rotatie van de krukas wordt 15 omgezet in de translatieverplaatsing van het schuifelement.

Bijvoorbeeld wordt de krukas roteerbaar aangedreven door een servomotor.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een computer voor het 20 aansturen van de servomotor, zodanig, dat de snelheid en/of de kracht van de verplaatsing van het schuifelement instelbaar is.

Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de snelheid en/of de kracht van de verplaatsing van het 25 schuifelement kan worden ingesteld in afhankelijkheid van bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend, het type fles. Bijvoorbeeld bij breekbare flessen kan het schuifelement relatief langzaam en/of met relatief weinig kracht verplaatst worden. Ook is het mogelijk om het schuifelement 30 met relatief lage snelheid en/of relatief lage kracht te verplaatsen van zijn eerste positie naar zijn tweede positie voor het verplaatsen van de flessen, en met relatief hoge snelheid en/of relatief hoge kracht te verplaatsen van zijn 4 tweede positie naar zijn eerste positie omdat bij deze verplaatsing geen flessen verplaatst worden.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de stopmiddelen aanstuurmiddelen voor 5 het zodanig aansturen van de toevoermiddelen, dat de toevoermiddelen tijdelijk worden stopgezet voor het stoppen van de rij flessen.

De toevoermiddelen omvatten bijvoorbeeld een transportband waarop de flessen gepositioneerd worden, 10 waarbij door het stopzetten van de transportband door de aanstuurmiddelen de rij flessen wordt stopgezet. Het schuifelement is bijvoorbeeld boven de transportband opgesteld en kan telkens een aantal op de transportband opgestelde flessen op de houder schuiven, waarbij het aantal 15 flessen gelijk is aan het aantal in register met het schuifelement opgestelde flessen. De toevoermiddelen kunnen, of de transportband kan, op elk gewenst moment worden stopgezet, zodat eenvoudig kan worden gekozen hoeveel flessen in register met het schuifelement wordt gebracht en 20 derhalve hoeveel flessen op de houder kan worden geschoven.

Bijvoorbeeld omvat de inrichting meetmiddelen voor het meten van het aantal flessen dat in register met het schuifelement is gebracht en/of voor het meten van een positie van een of meerdere flessen, waarbij de 25 aanstuurmiddelen zijn inricht om de toevoermiddelen stop te zetten zodra het gewenst aantal flessen is gemeten en/of als de of elke positie overeenkomt met een gewenste positie. Een uitgangssignaal van de meetmiddelen wordt hierbij als ingangssignaal aan de aanstuurmiddelen overgedragen. De 30 meetmiddelen kunnen bijvoorbeeld een (optische) sensor omvatten.

Alternatief of aanvullend kunnen de stopmiddelen een aanslagelement omvatten.

5

Het aanslagelement is hierbij op een bepaalde positie opgesteld, welke positie bijvoorbeeld in hoofdzaak overeen komt met een eindzone van het schuifelement. Bij het toevoeren van de rij flessen wordt de in transportrichting 5 gezien voorste fles van de rij flessen tegen het aanslagelement toegevoerd en daardoor tot stilstand gebracht, waardoor de rij flessen tot stilstand wordt gebracht in een in register met het schuifelement gebrachte positie.

10 Eventueel is het aanslagelement in de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar opgesteld, zodanig, dat de bepaalde positie instelbaar is.

Hierdoor kan de rij flessen op elke gewenste positie worden stopgezet, zodat de rij flessen met een gekozen 15 aantal en/of met een gekozen patroon in register met het schuifelement tot stilstand kan worden gebracht.

Bijvoorbeeld is het mogelijk om het aanslagelement telkens tussen twee bepaalde posities te verplaatsen, zodanig, dat telkens twee opeenvolgende rijen flessen met twee onderling 20 verschillende eindposities op de houder geplaatst worden, zodanig, dat de op de houder geschoven flessen genesteld daarop zijn gepositioneerd.

Eventueel kunnen daartoe verschafte meetmiddelen meten of een voorste fles tegen het aanslagelement is opgesteld, 25 zodat de toevoermiddelen op dat moment stopgezet kunnen worden door de aanstuurmiddelen. De meetmiddelen kunnen bijvoorbeeld een in het aanslagelement opgestelde, bijvoorbeeld druk- of optische, sensor omvatten. Ook kunnen de meetmiddelen een in de nabijheid van het aanslagelement, 30 bijvoorbeeld daarboven, opgestelde optische sensor omvatten.

Een voordeel van een combinatie van het aanslagelement en de aanstuurmiddelen voor het tijdelijk stoppen van de toevoermiddelen is dat de flessen met een gekozen aantal 6 en/of met een gekozen patroon in register met het schuifelement worden gebracht.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een 5 dwars op de verplaatsingsrichting van het schuifelement verplaatsbaar opgesteld geleidingselement, dat verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin het geleidingelement de flessen in de rij geleidt en waarin het geleidingselement zich tussen de flessen en de houder uitstrekt, en een tweede 10 positie waarin het geleidingselement is teruggetrokken voor het op de houder schuiven van het aantal flessen.

Een dergelijk geleidingselement geleidt de flessen in een rij voor het schuifelement en voorkomt, doordat deze zich tussen de flessen en de houder uitstrekt, dat de 15 flessen tijdens het toevoeren daarvan omvallen in de richting van de houder. Bij het op de houder schuiven van de flessen bevindt het geleidingselement zich in zijn tweede positie, zodat het schuifpad van de flessen is vrijgegeven.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de 20 inrichting volgens de uitvinding is de afstand tussen de eerste positie van het schuifelement en de houder instelbaar. Op deze wijze kunnen eenvoudig flessen met verschillende doorsneden in register met het schuifelement gebracht worden.

25 Praktisch omvat de inrichting twee houders, die elk dwars op de verplaatsingsrichting van het schuifelement verplaatsbaar zijn opgesteld tussen een eerste positie waarin de houder in register met het schuifelement is opgesteld en een tweede positie waarin de houder is 30 teruggetrokken, en waarbij, als één van de twee houders zich in de eerste positie bevindt, de andere houder zich in de tweede positie bevindt.

7

Met een dergelijke inrichting kan telkens de zich in de eerste positie bevindende houder van de twee houders gevuld worden met flessen, en kan de andere, reeds gevulde, houder van de inrichting verwijderd worden en door een lege houder 5 vervangen worden. Op deze wijze kan het vullen nagenoeg continu plaatsvinden zonder het vulproces te moeten onderbreken tijdens het vervangen van de houder.

Eventueel is de of elke houder vast met de inrichting verbonden, waarbij de inrichting tweede schuifmiddelen omvat 10 voor het van de of elke houder op een losneembare houder schuiven van de op de of elke houder gepositioneerde flessen.

Bij een dergelijke inrichting kunnen de op de vast opgestelde volle houder gepositioneerde flessen eenvoudig op 15 een losneembare houder geschoven worden, waarbij de daardoor volle losneembare houder vervolgens verder verwerkt kan worden. De vast met de inrichting verbonden houder kan opnieuw gevuld worden, eventueel nadat deze naar de eerste positie verplaatst is.

20 De uitvinding ziet tevens op een werkwijze voor het positioneren van een aantal flessen op een houder, welke werkwijze de stappen omvat: (a) het verschaffen van een inrichting voor het positioneren van een aantal flessen op een houder zoals 25 hierboven beschreven, welke inrichting omvat: - toevoermiddelen voor het in een toevoerrichting toevoeren van een rij flessen; - stopmiddelen voor het op een bepaalde positie stoppen van de rij flessen, zodanig, dat een aantal flessen 30 van de rij flessen in register met de houder is opgesteld; en - schuifmiddelen voor het op de houder schuiven van het aantal flessen van de rij flessen, welke 8 schuifmiddelen een elektrisch aangedreven dwars op de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar schuifelement omvatten, dat verplaatsbaar is tussen een eerste, teruggetrokken positie voor het toevoeren van de flessen, en 5 een tweede positie voor het op de houder schuiven van het aantal flessen, en (b) het op een houder positioneren van een aantal flessen met gebruik van de in stap (a) verschafte inrichting.

10 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarin: figuur 1 een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding toont; figuur 2 een vooraanzicht van de inrichting uit figuur 15 1 toont; figuur 3 een zijaanzicht van de inrichting uit figuur 1 toont; figuur 4 een eerste type fles dat met de inrichting uit figuur 1 op een houder gepositioneerd kan worden toont; 20 figuur 5 een houder toont die gevuld is met een aantal flessen uit figuur 4; figuur 6 een tweede type fles dat met de inrichting uit figuur 1 op een houder gepositioneerd kan worden toont; figuur 7 een houder toont die gevuld is met een aantal 25 flessen uit figuur 6; de figuren 8A en 8B een verplaatsing van een schuifelement volgens de uitvinding tonen, waarbij figuur 8A het schuifelement in een eerste positie toont en figuur 8B het schuifelement in een tweede positie toont; 30 de figuren 9A en 9B een verplaatsing van een aanslagelement volgens de uitvinding tonen, waarbij figuur 9A het aanslagelement in een eerste positie toont en figuur 9B het aanslagelement in een tweede positie toont; 9 de figuren 10A - IOC een verplaatsing van twee houders volgens de uitvinding tonen, waarbij figuur 10A de ene houder in een eerste positie toont en de andere houder in een tweede positie toont, figuur 10B het verplaatsen van de 5 twee houders naar respectievelijk de tweede positie en de eerste positie toont, en figuur IOC de ene houder in de tweede positie toont en de andere houder in de eerste positie toont.

In de figuren zijn gelijke onderdelen met gelijke 10 verwijzingsgetallen weergegeven.

De figuren 1-3 tonen een inrichting 1 voor het positioneren van een aantal flessen 2 op een houder 3A, 3B. De inrichting 1 omvat een transportband 4 voor het in een toevoerrichting 5 toevoeren van flessen 2. De transportband 15 4 wordt aangedreven met behulp van een elektrische aandrijfmotor 6. De flessen 2 worden bijvoorbeeld met behulp van een op zichzelf bekende vulinrichting (niet getoond), die stroomopwaarts aan de transportband 4 is opgesteld, in een rij op de transportband 4 geplaatst. De flessen 2 worden 20 in de toevoerrichting 5 in de richting van een schuifelement 7 en de houder 3A, 3B getransporteerd. Zodra een gewenst aantal flessen 2 in register met het schuifelement 7 en de houder 3A is gebracht wordt het transport van de flessen 2 tijdelijk gestopt. Dit stoppen vindt plaats met behulp van 25 een aanslagelement 8, welk aanslagelement 8 een in de toevoerrichting 5 gezien voorste fles 2 stopt. Als de flessen 2 aansluitend aan elkaar zijn opgesteld, ofwel als de flessen 2 elkaar raken, zal door het stoppen van de voorste fles 2 de rij flessen 2 stop gezet worden. Als de 30 flessen 2 niet aansluitend aan elkaar zijn opgesteld, ofwel als de flessen 2 met een onderlinge tussenruimte opgesteld zijn, zal na het stoppen van de voorste fles 2 door het aanslagelement 8 de daaropvolgende flessen 2 in de 10 toevoerrichting 5 verder getransporteerd worden, totdat alle flessen 2 in de rij met elkaar in aanraking komen en daardoor indirect door het aanslagelement 8 gestopt worden. Zoals blijkt uit figuur 3, is een optische sensor 9 boven de 5 transportband 4 opgesteld, welke sensor 9 het aantal en/of de positie van de flessen 2 op de transportband in register met het schuifelement 7 registreert. Zodra de sensor 9 een juist aantal flessen 2 en/of een aantal flessen 2 met een juiste positie registreert, stuurt deze een meetsignaal naar 10 aanstuurmiddelen (niet getoond) , die dan de transportband 4 tijdelijk stop zetten. Hierdoor stopt de rij flessen 2, eventueel ook als de flessen 2 niet aansluitend aan elkaar opgesteld zijn, zoals in figuur 1 is weergegeven. Eventueel is geen aanslagelement verschaft en wordt de transportband 4 15 uitsluitend op basis van de door de sensor 9 gemeten registraties aangestuurd.

De in register met het schuifelement 7 en de houder 3A gebrachte flessen 2 kunnen vervolgens op de houder 3A geschoven worden, zie de figuren 1, 8A, 8B, 9A en 9B.

20 Hiertoe is het schuifelement 7 verplaatsbaar in een schuifrichting 11, welke schuifrichting 11 loodrecht is ten opzichte van de toevoerrichting 5 in het zelfde (horizontale) vlak als de toevoerrichting 5. Het schuifelement 7 is in de figuren 1, 8A en 9A in een eerste, 25 teruggetrokken positie voor het toevoeren van de flessen 2 naar het schuifelement 7 getoond. Het schuifelement 7 is in de figuren 8B en 9B in een tweede positie getoond, in welke tweede positie het schuifelement 7 zich over een eindzone van de houder 3A uitstrekt. Bij het verplaatsen van het 30 schuifelement 7 van de eerste positie naar de tweede positie worden de in register met het schuifelement 7 op de transportband 4 opgestelde flessen 2 op de houder 3A geschoven. In figuur 1 zijn dit vier flessen 2 die niet 11 aansluitend aan elkaar, maar met een bepaalde tussenruimte daartussen, voor het schuifelement 7 zijn opgesteld. In de figuren 8A en 9A zijn dit zeven, respectievelijk zes, aansluitend aan elkaar opgestelde flessen 2. Vervolgens 5 verplaatst het schuifelement 7 zich terug van de tweede positie naar de eerste positie zodat een volgend aantal flessen 2 op de houder 3A geplaatst kan worden. Voor het verplaatsen van het schuifelement 7 is deze met een eerste einde van een aandrijfstang 12 verbonden, waarbij het andere 10 einde van de aandrijfstang 12 met een roteerbare krukas 13 is verbonden. Een rotatie van de krukas 13 wordt hierbij omgezet in de translatieverplaatsing in de schuifrichting 11 van het schuifelement 7. De krukas wordt roteerbaar aangedreven door een servomotor 14, welke servomotor 14 door 15 een computer wordt aangestuurd, zodanig, dat de snelheid en/of de kracht van de verplaatsing van het schuifelement 7 instelbaar is. Bijvoorbeeld is de snelheid en/of kracht van de verplaatsing van de eerste positie naar de tweede positie relatief laag, om beschadiging en/of omvallen van de flessen 20 2 te voorkomen, en is de snelheid en/of kracht van de verplaatsing van de tweede positie naar de eerste positie relatief hoog, zodat relatief snel een volgend aantal flessen 2 op de houder 3A geplaatst kan worden. Zoals verder blijkt uit de figuren 8A, 8B, 9A en 9B, is de krukas 13 25 aandrijfbaar met de servomotor 14 verbonden via een in een sleufgat 15 opgesteld verbindingselement 16. Het verbindingselement 16 is verplaatsbaar in het sleufgat 15 opgesteld, zodat de positie van de krukas 13 en daardoor van het schuifelement 7 instelbaar is. In het bijzonder is 30 hierdoor de afstand tussen de eerste positie van het schuifelement 7 en de houder 3A, 3B instelbaar. Door de krukas 13 in het sleufgat 15 in een richting weg van de transportband 4 te verplaatsen, neemt de afstand tussen de 12 eerste positie van het schuifelement 7 en de houder 3A, 3B toe, en kunnen flessen 2 met een grotere doorsnede voor het schuifelement 7 gepositioneerd worden. Door de krukas 13 in het sleufgat 15 in een richting naar de transportband 4 te 5 verplaatsen, neemt de afstand tussen de eerste positie van het schuifelement 7 en de houder 3A, 3B af, en kunnen flessen 2 met een kleinere doorsnede voor het schuifelement 7 gepositioneerd worden. In zijn uiterste naar de transportband 4 gerichte positie zal het schuifelement 7 10 zich met een bepaalde lengte, die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte van het sleufgat 15, over de houder 3A, 3B uitstrekken, en in zijn uiterste van de transportband 4 afgekeerde positie zal het schuifelement 7 zich tot aan de houder 3A, 3B uitstrekken, maar niet of nagenoeg niet 15 daarover. De krukas kan op elke gewenste positie in het sleufgat 15 opgesteld worden. In de figuren 8B en 9B is de krukas 13 meer in de richting van de transportband 4 in het sleufgat 15 opgesteld, maar niet op zijn uiterste positie.

Zoals getoond wordt in de figuren 1-7 kan met de 20 inrichting volgens de uitvinding elk willekeurig type fles 2 met willekeurige dwarsdoorsnedevorm op een houder 3 geplaatst worden. Bijvoorbeeld kunnen de flessen 2 een ronde of ovalen dwarsdoorsnedevorm vertonen, zoals de fles 2 uit figuur 4, respectievelijk figuur 6. De flessen 2 kunnen 25 genesteld, zie figuur 5, of niet genesteld op de houder 3 geplaatst worden, door het al dan niet verplaatsen van het aanslagelement 8 zoals hieronder aan de hand van de figuren 1, 8A, 8B, 9A en 9B zal worden toegelicht en/of door gebruik van de sensor 9 en de aanstuurmiddelen voor het stopzetten 30 van de transportband 4.

De figuren 1, 8A, 8B, 9A en 9B tonen, dat het aanslagelement 8 in de transportrichting 5 verplaatsbaar is opgesteld in de richting van pijl 10, zodat de positie van 13 de voorste fles 2 instelbaar is. Bijvoorbeeld is het aanslagelement 8 rij na rij tussen twee posities verplaatsbaar, waarbij telkens een eerste rij flessen 2 met een eerste eindpositie op de houder 3A wordt gepositioneerd 5 en telkens een volgende rij flessen 2 met een tweede eindpositie op de houder 3A wordt gepositioneerd, waarbij de eindpositie door de voorste fles wordt bepaald. Hierdoor kunnen de flessen 2 genesteld opgesteld worden, zoals zichtbaar is in figuur 5. Alternatief of aanvullend kan met 10 behulp van de sensor 9 de transportband 4 worden stopgezet met voor elke rij flessen 2 een andere positie, zodat de flessen met elk willekeurig patroon, bijvoorbeeld genesteld, op de houder 3 opgesteld kunnen worden. Zoals blijkt uit figuur 9A vertoont het schuifelement 7 een uitsparing 26 15 waarin het aanslagelement 8 kan worden opgenomen. Hierdoor kan het aanslagelement 8 in de richting van het schuifelement 7 verplaatst worden zonder dat het schuifelement 7 in een zelfde richting verplaatst hoeft te worden om ruimte te maken voor het aanslagelement 8. De 20 lengte van de uitsparing 26 bepaalt hierbij de maximale verplaatsingsafstand van het aanslagelement 8 in de richting van het schuifelement 7.

De figuren 3, 8A, 8B, 9A en 9B tonen verder, dat een geleidingselement 27 dwars op de verplaatsingsrichting 11 25 van het schuifelement 7 in een vlak dwars op het verplaatsingsvlak van het schuifelement 7 verplaatsbaar is opgesteld in een verplaatsingsrichting 28. Het geleidingselement 27 is hierbij verplaatsbaar tussen een eerste positie waarin het geleidingelement 27 de flessen 2 30 in de rij geleidt en waarin het geleidingselement 27 zich tussen de flessen 2 en de houder 3A uitstrekt, zie figuur 3, en een tweede positie waarin het geleidingselement 27 in een neerwaartse richting is teruggetrokken voor het op de houder 14 3A schuiven van het aantal flessen 2 met het schuifelement 7. In zijn eerste positie voorkomt het geleidingselement 7, dat de flessen 2 in de richting van de houder 3A omvallen, doordat het element 7 zich tussen de houder 3A en de flessen 5 2 uitstrekt. Het geleidingselement 7 heeft hierbij dezelfde functie als de zich langs de transportband 4 uitstrekkende geleidingsrail 29, met het verschil, dat de geleidingsrail 29 niet verplaatsbaar is.

De figuren 1 - 3 en 10A - IOC tonen, dat de inrichting 10 twee houders 3A, 3B omvat, die elk dwars op de

verplaatsingsrichting 11 van het schuifelement 7 verplaatsbaar zijn opgesteld tussen een eerste positie waarin de houder 3A, 3B in register met het schuifelement 7 is opgesteld en een tweede positie waarin de houder 3A, 3B 15 is teruggetrokken. In de figuren 1 en 10A is de ene houder 3A in de eerste positie in register met het schuifelement 7 opgesteld, zodat de flessen 2 op de houder 3A kunnen worden geschoven. Als de houder 3A gevuld is wordt de houder 3A verplaatst naar de tweede positie, zie de figuren 10B en 20 IOC, zodat de andere houder 3B van de tweede positie naar de eerste positie verplaatst kan worden, zie de figuren 10B en IOC. De volle houder 3A kan op de tweede positie geleegd worden door het met behulp van een schuif 17 op een losneembare houder 18 schuiven van de flessen 2, welke 25 flessen 2 op de losneembare houder 18 verplaatst kunnen worden en bijvoorbeeld verder verwerkt kunnen worden, bijvoorbeeld gesteriliseerd. De lege houder 3B kan op de eerste positie gevuld worden met flessen 2. Het verplaatsen van de houders 3A, 3B vindt plaats met behulp van twee 30 riemen 19, die om roteerbare rollen 20 opgesteld zijn. Door het roteren van de rollen 20 worden de riemen 19 over de afstand tussen de twee rollen in de toevoerrichting 5, of dwars op de schuifrichting 11 verplaatst. De houders 3A, 3B

15 zijn gekoppeld aan de riemen 19 en worden daardoor mee verplaatst. De maximale verplaatsing van de riemen 19 en daardoor de houders 3A, 3B wordt begrensd door een in een sleuf 22 opgesteld begrenzingselement 21, dat met beide 5 houders 3A, 3B en de riemen 19 gekoppeld is, waarbij de maximale verplaatsing wordt bepaald door de posities van de eindzones van de sleuf 22. In plaats van twee riemen 19 kan eventueel één riem verschaft zijn. Opgemerkt wordt, dat onder een volle houder een naar wens van de gebruiker 10 gevulde houder wordt verstaan, die niet noodzakelijk volledig gevuld hoeft te zijn.

Zoals verder blijkt uit figuur 2 is de inrichting 1 op wielen 23 aangebracht, zodat de inrichting 1 eenvoudig verplaatst kan worden. Uitschuifbare poten 24 zijn verschaft 15 voor het vast opstellen van de inrichting 1 op een gewenste positie.

Zoals blijkt uit figuur 3 kan de inrichting 1 worden geopend of gesloten met een klep 25.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt 20 tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (12)

1. Inrichting voor het positioneren van een aantal flessen op een houder, welke inrichting omvat: 5. toevoermiddelen voor het in een toevoerrichting toevoeren van een rij flessen; - stopmiddelen voor het op een bepaalde positie stoppen van de rij flessen, zodanig, dat een aantal flessen van de rij flessen in register met de houder is opgesteld; 10. schuifmiddelen voor het op de houder schuiven van het aantal flessen van de rij flessen, welke schuifmiddelen een elektrisch aangedreven dwars op de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar schuifelement omvatten, dat verplaatsbaar is tussen een eerste, teruggetrokken positie 15 voor het toevoeren van de flessen naar het schuifelement, en een tweede positie voor het op de houder schuiven van het aantal flessen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de schuifmiddelen 20 een elektrisch aangedreven roteerbare krukas en een aandrijfstang omvatten, waarbij de aandrijfstang enerzijds verbonden is met de krukas en anderzijds verbonden is met het schuifelement, zodanig, dat een rotatie van de krukas wordt omgezet in de translatieverplaatsing van het 25 schuifelement.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de krukas roteerbaar wordt aangedreven door een servomotor.

4. Inrichting volgens conclusie 3, omvattende een computer voor het aansturen van de servomotor, zodanig, dat de snelheid en/of de kracht van de verplaatsing van het schuifelement instelbaar is.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stopmiddelen aanstuurmiddelen omvatten voor het zodanig aansturen van de toevoermiddelen, dat de toevoermiddelen 5 tijdelijk worden stopgezet voor het stoppen van de rij flessen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stopmiddelen een aanslagelement omvatten voor het stoppen 10 van de rij flessen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het aanslagelement in de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar is opgesteld, zodanig, dat de bepaalde positie 15 instelbaar is.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een dwars op de verplaatsingsrichting van het schuifelement verplaatsbaar opgesteld geleidingselement 20 omvatten, dat verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin het geleidingelement de flessen in de rij geleidt en waarin het geleidingselement zich tussen de flessen en de houder uitstrekt, en een tweede positie waarin het geleidingselement is teruggetrokken voor het op de houder 25 schuiven van het aantal flessen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstand tussen de eerste positie van het schuifelement en de houder instelbaar is. 30

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting twee houders omvat, die elk dwars op de verplaatsingsrichting van het schuifelement verplaatsbaar zijn opgesteld tussen een eerste positie waarin de houder in register met het schuifelement is opgesteld en een tweede positie waarin de houder is teruggetrokken, en waarbij, als één van de twee houders zich in de eerste positie bevindt, 5 de andere houder zich in de tweede positie bevindt.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de of elke houder vast met de inrichting verbonden is en waarbij de inrichting tweede schuifmiddelen omvat voor 10 het van de of elke houder op een losneembare houder schuiven van de op de of elke houder gepositioneerde flessen.

12. Werkwijze voor het positioneren van een aantal flessen op een houder, welke werkwijze de stappen omvat: 15 (a) het verschaffen van een inrichting voor het positioneren van een aantal flessen op een houder volgens een der conclusies 1 - 11, welke inrichting omvat: - toevoermiddelen voor het in een toevoerrichting toevoeren van een rij flessen; 20. stopmiddelen voor het op een bepaalde positie stoppen van de rij flessen, zodanig, dat een aantal flessen van de rij flessen in register met de houder is opgesteld; - schuifmiddelen voor het op de houder schuiven van het aantal flessen van de rij flessen, welke 25 schuifmiddelen een elektrisch aangedreven dwars op de toevoerrichting van de flessen verplaatsbaar schuifelement omvatten, dat verplaatsbaar is tussen een eerste, teruggetrokken positie voor het toevoeren van de flessen, en een tweede positie voor het op de houder schuiven van het 30 aantal flessen, en (b) het op een houder positioneren van een aantal flessen met gebruik van de in stap (a) verschafte inrichting.