NL2009950C2 - Meerpolig ruiterzekeringelement. - Google Patents

Description

Nr. NLP192580A

Meerpolig ruiterzekeringelement

De uitvinding heeft betrekking op een meerpolig ruiterzekeringelement voor het klikken op een stroomverzamelrail, met een basisdrager, die in de langsrichting van de basisdrager achter elkaar en op afstand van elkaar aangebrachte zekeringopneemschachten omvat met telkens een elektrisch geleidend contactopneemmiddel voor een zekeringelement, waarbij de contactopneemmiddelen via telkens een geleiderbaan met telkens een aan een kopzijde van de basisdrager aangebracht aansluitelement elektrisch zijn verbonden. Een dergelijk meerpolig ruiterzekeringelement is geopenbaard in het DE-10.2007.061.430B3. Dit ruiterzekeringelement munt verder uit doordat voor het comfortabele aansluiten van de kabel aan de kopzijde van het ruiterzekeringelement een aansluitblok is aangebracht, waarin contactklemmen zijn opgenomen die telkens zijn verbonden met één van de elektrisch geleidende contactopneemmiddelen.

Het bekende ruiterzekeringelement heeft het nadeel dat op grond van de configuratie van de zekeringopneemschachten in de langsrichting van het ruiterzekeringelement achter elkaar voor het contact maken van de elektrisch geleidende contactopneemmiddelen met de in het aansluitblok aangebrachte aansluitklemmen, een meervoud van geleiderbanen tussen het desbetreffende contactopneemmiddel en het aansluitblok moet zijn geleid, waarbij het voor het voorkomen van kortsluitingen tussen de gedeeltelijk elkaar kruisende geleiderbanen nodig is dat de geleiderbanen omslachtig worden geleid. Het omslachtig geleiden van de geleiderbanen noodzaakt weer de hoge vervaardigingskosten van de bekende meerpolige ruiterzekeringelementen en het kostbare vervaardigen hiervan.

Daarom is een doel van de uitvinding om een meerpolig ruiterzekeringelement van deze soort voor te stellen, waarbij de geleiderbanen tussen het aansluitelement hiervan en het desbetreffende elektrisch geleidende contactopneemmiddel enerzijds duidelijk van elkaar gescheiden zijn geleid, waarbij het voor te stellen meerpolige ruiterzekeringelement tegelijkertijd eenvoudig bij het aanbrengen is, in het bijzonder met betrekking tot het inbouwen van de geleiderbanen in het ruiterzekeringelement.

Dit oogmerk is volgens de uitvinding bereikt door een meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 1. Voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.

Het meerpolige ruiterzekeringelement volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat aan een langszijde van de basisdrager een uitbreidende module is aangebracht die ten minste een in de langsrichting lopende schacht omvat, waarbij in elk van de schachten precies één van de geleiderbanen tussen het desbetreffende contactopneemmiddel en het desbetreffende aansluitelement is geleid. De oplossing volgens de uitvinding berust aldus hierop dat de geleiding van ten minste één van de geleiderbanen tussen het contactopneemmiddel en het aansluitelement te ondersteunen op een de basisdrager aanvullende uitbreidende module. Op deze wijze kunnen de geleiderbanen in de uitbreidende module evenwijdig op afstand worden geleid tussen het contactopneemmiddel en het aansluitelement.

Het heeft de voorkeur dat de aansluitelementen in een aan een kopzijde van het ruiter zekeringelement aangebracht aansluitblok zijn opgenomen, waarbij de ten minste ene schacht uitmondt in het aansluitblok.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de basisdrager en de uitbreidende module als afzonderlijke en naar keuze met elkaar te verbinden constructieonderdelen uitgevoerd, waarbij het aansluitblok bestanddeel is van de uitbreidende module en ten minste een doorgang omvat voor een geleiderbaan, die door de kopzijde van de basisdrager heen is geleid en waaraan een het dichtst bij de kopzijde gelegen zekeringopneemschacht is toegevoegd. Bij deze uitvoeringsvorm is aldus de geleiderbaan waaraan de het dichtst bij de kopzijde gelegen zekeringopneemschacht is toegevoegd, door de kopzijde van de basisdrager heen geleid, terwijl de in de langsrichting vanaf het aansluitblok gezien achter deze zekeringopneemschacht aangebrachte zekeringopneemschachten via geleiderbanen met hun bijbehorende aansluitelementen zijn verbonden, die zijn geleid door de in de uitbreidende module aangebrachte schachten.

Verder heeft het de voorkeur dat de schachten van de uitbreidende module door evenwijdige begrenzingswanden, die bij voorkeur uit een elektrisch isolerend materiaal zijn vervaardigd, van elkaar zijn gescheiden, waarbij de begrenzingswanden in het aansluitblok uitmonden. Daarbij is tussen aangrenzende begrenzingswanden telkens een opening van de monding voor één van de geleiderbanen uitgevoerd. Bij voorkeur is één van de begrenzingswanden een zich in de langsricht ing van de uitbreidende module uitstrekkende buitenwand van de uitbreidende module.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm worden de openingen van de uitmondingen gevormd doordat telkens aangrenzende begrenzingswanden die zich in langsrichting uitstrekken vanaf het aansluitblok, een verschillende lengte omvatten, waarbij de lengte van de begrenzingswanden met een afnemende afstand tot de basisdrager afneemt. De lengte van de begrenzingswanden is aldus juist zodanig bemeten, dat bij elk paar van twee begrenzingswanden, de dichter bij de basisdrager aangebrachte begrenzingswand telkens korter is bemeten, zodat in de langsrichting achter het eind van de telkens kortere begrenzingswand een uitmondingsopening wordt gevormd, via welke de geleiderbanen in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de langsrichting van de begrenzingswanden kan treden in de tussen de begrenzingswanden gevormde schacht.

Aan de overgang tussen de basisdrager en de uitbreidende module en aan de overgang tussen de uitbreidende module en het aansluitblok kan het, afhankelijk van de uitvoeringsvorm, nodig zijn dat de geleiderbaan bij een kleine straal in de richting van het zich uitstrekken hiervan wordt gewijzigd. Opdat de geleiderbaan bij deze uitvoeringsvormen een voldoende flexibiliteit heeft en aan de omleidplaatsen eveneens permanent niet wordt beschadigd, kan zijn bepaald dat bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding ten minste één van de geleiderbanen een elektrisch geleidende weefselband omvat, respectievelijk hieruit bestaat, die aan ten minste één van de beide einden hiervan is verdicht tot het vormen van een contactplaats. De verdichte contactplaatsen dienen ertoe om een elektrisch geleidende en krachtsluitende verbinding tussen de geleiderbaan en het contactopneemmiddel, respectievelijk het aansluitelement, tot stand te brengen. De verbinding tussen de geleiderbaan en het contactopneemmiddel, respectievelijk het aansluitelement, kan een materiaalsluitende gelaste of hard gesoldeerde verbinding zijn. De contactplaatsen kunnen met het bovengenoemde doel echter eveneens een doorgang omvatten voor een bevestigingsmiddel, bijvoorbeeld een schroef of dergelijke.

Bij een verdere uitvoeringsvorm heeft het meerpolige ruiterzekeringelement een bedekking die de basisdrager, de uitbreidende module en indien aanwezig, het aansluitblok aan de zijde van het plaatsen voor de zekeringelementen bedekt, waarbij de bedekking doorgangen omvat voor de zekeringelementen en de doorgangen met de zekeringopneemschachten en met de schroefdraadopneemmiddelen in lijn liggen. Bij deze uitvoeringsvorm is het meerpolige ruiterzekeringelement bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat bij een afgenomen bedekking zowel de zekeringopneemschachten als de in de uitbreidende module uitgevoerde schachten voor het geleiden van de geleiderbanen in de opneemmiddelen in het aansluitblok, waarin de aansluitelementen zijn te plaatsen, voor het eenvoudige aanbrengen van de geleiderbanen, de contactopneemmiddelen en de aansluitelementen toegankelijk zijn.

Bij een ruiterzekeringelement, waarbij de basisdrager en de uitbreidende module als afzonderlijke en naar keuze met elkaar te verbinden constructieonderdelen zijn uitgevoerd, heeft het de voorkeur dat de bedekking zodanig is uitgevoerd om de basisdrager en de uitbreidende module krachtsluitend met elkaar te verbinden.

Teneinde een betrouwbaar contactmaken te waarborgen tussen het voetcontact van een zekeringelement, dat is geplaatst in de zekeringopneemschacht van een ruiterzekeringelement volgens de uitvinding, en de verzamelrail, waarop het ruiterzekeringelement is vastgeklikt, is bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding bepaald dat een ondergelegen uittreedopening van ten minste een zekeringopneemschacht een vooraf met een veer gespannen en zwenkbaar ondersteund contactelement vooraf is ondersteund, dat bij een op een stroomver zamelrail vastgeklikt ruiterzekeringelement een elektrische brug vormt tussen een voetcontact van het zekeringelement en de verzamelrail.

Verdere details van de uitvinding worden aan de hand van de hierna volgende figuur geïllustreerd. Deze toont een uit elkaar getrokken aanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van het ruiterzekeringelement volgens de uitvinding.

Het in de figuur weergegeven ruiterzekeringelement omvat een basisdrager 1, die zekeringopneemschachten 2 omvat, en een uitbreidende module 8. Aan de zekeringopneemschachten 2 is telkens een elektrisch geleidend contactopneemmiddel 3 toegevoegd voor een zekeringelement, waarbij de contactopneemmiddelen 3 als schroefdraadopneemmiddelen zijn uitgevoerd en via telkens een geleiderbaan 4 met telkens een aan een kopzijde 5 van de basisdrager 1 aangebracht aansluitelement 6 elektrisch zijn verbonden. De uitbreidende module 8 omvat twee in de langsrichting van het ruiterzekeringelement lopende schachten 9, waarbij in elke van de schachten 9 precies één van de geleiderbanen 4 tussen het desbetreffende contactopneemmiddel 3 en het desbetreffende aansluitelement 6 is geleid. Verder is op te merken dat de kortste geleiderbaan 4 door een doorgang in de kopzijde 5 van de basisdrager 1 en door een doorgang 11 in het aansluitblok 10 en niet door één van de schachten 9 is geleid. De aansluitelementen 6 zijn in het aan de kopzijde 5 van het ruiterzekeringelement aangebrachte aansluitblok 10 opgenomen, waarbij de schachten 9 telkens uitmonden in het aansluitblok 10. De basisdrager 1 en de uitbreidende module 8 zijn als afzonderlijke en naar keuze met elkaar te verbinden constructieonderdelen uitgevoerd, waarbij het aansluitblok 10 weer uit één stuk is uitgevoerd met de uitbreidende module 8. De schachten 9 van de uitbreidende module 8 zijn door evenwijdige begrenzingswanden 12 met een verschillende lengte van elkaar begrensd, waarbij elke begrenzingswand 12 uitmondt in het aansluitblok 10. Tussen aangrenzende begrenzingswanden 12 wordt telkens een opening 13 voor het uitmonden voor één van de geleiderbanen 4 gevormd doordat de zich telkens vanaf het aansluitblok 10 in de langsrichting uitstrekkende begrenzingswanden 12 een verschillende lengte omvatten, waarbij de lengte van de begrenzingswand 12, die dichter ligt bij de basisdrager 1, kleiner is dan de lengte van de meer op afstand gelegen begrenzingswand 12.

De geleiderbanen 4 worden door een elektrisch geleidende weefselband gevormd, dat is verdicht aan beide einden onder vorming van een contactplaats 15. Het weefselband is bij voorkeur een weefselband van koper, waarbij de contactopneemmiddelen 3 via een materiaalsluitende verbinding, bij voorkeur een lasverbinding, elektrisch geleidend en krachtsluitend zijn verbonden met de contactplaats 15. De aan de aansluitelementen 6 toegevoegde contactplaatsen 15 hebben een doorgang, met behulp waarvan de desbetreffende contactplaats 15 kan worden geschroefd in het aansluitblok 10 met het vastzetten van het aansluitelement 6.

Een bedekking 16 is aangebracht teneinde de basisdrager 1, de uitbreidende module 8 en het aansluitblok 10 te bedekken, waarbij de bedekking 16 doorgangen 17 omvat voor het plaatsen van zekeringelementen. De doorgangen 17 zijn juist zodanig uitgevoerd, dat deze met de zekeringopneemschachten 2 en met de schroefdraadopneemmiddelen 3 in lijn liggen, wanneer de bedekking 16 op de basisdrager 1, de uitbreidende module 8 en het aansluitblok 10 is bevestigd. Bij een afgenomen bedekking 16 zijn de schachten 9, de zekeringopneemschachten 2 en de opneemmiddelen voor de aansluitelementen 6 van het aansluitblok 10 voor het aanbrengen van de geleiderbanen 4, de contactopneemmiddelen 3 en de uit de basisdrager 1, de uitbreidende module 8 en de bedekking 16 gevormde behuizing van het ruiterzekeringelement vrij toegankelijk. De bedekking 16 is juist uitgevoerd de basisdrager 1 en de uitbreidende module 8 samen met het uit één stuk met de uitbreidende module 8 gevormde aansluitblok 10 krachtsluitend met elkaar te verbinden.

Voorafgaande aan de achterwaartse uittreedopeningen van de zekeringopneemschachten 2 is telkens een door middel van een veer voorgespannen en zwenkbaar ondersteund contactelement 18 aangebracht, waarbij het contactelement 18 bij een geplaatst zekeringelement in de richting van het voetcontact van de zekering is voorgespannen en aldus bij een geplaatst zekeringelement en bij een op een stroomverzamelrail geklikt ruiterzekeringelement een elektrische brug vormt tussen het voetcontact en de verzamelrail.

Voor het samenstellen van het ruiterzekeringelement worden basisdrager 1 en een uitbreidende module volgens figuur 1 zodanig aan elkaar genaderd, dat de basisdrager 1 met de kopzijde 15 hiervan grenst aan de doorgang 11 van het aansluitblok 10, waarbij de begrenzingswanden 12 van de schachten 9 van de uitbreidende module 8 evenwijdig zijn aangebracht ten opzichte van de langszijden van de basisdrager 1. Daarna kunnen de geleiderbanen 4 met aangelaste contactopneemmiddelen 3 worden geplaatst, waarbij de twee langere van de drie geleiderbanen 4 in de door de begrenzingswanden 12 gevormde schachten 9 kunnen worden gezet en de contactopneemmiddelen 3 met de zekeringopneemschachten 2 in lijn gelegen aan de basisdrager 1 worden geschroefd. De kortere geleiderbaan 4 wordt afwijkend van de bovengenoemde geleiderbanen 4 door de kopzijde 5 en de doorgang 11 geleid en zoals boven beschreven aan het aansluitelement 6 en het contactopneemmiddel 3 aan de basisdrager 1, respectievelijk aan het aansluitblok 10 vastgezet. Bij het plaatsen van de geleiderbanen 4 worden op de naar het aansluitblok 10 toe gerichte contactplaatsen 15 aansluitelementen 6 geschoven die na het plaatsen van de geleiderbanen 4 en de aansluitelementen 6 in het aansluitblok 10 worden vastgezet door middel van vastschroeven van de contactplaats 15 met het aansluitblok 10 in het aansluitblok. Nadat het ruiterzekeringelement zoals boven beschreven voorgemonteerd is, wordt de bedekking 16 voor het tot stand brengen van een permanente verbinding tussen de bovengenoemde componenten op de basisdrager 1, de uitbreidende module 8 en het aansluitblok 10 vastgezet.

De in de bovengaande beschrijving, de tekening en de conclusies geopenbaarde maatregelen van de uitvinding kunnen zowel afzonderlijk als in een willekeurige combinatie voor het uitvoeren van de uitvinding van belang zijn.

VERWIJZINGCIJFERLIJST 1 basisdrager 2 zekeringopneemschacht 3 contactopneemmiddel 4 geleiderbaan 5 kopzijde van de basisdrager 6 aansluitelement 7 langszijde van de basisdrager 8 uitbreidende module 9 schacht van de uitbreidende module 10 aansluitblok 11 doorgang 12 begrenzingswand 13 uitmondopening 14 buitenwand 15 contactplaats 16 bedekking 17 doorgang 18 contactelement

Claims (10)

1. Meerpolig ruiterzekeringelement voor het klikken op een stroomverzamelrail, met een basisdrager (1), die in de langsrichting van de basisdrager (1) achter elkaar aangebrachte zekeringopneemschachten (2) omvat met telkens een elektrisch geleidend contactopneemmiddel (3) voor een zekeringelement, waarbij de contactopneemmiddelen (3) via telkens een geleiderbaan (4) met telkens een aan een kopzijde (5) van de basisdrager (1) aangebracht aansluitelement (6) elektrisch is verbonden, met het kenmerk, dat aan een langszijde (7) van de basisdrager (1) een uitbreidende module (8) is aangebracht, die ten minste een in de langsrichting lopende schacht (9) omvat, waarbij in elk van de schachten (9) precies één van de geleiderbanen (4) is geleid tussen het desbetreffende contactopneemmiddel (3) en het desbetreffende aansluitelement (6).

2. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 1, waarbij de aansluitelementen (6) in een aan een kopzijde (5) van het ruiterzekeringelement aangebracht aansluitblok (10) zijn opgenomen, waarbij de ten minste ene schacht (9) in het aansluitblok (10) uitmondt.

3. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 2, waarbij de basisdrager (1) en de uitbreidende module (8) als afzonderlijke naar keuze met elkaar te verbinden constructieonderdelen zijn uitgevoerd, waarbij het aansluitblok (10) bestanddeel is van de uitbreidende module (8) en ten minste een doorgang (11) omvat voor een geleiderbaan (4), die door de kopzijde (5) van de basisdrager (1) heen is geleid en waaraan de het dichtst bij de kopzijde (5) gelegen zekeringopneemschacht (2) is toegevoegd.

4. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 1, waarbij de schachten (2) van de uitbreidende module (8) door evenwijdige begrenzingswanden (12) uit een elektrisch isolerend materiaal van elkaar zijn gescheiden, waarbij de begrenzingswanden (12) uitmonden in een aansluitblok (10), en waarbij tussen aangrenzende begrenzingswanden (12) telkens een uitmondopening (13) is uitgevoerd voor één van de geleiderbanen (4).

5. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 4, waarbij één van de begrenzingswanden (12) een zich in de langsrichting van de uitbreidende module (8) uitstrekkende buitenwand (14) van de uitbreidende module (8) is.

6. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 4 of 5, waarbij de uitmondopeningen (13) worden gevormd doordat telkens aangrenzende begrenzingswanden (12) zich uitstrekkend vanaf het aansluitblok (10) in de langsrichting een verschillende lengte omvatten, waarbij de lengte van de begrenzingswanden (12) met een afnemende afstand tot de basisdrager (1) afneemt.

7. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de geleiderbanen (4) een elektrisch geleidende weefselband omvat, die is verdicht aan ten minste één van de beide einden hiervan onder vorming van een contactplaats (15).

8. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een bedekking (16) de basisdrager (1), de uitbreidende module (8) en indien aanwezig, het aansluitblok (10) aan de zijde van het plaatsen hiervan voor de zekeringelementen bedekt, waarbij de bedekking (16) doorgangen (17) omvat voor de zekeringelementen, die in lijn liggen met de zekeringopneemschachten (2) en de schroefdraadopneemmiddelen (3).

9. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens conclusie 8, waarbij de bedekking (16) bij een ruiterzekeringelement, waarbij de basisdrager (1) en de uitbreidende module (8) als afzonderlijke en naar keuze met elkaar te verbinden constructieonderdelen zijn uitgevoerd, de basisdrager (1) en de uitbreidende module (8) krachtsluitend met elkaar verbindt.

10. Meerpolig ruiterzekeringelement volgens een der voorgaande conclusies, waarbij voorafgaande aan een ondergelegen uittreedopening van ten minste een zeker ingopneemschacht (2) een door middel van een veer voorafgespannen en zwenkbaar ondersteund contactelement (18) is ondersteund, dat bij een op een stroomverzamelrail geklikt ruiterzekeringelement een elektrische brug vormt tussen een voetcontact van het zekeringelement en de verzamelrail. -o-o-o-o-o-o-o-o-