NL2009800A

NL2009800A - Schok- en rammeldemper.

Info

Publication number: NL2009800A
Application number: NL2009800A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Jan Wilde
Original assignee: Widee Bv
Priority date: 2011-07-11
Filing date: 2012-11-13
Publication date: 2013-01-14
Also published as: NL2007078C2; NL2009800C2

Description

SCHOK- EN RAMMELDEMPER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opvangen van een schok bij het tegen een vast onderdeel, zoals een kozijnrand, sluiten van een beweegbaar onderdeel, bijvoorbeeld een zwenkbaar paneel, zoals een deur, een luik of een zwenkraam, of een schuifbaar element, zoals een schuifraam of een lade, en/of voor het tegengaan van gerammel als gevolg van speling tussen dat gesloten vaste onderdeel en dat beweegbare onderdeel.

Het is een doel van de uitvinding om een inrichting van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen, die efficiënt schokken opvangt en/of efficiënt gerammel tegengaat en/of die eenvoudig en/of goedkoop vervaardigd kan worden.

Hiertoe omvat de inrichting van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding: een aanslagelement, dat bestemd is om in langsrichting schuifbaar te worden geaccommodeerd in een daartoe in het vaste of het beweegbare onderdeel aangebracht gat, met een vrij einde dat bestemd is voor drukkrachten overbrengende samenwerking met het andere onderdeel; en veermiddelen die dat aanslagelement naar buiten drukken; waarbij de veermiddelen aan hun ene eindzone verbonden zijn met het aanslagelement en aan hun andere eindzone verbonden zijn met het gat, zodanig, dat tijdens bedrijf het aanslagelement verplaatsbaar is tussen een vrije naar buiten gedrukte eindstand die wordt bepaald door de lengte van de veermiddelen in hun ontspannen toestand, en een ingedrukte stand.

Een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat ze slechts twee onderdelen omvat, namelijk het aanslagelement en de veermiddelen. Hierdoor kan de inrichting volgens de uitvinding eenvoudig en/of goedkoop worden vervaardigd.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de veermiddelen een trekveer. Een dergelijke trekveer heeft het voordeel, dat bij het sluiten van het beweegbare onderdeel tegen het vaste onderdeel het aanslagelement onder oprekking van de trekveer in het gat wordt gedrukt, waardoor de kinetische energie van het beweegbare onderdeel althans ten dele wordt omgezet in potentiële energie in de trekveer, waardoor de schok bij het sluiten wordt voorkomen, althans substantieel wordt verminderd. Bovendien is in gesloten toestand van het beweegbare onderdeel de trekveer geneigd om zich naar zijn ontspannen toestand te verplaatsen en daarbij het aanslagelement naar buiten te drukken, waardoor het aanslagelement een druk uitoefent op het beweegbare onderdeel en zo rammelen ten gevolge van speling van het slot verhindert.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding vertoont de veer aan zijn andere eindzone ten minste één verbreding, waardoor de veer slechts tot die verbreding in het gat past.

Een dergelijke verbreding biedt een eenvoudige verbinding tussen de veermiddelen en het gat.

In een praktisch uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding omvat de trekveer een aantal wikkelingen, waarbij de verbreding wordt gevormd door een wikkeling aan de andere eindzone van de veer, welke wikkeling een diameter heeft die groter is dan de diameter van het gat, en waarbij de andere wikkelingen een diameter hebben die kleiner is dan de diameter van het gat.

Door het met een grotere diameter uitvoeren van een eindwikkeling van de veer wordt eenvoudig een verbreding verschaft, waardoor de veer slechts tot die wikkeling in het gat past en zo een eenvoudige verbinding tussen de veer en het gat plaatsvindt.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding strekken de veermiddelen zich uit om althans een deel van het aanslagelement.

De verbinding tussen het aanslagelement en de veermiddelen komt eenvoudig tot stand in een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarin het aanslagelement aan zijn van het vrije einde af gekeerde eindzone een uitsparing vertoont waarin de ene eindzone van de veer klemvast is opgenomen.

Eventueel is het vrije einde van het aanslagelement voorzien van een laag flexibel, veerkrachtig indrukbaar materiaal.

Een dergelijke laag kan een schok bij het sluiten van het beweegbare onderdeel opvangen en kan het rammelen efficiënt tegengaan.

De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel van een vast onderdeel, zoals een kozijnrand, en een beweegbaar onderdeel, bijvoorbeeld een zwenkbaar paneel, zoals een deur, een luik of een zwenkraam, of een schuifbaar element, zoals een schuifraam of een lade, waarbij in het vaste onderdeel of het beweegbare onderdeel een inrichting voor het opvangen van een schok bij het tegen het vaste onderdeel sluiten van het beweegbare onderdeel en/of voor het tegengaan van gerammel als gevolg van speling tussen dat gesloten vaste onderdeel en dat beweegbare onderdeel volgens een der voorgaande conclusies is aangebracht, welke inrichting omvat: een aanslagelement, dat bestemd is om in langsrichting schuifbaar te worden geaccommodeerd in een daartoe in het vaste of het beweegbare onderdeel aangebracht gat, met een vrij einde dat bestemd is voor drukkrachten overbrengende samenwerking met het andere onderdeel; en veermiddelen die dat aanslagelement naar buiten drukken; waarbij de veermiddelen aan hun ene eindzone verbonden zijn met het aanslagelement en aan hun andere eindzone verbonden zijn met het gat, zodanig, dat tijdens bedrijf het aanslagelement verplaatsbaar is tussen een vrije naar buiten gedrukte eindstand die wordt bepaald door de lengte van de veermiddelen in hun ontspannen toestand, en een ingedrukte stand.

Bij voorkeur is het beweegbare onderdeel beweegbaar verbonden met een zijde van het vaste onderdeel, en waarbij een tegenoverliggende zijde van het vaste onderdeel is voorzien van het gat waarin de inrichting passend geaccommodeerd is, zodanig, dat de inrichting zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van het vlak van het beweegbare onderdeel dat sluit tegen het vaste onderdeel wanneer het beweegbare onderdeel zich in een gesloten stand bevindt.

Wanneer de inrichting op deze locatie in het vaste onderdeel is aangebracht en zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van het vlak van het beweegbare onderdeel dat sluit tegen het vaste onderdeel wanneer het beweegbare onderdeel zich in een gesloten stand bevindt wordt gerammel effectief voorkomen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarin de figuren IA en 1B een perspectivisch aanzicht respectievelijk een langsdoorsnede van een schok- en rammeldemper volgens de uitvinding in ontspannen toestand tonen; de figuren 2A en 2B een perspectivisch aanzicht respectievelijk een langsdoorsnede van de schok- en rammeldemper uit figuur 1 in ingedrukte toestand tonen; figuur 3 de schok- en rammeldemper uit figuur 1 in gemonteerde toestand in perspectief toont; en de figuren 4A en 4B een langsdoorsnede van de schok- en rammeldemper uit figuur 1 in gemonteerde ontspannen toestand respectievelijk in ingedrukte toestand tonen.

De figuren IA en 1B tonen een schok- en rammeldemper 1 met een aanslagelement 2, dat een vrij einde 3 heeft. Het aanslagelement 2 vertoont aan een eindzone een uitsparing 4 waarin een eindzone 7 van een trekveer 5 klemvast is opgenomen. De eindzone 7 van de trekveer 5 strekt zich hiertoe radiaal binnenwaarts van de wikkelomtrek van de veer 5 uit. Om materiaal te besparen is het aanslagelement 2 hol uitgevoerd, waarbij twee uitsparingen 4 in de rand van het aanslagelement 2 zijn aangebracht. De veer 5 strekt zich om althans een deel van het aanslagelement 2 uit. Uit de figuren IA en 1B blijkt, dat de veer 5 een aantal wikkelingen vertoont, waarbij een eindwikkeling 6 aan de andere eindzone van de veer 5 een diameter heeft, die groter is dan de diameter van de andere wikkelingen.

In de figuren 2A en 2B is de schok- en rammeldemper 1 uit figuur 1 in ingedrukte toestand weergegeven. De eindwikkeling 6 aan de andere eindzone van de veer 5 strekt zich in deze ingedrukte toestand nabij het vrije einde 3 van het aanslagelement 2 uit.

In de figuren 3, 4A en 4B is de schok- en rammeldemper 1 in gemonteerde toestand in een kozijn 20 getoond. In het kozijn 20 is een boorgat 21 aangebracht, waarin het aanslagelement 2 met de zich daaromheen uitstrekkende veer 5 in langsrichting schuifbaar is geaccommodeerd. Het gat 21 in het kozijn 20 is aangebracht in een zijde van het kozijn 20, die is gelegen tegenover de zijde van het kozijn 20 waaraan de deur 22 scharnierend is opgehangen. Zoals blijkt uit de figuren 4A en 4B strekt de schok- en rammeldemper 1 zich loodrecht uit ten opzichte van het vlak 23 van de deur 22 dat sluit tegen het kozijn 20, althans in gesloten toestand van de deur 22. Voorts blijkt uit de figuren 4A en 4B, dat de eindwikkeling 6 een diameter heeft die groter is dan de diameter van het gat 21, waardoor de schok- en rammeldemper 1 tot aan de eindwikkeling 6 in het gat 21 past. De andere wikkelingen hebben een diameter die kleiner is dan de diameter van het gat 21. Opgemerkt wordt, dat in plaats van de eindwikkeling 6 elke verbreding van de veer 5 nabij zijn naar het vrije einde 3 toe gekeerde eindzone geschikt kan zijn. Zo zou de veer 5 bijvoorbeeld van een flens voorzien kunnen zijn, zodanig, dat de veer 5 niet verder in het gat 21 past dan tot die flens. Opgemerkt wordt voorts, dat duidelijk is dat de lengte van het gat 21 groter moet zijn dan de lengte van het aanslagelement 2, gemeten tussen zijn achtervlak 24 en een vrij eindvlak 16 van het vrije einde 3.

In figuur 4B is de schok- en rammeldemper 1 aangebracht in het kozijn 20 in een ingedrukte toestand getoond. Bij het sluiten van de deur 22 in het laatste deel van de verplaatsing door contact tussen het vrije eindvlak 16 van het aanslagelement 2 en de deur 22 wordt de kinetische energie daarvan althans ten dele omgezet in potentiële energie in de veer 5, doordat de veer 5 wordt opgerekt, waardoor de schok bij het sluiten wordt voorkomen, althans substantieel wordt verminderd. Na het sluiten van de deur 22 verhindert de schok- en rammeldemper 1 verder rammelen ten gevolge van speling van het slot. Wanneer de deur 22 open wordt gedaan zal de veer 5 het aanslagelement 2 tot aan zijn vrije naar buiten gedrukte eindstand dringen, omdat de veer 5 zich naar zijn ontspannen toestand verplaatst, zodanig, dat de schok- en rammeldemper 1 gereed is om een nieuwe schok bij het opnieuw sluiten van de deur 22 op te vangen.

De vrije naar buiten gedrukte eindstand wordt bepaald door de lengte van de veer 5 in zijn ontspannen toestand. De lengte van het deel van het aanslagelement 2, dat zich in de naar buiten gedrukte eindstand buiten het gat 21 bevindt, is de lengte van het aanslagelement 2 min de lengte van de veer 5 in zijn ontspannen stand.

Opgemerkt wordt, dat het vrije einde van het aanslagelement voorzien kan zijn van een laag flexibel, veerkrachtig indrukbaar materiaal.

Het aanslagelement 2 kan door spuitgieten van een geschikte kunststof zijn vervaardigd. Door zijn eenvoudige vorm kan het aanslagelement 2 eenvoudig en goedkoop vervaardigd worden.

De assemblage van de schok- en rammeldemper 1 kan eenvoudig plaatsvinden door het aanbrengen van de veer 5 om het aanslagelement 2 en het vastklemmen van de ene eindzone van de veer 5 in de uitsparing 4 van het aanslagelement 2.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar zich tevens uitstrekt tot andere varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims

1. Inrichting voor het opvangen van een schok bij het tegen een vast onderdeel, zoals een kozijnrand, sluiten van een beweegbaar onderdeel, bijvoorbeeld een zwenkbaar paneel, zoals een deur, een luik of een zwenkraam, of een schuifbaar element, zoals een schuifraam of een lade, en/of voor het tegengaan van gerammel als gevolg van speling tussen dat gesloten vaste onderdeel en dat beweegbare onderdeel, welke inrichting omvat: een aanslagelement, dat bestemd is om in langsrichting schuifbaar te worden geaccommodeerd in een daartoe in het vaste of het beweegbare onderdeel aangebracht gat, met een vrij einde dat bestemd is voor drukkrachten overbrengende samenwerking met het andere onderdeel; en veermiddelen die dat aanslagelement naar buiten drukken; waarbij de veermiddelen aan hun ene eindzone verbonden zijn met het aanslagelement en aan hun andere eindzone verbonden zijn met het gat, zodanig, dat tijdens bedrijf het aanslagelement verplaatsbaar is tussen een vrije naar buiten gedrukte eindstand die wordt bepaald door de lengte van de veermiddelen in hun ontspannen toestand, en een ingedrukte stand, met het kenmerk, dat het aanslagelement aan zijn van het vrije einde af gekeerde eindzone een uitsparing vertoont waarin de ene eindzone van de veermiddelen klemvast is opgenomen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de veermiddelen een trekveer omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de veer aan zijn andere eindzone ten minste één verbreding vertoont, waardoor de veer slechts tot die verbreding in het gat past.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de trekveer een aantal wikkelingen omvat, waarbij de verbreding wordt gevormd door een wikkeling aan de andere eindzone van de veer, welke wikkeling een diameter heeft die groter is dan de diameter van het gat, en waarbij de andere wikkelingen een diameter hebben die kleiner is dan de diameter van het gat.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de veermiddelen zich uitstrekken om althans een deel van het aanslagelement.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vrije einde van het aanslagelement voorzien is van een laag flexibel, veerkrachtig indrukbaar materiaal.

7. Samenstel van een vast onderdeel, zoals een kozijnrand, en een beweegbaar onderdeel, bijvoorbeeld een zwenkbaar paneel, zoals een deur, een luik of een zwenkraam, of een schuifbaar element, zoals een schuifraam of een lade, waarbij in het vaste onderdeel of het beweegbare onderdeel een inrichting voor het opvangen van een schok bij het tegen het vaste onderdeel sluiten van het beweegbare onderdeel en/of voor het tegengaan van gerammel als gevolg van speling tussen dat gesloten vaste onderdeel en dat beweegbare onderdeel volgens een der voorgaande conclusies is aangebracht, welke inrichting omvat: een aanslagelement, dat bestemd is om in langsrichting schuifbaar te worden geaccommodeerd in een daartoe in het vaste of het beweegbare onderdeel aangebracht gat, met een vrij einde dat bestemd is voor drukkrachten overbrengende samenwerking met het andere onderdeel; en veermiddelen die dat aanslagelement naar buiten drukken; waarbij de veermiddelen aan hun ene eindzone verbonden zijn met het aanslagelement en aan hun andere eindzone verbonden zijn met het gat, zodanig, dat tijdens bedrijf het aanslagelement verplaatsbaar is tussen een vrije naar buiten gedrukte eindstand die wordt bepaald door de lengte van de veermiddelen in hun ontspannen toestand, en een ingedrukte stand, met het kenmerk, dat het aanslagelement aan zijn van het vrije einde af gekeerde eindzone een uitsparing vertoont waarin de ene eindzone van de veermiddelen klemvast is opgenomen.

8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij het beweegbare onderdeel beweegbaar is verbonden met een zijde van het vaste onderdeel, en waarbij een tegenoverliggende zijde van het vaste onderdeel is voorzien van het gat waarin de inrichting passend geaccommodeerd is, zodanig, dat de inrichting zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt ten opzichte van het vlak van het beweegbare onderdeel dat sluit tegen het vaste onderdeel wanneer het beweegbare onderdeel zich in een gesloten stand bevindt.