NL2008627C2 - Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL2008627C2
NL2008627C2 NL2008627A NL2008627A NL2008627C2 NL 2008627 C2 NL2008627 C2 NL 2008627C2 NL 2008627 A NL2008627 A NL 2008627A NL 2008627 A NL2008627 A NL 2008627A NL 2008627 C2 NL2008627 C2 NL 2008627C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
supply
mixing chamber
flow
mixing
fluid
Prior art date
Application number
NL2008627A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Cornelis Woude
Hendrik Ensing
Original Assignee
Fasd Bw Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fasd Bw Beheer B V filed Critical Fasd Bw Beheer B V
Priority to NL2008627A priority Critical patent/NL2008627C2/nl
Priority to ES13720106T priority patent/ES2831601T3/es
Priority to PCT/NL2013/050265 priority patent/WO2013154430A1/en
Priority to EP13720106.7A priority patent/EP2836310B1/en
Priority to PT137201067T priority patent/PT2836310T/pt
Application granted granted Critical
Publication of NL2008627C2 publication Critical patent/NL2008627C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B7/00Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas
    • B05B7/14Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas designed for spraying particulate materials
    • B05B7/1481Spray pistols or apparatus for discharging particulate material
    • B05B7/149Spray pistols or apparatus for discharging particulate material with separate inlets for a particulate material and a liquid to be sprayed
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B7/00Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas
    • B05B7/14Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas designed for spraying particulate materials
    • B05B7/1404Arrangements for supplying particulate material
    • B05B7/144Arrangements for supplying particulate material the means for supplying particulate material comprising moving mechanical means

Description

Korte aanduiding Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.
5
BESCHRIJVING
Volgens een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een toevoer naar een mengkamer van een schuiminrichting waarmee bij toepassing een schuim wordt gemaakt, bijvoorbeeld een spuitinrichting waarmee 10 bij toepassing een laag bekledingmateriaal tegen op oppervlak wordt aangebracht.
Een bekende toevoer is opgenomen in een dergelijke spuitinrichting met een aansluiting die bij toepassing is aangesloten op een voorgemengde bindmiddeloplossing. Vanuit de aansluiting loopt een toevoerleiding naar een mengkamer. De aansluiting of de toevoerleiding is voorzien van een kraan, 15 waarmee de communicatie tussen de bindmiddeloplossingvoorraad door een bediener kan worden geregeld, dat wil zeggen, de kraan kan (gedeeltelijk) worden open- of dichtgedraaid. De bekende spuitinrichting heeft verder een vergelijkbare voorziening voor de toevoer van een gas, gewoonlijk lucht. Wanneer de spuitinrichting in werking moet worden gesteld, zet een bediener pompen voor het 20 aanleggen van druk aan en opent een bediener de kranen in de respectievelijke toevoeren. De betreffende materialen worden door de respectieve aangelegde drukken naar de mengkamer gedreven, alwaar de materialen worden vermengd tot een schuimachtige substantie. Aan het einde van het spuitproces schakelt een bediener de pompen uit en draait een bediener de kranen dicht. Een nadeel van de 25 bekende inrichtingen is dat de kwaliteit van het mengsel uit de mengkamer niet stabiel genoeg is. Onder stabiel schuim wordt in dit document begrepen, een schuim waarvan de stevigheid en de gelijkmatigheid, op een gegeven punt in het proces, gedurende de werking van de spuitinrichting relatief weinig in stevigheid en gelijkmatigheid verandert. De kwaliteit van schuim is gevoelig voor materiaal- en 30 weerstandschommelingen en kan daarom te wensen overlaten voor het met een spuitinrichting kunnen aanbrengen van een gelijkmatige bekledinglaag. Bij gebruik van bekende inrichtingen wordt hierop geanticipeerd door meer materiaal van de componenten van het schuim te gebruiken, hetgeen kostenverhogend is en een verlengend effect heeft op de droogtijd als gevolg van onnodig veel gebruik van 2 oplosmiddel.
De onderhavige uitvinding beoogt daarom een toevoer volgens de inleiding te verschaffen, waarmee sneller een stevig en gelijkmatig mengsel, bijvoorbeeld schuim, kan worden verschaft. Dit wordt volgens de onderhavige 5 uitvinding bereikt, doordat de toevoer volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding een stromingsweerstand omvat die stroming in een gewenste stromingsrichting van een grondstofvoorraad in de vorm van fluïdum naar een mengkamer verhindert tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die stroming van fluïdum tegen de 10 gewenste stromingsrichting in blokkeert. De toevoer met stromingsweerstand weliswaar genoemd in combinatie met een specifieke toepassing voor het aanbrengen van een laag bekledingmateriaal, maar is breder toepasbaar, en wel bij diverse schuiminrichtingen waarbij schuim wordt gegenereerd. De term toevoer dient hier breed te worden geïnterpreteerd en is in dit document niet beperkt tot 15 bijvoorbeeld een pijp of slang, maar kan het gehele directe toevoertraject naar de mengkamer omvatten. Een stromingsweerstand kan volgens de uitvinding aldus eveneens voor als na een toevoerslang- of buis zijn voorzien.
De uitvinding resulteert erin, dat in de aanloop van het proces al snel een gewenste kwaliteit schuim ontstaat hetgeen, materiaalverlies bij in en 20 uitschakelen beperkt. De stromingsweerstand voorkomt een stroom van het betreffend fluïdum naar de mengkamer bij een te lage druk, bijvoorbeeld een spontane stroom wanneer er geen druk voor een dergelijke toevoer wordt opgebouwd. Een verder voordeel van de stromingsweerstand is dat die een dempend effect heeft op schommelingen in de betreffende fluïdumstroom, dus 25 wanneer de bepaalde drempelwaarde van de druk is overschreden en de stromingsweerstand de toevoer vrijgeeft. De meer gelijkmatige toevoer naar de mengkamer resulteert daardoor ook in een stabielere kwaliteit schuim gedurende het proces. Nog een voordeel van de toepassing van de stromingsweerstand is dat de bediening van de respectieve druk wordt vereenvoudigd. De stromingsweerstand 30 wordt indirect bediend doordat de pompen, of andere drukverhogende middelen, worden ingeschakeld, hetgeen resulteert in het overschrijden van de drempelwaarde en het aldus vanzelf op gang komen van de stroming door de stromingsweerstand en aldus de betreffende toevoer. Wanneer de pompen worden uitgeschakeld neemt de druk af, waardoor de stroming ook min of meer vanzelf tot 3 stilstand komt wanneer de druk voor de betreffende stromingsweerstand de drempelwaarde onderschrijdt. Doordat de stromingsweerstand een stroming in omgekeerde richting blokkeert zal er ook geen terugloop van al dan niet vermengd materiaal in de toevoer naar de respectieve voorraden optreden. Ook het risico van 5 vervuiling door schuim, lucht of bindmiddel of van bijvoorbeeld overbelasting van de pompen wordt hierdoor verminderd. Eveneens wordt het risico van terugslag aanzienlijk verminderd, zo niet opgeheven. Aldus is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. Waar het bij een bekende inrichting van belang is alle kranen en pompen met in de juiste volgorde en met een juiste timing bij het in- en uit te 10 schakelen te bedienen, hoeven bij een inrichting volgens de uitvinding in plaats daarvan alleen de pompen van de betreffende materiaaltoevoeren juist getimed te worden bediend. De timing is afhankelijk van verschillende factoren die voor de vakman bekend zijn
De drempelwaarde voor het drukverschil tussen de 15 bindmiddeloplossingtoevoer en de mengkamer bedraagt bij voorkeur ten minste 15 kPa en verder bij voorkeur ten minste 30 kPa dat wil zeggen, dat de stromingsinrichting voor de bindmiddeloplossingtoevoer is ingericht voor het afsluiten van de bindmiddeloplossingtoevoer naar de mengkamer wanneer het drukverschil aan de van de bindmiddeloplossingvoorraad gelegen zijde van de 20 stromingsweerstand minder dan 15 kPa hoger is dan de druk in de mengkamer en verder bij voorkeur ten minste 30 kPa en zich opent wanneer het drukverschil de drempelwaarde overschrijdt. Aldus sluit de stromingsweerstand een bindmiddeloplossingtoevoer af wanneer de bindmiddeloplossingtoevoer niet de voor een gewenste kwaliteit van een te verschaffen schuim benodigde druk heeft. Aldus 25 voorkomt de stromingsweerstand dat een voor een gewenste schuimkwaliteit onvoldoende hoeveelheid bindmiddeloplossing naar de mengkamer kan stromen. Mogelijk sluit een stromingsweerstand zich pas bij een lagere waarde dan de drempelwaarde, bijvoorbeeld als voor het openen van de stromingsweerstand een extra weerstand moet worden overwonnen ten opzichte van het openhouden van de 30 stromingsweerstand.
De drempelwaarde voor het drukverschil in de gastoevoer bedraagt bij voorkeur ten minste 15 kPa en verder bij voorkeur ten minste 30 kPa dat wil zeggen, dat de stromingsinrichting voor de gastoevoer is ingericht voor het afsluiten van de gastoevoer naar de mengkamer wanneer de druk aan de van de 4 gasvoorraad gelegen zijde van de stromingsweerstand minder dan 15 kPa hoger is dan de druk in de mengkamer en verder bij voorkeur ten minste 30 kPa en zich opent wanneer het drukverschil tussen de gasvoorraad gelegen zijde en de mengkamer van de stromingsweerstand de drempelwaarde overschrijdt. Aldus sluit 5 de stromingsweerstand een gastoevoer af wanneer de gastoevoer niet de voor een gewenste kwaliteit van een te verschaffen schuim benodigde druk heeft. Aldus voorkomt de stromingsweerstand dat een voor een gewenste schuimkwaliteit onvoldoende hoeveelheid gas naar de mengkamer kan stromen. Mogelijk sluit ook hier een stromingsweerstand zich pas bij een lagere waarde dan de 10 drempelwaarde.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de stromingsweerstand in de bindmiddeloplossingtoevoer en/of in de gastoevoer uitgevoerd als een ventiel van een fietsband. Dat wil zeggen, de stromingsweerstand omvat een afsluiting van de toevoerleiding waar zich een pijp 15 doorheen uitstrekt. De pijp is in de gewenste stromingsrichting gezien aan het instroomuiteinde open. De pijp is stroomafwaarts axiaal gesloten en radiaal geperforeerd. De pijp is ter hoogte van de perforatie(s) omgeven door een ten minste in radiale richting flexibele slang. De slang is daarbij zodanig flexibel, dat de slang de neiging heeft zichzelf dicht te knijpen. Wanneer het drukverschil tussen de 20 instroomzijde en de uitstroomzijde een drempelwaarde overschrijdt wordt de slang ter hoogte van de perforaties van de pijp weggedruk en wordt een stroming toegestaan. Hierdoor blijft de stromingsweerstand bij een drukverschil onder de drempelwaarde gesloten. Dit is voordelig omdat de betreffende open zijde van de slang direct kan reageren op het toenemen van druk aan de betreffende zijde van 25 de stromingsweerstand.
Wanneer de slang in hoofdzaak is vervaardigd van veerkrachtig materiaal is het niet nodig om additionele hulpmiddelen op te nemen die de slang de benodigde veerkracht verschaffen.
Bij voorkeur is het veerkrachtig materiaal rubber of rubberachtig 30 materiaal. Rubber heeft van zichzelf voor een dergelijke stromingsweerstand vereiste of gewenste eigenschappen. Ook silicone en vergelijkbare materialen zijn geschikt om toe te passen.
Bij voorkeur is ten minste één stromingsweerstand van het autonome, dat wil zeggen, zelfstandig werkzaam type. Bij voorkeur is zowel in een 5 bindmiddeloplossingtoevoer als in een gastoevoer een dergelijke stromingsweerstand aanwezig. Een stromingsweerstand van het zelfstandig werkzaam type zal zichzelf “automatisch” openen wanneer het drukverschil tussen beide zijden van de stromingsweerstand één bepaalde drempelwaarde bereikt. Met 5 een dergelijke stromingsweerstand is het niet nodig bedieningsmiddelen op te nemen om de stromingsweerstand afzonderlijk te bedienen. Aldus wordt de stromingsweerstand indirect bediend door het inschakelen van drukverhogende middelen in de aan de fluïdumvoorraad gelegen zijde van de stromingsweerstand. Dit vereenvoudigt de bediening van de inrichting en voorkomt storingen als gevolg 10 van het verkeerd bedienen van de bedieningsmiddelen of van het op een verkeerd tijdstip in- of uitschakelen van de stromingsweerstand, die bij de bekende inrichting niet zozeer een weerstand als wel een afsluiter is.
De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect betrekking op een spuitinrichting waarmee bij toepassing een bekledinglaag tegen 15 een oppervlak wordt aangebracht, omvattende een bindmiddeloplossingtoevoer waarmee bij toepassing een fluïde bindmiddeloplossing onder druk van een bindmiddeloplossingvoorraad naar een mengkamer wordt toegevoerd, - een gastoevoer waarmee bij toepassing een gasvormig fluïdum onder druk van 20 een gasvoorraad naar de mengkamer wordt toegevoerd, een mengkamer met een eerste invoeropening waarop de bindmiddeloplossingtoevoer is aangesloten en een tweede invoeropening waarop de gastoevoer is aangesloten, - een zich stroomafwaarts van de mengkamer bevindende en met de mengkamer 25 communicerend verbonden slang, die uitmondt in een menghuis van een schuimkop, - een toevoerinrichting voor bekledingmateriaal die bij toepassing in hoofdzaak losse deeltjes bekledingmateriaal naar het menghuis toevoert, en - een zich stroomafwaarts van het menghuis bevindende en met het menghuis 30 communicerend verbonden hoorn met een spuitmond van de spuitkop, waardoorheen bij toepassing een in de spuitinrichting gemengde massa op een oppervlak wordt aangebracht.
Bekende spuitinrichtingen waarmee bij toepassing een bekledinglaag tegen een oppervlak wordt aangebracht hebben een aansluiting die 6 wordt aangesloten op een voorgemengde bindmiddeloplossing. Vanuit de aansluiting loopt een toevoerleiding naar een mengkamer. De aansluiting of de toevoerleiding is voorzien van een kraan, waarmee de communicatie tussen de bindmiddeloplossingvoorraad door een bediener kan worden geregeld, dat wil 5 zeggen, de kraan kan (gedeeltelijk) worden open- of dichtgedraaid. Een bindmiddel of schuimmiddel is de oplossing die tot schuim dient te worden verwerkt en kan in een zeer eenvoudige uitvoeringsvorm water betreffen. Vaak zal lijm of een andere bindende stof aan water of andere als bindmiddel dienende vloeistof zijn toegevoegd. Bekende spuitinrichtingen hebben verder een vergelijkbare voorziening 10 voor de toevoer van een gas, gewoonlijk lucht. Wanneer de spuitinrichting in werking moet worden gesteld, zet een bediener pompen voor het aanleggen van druk aan en opent een bediener de kranen in de bindmiddeloplossingtoevoer en in de gastoevoer. De bindmiddeloplossing en het gas worden door de respectieve aangelegde drukken naar de mengkamer gedreven, alwaar de bindmiddeloplossing 15 en het gas worden vermengd, en de bindmiddeloplossing een schuimachtige substantie wordt. Aan het einde van het spuitproces schakelt een bediener de pompen uit en draait een bediener de kranen dicht. Een nadeel van de bekende inrichtingen is dat de kwaliteit van het mengsel uit de mengkamer niet stabiel genoeg is. Onder stabiel schuim wordt in dit document begrepen, een schuim 20 waarvan de stevigheid en de gelijkmatigheid, op een gegeven punt in het proces, gedurende de werking van de spuitinrichting relatief weinig in stevigheid en gelijkmatigheid verandert. De kwaliteit van schuim is gevoelig voor materiaal- en weerstandschommelingen en kan daarom te wensen overlaten voor het met een spuitinrichting kunnen aanbrengen van een gelijkmatige bekledinglaag. Bij gebruik 25 van bekende inrichtingen wordt hierop geanticipeerd door meer materiaal van de componenten van het schuim te gebruiken, hetgeen kostenverhogend is en een verlengend effect heeft op de droogtijd als gevolg van onnodig veel gebruik van oplosmiddel.
De onderhavige uitvinding beoogt daarom een inrichting volgens de 30 vorige alinea te verschaffen, waarmee sneller een stevig en gelijkmatig schuim kan worden verschaft. Dit wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat tussen de bindmiddeloplossingvoorraad en de mengkamer en/of tussen de gasvoorraad en de mengkamer een stromingsweerstand is voorzien die enerzijds stroming in de stromingsrichting van de betreffende voorraad fluïdum naar de 7 mengkamer verhindert tot de druk in de betreffende toevoer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die anderzijds stroming van fluïdum tegen de stromingsrichting in blokkeert. De betreffende fluïdumtoevoer wordt, indien de stromingsweerstand juist is ingesteld of een inherent gewenste waarde heeft, aldus 5 pas bij het overschrijden van een bepaalde druk geopend, waardoor de betreffende toevoer pas door de stromingsweerstand wordt vrijgegeven wanneer de druk, en daarmee de toe te voeren hoeveelheid van het betreffende materiaal, zodanig is dat daarmee een goed schuim kan worden verschaft. Dit resulteert erin, dat in de aanloop van het proces al snel een gewenste kwaliteit schuim ontstaat hetgeen, 10 materiaalverlies bij in en uitschakelen beperkt. De stromingsweerstand voorkomt een stroom van het betreffend fluïdum naar de mengkamer bij een te lage druk, bijvoorbeeld een spontane stroom wanneer er geen druk voor een dergelijke toevoer wordt opgebouwd. Een verder voordeel van de stromingsweerstand is dat die een dempend effect heeft op schommelingen in de betreffende fluïdumstroom, 15 dus wanneer de bepaalde drempelwaarde van de druk is overschreden en de stromingsweerstand de toevoer vrijgeeft. De meer gelijkmatige toevoer naar de mengkamer resulteert daardoor ook in een stabielere kwaliteit schuim gedurende het proces. Nog een voordeel van de toepassing van de stromingsweerstand is dat de bediening van de respectieve druk wordt vereenvoudigd. De stromingsweerstand 20 wordt indirect bediend doordat de pompen, of andere drukverhogende middelen, worden ingeschakeld, hetgeen resulteert in het overschrijden van de drempelwaarde en het aldus vanzelf op gang komen van de stroming door de stromingsweerstand en aldus de betreffende toevoer. Wanneer de pompen worden uitgeschakeld neemt de druk af, waardoor de stroming ook min of meer vanzelf tot 25 stilstand komt wanneer de druk voor de betreffende stromingsweerstand de drempelwaarde onderschrijdt. Doordat de stromingsweerstand een stroming in omgekeerde richting blokkeert zal er ook geen terugloop van al dan niet vermengd materiaal in de toevoer naar de respectieve voorraden optreden. Ook het risico van vervuiling door schuim, lucht of bindmiddel van de pompen wordt hierdoor 30 verminderd. Eveneens wordt het risico van terugslag aanzienlijk verminderd, zo niet opgeheven. Ook het risico van bijvoorbeeld overbelasting van de pompen door niet geopende afsluiters wordt hierdoor uitgesloten. Aldus is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. Waar het bij een bekende inrichting van belang is alle kranen en pompen met in de juiste volgorde en met een juiste timing bij het in- 8 en uit te schakelen te bedienen, hoeven bij een inrichting volgens de uitvinding in plaats daarvan alleen de pompen van de betreffende materiaaltoevoeren juist getimed te worden bediend. De timing is afhankelijk van verschillende factoren die voor de vakman bekend zijn.
5 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de spuitinrichting een besturingsinrichting voor het besturen van de bindmiddeloplossingtoevoer, de gastoevoer en/of de toevoerinrichting voor bekledingmateriaal bij toepassing van de spuitinrichting. Een besturingsinrichting kan worden ingesteld om bijvoorbeeld bij het in- en/of uitschakelen van de 10 spuitinrichting verschillende onderdelen van de inrichting in de juiste volgorde en timing te activeren respectievelijk te deactiveren om enerzijds zo snel mogelijk schuim van gewenste kwaliteit te verschaffen en anderzijds terugslag en/of terugstroom van stoffen te voorkomen. De vakman kan de volgorde en timing bepalen. Aldus wordt de bediening van de spuitinrichting vergemakkelijkt en kunnen 15 bedieningsfouten worden voorkomen, of althans aanzienlijk worden gereduceerd.
Volgens een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het tegen een oppervlak aanbrengen van een bekledinglaag, omvattende de stappen van: a) het via een bindmiddeloplossingtoevoer onder druk van een 20 bindmiddeloplossingvoorraad naar een mengkamer toevoeren van een fluïde bindmiddeloplossing, b) het via een gastoevoer onder druk van een gasvoorraad naar de mengkamer toevoeren van een gasvormig fluïdum, c) het in de mengkamer tot een schuim mengen van de 25 bindmiddeloplossing en het gasvormig fluïdum, d) het door een communicerend met de mengkamer verbonden slang, die uitmondt in een menghuis van een spuitkop, doen stromen van het schuim, e) het via een toevoerinrichting voor bekledingmateriaal naar het 30 menghuis toevoeren van losse deeltjes bekledingmateriaal, f) het in het menghuis tot een bindmiddel-bekledingmateriaalmengsel mengen van het toegevoerd schuim en het toegevoerd bekledingmateriaal, en het vanaf het menghuis via een hoorn van een spuitkop door een spuitmond tegen een te bekleden oppervlak spuiten van het bindmiddel- 9 bekledingmateriaalmengsel.
Onder verwijzing naar de bespreking van de probleemstelling van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding beoogt de onderhavige uitvinding volgens een derde aspect een werkwijze te verschaffen waarmee een betere en/of 5 constantere kwaliteit schuim kan worden verschaft dan met een bekende werkwijze waarbij de reeds eerdere bekende inrichting kan worden toegepast. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt doordat tussen de bindmiddel-oplossingvoorraad en de mengkamer en/of tussen de gasvoorraad en de mengkamer een stromingsweerstand is voorzien waardoor bij stap a) voor 10 schuimoplossing en/of stap b) voor gas enerzijds stroming in de gewenste stromingsrichting van de betreffende voorraad fluïdum naar de mengkamer wordt verhinderd tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die anderzijds bij of na het beëindigen van het aanbrengproces een stroming van fluïdum tegen de gewenste stromingsrichting in 15 blokkeert en bij voorkeur in geopende toestand fluctuaties in de toevoer, bijvoorbeeld als gevolg van drukfluctuaties, dempt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding omvat het gasvormig fluïdum lucht. Omgevingslucht is ruimschoots en om niet voorhanden en is bovendien geschikt voor het opschuimen van een 20 bindmiddeloplossing.
De bindmiddeloplossing volgens onderhavige uitvinding omvat bij een voorkeursuitvoeringsvorm water. Water is een geschikt oplosmiddel voor verschillende bindmiddelen die worden toegepast bij het aanbrengen van een bekledinglaag tegen een oppervlak. Water is verder een relatief goedkoop en 25 milieuvriendelijk oplosmiddel, waardoor een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding op milieuvriendelijke wijze kan worden toegepast.
Het heeft de voorkeur, dat de stromingsweerstand fluctuaties in een door de toevoer stromend fluïdum als gevolg van bijvoorbeeld optredende drukvariaties dempt. De stromingsweerstand kan daartoe een grotere weerstand 30 verschaffen naarmate de druk van de toevoerstroom toeneemt en een lagere weerstand verschaffen naarmate de druk van de toevoerstroom afneemt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens het vierde aspect van de onderhavige uitvinding is de spuitinrichting voorzien van een toevoer van vezels als losse deeltjes bekledingmateriaal die wordt gevoed door een ontnester. Bij een 10 voorkeursuitvoeringsvorm is de ontnester ingericht voor het uit een baal vezels ontnesten van vezels, de ontnester omvattende een inlaat voor vezels, een onder de inlaat gelegen losklopruimte met ten minste een bodem en een de losklopruimte omgevende zijwand, turbulentiemiddelen die zijn ingericht voor het genereren van 5 turbulentie in de losklopruimte en een roermechanisme dat is ingericht voor het naar een zich in de bodem van de losklopruimte bevindende inlaat van een cellenradsluis verplaatsen van op de bodem van de losklopruimte gelegen vezels, waarbij aan de bovenzijde van de losklopruimte een door een rotatie-as roteerbaar raster met een maasbreedte gelegen in het bereik van 5-200 mm is voorzien. Een dergelijke 10 ontnester is nieuw en kan overigens ook onafhankelijk van een spuitinrichting volgens een van de andere aspecten van de uitvinding worden toegepast en beschermd.
De maasbreedte bedraagt bij voorkeur ten minste 10 mm. Bij voorkeur bedraagt de maasbreedte ten hoogste 150 mm. Verder is het voordelig 15 indien de rotatie-as van het raster tevens het roerwerk roteert.
Volgens de stand van de techniek omvat een toevoer van vezels als losse deeltjes bekledingmateriaal een losklopruimte met een roerwerk die op één van de volgende twee wijzen wordt gevoed met vezels: ofwel bevinden zich in de losklopruimte tegengesteld aan elkaar draaiende schoepen die door een speciaal 20 daarvoor ingerichte aandrijving worden aangedreven en die bij toepassing vezels van een in de losklopruimte gevoerde baal of klomp vezelmateriaal schrapen; ofwel worden vezels handmatig van een baal of klomp vezels losgewreven en daarna in de losklopruimte gevoerd. De eerste oplossing is relatief duur doordat de inrichting dient te worden voorzien van de tegengesteld draaiende schoepen die een relatief 25 grote wrijving moeten overwinnen wanneer er een baal vezels op rust en de extra aandrijving voor het in twee tegengestelde richtingen kunnen aandrijven van de schoepen. De tweede oplossing is duur omdat het een arbeidsintensieve oplossing is. Door de oplossing die wordt verschaft door de hierboven gedefinieerde worden vezels relatief gelijkmatig van de onderzijde van een baal vezels afgeschraapt en in 30 de losklopruimte gevoerd, alwaar de vezels door de schoepen verder (kunnen) worden losgeroerd. Aldus kan met een dergelijke hierboven beschreven ontnester op relatief goedkope wijze een relatief fijne en gelijkmatige verdeling van naar een cellenradsluis toe te voeren vezels worden bereikt.
11
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van een spuitinrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat de toevoerinrichting voor bekledingmateriaal een cellenradsluis. Bij een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de toevoerinrichting een cellenradsluis, een om een draaiingsas draaiend cellenrad en een uitlaat die 5 uitmondt in een deeltjestoevoerkanaal en een blaasinrichting die bij toepassing een transportmedium in een transportrichting voor de deeltjes blaast, en waarbij het deeltjestoevoerkanaal en/of de uitlaat schuin ten opzichte van de draaiingsas onder het cellenrad van de cellenradsluis is georiënteerd.
Een dergelijke de voorkeur genietende toevoerinrichting is nieuw en 10 kan overigens ook onafhankelijk van een spuitinrichting volgens een van de andere aspecten van de uitvinding worden toegepast en beschermd Door een dergelijke nieuwe oriëntatie kan met een cellenrad met rechte schoepen, dat wil zeggen dat een aan de zijde van de draaiingsas gelegen proximale rand van een schoep zich parallel uitstrekt aan de tegenovergelegen op de wand van de cellenradsluis 15 aangrijpende distale rand, een geleidelijke verdeling van materiaal in een zich onder de uitlaat uitstrekkend (deeltjestoevoer)kanaal.
Bij een schuine oriëntatie van de uitlaat worden de vezels gelijkmatiger door de cellenradsluis aan het deeltjestoevoerkanaal afgegeven en resulteert in bedrijf een gelijkmatigere verdeling van deeltjes in het 20 deeltjestoevoerkanaal dan bij een inrichting met een uitlaat en een deeltjestoevoerkanaal die parallel of haaks ten opzichte van de draaiingsas van de cellenradsluis zijn georiënteerd. Dit leidt bij de spuitinrichting volgens de uitvinding tot een regelmatiger sproeibeeld en aldus een regelmatiger oppervlak van het resulterend spuitwerk op. Bij een schuine oriëntatie van het (deeltjestoevoer)kanaal 25 worden de vezels minder gelijkmatig door de cellenradsluis aan het deeltjestoevoerkanaal afgegeven, maar resulteert in bedrijf een gelijkmatigere verdeling van deeltjes in het deeltjestoevoerkanaal doordat de deeltjes in een schuine hoek ten opzichte van de uitlaat door het (deeltjestoevoer)kanaal worden opgenomen. Dit leidt ook tot een meer gelijkmatige verdeling dan bij een inrichting 30 met een uitlaat en een deeltjestoevoerkanaal die parallel of haaks ten opzichte van de draaiingsas van de cellenradsluis zijn georiënteerd. Dit leidt bij de spuitinrichting volgens de uitvinding tot een regelmatiger sproeibeeld en aldus een regelmatiger oppervlak van het resulterend spuitwerk op.
12
De hoek die het deeltjestoevoerkanaal en de draaiingsas van de cellenradsluis insluit is bij voorkeur bepaald door de geometrie van de kleppen van de cellenradsluis en de uitlaat (naar het afvoerkanaal) zodat een schoepenblad van de cellenradsluis niet eerder de uitlaat (naar het afvoerkanaal) voorbijgaat dan 5 nadat het volgende schoepenblad de uitlaat naar het afvoerkanaal bereikt.
Het is bekend de schoepen van een rad van een cellenradsluis met een lichte spoed op de draaiingsas aan te brengen, waardoor de schoepen schuin ten opzichte van de draaiingsas zijn georiënteerd. Dat wil zeggen de contactlijn van een schoep met de binnenwand van de sluis strekt zich niet parallel uit aan de 10 rotatie-as, waardoor de schoep als het ware een voorloopgedeelte en een naloopgedeelte heeft. Dit is echter een relatief dure oplossing, omdat de vervaardiging ervan precisiewerk vraagt teneinde een goed constant contact tussen een distaai uiteinde van de schoep en de binnenwand van de sluis te verzekeren, en de schoepen aan relatief grote slijtage onderhevig zijn. Dit is een gevolg van het 15 vereiste dat de schoepen met de binnenwand van de sluis een fluïdumdichte afsluiting moeten vormen om te voorkomen dat deeltjes als gevolg van de overdruk in het deeltjestoevoerkanaal tegen de transportrichting van de cellenradsluis in worden gedreven. Verdere benodigde maatregelen voor de cellenradsluis zijn welbekend, zoals bijvoorbeeld maatregelen voor een goede afdichting tussen de 20 schoepen en de binnenwand van de cellenwandsluis teneinde ongewenste lekstromen te voorkomen.
Volgens een vierde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het via een grondstoftoevoer naar een mengkamer van een schuiminrichting toevoeren van een grondstof voor te 25 genereren schuim in de vorm van fluïdum, waarbij volgens het vierde aspect van de onderhavige uitvinding het fluïdum daarbij passeert door een stromingsweerstand die stroming in de gewenste stromingsrichting van de betreffende voorraad fluïdum naar de mengkamer verhindert tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en de stroming van fluïdum 30 tegen de gewenste stromingsrichting in blokkeert.
De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht aan de hand van een voorbeelduitvoeringsvorm van een werkwijze en een spuitinrichting volgens de uitvinding en onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren waarin: 13
Figuur 1 een schematische weergave toont van een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voor het aanbrengen van een bekledinglaag op een oppervlak;
Figuur 1a een perspectivisch aanzicht toont van een spuitinrichting volgens 5 de onderhavige uitvinding;
Figuur 1b een schematisch zijaanzicht toont van de spuitinrichting uit figuur 1a;
Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een stromingsweerstand geschikt voor toepassing in een toevoer van een spuitinrichting volgens 10 figuur 1a.
Figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van een mengkamer voor een inrichting volgens figuur 1a;
Figuur 3a een dwarsdoorsnede-aanzicht toont uit figuur 3;
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht toont van een schuimkop voor 15 toepassing in een inrichting volgens figuur 1a;
Figuur 4a een dwarsdoorsnede aanzicht toont van figuur 4;
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht toont van een spuitkop voor toepassing bij de inrichting en werkwijze uit figuren 1a, 1b, 1c;
Figuur 5a een bovenaanzicht toont van de spuitkop uit figuur 5; 20 Figuur 5b een zijaanzicht toont van de spuitkop uit figuur 5a;
Figuur 6 een perspectivisch aanzicht toont van een alternatieve spuitkop voor toepassing bij een spuitinrichting en werkwijze volgens figuren 1, 1a, 1 bi;
Figuur 7 een perspectivisch aanzicht toont van nog een alternatieve spuitkop 25 voor toepassing bij een spuitinrichting volgens de onderhavige uitvinding;
Figuur 8 een schematische weergave toont van een ontnester voor toepassing bij de spuitinrichting uit figuur 1;
Figuur 9a een schematisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm 30 van een cellenradsluis voor toepassing bij de inrichting uit figuur 1;
Figuur 9b een schematisch aanzicht toont van een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een cellenradsluis voor toepassing bij de inrichting uit figuur 1; 14
Figuur 10 een schematisch aanzicht toont van een cellenradsluis en een zich daaronder bevindend kanaal;
Figuur 10a een schematisch aanzicht toont van een alternatieve opstelling van een cellenradsluis en een zich daaronder bevindend kanaal; en 5 Figuur 10b een schematisch aanzicht toont van nog een alternatieve opstelling van een cellenradsluis en een zich daaronder bevindend kanaal; Figuur 11 een aantal alternatieve voorbeelduitvoeringsvormen toont van de bij de buitenbocht van een hoorn behorende rand van een spuitmond; Nu kijkend naar figuur 1 wordt schematisch in blokschema een 10 werkwijze volgens de onderhavige uitvinding getoond. Via een watertoevoer 1 wordt water via een slang 2a en (latex)lijm via een slang 2b uit een lijmvoorraad 3 naar een menger 4 toegevoerd waarin het water en de lijm worden gemengd tot een lijmoplossing. De lijmoplossing wordt via een slang 2c naar een buffervat 5 toegevoerd, waarin de lijmoplossing tijdelijk wordt opgeslagen. Het buffervat 5 kan 15 een tussenvoorraad lijmoplossing bevatten, door het ontkoppelen van het produceren van de lijmoplossing enerzijds en de behoefte van de lijmoplossing anderzijds. Alternatief is het mogelijk dat een buffervat 5 een lijmoplossing bevat die onafhankelijk van het onderhavige proces is geproduceerd en bijvoorbeeld kan zijn ingekocht. Via een slang 2e wordt lijmoplossing uit buffervat 5 door pomp 6 richting 20 slang 2d en vervolgens in een mengkamer 7 gepompt. Wanneer de overdruk in slang 2d een bepaalde drempelwaarde, hier 30 kPa heeft overschreden, opent ventiel als stromingsweerstand zich en komt de toevoer van lijmoplossing naar mengkamer 7 op gang. Tegelijkertijd wordt lucht uit luchtvoorraad 8a door middel van een compressor 8 via gastoevoer 9 in een mengkamer 7 gevoerd. Ook hier zal 25 ventiel als stromingsweerstand de luchttoevoer 9 pas vrijgeven wanneer de overdruk een drempelwaarde, hier 30 kPa overschrijdt. In de mengkamer 7 wordt lucht met de lijmoplossing vermengd en aldus wordt schuim uit lijm, water en lucht gegenereerd. Vanuit mengkamer 7 wordt door slang 10 het schuim door een (in figuur 1 niet getoond) menghuis 16 in spuitkop 11 geblazen. Tegelijkertijd wordt via 30 een blaasinrichting 12 lucht door slang 13 richting een uitlaat 22 van een vezelvoorraad 14, waarin vezels zijn losgemaakt en opgeklopt, door een vezelslang 15 naar spuitkop 11 toegevoerd. In spuitkop 11 monden aldus slang 10 en vezelslang 15 uit, waarbij in spuitkop 11 het schuim en de vezels in het menghuis 16 onderling worden vermengd en via een hoorn 17 van de spuitkop 11 met 15 spuitmond 17a de inrichting verlaat. De betreffende werkwijze kan worden gestuurd via een besturingsinrichting 18, die pomp 6, compressor 8, de vezeltoevoer middels de schoepenklep 63 en blaasinrichting 12 bestuurt.
Nu kijkend naar figuur 1a wordt een perspectivisch aanzicht 5 getoond van een spuitinrichting 19 volgens de onderhavige uitvinding.
Spuitinrichting 19 omvat een kast 20 waarin een hopper 21 voor de toevoer van (samengeperst) vezelmateriaal is voorzien. Hopper 21 omvat (niet getoonde) middelen voor het ontnesten van vezels uit een toegevoerde vezelvoorraad in de vorm van een baal. Losgewerkte vezels worden door middel van een (in figuur 1a 10 niet getoonde) blaasinrichting 12 door een vezeluitlaat 22 in vezelslang 15 geblazen. Aan één zijde van de vezeluitlaat 22 bevindt zich in kast 20 een lijmoplossinguitlaat 23. Aan de andere zijde van de vezeluitlaat 22 bevindt zich een luchtuitlaat 24. De lijmoplossinguitlaat 23 is aangesloten op een lijmslang 2d met een (in figuur 1a niet getoond) ventiel. Luchtuitlaat 24 is aangesloten op een 15 luchtslang 9 met een (in figuur 1a niet getoond) ventiel. Lijmslang 2d en luchtslag 9 monden uit in een mengkamer 7 die op diens beurt via een schuimuitlaat is aangesloten op een slang 10 die uitmondt in spuitkop 11. Vezelslang 15 strekt zich vanaf vezeluitlaat 22 rechtstreeks uit naar spuitkop 11. Spuitinrichting 19 is ingericht voor het uitvoeren van een werkwijze volgens figuur 1. De inrichting uit figuur 1a is 20 opgebouwd uit een aantal algemeen bekende onderdelen zoals opslagvaten, slangen, compressoren, pompen en dergelijke. Deze zijn voor de vakman algemeen bekend en behoeven geen nadere toelichting. De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat enkele meer specifieke onderdelen zoals de mengkamer 7, spuitkop 11 met schuimkop 38 en hoorn 17 met spuitmond 17a, de vezeluitlaat 22 25 en de ontnester 21. Deze specifieke onderdelen zullen hiernavolgend onder verwijzing naar de volgende figuren nader worden toegelicht.
Figuur 1b toont een gedeeltelijk opengewerkt schematisch zijaanzicht van de spuitinrichting 19 uit figuur 1a. De spuitinrichting 19 heeft de vorm van een kast 20 op wielen. In de kast 20 bevinden zich een 30 besturingsinrichting 18 met een buffertank 5 voor een lijmoplossing en een pomp 6. Aan de rechterzijde van de figuur, corresponderend met de voorzijde van de kast 20 bevindt zich een hopper 21 voor balen 56 vezels die naar vezelvoorraad 14 worden toegevoerd. In de hopper 21 bevindt zich een raster 61 van de ontnester dat samen met roerder 62 door rotatie-as 52 wordt aangedreven. Onder bodem 53 bevindt zich 16 een cellenradsluis 63 boven een kanaal waardoorheen blaasinrichting 12 lucht blaast
Wanneer de werkwijze uit figuur 1 wordt toegepast met de spuitinrichting 19 uit figuur 1a bevindt zich in hopper 21 een baal samengeperst 5 vezelmateriaal dat op op zich bekende wijze kan worden ontnest zodat uit vezeluitlaat 22 in hoofdzaak losse vezels in vezelslang 15 worden geblazen door een blaasinrichting 12. Verder bevindt zich in kast 20 een buffervat 5 (in figuur 1a niet getoond) waarin een lijmoplossing van lijm en water is opgeslagen, die is aangesloten op lijmoplossinguitlaat 23 en lijmslang 2d. Het buffervat 5 kan zijn 10 aangesloten op een menger 4 (in figuur 1a niet getoond) waarin water en lijm momentaan worden gemengd. Buffervat 5 kan ook een afzonderlijk, extern geplaatst vat zijn waarin een ‘ingekochte’ of althans separaat vervaardigde hoeveelheid lijmoplossing is opgenomen. Dit maakt voor de werking van de spuitinrichting 19 geen verschil. Via een pomp 6 (in figuur 1a niet getoond) wordt 15 lijmoplossing uit het buffervat 5 naar lijmslang 2d gedreven. De lijmslang strekt zich over enige afstand uit naar mengkamer 7, waarbij de lijmslang 2d over een groot gedeelte van diens afstand tegen vezelslang 15 is gelegen. Ook in kast 20 bevindt zich een compressor 10 (in figuur 1a niet getoond) die lucht, ofwel omgevingslucht ofwel een gas uit een gasfles via luchtuitlaat 24 en luchtslang 9 naar mengkamer 7 20 drijft.
De werking van mengkamer 7, waarin de lijmslang 2d en luchtslang 9 uitmonden wordt hiernavolgend beschreven. Door aansluitstukken 27, 28 komen lucht respectievelijk lijmoplossing gescheiden in mengkamer 7. Vanwege de ventielen stromen beide fluïda vanaf een overdrukdruk van respectievelijk lijmslang 25 2d en luchtslang 9 ten opzichte van de druk in de mengkamer 7 van ongeveer 30 kPa in de mengkamer 7 naar binnen. Vervolgens stromen de lucht en de lijmoplossing in het verbindingskanaal 37, alwaar de beide stromen zich vermengen en een schuimachtige substantie ontstaat.
De schuimachtige substantie die hierna schuim zal worden 30 genoemd, verlaat mengkamer 7 via aansluitstuk 26 en mondt uit in slang 10. Het schuim wordt vervolgens onder druk van zowel de luchttoevoer 9 als de lijmoplossingtoevoer 2d door slang 10 gedreven. .
Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van een ventiel als stromingsweerstand voor toepassing in een lucht- of lijmoplossingtoevoer voor 17 toepassing bij de werkwijze en inrichting en die schematisch zijn weergegeven in figuren 1, 1a en 1b. Figuur 2 toont de inlaat voor de lijmoplossing 28 of de inlaat voor de lucht 27 door de achterwand 35 met 2 gaten naar het verbindingskanaal 37 van de mengkamer 7. Het fluïdum stroomt door het doorvoerkanaal 48 van het 5 ventiel 27 of 28 in de richting van het verbindingskanaal 37 in mengkamer 7. Het ventiel 27 of 28 steekt met een verstijvingselement 46 in het verbindingskanaal 37 waar lijmoplossing en gas gemengd worden. Het kanaal 48 is axiaal aan de zijde van het verbindingskanaal afgesloten (47) en aan het einde van het kanaal 48 voorzien van enkele radiale perforaties 44. Door deze radiale perforaties wordt het 10 fluïdum door de druk door de pomp 6 of compressor 8 geperst, tegen de druk in van de veerkrachtige rubberachtige slang 45. Deze slang laat in dit geval vanaf een voordruk van ca. 30 kPa het fluïdum langs het open einde van de om het verstijvingselement 46 geplaatste slang 45 met een, naar het verstijvingselement 46 open einde van de slang 45 passeren. In het verbindingskanaal 37 in de 15 mengkamer 7 wordt het fluïdum uit de respectievelijke ventielen 27 en 28 gemengd tot een schuimachtig mengsel dat naar de uitlaat van de mengkamer 26 en vervolgens stroomafwaarts door de slang 10 richting de spuitkop 11 gedreven wordt zoals verderop beschreven.
Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht een uitvoeringsvorm van 20 een mengkamer 7 voor toepassing bij de werkwijze en inrichting uit figuren 1 en 2. Figuur 3a toont een dwarsdoorsnede-aanzicht aanzicht van de mengkamer 7 uit figuur 3, waarbij aansluitstukken 26, 27, 28, die in figuur 3 afzonderlijk zijn weergegeven, in een huis 25 van de mengkamer 7 zijn opgenomen. Mengkamer 7 omvat een huis 25 met een dichte boven- en onderwand 29, respectievelijk 30, een 25 dichte zijwand 31 en een zijwand 32. In een achterwand 35 zijn doorgaande gaten voorzien die dienen voor het opnemen van aansluitstukken 27, 28 voor respectievelijk een (niet getoonde) luchttoevoer en een (niet getoonde) lijmoplossingtoevoer. In voorwand 36 is een doorgaand gat voorzien voor opname van een aansluitstuk 26 voor een slang. Uit figuur 3a is op te maken dat, in 30 aangesloten toestand, de uitlaten van aansluitstukken 27, 28 en een inlaat van aansluitstuk 26 via een verbindingskanaal 37 met elkaar in verbinding staan.
Vanuit de slang 10 wordt het schuim door middel van een schuimkop in spuitkop 11 gespoten. In figuur 4 wordt een voorkeursuitvoeringsvorm van een schuimkop 38 in perspectivisch aanzicht getoond. Figuur 4a toont een 18 verticaal dwarsdoorsnede-aanzicht door de hartlijn van schuimkop 38. Schuimkop 38 heeft een cirkelvormige inwendige dwarsdoorsnede voor het opnemen van het eindstuk van slang 10 in een opneemruimte 39. Een mantel 40 omgeeft opneemruimte 39 voor het eindstuk van de slang 10. Schuimkop 38 heeft een 5 sproeikop 41 voor schuim in de vorm van een kegel en is voorzien van uitstroomopeningen 42 die als gevolg van het kegelvormig verloop van sproeikop 41 in een hoek ten opzichte van de stromingsrichting van schuim in de slang zijn gepositioneerd. Deze hoek bedraagt bij de in figuur 4 getoonde voorbeelduitvoeringsvorm 45°. Aldus zal schuim in een dergelijke hoek uit 10 schuimkop 38 in spuitkop 11 stromen.
De voorbeelduitvoeringsvorm van een spuitkop 11 voor de spuitinrichting 19 uit figuur 1a wordt meer in detail getoond in figuren 5-5b. Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht van spuitkop 11 met een mofvormig huis 43 als inlaat waarop een slang 10 met een schuimkop 38 kan worden opgenomen, een 15 gebogen hoorn 17 met een in hoofdzaak V-vormige spuitmond 17a. Op het mofvormig huis 43 van spuitkop 11 wordt de slang 10 en de vezelslang 15 in de spuitkop 11 ontvangen. De slang 10 mondt met schuimkop 38 uit in het centrum van het stroomopwaarts gelegen deel van hoorn 17. Rondom schuimkop 38 mondt vezelslang 15 uit in het stroomopwaarts gelegen deel van hoorn 17. De vezelstroom 20 uit vezelslang 15 gaat in hoofdzaak rechtdoor de hoorn 17 in, terwijl het schuim uit schuimkop 38 in een hoek van in dit geval 45° richting de wand van hoorn 17 uitwaaiert. Aldus komt de stroom schuim uit schuimkop 38 in een hoek van 45° in de stroom vezels uit vezelslang 15, waardoor het schuim en de vezels zich onderling vermengen. Door de goede kwaliteit van het schuim zullen de vezels relatief goed 25 met schuim, en dus met lijm, worden omgeven. Wanneer dit eenmaal is gebeurd stroomt de gemengde schuimachtige massa door de hoorn 17 en verlaat deze door spuitmond 17a.
In figuur 5a wordt een bovenaanzicht getoond van de spuitkop 11. Uit dit bovenaanzicht is op te maken dat de hoorn 17 van spuitkop 11 in dit geval in 30 de breedte verbreedt. Tevens is te zien dat de wand zich V-vormig ontwikkelt in de V-vormige spuitmond 17a. Doordat de hoorn 17 in de stromingsrichting van het schuim gezien vanaf het menghuis 16 tot aan de spuitmond 17a V-vormig verbreedt, zal het mengsel van vezels en schuim ten gevolge van centrifugale kracht in de breedte van de spuitkop uitwaaieren en in een relatief brede kegel uit 19 de spuitkop stromen. Dit is gunstig wanneer materiaal, zoals schuim, uit de spuitkop 11 tegen een oppervlak dient te worden gespoten omdat de oppervlakte vlakker en daardoor sneller bedekt kan worden.
Figuur 5b toont een zijaanzicht van spuitkop 11, waaruit is op te 5 maken dat de, dwars op de breedte van hoorn 17 georiënteerde hoogte van de 17 geleidelijk afneemt. In de getoonde spuitkop 11 accelereert schuim dat door hoorn 17 naar spuitmond 17a stroomt. Doordat de hoorn 17 in de stromingsrichting van het schuim gezien vanaf het ronde menghuis 16 tot aan de spuitmond 17a overgaat in in hoofdzaak een V-vorm, zal het mengsel van vezels en schuim ten gevolge van 10 centrifugale kracht over de breedte van de spuitkop uitwaaieren en in een relatief gelijkmatige kegel uit de spuitkop stromen. Dit is gunstig wanneer materiaal, zoals schuim, uit de spuitkop 11 tegen een oppervlak dient te worden gespoten omdat de oppervlakte vlakker en daardoor sneller bedekt kan worden.
Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een spuitkop 15 voor toepassing bij de inrichting uit figuur 1a. De vorm van de spuitkop is nagenoeg gelijk aan die van spuitkop 11 zoals in tekening 5-5b. Een verschil is dat nabij het uitstroomuiteinde aan de naar binnen gekeerde wand van de hoorn 17 een ontluchtingsopening 17b is voorzien. Dit maakt het mogelijk dat het schuim dat door spuitmond 17a stroomt met lagere snelheid en minder turbulentie op het oppervlak 20 wordt aangebracht. Immers, transportlucht kan door de ontluchtingsopening 48 ontsnappen, waardoor minder lucht door spuitmond 17a zal stromen. Een ander verschil is de kleinere buigingshoek van de hoorn 17, een grotere opening van de spuitmond 17a en een minder sterke V-vorm van de spuitmond, waardoor het soortelijk gewicht van het gespoten materiaal tegen de oppervlakte lager wordt.
25 Figuur 7 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een schuimkop voor toepassing bij spuitinrichting 19. In plaats van een centrale uitstroom voor schuim heeft deze schuimkop uitstroomopeningen nabij de buitenomtrek van de spuitkop. Het schuim stroomt onder een hoek richting de centrale as van de hoorn, waar vezels uit de vezeltoevoer door vezelslang 15 in de spuitkop 11 uitmonden. 30 Het effect van een dergelijke schuimkop is vergelijkbaar met het effect van de schuimkop uit figuur 4.
Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat een spuitkop als getoond in figuren 5 en/of 6 ook geschikt is voor toepassing als spuitkop bij een niet-schuimvormig nat of droog materiaal, zoals mortel, verf, spachtelpoets, droge 20 vezels, poeder, lijm, minerale grondstoffen, zaden, granulaat en dergelijke.
Nu kijkend naar de schematische weergave van een ontnester in de vorm van kast 20 uit figuur 8 wordt een hopper 21 getoond waarin een door een niet in figuur 8 weergegeven aandrijfinrichting roterend aangedreven rotatie-as 52 5 roteerbaar is. Nabij bodem 53 van de hopper 21 roteert een met rotatie-as 52 verbonden roerder 62 hoeveel, materiaal, stijfheid e.d.) Aan het bovenuiteinde van de rotatie-as 52 is een zich horizontaal uitstrekkend raster 61 in de vorm van een gaas. Dit gaas heeft een maaswijdte die is afgestemd op de te ontnesten substantie en kan variëren van 1 tot 150 mm. In de hoogte, dwars op het vlak, kan dit gaas 10 voorzien zijn van een (variërende) profilering of van uitstulpingen waarmee vezels beter en/of sneller ontnest kunnen worden. Het profiel varieert van 0 tot 200 mm en is afgestemd op de te ontnesten substantie en de gewenste snelheid van ontnesten. De dikte van het gaas wordt bepaald door de druk op het oppervlak en de kracht die de te ontnesten substantie uitoefent op het gaas. Bij een diameter van het gaas van 15 600 mm volstaat doorgaans 3 a 4 mm. De oppervlakte van het gaas wordt bepaald door de diameter van de hopper 21 en de gewenste snelheid van ontnesten. In de bodem 53 van de hopper 21 bevindt zich een uitlaat 54 die uitmondt in een cellenradsluis 63. De cellenradsluis 63 mondt aan diens onderzijde met een afgeefopening 55 uit in een slang 13 waardoorheen door een blaasinrichting 12 20 lucht wordt geblazen, en die na de afgeefopening 55 overgaat in een vezeltoevoerslang 15.
Bij toepassing wordt de open bovenzijde van de hopper 21 gevoed met balen 56 samengeperste vezels, of ander samengeperst deeltjesmateriaal. Door de rotatie van raster 61 schraapt het raster 61 als het ware vezelmateriaal 25 geleidelijk van de onderzijde van de baal 56, waardoor de vezels relatief gelijkmatig onder het raster in de hopper 21 naar beneden vallen. In hun val worden de vezels aangegrepen door de roerder 62, zodat de vezels verder worden losgeklopt. Een tweede functie van de roerder 62 is het in de richting van uitlaat 55 verplaatsen van onnetste vezels. De vezels komen via uitlaat 54 in de cellenradsluis 63, die door 30 rotatie van de door schoepen en de binnenwand van de cellenradsluis 63 gedefinieerde cellen om diens as roteert en zodoende gedoseerd vezels naar de afgeefopening transporteert. De vezels vallen vervolgens door de afgeefopening in de slang 13, waar ze door een door blaasinrichting 12 gegenereerde luchtstroom worden meegenomen richting mengkamer 7.
21
Een cellenradsluis voor toepassing in een blaasinrichting volgens de onderhavige uitvinding kan verschillende typen aannemen. Een eerste type is een zogenoemde doorblaas cellenradsluis, waarbij lucht parallel aan de rotatie-as van het schoepenwiel door tegenovergelegen zijwanden van de sluis wordt 5 geblazen. De door de roterende schoepen gedefinieerde cellen roteren voorbij uitlaat 54 en voeren steeds nieuwe deeltjes uit de hopper aan. Een tweede type is een conventionele doorval cellenradsluis met rechte schoepen, waarin de roterende cellen deeltjes batchgewijs van de hopper naar de afgeefopening transporteren. Een derde type is een cellenradsluis met schuine schoepen, die 10 werkt op basis van het tweede type, maar die de deeltjes geleidelijk afgeeft aan de afgeefopening, omdat de schoepen zich ten opzichte van de afgeefopening schuin van een voorlooprand naar een nalooprand uitstrekken.
Een vierde type, dat is weergegeven in figuur 9a en 10b, is weliswaar gebaseerd op het bekende tweede type, maar is nieuw doordat de 15 afgeefopening schuin ten opzichte van de rotatie-as van het schoepenwiel met rechte schoepen uitstrekt. Door de schuine afgeefopening wordt, echter op een wijze die veel makkelijker is te realiseren, eenzelfde effect bereikt als met het derde type. Namelijk, dat een schoep de opening niet in één keer passeert, zoals bij het tweede type, maar geleidelijk, zoals bij het derde type. Doordat de afgeefopening 20 zich schuin ten opzichte van de rotatie-as en de rechte schoepen uitstrekt, passeren de schoepen de afgeefopening geleidelijk, zodat een geleidelijke afgifte van deeltjes door de afgeefopening aan de vezelslang mogelijk is.
Een alternatief voor het bereiken van het effect van het derde of vierde type cellenradsluis, dat is getoond in figuur 10b, is gelegen in de onderlinge 25 oriëntatie van een cellenradsluis van het tweede type en de vezelslang. Bij toepassing van een cellenradsluis van het tweede type wordt dan een afvoerkanaal, bij de uitvinding de vezelslang, aan de onderzijde van de cellenradsluis schuin ten opzichte van de afgeefopening georiënteerd. De deeltjes worden dan weliswaar batchgewijs aan de vezelslang aangeboden, maar door de schuine oriëntatie van de 30 vezelslang zijn de in de vezelslang vallende vezels schuin ten opzichte van de langsas van de slang georiënteerd, waardoor de vezels in de langsrichting van de slang relatief goed zijn verspreid. Ter illustratie is in figuren 10, 10a en 10b respectievelijk weergegeven hoe bij toepassing van typen 2, 4 en 5 de verdeling van vezels over de vezelslag zal zijn. Hieruit is op te maken dat de hoeveelheid 22 vezels in de transportrichting T gezien in figuren 10a en 10b veel gelijkmatiger over de vezelslang is verdeeld dan bij de conservatieve opstelling van het tweede type, corresponderend met figuur 10. Met een cellenradsluis van het derde type kan weliswaar een vergelijkbaar resultaat worden behaald, maar de aanpassingen van 5 de cellenradsluis (schuine schoepen met goede aansluiting aan de binnenwand) zijn complexer, duurder en onderhoudsgevoeliger dan die met schuine afgeefopening respectievelijk schuine plaatsing van de sluis boven een afvoerkanaal) voor het vierde type cellenradsluis of de gewijzigde onderlinge oriëntatie.
Figuur 11 tenslotte toont een niet limitatief aantal voorbeelden van 10 uitvoeringen van een met de buitenbocht van een gebogen hoorn corresponderend deel van de spuitmond, waarbij voor de inzichtelijkheid het aan de zijde van de buitenbocht gelegen randdeel vet is getekend. In figuur 11 zijn de tegenovergelegen (bij een binnenbocht horende) randdelen steeds in hoofdzaak recht getekend, maar de tegenovergelegen randdelen kunnen zich ook boogvormig of in hoofdzaak 15 parallel aan het dik getekende randdeel uitstrekken.
In de getoonde figuren en in de beschrijving is de onderhavige uitvinding toegelicht aan de hand van een beperkt aantal uitvoeringsvormen. Het moge duidelijk zijn dat de figuurbeschrijving, noch de tekeningen enige beperkende invloed hebben op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die 20 wordt gedefinieerd in de hiernavolgende conclusies. Zoals ook blijkt uit de beschrijvingsinleiding en de conclusies kunnen de afzonderlijke onderdelen van een spuitinrichting ook worden toegepast bij andere inrichtingen. En de afzonderlijke onderdelen kunnen anders zijn uitgevoerd. Zo kan in plaats van lucht een ander gas onder druk worden toegevoerd. In plaats van lijm(oplossing) kan water of een ander 25 bindmiddel, of een ander door middel van gas te schuimen materiaal worden toegepast. In plaats van water kan een ander geschikt oplosmiddel worden gebruikt. De stromingsweerstand kan worden verschaft door een alternatief ventiel, bij voorkeur een ventiel met een weerstand die evenredig toeneemt met de druk waaronder fluïdum naar het ventiel wordt toegevoerd. De mengkamer kan integraal 30 onderdeel uitmaken van de slang, waarbij de lucht- en lijmoplossingtoevoer, bij voorkeur in een hoek ten opzichte van elkaar samenstromen in de slang.

Claims (16)

1. Toevoer naar een mengkamer van bijvoorbeeld een spuitinrichting waarmee bij toepassing een bekledinglaag tegen een oppervlak wordt aangebracht, 5 met het kenmerk, dat de toevoer een stromingsweerstand omvat die stroming in een gewenste stromingsrichting van een grondstofvoorraad in de vorm van fluïdum naar een mengkamer verhindert tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die stroming van fluïdum tegen de gewenste stromingsrichting in blokkeert.
2. Toevoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drempelwaarde voor het drukverschil tussen een eerste grondstoftoevoer en de mengkamer ten minste 20 kPa bedraagt.
3. Toevoer volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het drukverschil tussen een tweede grondstoftoevoer en de mengkamer ten minste 20 15 kPa bedraagt.
4. Toevoer volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stromingsweerstand in de eerste en/of tweede grondstoftoevoer is uitgevoerd als een ventiel van een fietsband.
5. Toevoer volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het ventiel is 20 voorzien van een ventielslang die althans in hoofdzaak is vervaardigd van veerkrachtig materiaal.
6. Toevoer volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het veerkrachtig materiaal rubber of rubberachtig materiaal is.
7. Toevoer volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat ten minste één stromingsweerstand van het autonome, dat wil zeggen, zelfstandig werkzaam type is.
8. Spuitinrichting waarmee bij toepassing een bekledinglaag tegen een oppervlak wordt aangebracht, omvattende een bindmiddeloplossingtoevoer waarmee bij toepassing een fluïde 30 bindmiddeloplossing onder druk van een bindmiddeloplossingvoorraad naar een mengkamer wordt toegevoerd, - een gastoevoer waarmee bij toepassing een gasvormig fluïdum onder druk van een gasvoorraad naar de mengkamer wordt toegevoerd, een mengkamer met een eerste invoeropening waarop de bindmiddeloplossingtoevoer is aangesloten en een tweede invoeropening waarop de gastoevoer is aangesloten, - een zich stroomafwaarts van de mengkamer bevindende en met de mengkamer 5 communicerend verbonden slang, die uitmondt in een menghuis van een spuitkop, - een toevoerinrichting voor bekledingmateriaal die bij toepassing in hoofdzaak los bekledingmateriaal naar het menghuis toevoert, - een zich stroomafwaarts van het menghuis bevindende en met het menghuis communicerend verbonden V-vormige hoorn met een V-vormige spuitmond, 10 waardoorheen bij toepassing een in de spuitinrichting gemengde massa op een oppervlak wordt aangebracht, en met het kenmerk, dat tussen de bindmiddeloplossingvoorraad en de mengkamer en/of tussen de gasvoorraad en de mengkamer een stromingsweerstand is voorzien die enerzijds stroming in de gewenste stromingsrichting van de betreffende 15 voorraad fluïdum naar de mengkamer verhindert tot het drukverschil tussen de betreffende toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die anderzijds stroming van fluïdum tegen de gewenste stromingsrichting in blokkeert.
9. Spuitinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 20 spuitinrichtingen een besturingsinrichting voor het besturen van de bindmiddeloplossingtoevoer, de gastoevoer en/of de toevoerinrichting voor bekledingmateriaal bij toepassing van de spuitinrichting omvat.
10. Spuitinrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat toevoerinrichting voor bekledingmateriaal een ontnester omvat die is ingericht voor 25 het uit een baal vezels ontnesten van vezels, de ontnester omvattende een inlaat voor vezels, een onder de inlaat gelegen losklopruimte met ten minste een bodem en een de losklopruimte omgevende zijwand, turbulentiemiddelen die zijn ingericht voor het genereren van turbulentie in de losklopruimte en een roermechanisme dat is ingericht voor het naar een zich in de bodem van de losklopruimte bevindende 30 inlaat van een cellenradsluis verplaatsen van op de bodem van de losklopruimte gelegen vezels, waarbij aan de bovenzijde van de losklopruimte een door een rotatie-as roteerbaar raster met een maasbreedte gelegen in het bereik van 5-200 mm is voorzien.
11. Spuitinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerinrichting voor bekledingmateriaal een cellenradsluis, een om een draaiïngsas draaiend cellenrad en een uitlaat die uitmondt in een deeltjestoevoerkanaal en een blaasinrichting die bij toepassing een 5 transportmedium in een transportrichting voor de deeltjes blaast omvat, en waarbij het deeltjestoevoerkanaal en/of de uitlaat schuin ten opzichte van de draaiingsas onder het cellenrad van de cellenradsluis is georiënteerd
12. Werkwijze voor het tegen een oppervlak aanbrengen van een bekledinglaag, omvattende de stappen van: 10 a) het via een bindmiddeloplossingtoevoer onder druk van een bindmiddeloplossingvoorraad naar een mengkamer toevoeren van een fluïde bindmiddeloplossing, b) het via een gastoevoer onder druk van een gasvoorraad naar de mengkamer toevoeren van een gasvormig fluïdum, 15 c) het in de mengkamer tot een schuim mengen van de bindmiddeloplossing en het gasvormig fluïdum, d) het door een communicerend met de mengkamer verbonden slang, die uitmondt in een menghuis van een spuitkop, doen stromen van het schuim e) het via een toevoerinrichting voor bekledingmateriaal naar het menghuis 20 toevoeren van losse deeltjes bekledingmateriaal, f) het in het menghuis tot een bindmiddel-bekledingmateriaalmengsel mengen van het toegevoerd schuim en het toegevoerd bekledingmateriaal, en het vanaf het menghuis via een hoorn van een spuitkop door een spuitmond tegen een te isoleren oppervlak spuiten van het bindmiddel-bekledingmateriaalmengsel, 25 met het kenmerk, dat tussen de bindmiddeloplossingvoorraad en de mengkamer en/of tussen de gasvoorraad en de mengkamer een stromingsweerstand is voorzien waardoor bij stap a) en/of stap b) enerzijds stroming in de gewenste stromingsrichting van de betreffende voorraad fluïdum naar de mengkamer wordt verhinderd tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde 30 drempelwaarde overschrijdt en die anderzijds bij of na het beëindigen van het aanbrengproces een stroming van fluïdum tegen de gewenste stromingsrichting in blokkeert.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het gasvormig fluïdum lucht omvat.
14. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de bindmiddeloplossing als oplosmiddel water omvat.
15. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 12 tot en met 14, met het kenmerk, dat de stromingsweerstand fluctuaties in een door de toevoer 5 stromend fluïdum als gevolg van bijvoorbeeld optredende drukvariaties dempt.
16. Werkwijze voor het via een bindmiddeloplossingtoevoer respectievelijk een gastoevoer naar een mengkamer van een schuiminrichting toevoeren van een grondstof voor het schuim in de vorm van fluïdum, met het kenmerk, dat het fluïdum daarbij passeert door een stromingsweerstand die 10 stroming in de gewenste stromingsrichting van de betreffende voorraad fluïdum naar de mengkamer verhindert tot het drukverschil tussen de toevoer en de mengkamer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt en die stroming van fluïdum tegen de gewenste stromingsrichting in blokkeert. 15
NL2008627A 2012-04-11 2012-04-11 Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze. NL2008627C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008627A NL2008627C2 (nl) 2012-04-11 2012-04-11 Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.
ES13720106T ES2831601T3 (es) 2012-04-11 2013-04-11 Dispositivo provisto de una válvula de retención resistente al flujo y procedimiento para aplicar un recubrimiento a una superficie
PCT/NL2013/050265 WO2013154430A1 (en) 2012-04-11 2013-04-11 Device provided with a flow resisting check valve and method for applying a coating to a surface
EP13720106.7A EP2836310B1 (en) 2012-04-11 2013-04-11 Device provided with a flow resisting check valve and method for applying a coating to a surface
PT137201067T PT2836310T (pt) 2012-04-11 2013-04-11 Dispositivo dotado de uma válvula de retenção resistente a fluxo e método para aplicar um revestimento a uma superfície

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008627A NL2008627C2 (nl) 2012-04-11 2012-04-11 Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.
NL2008627 2012-04-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008627C2 true NL2008627C2 (nl) 2013-10-15

Family

ID=46939928

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008627A NL2008627C2 (nl) 2012-04-11 2012-04-11 Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2008627C2 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB184851A (en) * 1921-05-17 1922-08-17 George Henry Potts Improvements in and relating to valves and the like
DE2617511A1 (de) * 1975-04-22 1976-11-11 Kornylac Co Vorrichtung zum mischen chemischer fluide und zum einbringen der fluide in einen formhohlraum
US5255747A (en) * 1992-10-01 1993-10-26 Hale Fire Pump Company Compressed air foam system
EP0605137A1 (en) * 1992-12-30 1994-07-06 Nordson Corporation Method and apparatus for forming and dispensing coating material containing multiple components
US20060131333A1 (en) * 2004-12-22 2006-06-22 Cherfane Raymond C Modular mixing assembly and dispensing device
WO2010028989A1 (en) * 2008-09-12 2010-03-18 Basf Se Two component foam dispensing apparatus
DE102009049245A1 (de) * 2008-11-06 2010-05-12 Luk Lamellen Und Kupplungsbau Beteiligungs Kg Rückschlagventileinrichtung

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB184851A (en) * 1921-05-17 1922-08-17 George Henry Potts Improvements in and relating to valves and the like
DE2617511A1 (de) * 1975-04-22 1976-11-11 Kornylac Co Vorrichtung zum mischen chemischer fluide und zum einbringen der fluide in einen formhohlraum
US5255747A (en) * 1992-10-01 1993-10-26 Hale Fire Pump Company Compressed air foam system
EP0605137A1 (en) * 1992-12-30 1994-07-06 Nordson Corporation Method and apparatus for forming and dispensing coating material containing multiple components
US20060131333A1 (en) * 2004-12-22 2006-06-22 Cherfane Raymond C Modular mixing assembly and dispensing device
WO2010028989A1 (en) * 2008-09-12 2010-03-18 Basf Se Two component foam dispensing apparatus
DE102009049245A1 (de) * 2008-11-06 2010-05-12 Luk Lamellen Und Kupplungsbau Beteiligungs Kg Rückschlagventileinrichtung

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11406771B2 (en) Apparatuses and methods for delivering powdered agents
US7175337B2 (en) Method and apparatus for mixing pulverous material with liquid
US9555438B2 (en) Pneumatic solids transfer pump
AU2022205148B2 (en) Seed treatment method
US5050995A (en) Jet agitation system
KR101716283B1 (ko) 농약 살포장치용 농약 교반기
NL2008627C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een stromingsweerstand en stromingsweerstand voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.
JP5636590B2 (ja) 粉体溶解装置
NL2008628C2 (nl) Schuimkop met verscheidene uitstroomopeningen en inrichting en werkwijze voor aanbrengen van spuitlaag op een oppervlak voorzien van een dergelijke schuimkop voor toepassing in een dergelijke inrichting en werkwijze.
JP2005290999A (ja) 加圧遠心ポンプ
NL2008629C2 (nl) Spuitkop met v-vormige spuitmondinrichting en werkwijze voor aanbrengen van een spuitlaag op een oppervlak voorzien van een dergelijke spuitkop.
US11590521B2 (en) Powder dispensing apparatus with vortex agitation
RU2292194C1 (ru) Устройство для внесения жидких смесей в сухие корма
JP3722707B2 (ja) 粉体と液体との連続混合装置
EP2836310B1 (en) Device provided with a flow resisting check valve and method for applying a coating to a surface
JP2017077554A (ja) 微細物の移送方法、微細物の移送装置、微細物の溶解方法、および微細物の溶解装置
US3913894A (en) Continuous feed mixing apparatus
WO2004091761A1 (ja) 粉体原料と液体原料のミキシング方法
JP2000024928A (ja) ウォータージェット装置およびスラリー混入方法
CN208229716U (zh) 活性炭混合料混料输料装置
CN208727342U (zh) 一种胶类中药粘性诱发控制装置
KR20220106550A (ko) 공압을 이용한 살포장치
RU2246195C2 (ru) Протравливатель семян
JPH11267554A (ja) 二液混合式スプレー方法およびその装置
JP5850694B2 (ja) 流体噴射における流量制御装置及び流量制御方法