NL2008421A - Inrichting voor het aansturen van de werking van landbouwmachines. - Google Patents

Description

Inrichting voor het aansturen van de werking van landbouwmachines.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aansturen van de werking van landbouwmachines, die zijn voorzien van een besturingscomputer met een communicatie-interface voor het inladen van softwaremodules, met een centrale softwareserver, waarop verschillende softwaremodules voor verscheidene landbouwmachines klaarstaan, een centrale bedrijfscomputer, waarop ten minste één softwaremodule voor ten minste één landbouwmachine van een landbouwmachineoperator opgeslagen is, en een mobiele communicatieterminal.

Moderne landbouwmachines, bijvoorbeeld in de vorm van aanbouwinrichtingen, die aan een trekker kunnen worden aangebouwd, zijn veelal voorzien van een besturingscomputer of computer in de vorm van een boordcomputer, die verscheidene besturingsfuncties, opnamefuncties of controlefuncties kan uitvoeren. Regelmatig worden met dergelijke boordcomputers werktuigen van de betreffende landbouwmachines aangestuurd, waarbij bijvoorbeeld passende regelalgoritmes afgewerkt worden, of ook uitvoerparameters en/of terreinbewerkingsparameters worden verzameld en in het gegeven geval verwerkt en geanalyseerd worden, bijvoorbeeld wordt de bij gemeten rijsnelheid opgenomen hoeveelheid oogstgoedmengsel bepaald of hoeveelheid uitgevoerd oogstgoedmengsels bepaald en hieruit werkprestaties berekend zoals bewerkt oppervlak, ingevoerd oogstgoed of gezaaid gewasoppervlak.

Hiertoe is de genoemde besturingscomputer naast de gebruikelijke hardware zoals microprocessoren en geheugenelementen ook voorzien van software, die de juiste besturingsfuncties bevat. Om besturingsfuncties achteraf te kunnen optimaliseren of ook achteraf ontwikkelde besturingsfuncties te kunnen uitvoeren, zijn de besturingscomputers van de landbouwmachines voorzien van communicatie-interfaces, om nieuwe of gewijzigde software of software updates te kunnen inladen. Om storingen of zelfs beschadiging van de landbouwmachine, waarvan de oorzaak achteraf nog slechts moeilijk vaststelbaar is, te voorkomen, wordt hierbij gezorgd dat geen door de landbouwmachine-exploitant niet geautoriseerde software kan worden ingeladen. Anderzijds dient het inladen voor de landbouwmachineoperator zo eenvoudig als mogelijk te worden gemaakt, om door de gebruiker veroorzaakte fouten bij het inladen te vermijden en verbeteringen of extra functies achteraf aan de landbouwmachine toe te kunnen voegen. Door het inladen van softwaremodules, upgrades of updates kan de werking van de betreffende landbouwmachine aangestuurd worden voor zover de voor de landbouwmachine uitvoerbare functies veranderd zijn.

Publicatie EP 21 32 971 A1 openbaart een boordcomputer voor landbouwmachine-combinaties bestaand uit een trekker en een aanbouwinrichting, die computereenheden omvat zowel op de trekker alsook op de aanbouwinrichting, die met elkaar moeten communiceren. Om communicatieproblemen in het bijzonder compatibiliteitsproblemen tussen de computereenheden te vermijden, is er in voorzien om bij het tot stand brengen van een communicatieverbinding tussen de beide computereenheden eerst te bepalen welke software op de computereenheden noodzakelijk is om de samenwerking mogelijk te maken, en vervolgens in een automatische draadloze download, update of installatiestap van een externe server de noodzakelijke softwaremodule in de trekkercomputer en/of de inrichtingcomputer in te laden. Het inladen van software geschiedt hierbij direct van de centrale softwareserver via een satellietverbinding, waarmee de trekkercomputer of de inrichtingcomputer middels een overeenkomstige mobiele interface verbindbaar is. Hierdoor wordt het inladen van de softwaremodules praktisch overal en in het bijzonder bij veldwerk-zaamheden, wanneer trekker en aanbouwinrichting aan elkaar gekoppeld zijn, mogelijk gemaakt.

In de praktijk is het echter gebleken dat dergelijke inlaadhandelingen sterk storings-gevoelig zijn. Bijvoorbeeld komt het in dode hoeken tot een onderbreking van de downloadhandeling of een slechts gedeeltelijke dataoverdracht. Verder ontwikkelen dergelijke inlaadsystemen een eigen leven, dat de landbouwmachineoperator niet daadwerkelijk kan controleren, dat wil zeggen de landbouwmachineoperator kan niet meer voorkomen, dat een door hem niet gewenste softwaremodule in zijn landbouwmachine wordt ingeladen. In ieder geval is er gebrek aan controle over welke softwaremodule daadwerkelijk in de landbouwmachine wordt ingeladen.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een verbeterde inrichting van het bovengenoemde type te verschaffen, die nadelen van de stand der techniek vermijdt en de laatste op voordelige wijze verder ontwikkelt. Bij voorkeur wordt een storingsvrij inladen van softwaremodules in de landbouwmachinecomputers mogelijk gemaakt, waarbij een ongecontroleerd inladen van defecte softwaremodules wordt vermeden en de landbouwmachineoperator de controle over de op zijn landbouwmachine geïnstalleerde software behoudt.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een inrichting volgens conclusie 1. Voorkeursuitvoeringen van de uitvinding zijn onderwerp van de afhankelijke conclusies.

Het wordt voorgesteld, de in de boordcomputer van de landbouwmachine in te laden software niet meer direct van een centrale softwareserver in te laden, maar hiertoe ten minste één mobiele communicatieterminal tussen te voegen, om enerzijds overdrachts-problemen bijvoorbeeld als gevolg van dode hoeken en dergelijke te vermijden en de landbouwmachineoperator de controle over het inladen en het beheer van de software op de landbouwmachine te verschaffen. De software wordt allereerst op de mobiele communicatieterminal zoals bijvoorbeeld een iPod of een iPad ingeladen van de centrale softwareserver en vervolgens van de genoemde mobiele communicatieterminal op de boordcomputer van de landbouwmachine ingeladen. Om het handhaven van de betreffende inlaad voortgang te vereenvoudigen, bezit de centrale softwareserver of de mobiele communicatieterminal of de besturingscomputer van de landbouwmachine een synchro-nisatiefunctie, die bij het tot stand brengen van een communicatieverbinding een synchro-nisatiefunctie in gang zet, door welke dan, wanneer aanvullende of geactualiseerde softwaremodules beschikbaar zijn, deze eerst op de mobiele communicatieterminal worden ingeladen en vervolgens van deze in de landbouwmachine worden ingeladen. De genoemde synchronisatievoortgang verloopt hierbij bij voorkeur volautomatisch tijdens of na het tot stand brengen van een communicatieverbinding tussen het betreffende paar apparaten, mogelijk ook semiautomatisch zodanig dat een bevestiging wordt gevraagd van de inrichtinggebruiker voordat het inladen van de softwaremodule gestart wordt en dat inladen slechts dan aanvangt, wanneer deze bevestiging gegeven is. Volgens de uitvinding is er in voorzien, dat de centrale softwareserver toegangscontrolemiddelen voor controle van de toegang tot de gereedstaande softwaremodules omvat, waarbij de genoemde toegangscontrolemiddelen registratiemiddelen omvatten voor het registreren van landbouw-machineoperatoren en opslaan van identificatiegegevens, waarbij de genoemde identificatiegegevens zowel de geregistreerde landbouwmachineoperator en zijn ten minste ene landbouwmachine identificeren, zodat de softwareserver bij een oproep weet, wie oproept en welke landbouwmachine de oproeper bezit. Om onnodig dataverkeer te vermijden en de over te dragen data te beperken, zijn de centrale softwareserver en/of de centrale dataver-werkingsinrichting voorzien van selectiemiddelen, middels welke op basis van de bij toegang verschafte identificatiedata nog slechts die softwaremodules worden geselecteerd, die voor de landbouwmachine van de betreffende operator geschikt zijn en op basis van de geregistreerde identificatiedata bekend zijn. De centrale softwareserver stelt met betreffende verschaffingsmiddelen vervolgens slechts die softwaremodules voor inladen of voor overdracht beschikbaar die op basis van de genoemde identificatiedata geselecteerd worden. Hierdoor kan het eenvoudig te gebruiken toch veilig en controleerbaar verschaffingsproces worden verkregen. De betreffende landbouwmachineoperator hoeft zich slechts bij de centrale softwareserver te registreren en bij de registratie "zijn" landbouwmachine aan te geven, waarbij dit eventueel ook middels een gescheiden databank of een gescheiden machinebeheerserver kan geschieden, waarop de landbouwmachinefabrikant of distributeur opslaat welke landbouwmachine een bepaalde machineoperator heeft gekregen, zodat door koppeling van de machineoperator identificerende data met de data van de separate databank of de separate server de landbouwmachines, die behoren aan de registrerende machineoperator, kunnen worden geïdentificeerd. Zodra de machineoperator is geregistreerd bij de centrale softwareserver kan de betreffende machineoperator op door hem gewenste wijze toegang krijgen tot de server om nieuwe of aanvullende softwaremodules in te laden of over te zetten, en deze dan in de besturingscomputer van de betreffende landbouwmachine in te laden.

De geselecteerde en gereedstaande softwaremodules kunnen hierbij in principe direct van de centrale softwareserver op de voornoemde mobiele communicatieterminal worden overgedragen, wanneer de mobiele communicatieterminal communicatieinterfaces bezit om direct met de softwareserver te kunnen communiceren, bijvoorbeeld middels een telecommunicatieverbinding. Voordeligerwijs kan er echter ook in zijn voorzien, dat de synchronisatie van de mobiele communicatieterminal met de op de centrale softwareserver beschikbaar gestelde softwaremodules indirect over een tussengeplaatste centrale bedrijfscomputer geschiedt. Hierdoor kan een betreffende landbouwmachineoperator vanuit zijn bedrijf of zijn kantoor eerst de betreffende softwaremodules van de centrale softwareserver op zijn centrale bedrijfscomputer inladen of deze op overeenkomstige wijze synchroniseren, zodat hij dit vanuit zijn centrale werkplek kan controleren, welke nieuwe of aanvullende softwaremodules voor zijn landbouwmachine beschikbaar zijn en gereed staan. Van de genoemde centrale bedrijfscomputer kan de landbouwmachineoperator ook op een voornoemde wijze het registratieproces op de centrale softwareserver uitvoeren. In een tweede stap volgt dan het synchroniseren van de mobiele communicatieterminal met de centrale bedrijfscomputer, om de van de centrale softwareserver gedownloade software op de mobiele communicatieterminal in te laden, om vervolgens van deze af de software in de besturingscomputer van de landbouwmachine in te laden.

Om dit meerstaps, in het bijzonder driestaps downloadproces eenvoudig vorm te geven, is in de verdere uitwerking van de uitvinding de centrale bedrijfscomputer en/of de mobiele communicatieterminal van eerste synchronisatiemiddelen voorzien, die de op de mobiele communicatieterminal aanwezige softwaremodules met de op de centrale bedrijfscomputer gereedstaande softwaremodules synchroniseren, waarbij de synchronisatiemiddelen voordeligerwijs automatisch of semiautomatisch werkend zijn uitgevoerd, zodanig dat bij het aansluiten van of het tot stand brengen van een communicatieverbinding tussen de mobiele communicatieterminal en de bedrijfscomputer automatisch, eventueel met verzoek om een bevestiging, nieuwe of aanvullende of geactualiseerde softwaremodules, die op de bedrijfscomputer gereedstaan, of hierop momentaan in het bijzonder tegelijkertijd van de centrale softwareserver ingeladen softwaremodulus, op de mobiele communicatieterminal worden ingeladen. Dit kan bijvoorbeeld geschieden, doordat de mobiele communicatieterminal middels een USB interface op de bedrijfscomputer wordt aangesloten of met een draadloze communicatieverbinding, in het bijzonder in de vorm van een Bluetooth verbinding, met de bedrijfscomputer in verbinding treedt. Bij voorkeur wordt hierbij op de bedrijfscomputer en/of de communicatieterminal een bedieningsmenu verkregen, dat de bediening van de synchronisatievoortgang, bij voorkeur met de mogelijkheid een synchronisatie te verhinderen of enkele beschikbare gestelde softwaremodules te selecteren, mogelijk gemaakt.

Anderzijds kan in een verdere uitvoering van de uitvinding de besturingscomputer van de landbouwmachine en/of de mobiele communicatieterminal zijn voorzien van tweede synchronisatiemiddelen, om de op de besturingscomputer van de landbouwmachine aanwezige softwaremodules met de op de mobiele communicatieterminal aanwezige softwaremodules te synchroniseren zodanig dat nieuwe en/of geactualiseerde en/of aanvullende softwaremodulus op de communicatieterminal in de besturingscomputer van de landbouwmachine worden ingeladen. Deze inlaadvoortgang geschiedt voordeligerwijs eveneens automatisch en/of semi-automatisch dan, wanneer de mobiele communicatieterminal op de besturingscomputer van de landbouwmachine wordt aangesloten of op andere wijze een communicatieverbinding tussen deze beide onderdelen wordt bewerkstelligd. Bijvoorbeeld kan de mobiele communicatieterminal over een USB interface op de landbouwmachinecomputer worden aangesloten of met deze over een Bluetooth-verbinding of een andere draadloze verbinding in verbinding treden. Voordeligerwijs kan ook hier op de communicatieterminal en/of de besturingscomputer van de landbouwmachine een menu voor bediening van de synchronisatievoortgang worden verkregen, welke voordeligerwijs de selectie van bepaalde softwaremodules mogelijk maakt en/of het afwijzen van een synchronisatievoortgang met betrekking tot één of alle softwaremodules toelaat.

Om het synchronisatieproces snel te kunnen uitvoeren en de over te dragen data-gegevens te beperken, kunnen de voornoemde selectiemiddelen, die voor een betreffende machineoperator op basis van geregistreerde identificatiedata slechts die software beschikbaar stellen die bij deins machine passen, zijn voorzien van een updatefunctie, om slechts die softwaremodules te selecteren en beschikbaar te stellen, die niet reeds aan de verzoekende machineoperator beschikbaar zijn gesteld en zij overgedragen. De genoemde updatefunctie kan in het bijzonder slechts die softwaremodules selecteren en beschikbaar stellen, die sinds een laatste oproep van of beschikbaar stellen van softwaremodules aan dezelfde centrale bedrijfscomputer op de centrale softwareserver van de landbouwmachinefabrikant of distributeur zijn ingeladen. Hierdoor kan de betreffende synchronisatievoortgang tot de daadwerkelijk nieuwe softwaremodules beperkt worden, zodat niet iedere keer reeds aanwezige softwaremodules mede geupdate hoeven worden.

Om ook onnodig dataverkeer tussen de besturingscomputer van de landbouwmachine en de mobiele communicatieterminal te vermijden en de tussen deze onderdelen uitgevoerde synchronisatievoortgang te verkorten, kunnen in een verdere uitvoering van de uitvinding de voornoemde tweede synchronisatiemiddelen zijn voorzien van een selectiefunctie, die dan, wanneer de besturingscomputer van de landbouwmachine met de mobiele communicatieterminal in verbinding treedt, uit de op de communicatieterminal aanwezige softwaremodules slechts die selecteert, die voor de betreffende landbouwmachine bedoeld zijn. Voordeligerwijs kunnen softwaremodules op de communicatieterminal hierbij van identificatiedata zijn voorzien, die bij de synchronisatievoortgang met overeenkomstige identificatiedata worden vergeleken, die op de besturingscomputer van de landbouwmachine zijn opgeslagen. Op de communicatieterminal kunnen voordeligerwijs softwaremodules voor meerdere, verschillende landbouwmachines tijdelijk opgeslagen of bewaard worden, zodat de machineoperator één en dezelfde communicatieterminal voor software actualiseren van verschillende landbouwmachines kan gebruiken.

De synchronisatie van de besturingscomputer van de landbouwmachine met de mobiele communicatieterminal wordt voordeligerwijs eveneens automatisch in gang gezet dan, wanneer de communicatieterminal wordt aangesloten op de landbouwmachine besturingscomputer of met deze bijvoorbeeld over Bleutooth-verbinding draadloos in verbinding treedt. Om de inlaadvoortgang hierbij verder te vereenvoudigen, kan in een verdere uitvoering van de uitvinding nabijheiddetectie zijn voorzien, die het automatisch mogelijk maakt, wanneer de communicatieterminal dicht genoeg nabij de besturingscomputer bewogen wordt, om bijvoorbeeld over de Bleutooth-verbinding data over te dragen. Wordt een stabiele, dat wil zeggen een toereikende nabijheid en/of geschikte lange nabijheid bepaald, dan kan de voornoemde synchronisatievoortgang automatisch worden gestart, eventueel met als tussenstap een vraag om bevestiging.

De onderhavige uitvinding wordt hieropvolgend met behulp van een uitvoeringsvoor-beeld en bijgaande tekening nader toegelicht. In de tekening toont:

Fig. 1: een schematische afbeelding van de componenten van de inrichting voor het inladen van software in de boordcomputer van een landbouwmachine volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding, en

Fig. 2: een schematisch stroomdiagram ter verduidelijking van de selectie en overdracht van de softwaremodules van een centrale softwareserver op een centrale bedrijfscomputer, van de centrale bedrijfscomputer naar een communicatieterminal en van deze communicatieterminal aansluitend op de boordcomputer van de landbouwmachine.

Zoals wordt verduidelijkt in Figuur 1 en 2, wordt een onderdeel van het systeem gevormd door een centrale softwareserver 4, waarop voor een veelvoud aan landbouwmachines en veelvoud aan verschillende softwaremodules zijn ingeladen zijn en worden gereed gehouden en doorlopend worden geactualiseerd. De genoemde softwareserver 4 kan hierbij door een landbouwmachinefabrikant worden beheerd en in dat geval slechts softwaremodules voor landbouwmachines van één fabrikant bevatten. Alternatief kan er echter ook in een van een landbouwmachinefabrikant onafhankelijke softwareserver worden voorzien, waarop dan voor één of meerdere landbouwmachinefabrikanten of distributeurs voor diverse landbouwmachine softwaremodules beschikbaar worden gesteld. In Fig.2 tonen de blokken 20.1,20.2 tot 20.x de op de server 4 gereedstaande softwaremoduleblokken voor de verschillende landbouwmachines, waarbij iedere softwaremoduleblok telkens een veelvoud aan softwaremodules kan omvatten, bijvoorbeeld 20.2-a, 20.2-b tot 20.2-n.

De machineoperator kan nu "zijn" landbouwmachine van de genoemde softwareserver 4 enkele, voor zijn machine geschikte softwaremodules inladen, om deze vervolgens in de besturingscomputer 2 van de betreffende landbouwmachine 1 in te laden.

Daartoe registreert de machineoperator zich eerst met zijn centrale bedrijfscomputer 5 bij de softwareserver 4, waarmee de bedrijfscomputer 5 over een geschikte telecommunicatieverbinding 21, bijvoorbeeld over het internet, kan communiceren. De bedrijfscomputer 5 registreert zich eerst bij softwareserver 4, waarbij bijvoorbeeld vanaf de bedrijfscomputer 5 identificatiedata aan de softwareserver 4 wordt overgedragen, die enerzijds de landbouwmachineoperator en anderzijds diens landbouwmachine identificeert. In Fig. 1 wordt de op softwareserver 4 opgeslagen identificatiedata symbolisch met 22a, 22b tot en met 22n weergegeven.

Voor de registratiestap en de daaropvolgende toegang tot de softwareserver 4 vanaf bedrijfscomputer 5 is de softwareserver 4 voorzien van overeenkomstige toegangscontrole-middelen 7 en registratiemiddelen 8, waarmee de genoemde registratiestap kan worden verricht en de identificatiedata 22a kan worden opgeslagen.

Na registratie kan de bedrijfscomputer 5 voor de landbouwmachine van de operator geschikte softwaremodules inladen. Voordeligerwijs zijn hiertoe op de softwareserver 4 selectiemiddelen 9 voorzien, die aan de hand van opgeslagen identificatiedata 22a die softwaremodules selecteren, die voor de landbouwmachines van de betreffende landbouwmachineoperator bestemd en geschikt zijn. Bezit de landbouwmachineoperator bijvoorbeeld drie verschillende landbouwmachines, waarvoor de landbouwmachinefabrikant op de softwareserver 4 softwaremodules heeft opgeslagen, worden, zoals getoond in Fig. 2, uit de verschillende softwaremoduleblokken bijvoorbeeld drie softwaremodules 20.1-a, 20.2-n en 20.4-c op basis van de identificatiedata geselecteerd, die de betreffende landbouwmachines identificeren.

De genoemde drie softwaremodules 20.1-a, 20.2-n en 20.4-c worden door de verschaffingsmiddelen 10 van de softwareserver 4 op afroep beschikbaar gesteld en over de voornoemde communicatieverbinding 21 aan de bedrijfscomputer 5 overgedragen. Deze overdrachtstap kan de operator aan zijn bedrijfscomputer 5 middels een geschikt menu sturen, waarbij eventueel verbindingsfuncties kunnen worden inbegrepen zodanig dat de overdracht pas na verrichte betaling of andere vrijgave geschiedt. Voordeligerwijs kan de softwareserver 4 ook een pushfunctie realiseren, die altijd, wanneer nieuwe softwaremodules op de server 4 beschikbaar worden gesteld, die voor de betreffende operator en zijn landbouwmachine bestemd zijn, deze softwaremodules automatisch aan de bedrijfscomputer 5 doorgeleid, of ten minste een melding aan de bedrijfscomputer 5 afgeeft, dat nieuwe software gereed staat. Hierdoor is de operator bij inschakelen van zijn bedrijfscomputer 5 altijd up to date, wat betreft welke actuele software er voor zijn landbouwmachines beschikbaar is.

Om de op de bedrijfscomputer 5 ingeladen software aan de besturingscomputer 2 van de betreffende landbouwmachine 1 over te dragen, sluit de betreffende operator een geschikte mobiele communicatieterminal 6, bijvoorbeeld in de vorm van een iPod, op zijn bedrijfscomputer 5 aan. Door geëigende eerste synchronisatiemiddelen 11 wordt bij aansluiten automatisch de op de communicatieterminal 6 opgeslagen software met de overeenkomstige softwaremodules op de bedrijfscomputer 5 gesynchroniseerd of geactualiseerd. Voordeligerwijs worden aan de communicatieterminal 6 al de drie softwaremodules 20.1-a, 20.2-n en 20.4-c overgedragen, zodat vanaf de communicatieterminal 6 al de verschillende landbouwmachines van de operator geactualiseerd kunnen worden.

Om één of meerdere softwaremodules in de besturingscomputer 2 van een landbouwmachine 1 in te laden, wordt de communicatieterminal 6 bijvoorbeeld via een USB interface of op andere wijze met de besturingscomputer 2 verbonden, zoals dit in het rechter-deel van de Figuren 1 en 2 wordt weergegeven. Tweede synchronisatiemiddelen 12 synchroniseren nu de op de besturingscomputer 2 aanwezige softwaremodules met de op de communicatieterminal 6 aanwezige softwaremodules. Aangezien in het betreffende uitvoe-ringsvoorbeeld slechts de ene softwaremodule 20.1-a voor de landbouwmachine 1 bestemd is, wordt hierbij slechts deze ene softwaremodule op de besturingscomputer 2 ingeladen.

Claims (8)

1. Inrichting voor het aansturen van de werking van landbouwmachines (1), die een be-sturingscomputer (2) met een communicatieinterface (3) voor het installeren van software-modules omvat, met een centrale softwareserver (4) waarop verschillende softwaremodules voor verschillende landbouwmachines (1) gereed staan, een centrale bedrijfscomputer (5), waarop ten minste één softwaremodule voor ten minste één landbouwmachine (1) van een landbouwmachineoperator kan worden opgeslagen, en hun mobiele communicatieterminal (6), met het kenmerk, dat - de centrale softwareserver (4) a) is voorzien van toegangscontrolemiddelen (7) voor het controleren van de toegang tot de gereedstaande softwaremodules, waarbij de toegangscontrolemiddelen (7) registratiemiddelen (8) omvattend voor registratie van landbouwmachineoperatoren en opslaan van identificatiegegevens, die de geregistreerde landbouwmachineoperator en zijn ten minste ene landbouwmachine kenmerken. b) is voorzien van selectiemiddelen (9) voor het automatisch selecteren van ten minste één softwaremodule voor een bepaalde landbouwmachineoperator of basis van de opgeslagen identificatiegegevens, en c) is voorzien van verschaffingmiddelen (10) voor het verschaffen van de geselecteerde ten minste ene softwaremodule aan de centrale bedrijfscomputer (5) van de landbouwmachineoperator op basis van de identificatiegegevens, - de centrale bedrijfscomputer (5) en/of de mobiele communicatieterminal (6) zijn/is voorzien van eerste synchronisatiemiddelen (11) voor het synchroniseren van de op de mobiele communicatieterminal (6) gereedstaande softwaremodules met de op de centrale bedrijfscomputer (5) van de landbouwmachineoperator gereedstaande softwaremodules, en - de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) en/of de mobiele communicatieterminal (6) zijn/is voorzien van tweede synchronisatiemiddelen (12) voor het automatisch synchroniseren van de in de besturingscomputer (2) opgeslagen softwaremodules met ten minste één van de op de mobiele communicatieterminal (6) opgeslagen softwaremodule na het tot stand brengen van een communicatieverbinding tussen de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) en de mobiele communicatieterminal (6).

2. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de op de centrale softwareserver (4) voorziene selectiemiddelen (9) een updatefunctie omvatten, die slechts die softwaremodules, die sinds een laatste ophalen/verschaffen van een softwaremodule naar/aan de centrale bedrijfscomputer op de centrale softwareserver zijn ingeladen, op basis van opgeslagen identificatiemiddelen selecteerbaar maakt.

3. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede synchronisatiemiddelen (12) van de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) en/of de mobiele communicatieterminal (6) zijn voorzien van een selectiefunctie voor het automatisch selecteren van slechts die op de communicatieterminal (6) gereedstaande softwaremodules, die voor de besturingscomputer (2) van de betreffende landbouwmachine (1) bedoeld zijn, uit al de op de communicatieterminal (6) opgeslagen softwaremodules.

4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de op de centrale softwareserver (4) voorziene verschaffingmiddelen (10) een pushfunctie omvatten voor het automatisch doorgeleiden van een op de softwareserver (4) ingeladen softwaremodule naar de betreffende bedrijfscomputer (5) op basis van de opgeslagen identificatiegegevens.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de centrale computeroperator (5) een pullfunctie (14) omvat voor het automatisch oproepen/aanvragen van softwaremodules van de softwareserver (4) dan, wanneer tussen de bedrijfscomputer (5) en de softwareserver (4) een communicatieverbinding tot stand is gebracht.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede synchronisatiemiddelen (12) van de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) en/of de mobiele communicatieterminal (6) een push/pullfunctie omvatten voor het automatisch synchroniseren van de softwaremodules op de besturingscomputer (2) en de communicatieterminal (6) dan, wanneer tussen de besturingscomputer (2) en de communicatieterminal (6) een communicatieverbinding tot stand is gebracht.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de mobiele communicatieterminal (6) is voorzien van verschillend uitgevoerde communicatieinterfaces, bij voorkeur in de vorm van een USB interface (16) en een Bluetooth interface (17), voor communicatie met de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) en de bedrijfscomputer (5).

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de mobiele communicatieterminal (6) en/of de besturingscomputer (2) van de landbouwmachine (1) zijn/is voorzien van nabijheiddetectiemiddelen (18) voor het detecteren van het nabij komen van de mobiele communicatieterminal (6) aan de besturingscomputer (2) evenals van een activator voor de tweede synchronisatiemiddelen (12) bij het constateren van een benadering van de mobiele communicatieterminal (6) aan de besturingscomputer (2).