NL2006497C2 - Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan. - Google Patents

Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL2006497C2
NL2006497C2 NL2006497A NL2006497A NL2006497C2 NL 2006497 C2 NL2006497 C2 NL 2006497C2 NL 2006497 A NL2006497 A NL 2006497A NL 2006497 A NL2006497 A NL 2006497A NL 2006497 C2 NL2006497 C2 NL 2006497C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ceiling
lighting
connecting element
coupling
fixing member
Prior art date
Application number
NL2006497A
Other languages
English (en)
Inventor
Jozef Spanjers
Original Assignee
Spanjers
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Spanjers filed Critical Spanjers
Priority to NL2006497A priority Critical patent/NL2006497C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2006497C2 publication Critical patent/NL2006497C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F21LIGHTING
    • F21VFUNCTIONAL FEATURES OR DETAILS OF LIGHTING DEVICES OR SYSTEMS THEREOF; STRUCTURAL COMBINATIONS OF LIGHTING DEVICES WITH OTHER ARTICLES, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F21V21/00Supporting, suspending, or attaching arrangements for lighting devices; Hand grips
    • F21V21/02Wall, ceiling, or floor bases; Fixing pendants or arms to the bases
    • F21V21/04Recessed bases
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/006Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation with means for hanging lighting fixtures or other appliances to the framework of the ceiling
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/30Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation characterised by edge details of the ceiling; e.g. securing to an adjacent wall
    • E04B9/303Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation characterised by edge details of the ceiling; e.g. securing to an adjacent wall for flexible tensioned membranes

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Non-Portable Lighting Devices Or Systems Thereof (AREA)

Description

Korte aanduiding: systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan
BESCHRIJVING
5 De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor een verlaagd plafond in een ruimte, het systeem omvattende een constructief met een de ruimte omgevende wand of plafond verbonden bevestigingsorgaan; een ten opzichte van het bevestigingsorgaan lager in de ruimte opgespannen plafonddoek dat ter plaatse van het bevestigingsorgaan voorzien is van een gat; een in het gat opgenomen en 10 met het bevestigingsorgaan verbonden verlichtingselement met een verlichtingsmiddel dat met een spanningvoorzieningsorgaan verbonden is.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een verlichtingselement, en een spanningvoorzieningsorgaan voor een dergelijk systeem.
De onderhavige uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het 15 aanbrengen van een dergelijk systeem.
Een systeem voor een verlaagd plafond is algemeen bekend. Het bekende systeem omvat een constructie, bijvoorbeeld van hout of MDF, die op een plafond of op een wand bevestigd is. Onder de constructie is een plafonddoek opgespannen. Bij een verlaagd plafond is verlichting vaak gewenst. In het doek zijn 20 daartoe gaten voorzien, waarin telkens een lampbehuizing met lamp, zoals een LED-lamp, geplaatst is. De lampbehuizing is losneembaar bevestigbaar met de lamp. De lampbehuizing is verbonden met een op de constructie geplaatst bevestigingsorgaan. De lampbehuizing omvat een flensvormig deel, dat dient ter bedekking van het gat in het plafonddoek. Het plafonddoek wordt tevens enigszins 25 geklemd tussen het flensvormig deel en het bevestigingsorgaan. De lampbehuizing omvat tevens een lens, die is ingericht om het door de lamp uitgestraalde licht te verstrooien. Elektriciteitskabels zijn verbonden met de lamp, en lopen via de constructie, aan de bovenzijde van het plafonddoek, naar een spanningsbron.
Bij het plaatsen van een dergelijk systeem, wordt eerst de 30 constructie in de ruimte geplaatst. Indien deze nog niet op de constructie voorzien zijn, worden de bevestigingsorganen geplaatst. De lamp, of althans dat deel van de lamp dat in staat is om licht uit te zenden, wordt op het bevestigingsorgaan geplaatst en op spanning verbonden, via de elektriciteitskabels, met de spanningsbron.
2
Vervolgens wordt het doek opgespannen. Ter plaatse van de lampen worden zeer nauwkeurig gaten in het plafonddoek aangebracht. Deze gaten worden met een snijmes of prikorgaan aangebracht. Uiteindelijk kan de lampbehuizing met het flensvormig deel geplaatst worden, om het geheel op esthetische wijze af te sluiten.
5 Het is een nadeel van het bekende systeem, dat het plaatsen daarvan relatief omslachtig is. In het bijzonder dient er veel aandacht uit te gaan bij het maken van de gaten in het plafonddoek, aangezien bij het toepassen van het prikorgaan de lamp, zoals de LED-lamp kan beschadigen, bijvoorbeeld doordat het prikorgaan in aanraking komt met de lamp. Bij een beschadiging van de lamp kan 10 deze niet meer licht uitstralen, en dient derhalve de lamp vervangen te worden. Dit betekent dat een groot deel van de werkzaamheden opnieuw uitgevoerd dient te worden. Dit is tijdrovend en dus kostbaar.
Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding, om te voorzien in een systeem, dat op relatief snelle en betrouwbare wijze plaatsbaar is.
15 Daartoe voorziet de uitvinding in een systeem van de bovengenoemde soort, waarbij het systeem koppelmiddelen omvat voor het via het gat in het plafonddoek op translerende wijze in een richting in hoofdzaak loodrecht op het plafonddoek op spanning koppelen van het verlichtingsmiddel met het spanningvoorzieningsorgaan. Met verlichtingsmiddel wordt in de onderhavige 20 aanvrage verstaan, dat deel van een lamp dat in staat is om licht uit te zenden, bijvoorbeeld doordat dat deel van de lamp aansluitbaar is op een spanningvoorziening. Met verlichtingsmiddel kan dus een lampje, of een LED-licht bedoeld worden. Met verlichtingselement wordt in de onderhavige aanvrage verstaan, de behuizing rondom het verlichtingsmiddel (de lamp), eventueel voorzien 25 van een flens en/of een lens ter verstrooiing van door het verlichtingsmiddel uitgezonden licht.
Volgens de uitvinding is het verlichtingsmiddel zelf op translerende wijze in een richting in hoofdzaak loodrecht op het plafonddoek koppelbaar met het spanningvoorzieningsorgaan, zoals bijvoorbeeld een elektriciteitskabel. Dit betekent 30 dat bij voorkeur het verlichtingsmiddel in hoofdzaak in afwezigheid van een rotatie koppelbaar is met het spanningvoorzieningsorgaan. De translerende beweging maakt een snelle, betrouwbare koppeling van de lamp met de spanningvoorziening mogelijk. De koppelmiddelen zorgen ervoor dat bij deze beweging een verbinding op 3 spanning mogelijk wordt. De koppelmiddelen staan hiermee toe om de lamp pas te bevestigen nadat het gat in het plafonddoek is aangebracht. Zo bestaat er geen kans op beschadiging van de lamp (verlichtingsmiddel) tijdens het aanbrengen van het gat. Een snelle en betrouwbare plaatsing van het systeem is hiermee gewaarborgd.
5 Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.
Bij voorkeur omvatten de koppelmiddelen een met het verlichtingsmiddel op spanning verbindbaar eerste koppelorgaan, alsmede een met het spanningvoorzieningsorgaan op spanning verbindbaar tweede koppelorgaan. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het verlichtingselement, zoals de lampbehuizing, 10 voorzien is van het eerste koppelorgaan. Een dergelijke uitvoering is relatief eenvoudig, en zorgt voor een betrouwbare verbinding tussen het verlichtingsmiddel en het spanningvoorzieningsorgaan.
Om een bevestiging in een translerende richting op eenvoudige en betrouwbare wijze mogelijk te maken, heeft het de voorkeur wanneer de 15 koppelmiddelen een steker en een contrasteker omvatten. De koppelmiddelen kunnen een zogeheten steker-, bus-, veer- of pinverbinding omvatten voor het overbrengen van het elektrisch contact. De koppelmiddelen kunnen voorzien zijn van een vergrendeling om te voorkomen dat de verbinding onbedoeld wordt verbroken.
In een uitvoeringsvorm, omvatten de koppelmiddelen een 20 mannetjesconnector en een vrouwtjesconnector. De mannetjesconnector omvat een pin-vormig uitsteeksel, bijvoorbeeld een cilindervormig uitsteeksel. De vrouwtjesconnector omvat een met de mannetjesconnector overeenkomende uitsparing, waarin het pin-vormig uitsteeksel plaatsbaar is. Het is mogelijk dat gebruik gemaakt wordt van één pin-vormig uitsteeksel voor iedere verbinding. Een uitvoering 25 met een cilindrisch uitsteeksel, met slechts één pin, staat op voordelige wijze relatieve rotatie tussen de mannetjesconnector en de vrouwtjesconnector toe. Toepassing van meer pin-vormige uitsteeksels is ook denkbaar, bijvoorbeeld in situaties waarin relatieve rotatie juist niet gewenst is, of wanneer verschillende elektrische signalen doorgestuurd dienen te worden.
30 In een uitvoeringsvorm, omvat het eerste koppelorgaan de mannetjesconnector, en het tweede koppelorgaan de vrouwtjesconnector. Het tweede koppelorgaan is daarbij relatief vast verbonden met het bevestigingsorgaan. Het eerste koppelorgaan is, in de onbevestigde toestand van het verlichtingsmiddel, 4 relatief vrij beweegbaar. Het eerste koppelorgaan is via het gat bevestigbaar met het tweede koppelorgaan. De mannetjesconnector op het eerste koppelorgaan, dat vrij beweegbaar is, zorgt voor een enigszins zelfrichtende werking bij het bevestigen daarvan met het tweede koppelorgaan, dat relatief vast bevestigd is, of in ieder geval 5 in mindere mate beweegbaar is.
Het heeft de voorkeur wanneer het bevestigingsorgaan voorzien is van een met het spanningvoorzieningsorgaan, of met het tweede koppelorgaan van het spanningvoorzieningsorgaan, verbindbaar verbindingselement. Het spanningvoorzieningsorgaan is daarbij op eenvoudige wijze plaatsbaar op het 10 bevestigingsorgaan. Het verbindingselement is daarbij ingericht voor het op zodanige wijze plaatsen van het spanningvoorzieningsorgaan, en/of van het tweede koppelorgaan, dat deze op eenvoudige en snelle wijze verbindbaar is met het verlichtingsmiddel, en/of het eerste koppelorgaan van het verlichtingselement.
De verbinding tussen het spanningvoorzieningsorgaan en/of het 15 tweede koppelorgaan kan op eenvoudige wijze tot stand komen, wanneer het verbindingselement voorzien is van een eerste opneemopening waarin ten minste een gedeelte van het tweede koppelorgaan opneembaar is.
Het heeft daarbij de voorkeur dat de opneemopening gevormd is door een doorgaande boring in het verbindingselement. Het 20 spanningvoorzieningsorgaan, zoals de elektriciteitskabel, is hierin op eenvoudige wijze opneembaar, en kan vervolgens op geschikte wijze (relatief) vast verbonden worden.
Het tweede koppelorgaan bezit bij voorkeur een uiteinde met een diameter die groter is dan de diameter van de doorgaande boring. Om het 25 spanningvoorzieningsorgaan en/of het tweede koppelorgaan te verbinden met het verbindingselement, is deze voorzien van een van een buitenzijde van het verbindingselement toegankelijke, alsmede met de doorgaande boring verbonden sleuf die zich in hoofdzaak over de gehele lengte van de doorgaande boring uitstrekt. Het spanningvoorzieningsorgaan, zoals een kabel, is eenvoudig door deze sleuf naar 30 de doorgaande boring te voeren. Het uiteinde van het tweede koppelorgaan kan dan rusten tegen de kopse wand van de doorgaande boring.
Een op afstand van het uiteinde van het tweede koppelorgaan gelegen gedeelte van het koppelorgaan heeft in deze uitvoeringsvorm bij voorkeur 5 een diameter die nagenoeg gelijk is aan, of groter is dan, de diameter van de doorgaande boring. Er kan sprake zijn van een schuivende of klemmende passing. Hiermee is het tweede koppelorgaan op eenvoudige wijze te bevestigen met het verbindingsorgaan, en dus met het bevestigingsorgaan.
5 Het is mogelijk dat het bredere uiteinde van het tweede koppelorgaan dienst doet als aanslag waartegen de kopse wand van de doorgaande boring van het verbindingselement aanligt. In een uitvoering is een binnenwand van de opneemopening van het verbindingselement voorzien van een als een aanslag werkzame concentrische rand. De aanslag zorgt ervoor dat het 10 spanningvoorzieningsorgaan op de juiste hoogte bevestigd kan worden, en dat doorschuiven, bijvoorbeeld in een opwaartse richting, in de doorgaande boring niet mogelijk is.
Het systeem is bij voorkeur zodanig ingericht dat het verbindingselement relatief ten opzichte van het bevestigingsorgaan in een richting 15 loodrecht op het plafond verplaatsbaar is. Bij voorkeur is het verbindingselement in ieder geval in een opwaartse richting verplaatsbaar. Zo kan het verbindingselement in een relatief lage, eerste stand geplaatst worden, waardoor contact tussen het eerste koppelorgaan en het tweede koppelorgaan bij plaatsing van het verlichtingsmiddel gegarandeerd is. Door meer kracht in een opwaartse richting uit te 20 oefenen, kan het verlichtingsmiddel op hoogte gesteld worden.
Om montage eenvoudiger te maken, heeft het de voorkeur wanneer het verbindingselement losneembaar met het bevestigingsorgaan verbonden is. Zo kan het spanningvoorzieningsorgaan eerst in het verbindingselement geplaatst worden, en vervolgens samen als geheel met het bevestigingsorgaan verbonden 25 worden.
Het bevestigingsorgaan is daartoe bij voorkeur voorzien van een aan het verbindingselement aangepaste verdere opneemopening, waarin het verbindingselement opneembaar is. Het verbindingselement heeft aan deze verdere opneemopening aangepaste afmetingen. Bij voorkeur is de doorsnede van het 30 verbindingselement, althans in een geplaatste toestand van het tweede koppelorgaan en/of het spanningvoorzieningsorgaan, nagenoeg gelijk aan de doorsnede van de opneemopening. Op deze wijze is bijvoorbeeld een glijdende of schuivende passing mogelijk.
6
Het heeft de voorkeur wanneer het verbindingselement in hoofdzaak cilindervormig is. De verdere opneemopening heeft dan in hoofdzaak een cirkelvormige doorsnede. De cilindrische vorm staat een relatieve rotatie tussen het verbindingselement en het bevestigingsorgaan toe, hetgeen de montage 5 vergemakkelijkt, in het bijzonder bij een uitvoeringsvorm waarin het bevestigingsorgaan relatief ten opzichte van de wand of het plafond in hoogte verstelbaar is, hetgeen verderop nader zal worden toegelicht.
Het toestaan van relatieve rotatie, ontstaat tevens wanneer de opneemopening in het verbindingselement een cirkelvormige doorsnede bezit, en het 10 tweede koppelorgaan een in hoofdzaak cilindrische vorm bezit.
Om de verstelbaarheid in hoogte van het verbindingselement op eenvoudige wijze tot stand te brengen, is een buitenmantel van het verbindingselement voorzien van zich in hoofdzaak evenwijdig aan het plafond uitstrekkende concentrische ribbelelementen, die zijn ingericht om samen te werken 15 met een zich in hoofdzaak evenwijdig aan het plafond uitstrekkende, op een binnenmantel van de verdere opneemopening voorziene, concentrische rand. Het verbindingselement is zo in relatief discrete stappen in hoogte verstelbaar. De concentrische randen bezitten zodanige afmetingen dat ze zorgen voor enige weerstand tegen bewegen, waardoor een ongewenste verandering in hoogte-20 instelling tegengegaan wordt.
Het verlichtingselement omvat in een uitvoeringsvorm een verlichtingsbehuizing en een lens, zoals bijvoorbeeld een glazen element, dat is ingericht om het licht in diverse richtingen te verstrooien. Het verlichtingsmiddel, zoals een LED-lamp, is daarbij al dan niet losneembaar in de verlichtingsbehuizing 25 opgenomen. In de losneembare situatie, kan het verlichtingselement bijvoorbeeld een schroefdraad verbinding tussen het verlichtingsmiddel en de verlichtingsbehuizing omvatten.
Het in hoogte verstelbaar zijn van het bevestigingsorgaan komt tot stand, wanneer het bevestigingsorgaan met een basisbevestigingsorgaan 30 constructief verbonden is met de wand of het plafond van de ruimte, en wanneer het bevestigingsorgaan een stelbevestigingsorgaan gekoppeld met het basisbevestigingsorgaan, alsmede verstelmiddelen voor het ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan verstellen van het stelbevestigingsorgaan in een richting 7 loodrecht op het plafond, omvat.
De verstelmiddelen omvatten bij voorkeur een schroefdraadverbinding tussen het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan. De schroefdraadverbinding staat een hoogteverstelling door 5 middel van relatieve rotatie tussen het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan toe. Op voordelige wijze kan daarbij rotatie van het verbindingselement, en dus van het spanningvoorzieningsorgaan, voorkomen worden door de uitvoering waarin gebruik gemaakt is van het cilindrisch verbindingselement dat is opgenomen in de cirkelvormige verdere opneemopening, 10 zoals hierboven reeds is toegelicht. Hierdoor kan er geen ongewenste verdraaiing in het spanningvoorzieningselement optreden, bij het in hoogte verstellen van het bevestigingsorgaan.
Volgens een aspect van de uitvinding, voorziet deze in een verlichtingselement en/of een spanningvoorzieningselement voor kennelijk gebruik in 15 een systeem volgens de onderhavige uitvinding.
Volgens een aspect, wordt voorzien in een werkwijze voor het aanbrengen van een systeem, bij voorkeur volgens de onderhavige uitvinding. De werkwijze omvat de stappen het constructief verbinden van een bevestigingsorgaan aan een de ruimte omgevende wand of plafond; het nabij het bevestigingsorgaan 20 plaatsen van een spanningvoorzieningsorgaan; het ten opzichte van het bevestigingsorgaan lager aanbrengen van het plafonddoek; het ter plaatse van het bevestigingsorgaan maken van een gat in het opgespannen plafonddoek. Volgens de uitvinding, omvat de werkwijze verder de stap van het met koppelmiddelen via het gat in het plafonddoek op translerende wijze in een richting in hoofdzaak loodrecht 25 op het plafonddoek op spanning koppelen van een verlichtingsmiddel met het spanningvoorzieningorgaan. Door de koppeling tussen de lamp tot stand te brengen na het maken van het gat, wordt schade aan de lamp voorkomen. Verdere voordelen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zijn reeds hierboven toegelicht aan de hand van het systeem.
30 De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een figuurbeschrijving en de aangehechte figuren, waarin tonen:
Figuur 1A een aanzicht in perspectief van een verlaagd plafond met een verlichtingselement; 8
Figuur 1B een aanzicht in doorsnede van een systeem voor een verlaagd plafond volgens de onderhavige uitvinding;
Figuur 2 een aanzicht in perspectief van constructief element en een basisbevestigingsorgaan, een zogeheten PLOFtekening; 5 Figuur 3 een aanzicht in perspectief van een stelbevestigings- orgaan;
Figuur 4A een aanzicht in perspectief van het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan, een zogeheten PLOFtekening;
Figuur 4B een aanzicht in doorsnede van het bevestigingsorgaan in 10 een met een plafond of een wand verbonden toestand;
Figuur 5 een aanzicht in perspectief van het spanningvoorzienings-orgaan met het tweede koppelorgaan en het verbindingselement; een zogeheten PLOFtekening, alsmede een zijaanzicht van het verbindingselement;
Figuur 6A een aanzicht in perspectief van het bevestigingsorgaan en 15 het verbindingselement met het spanningvoorzieningsorgaan, in gedeeltelijke PLOFtekening;
Figuur 6B een aanzicht in doorsnede van het bevestigingsorgaan met het verbindingselement en het spanningvoorzieningsorgaan in een geplaatste toestand daarvan; 20 Figuur 7A een aanzicht in perspectief van een verlaagd plafond, voorzien van enkele bevestigingsorganen met spanningvoorzieningsorganen;
Figuur 7B een aanzicht in doorsnede van het systeem van Figuur 7A;
Figuur 8 een aanzicht in doorsnede van het systeem volgens Figuur 25 7A, waarin gaten in het plafonddoek voorzien worden;
Figuur 9 een aanzicht in doorsnede van het systeem, waarin getoond wordt dat de verlichtingselementen verbonden met het bevestigingsorgaan;
Figuur 10 een aanzicht in doorsnede van het systeem, waarin getoond wordt hoe de bevestiging in hoogte verstelbaar is.
30 Figuur 1A toont een aanzicht in perspectief, van beneden af gezien, van een systeem 1 voor een verlaagd plafond volgens de onderhavige uitvinding, in een gemonteerde toestand. Het systeem 1 omvat een plafonddoek 2. In het plafonddoek zijn in deze figuur niet zichtbare gaten voorzien. In deze gaten zijn 9 verlichtingselementen 5 geplaatst. De verlichtingselementen 5 omvatten een flensvormige rand 54 voor het bedekken van het gat, en voor aanslag tegen het plafonddoek. De verlichtingselementen 5 omvatten tevens een verlichtingsmiddel 51, waarbij in deze aanvraag bedoeld wordt een middel dat geschikt is om op welke wijze 5 dan ook licht uit te stralen. Het verlichtingsmiddel 51 kan een lampje zijn, zoals bijvoorbeeld een gloeilampje, maar kan ook bijvoorbeeld een LED-lamp zijn. Het verlichtingsmiddel 51 is in het verlichtingselement 5 opgenomen. Het verlichtingsmiddel wordt omringd door een lens 55 van het verlichtingselement 5. De lens kan op verschillende wijze vormgegeven zijn, zoals getoond is in Figuur 1A voor 10 verlichtingselementen 5' en 5". De lens zorgt voor verstrooiing van het licht dat afkomstig is van het verlichtingsmiddel 51, maar heeft tevens een esthetische functie. Met name bij toepassing van een LED-licht, is het mogelijk dat het LED-licht 51 is opgenomen in een boven de flens 54 voorziene verlichtingsbehuizing 56. Het LED-licht bevindt zich dan boven het plafonddoek 2. Via een niet in detail getoond 15 verlichtingskanaal, kan het van de verlichting 51 afkomstige licht de lens 55 bereiken. De opbouw van een dergelijk verlichtingsmiddel 51 met een lens 55, en een flens 54 zijn op zich voor de vakman bekend.
Figuur 1B toont een zijaanzicht in doorsnede van een systeem volgens de onderhavige uitvinding. Het systeem 1 omvat een door middel van een 20 constructie 41, 42 met een plafond 43 verbonden bevestigingsorgaan 8, 9. Het bevestigingsorgaan is verbonden met het verlichtingselement 5, doordat deze is opgenomen in het bevestigingsorgaan 8, 9. Het verlichtingselement 6 is verbonden met een spanningvoorzieningsorgaan 6, zoals een electriciteitskabel of -draad. De verbinding komt tot stand door middel van koppelmiddelen. Met deze koppelmiddelen 25 is het verlichtingsmiddel 51 op spanning koppelbaar met het spanningvoorzieningsorgaan 6. De koppeling komt tot stand via een translerende beweging door een gat in het plafonddoek 2 in een richting die in hoofdzaak loodrecht op dat plafonddoek 2 gelegen is. Eén en ander zal verderop nader worden toegelicht.
30 Te zien is verder in Figuur 1B dat het plafonddoek 2 deels gepositioneerd is tussen een aan de onderzijde van het bevestigingsorgaan voorzien contactoppervlak 87, en een op het verlichtingselement 5 voorziene flensvormige rand 54.
10
De werkwijze van het plaatsen van het in Figuur 1A en in Figuur 1B getoonde systeem 1 voor een verlaagd plafond, zal navolgend worden toegelicht aan de hand van Figuur 2 tot en met Figuur 10. Daarbij zullen de voordelen van het systeem en van de onderdelen daarvan, alsmede van de werkwijze volgens de 5 onderhavige uitvinding, verduidelijkt worden.
Figuur 2 toont een deel van de constructie 4, waaraan het bevestigingsorgaan 8, 9 bevestigd wordt. De constructie 4 omvat een montageplaat 41, alsmede een in Figuur 1B nader getoonde ophanging 42. Met deze constructie 4 is het verlaagde plafond verbonden met het plafond 43. Het moge duidelijk zijn voor 10 de vakman dat een verbinding met een zijwand van de ruimte ook mogelijk is. De montageplaat 41 strekt zich in hoofdzaak horizontaal uit, en is voorzien van een of meer gaten 45. In dit gat is een basisbevestigingsorgaan 9, in dit geval een zogeheten fitting, plaatsbaar. Het basisbevestigingsorgaan 9 omvat een in hoofdzaak plaatvormig deel 91, waarvandaan zich een buisvormig deel 92 naar 15 boven toe uitstrekt. Het gat 45 van de constructie 4 is aangepast aan de afmetingen van het buisvormig deel 92 van het basisbevestigingsorgaan 9. Via gaten 94 in het plaatvormige deel 91 is het basisbevestigingsorgaan 9, bijvoorbeeld met behulp van schroeven, verbindbaar met de constructie 4. De binnenzijde van het buisvormige deel 92 is voorzien van een schroefdraad 93. In het binnenste 96 van het 20 buisvormige uitsteeksel 92 is een stelbevestigingsorgaan 8 opneembaar.
Het stelbevestigingsorgaan 8 wordt getoond in Figuur 3. Het stelbevestigingsorgaan 8 omvat een buisvormig deel 81 en een deksel 82. Het eerste deel omvat een in hoofdzaak cilindervormige buis die aan een buitenste mantelvlak voorzien is van een schroefdraad 86. Aan een uiteinde van het buisvormig deel 81 is 25 een contactoppervlak 87 voorzien, dat in een geplaatste situatie van het plafonddoek 2 daartegen kan rusten. Aan een bovenzijde van het eerste deel 81 is het tweede deel 82 plaatsbaar. Het deksel 82 omvat een cirkelvormige plaat 88 met een verdere opneemopening 84. Vanaf de plaat 88 strekt zich een holle cilindervormige buis 85 naar beneden toe uit. De verdere opneemopening 84 is als doorgaande boring in de 30 plaat en de holle cilinder 85 uitgevoerd. Het deksel 82 is voorzien van twee haakelementen 83, waarmee het deksel met in Figuur 4B getoonde uitsparingen 181 in het eerste deel stevig, doch losneembaar, verbindbaar is.
Figuur 4A toont het basisbevestigingsorgaan 9 en het 11 stelbevestigingsorgaan 8, juist voordat deze geplaatst worden. Te zien is dat de cilinder met uitwendige schroefdraad 86 in de cilindervormige buis met inwendige schroefdraad van het basisbevestigingsorgaan 9 geplaatst kan worden.
De geplaatste situatie is getoond in Figuur 4B. Hier is goed te zien 5 hoe het deksel 82 is opgenomen in het eerste deel 81; met name de haakelementen 83 zijn goed zichtbaar. Tevens is te zien dat een doorgaande opneemopening 84, begrensd door een binnenmantel 89 van het bevestigingsorgaan 8, 9, verkregen wordt. In dit bevestigingsorgaan 8, 9 is een spanningvoorzieningsorgaan, zoals een elektriciteitskabel, met behulp van een verbindingselement plaatsbaar. Daarna is een 10 verlichtingsmiddel (lamp of LED) op translerende wijze koppelbaar met het spanningvoorzieningsorgaan.
Het verbindingselement 7 wordt getoond in Figuur 5. Dit verbindingselement 7 omvat een buisvormig deel 72 met aan de bovenzijde een flensvormige rand 71. In een zijwand van het verbindingselement is een sleuf 74 15 voorzien. De sleuf 74 loopt nagenoeg over de volledige lengte van het verbindingselement 7 uit. Nabij de flensvormige rand 71 wordt de sleuf onderbroken door sluitelementen 78. Dit zijn in feite driehoekvormige uiteinden van de flensvormige rand die op elkaar aansluiten, maar die tevens op afstand van elkaar geplaatst kunnen worden, voor het via de sleuf 74 toevoeren naar het centrum van 20 het verbindingselement 7 van het spanningverbindingsorgaan 61, zoals in de getoonde uitvoering een kabel.
Aan een onderzijde van het verbindingselement 7 zijn concentrisch gevormde ribbels 73 voorzien. Deze kunnen samenwerken met een concentrisch gevormde ribbel 180 in het tweede deel 82 (deksel 82) van het 25 stelbevestigingsorgaan 8. Deze ribbel 180 is goed te zien in Figuur 4B.
Figuur 5 laat zien dat nadat de draad 61 is opgenomen in de kern van het verbindingselement 7, het tweede koppelelement 62, dat verbonden is met het spanningvoorzienings-element 61, tegen de onderste rand van het verbindingselement 7 bevestigd wordt. In deze toestand is het samenstel van het 30 verbindingselement 7 en het spanningverbindingsorgaan 6, plaatsbaar in de verdere opneemopening 84, die voorzien is in het stelbevestigingsorgaan. Deze wijze van bevestiging wordt nader getoond in Figuur 6A.
De geplaatste positie is getoond in Figuur 6B. Te zien is dat het 12 tweede koppelorgaan 62 tot ongeveer halverwege het bevestigingsorgaan 8, 9 geplaatst is. Het verbindingselement 7 rust met de flensvormige rand 71 aan op de bovenzijde van het bevestigingsorgaan 8. De cilindervormige bus 72 van het verbindingselement 7 sluit aan op de wanden 89 van de verdere opneemopening. De 5 vormgeving van het verbindingselement 7 zorgt ervoor dat deze relatief ten opzichte van het stelbevestigingsorgaan 8 kan roteren. Hierdoor blijft de oriëntatie van het spanningvoorzieningsorgaan 6 en het tweede koppelelement 62 gewaarborgd.
Figuur 7A toont een aanzicht in perspectief van een bovenzijde van een systeem 1 volgens de onderhavige uitvinding. Te zien zijn een eerste 10 montageplaat 41 en ophangingen 42, die verbonden zijn met het plafond 43. In de montageplaat 41 zijn een aantal stelbevestigingsorganen 8 geplaatst. In deze stelbevestigingsorganen 8 zijn spanningvoorzieningselementen 6 reeds geplaatst. Een aanzicht in doorsnede van dit systeem 1 wordt getoond in Figuur 7B. Vanuit deze situatie worden volgens het plafonddoek aangebracht, worden gaten voorzien 15 in het plafonddoek, en worden de verlichtingsmiddelen met verlichtingselementen geplaatst.
Figuur 8 toont het systeem 1 van Figuur 7B, waarbij het plafonddoek 2 geplaatst is, en waarbij door middel van een snijmes 100 gaten 22 worden voorzien in het plafonddoek 2, of reeds voorzien zijn (rechts in de figuur). Het snijmes 100 of 20 prikorgaan dat daarbij gebruikt wordt is op zich bekend.
Volgens de onderhavige uitvinding worden de gaten in het plafonddoek aangebracht, zonder dat het verlichtingsmiddel al bevestigd is in het bevestigingsorgaan 8, 9. Hierdoor wordt de kans op beschadiging van het verlichtingsmiddel tijdens het maken van de gaten 22 volledig vermeden. Bovendien 25 zit het tweede koppelorgaan 62 op voldoende afstand van de onderzijde van het bevestigingsorgaan 8, 9, zodat ook beschadiging daaraan vermeden wordt. Mocht het prikorgaan 100 het tweede koppelorgaan 62 toch raken, dan is de kans op ernstige beschadiging, leidend tot een defect, zeer klein, doordat het tweede koppelorgaan relatief robuust uitgevoerd kan worden.
30 Figuur 9 toont vervolgens hoe de verlichtingselementen 5 met de verlichtingsmiddelen 51 bevestigd worden met het bevestigingsorgaan 8. Dit komt tot stand door middel van een translerende beweging van het verlichtingselement 5. De koppelmiddelen zorgen ervoor dat een translerende beweging mogelijk is. De 13 translerende beweging, in hoofdzaak in afwezigheid van enige rotatie van het verlichtingselement 5, zorgt ervoor dat het verlichtingsmiddel 51 op eenvoudige wijze verbindbaar is met het spanningvoorzieningsorgaan 6. Het verlichtingselement 5 is daartoe verbonden met een eerste koppelorgaan 52, en het 5 spanningsvoorzieningsorgaan 6 is verbonden met een tweede koppelorgaan 62, zoals hierboven reeds toegelicht. Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat deze koppelorganen op velerlei wijzen uitgevoerd kunnen zijn.
Aan een onderzijde van het verbindingselement 7 zijn concentrisch gevormde ribbels 73 voorzien. Deze kunnen samenwerken met een concentrisch gevormde ribbel 180 10 in het tweede deel 82 (deksel 82) van het stelbevestigingsorgaan 8. Deze ribbel 180 is goed te zien in Figuur 4B.
De aan de onderzijde van het verbindingselement 7 voorziene concentrisch gevormde ribbels 73 werken samen met de concentrisch gevormde ribbel 180 in het tweede deel 82 van het stelbevestigingsorgaan 8, zodat bij het met 15 de koppelmiddelen koppelen van het verlichtingsmiddel 5 met het spanningsvoorzieningsorgaan 6, een zodanige kracht geleverd kan worden dat deze op spanning gekoppeld worden. Bij het uitoefenen van een grotere kracht, zal het het verbindingselement 7 naar boven toe kunnen bewegen, doordat de ribbel 73 over de ribbel 180 in het tweede deel 82 kan schuiven (ratelend klikken). De onderdelen zijn 20 daartoe bij voorkeur vervaardigd van kunststof, zodat enige (elastische) vervorming wordt toegestaan. Het verlichtingsmiddel is op deze wijze ook in hoogte stelbaar, en tevens is het contact tussen de koppelmiddelen verzekerd, via een eenvoudige translerende beweging.
Figuur 10, tenslotte, toont de verlichtingselementen 5 in een 25 geplaatste positie. Het plafonddoek 2 is daarbij opgesloten tussen de flensvormige rand van het verlichtingselement 5 en het contactoppervlak 87 van het stelbevestigingsorgaan 8. De schroefdraad in het stelbevestigingsorgaan, zorgt ervoor dat dit contactoppervlak in hoogte verstelbaar is voor het op een geschikte hoogtepositie plaatsen van het plafonddoek 2.
30 Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven beschreven is aan de hand van een of enkele uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn uiteraard vele denkbare variaties en varianten mogelijk, welke mogelijk binnen de gevraagde beschermingsomvang, zoals bepaald door de 14 aangehechte conclusies, vallen.
5

Claims (23)

1. Systeem (1) voor een verlaagd plafond in een ruimte, het systeem omvattende: 5. een constructief met een de ruimte omgevende wand of plafond verbonden bevestigingsorgaan (8, 9); • een ten opzichte van het bevestigingsorgaan (8, 9) lager in de ruimte opgespannen plafonddoek (2) dat ter plaatse van het bevestigingsorgaan (8, 9) voorzien is van een gat (22); 10. een in het gat (22) opgenomen en met het bevestigingsorgaan (8, 9) verbonden verlichtingselement (5) met een verlichtingsmiddel (51) dat met een spanningvoorzieningsorgaan (6) verbonden is; • koppelmiddelen voor het via het gat (22) in het plafonddoek (2) op translerende wijze in een richting in hoofdzaak loodrecht op het 15 plafonddoek (2) op spanning koppelen van het verlichtingsmiddel (51) met het spanningvoorzieningsorgaan (6).
2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de koppelmiddelen een met het verlichtingsmiddel (51) verbonden eerste koppelorgaan (52), alsmede een met het spanningvoorzieningsorgaan (6) verbonden tweede koppelorgaan (62) omvatten.
3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de koppelmiddelen een steker en een contrasteker, zoals bijvoorbeeld een mannetjesconnector en een vrouwtjesconnector omvatten.
4. Systeem volgens conclusie 2 en 3, waarbij het eerste koppelorgaan (52) de steker en waarbij het tweede koppelorgaan (62) de contrasteker omvat.
5. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij het bevestigingsorgaan (8, 9) voorzien is van een met het spanningvoorzieningsorgaan (6) verbindbaar verbindingselement (7).
6. Systeem volgens conclusie 5, waarbij het verbindingselement (7) met het tweede koppelorgaan (62) van het spanningvoorzieningsorgaan (6) 30 verbindbaar is.
7. Systeem volgens conclusie 5 of 6, waarbij het verbindingselement (7) voorzien is van een eerste opneemopening waarin ten minste een gedeelte van het tweede koppelorgaan (62) opneembaar is.
8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij de eerste opneemopening gevormd is door een doorgaande boring in het verbindingselement (7).
9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij het verbindingselement voorzien is van een van een buitenzijde van het verbindingselement (7) 5 toegankelijke, alsmede met de doorgaande boring verbonden sleuf (74) die zich in hoofdzaak over de gehele lengte van de doorgaande boring uitstrekt.
10. Systeem volgens een of meer van de conclusies 7 tot en met 9, waarbij een binnenwand van de opneemopening voorzien is van een als een aanslag werkzame, bij voorkeur concentrische, rand.
11. Systeem volgens een of meer van de conclusies 5 tot en met 10, waarbij het verbindingselement (7) relatief ten opzichte van het bevestigingsorgaan (8, 9) in een richting loodrecht op het plafond verplaatsbaar is.
12. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 5 tot en met 11, waarbij het verbindingselement (7) losneembaar met het 15 bevestigingsorgaan (8, 9) verbonden is.
13. Systeem volgens conclusie 12, waarbij het bevestigingsorgaan (8, 9) voorzien is van een aan het verbindingselement (7) aangepaste verdere opneemopening (84), waarin het verbindingselement (7) opneembaar is.
14. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 6 tot 20 en met 13, waarbij het verbindingselement (7) in hoofdzaak cilindervormig is.
15. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 6 tot en met 14, waarbij een buitenmantel (72) van het verbindingselement (7) voorzien is van zich in hoofdzaak evenwijdig aan het plafond uitstrekkende, bij voorkeur concentrische, ribbelelementen (73), die zijn ingericht om samen te werken met een 25 zich in hoofdzaak evenwijdig aan het plafond uitstrekkende, op een binnenmantel (85) van de verdere opneemopening (84) voorziene, bij voorkeur concentrische, rand.
16. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het verlichtingselement (5) een verlichtingsbehuizing en een lens omvat, 30 waarbij het verlichtingsmiddel (51) in de verlichtingsbehuizing is opgenomen.
17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij het verlichtingsmiddel (51) losneembaar in de verlichtingsbehuizing is opgenomen.
18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij het verlichtingselement (5) een schroefdraadverbinding tussen het verlichtingsmiddel (51) en de verlichtingsbehuizing omvat.
19. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 18, waarbij het bevestigingsorgaan (8, 9) door middel van een 5 basisbevestigingsorgaan (9) constructief verbonden is met de ruimte, en waarbij het bevestigingsorgaan (8, 9) een stelbevestigingsorgaan (8) gekoppeld met het basisbevestigingsorgaan (9), alsmede verstelmiddelen (86, 93) voor het ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan (9) verstellen van het stelbevestigingsorgaan (8) in een richting loodrecht op het plafond, omvat.
20. Systeem volgens conclusie 19, waarbij de verstelmiddelen (86, 93) een schroefdraadverbinding (86, 93) tussen het basisbevestigingsorgaan (9) en het stelbevestigingsorgaan (8) omvatten.
21. Verlichtingselement (5) voor kennelijk gebruik in een systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 20.
22. Spanningvoorzieningselement (6) voor kennelijk gebruik in een systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 21.
23. Werkwijze voor het aanbrengen van een systeem (1), bij voorkeur een systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 20, in een ruimte, de werkwijze omvattende de stappen van: 20. het constructief verbinden van een bevestigingsorgaan (8, 9) aan een de ruimte omgevende wand of plafond; het nabij het bevestigingsorgaan (8, 9) plaatsen van een spanningvoorzieningsorgaan (6); het ten opzichte van het bevestigingsorgaan lager aanbrengen van 25 het plafonddoek (2); het ter plaatse van het bevestigingsorgaan (8, 9) maken van een gat (22) in het opgespannen plafonddoek (2); waarbij de werkwijze gekenmerkt is door de stap van: het met koppelmiddelen (52, 62) via het gat (22) in het plafonddoek 30 (2) op translerende wijze in een richting in hoofdzaak loodrecht op het plafonddoek (2) op spanning koppelen van een verlichtingsmiddel (51) met het spanningvoorzieningsorgaan (6).
NL2006497A 2011-03-30 2011-03-30 Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan. NL2006497C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006497A NL2006497C2 (nl) 2011-03-30 2011-03-30 Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006497A NL2006497C2 (nl) 2011-03-30 2011-03-30 Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan.
NL2006497 2011-03-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006497C2 true NL2006497C2 (nl) 2012-10-02

Family

ID=44640861

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006497A NL2006497C2 (nl) 2011-03-30 2011-03-30 Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2006497C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9004427U1 (de) * 1990-04-18 1990-06-21 Dreier, Horst, 8013 Haar Abstandsverstellbarer Lichtstrahler
FR2647139A1 (fr) * 1989-05-16 1990-11-23 Fms Dispositif de support d'une source lumineuse, notamment pour faux plafond
EP0487439A1 (fr) * 1990-11-19 1992-05-27 René Philippe Ruhlmann Dispositif de montage d'un appareil encastré dans un plafond ou dans une paroi
FR2688867A1 (fr) * 1992-03-19 1993-09-24 David Francis Dispositif d'eclairage reglable integre dans un faux plafond.
DE19836632A1 (de) * 1998-08-13 2000-02-24 Diso Vertriebs Gmbh Haltevorrichtung für an flexible Spanndecken zu befestigende Leuchtmittel

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2647139A1 (fr) * 1989-05-16 1990-11-23 Fms Dispositif de support d'une source lumineuse, notamment pour faux plafond
DE9004427U1 (de) * 1990-04-18 1990-06-21 Dreier, Horst, 8013 Haar Abstandsverstellbarer Lichtstrahler
EP0487439A1 (fr) * 1990-11-19 1992-05-27 René Philippe Ruhlmann Dispositif de montage d'un appareil encastré dans un plafond ou dans une paroi
FR2688867A1 (fr) * 1992-03-19 1993-09-24 David Francis Dispositif d'eclairage reglable integre dans un faux plafond.
DE19836632A1 (de) * 1998-08-13 2000-02-24 Diso Vertriebs Gmbh Haltevorrichtung für an flexible Spanndecken zu befestigende Leuchtmittel

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11668455B2 (en) Casing for lighting assembly
US10845038B2 (en) Twist and lock mounting bracket
US10274176B2 (en) Adjustable dual optic directional lamp assembly
US7520763B1 (en) Track lighting system with dependent lamp cord
JP2013521594A (ja) Led照明素子
CN103994350B (zh) 发光二极管灯具
CA3021670A1 (en) Bay luminaire with yoke assembly
KR102027038B1 (ko) 매립형 led 조명장치
JP6414775B2 (ja) 照明器具及び照明器具のリニューアル方法
NL2006497C2 (nl) Systeem voor een verlaagd plafond, en werkwijze voor het aanbrengen daarvan.
CA2816449A1 (en) Led lighting module, led lighting system and led lighting retrofit kit
JP2016219105A (ja) 照明器具及び照明器具施工方法
KR101104855B1 (ko) 빔 조절가능 벽등
KR101008881B1 (ko) 원터치로 설치되는 등기구
KR102093068B1 (ko) 직착등 장착용 마운팅 부재
CA2941178C (en) Luminaire adaptor
KR100889349B1 (ko) 등기구 취부장치
KR200172495Y1 (ko) 높이조절이 가능한 등기구
KR101366430B1 (ko) 등기구 높이조절용 브라켓
EP2913583B1 (en) Upright lamp having length adjustable lamp-post
KR101103039B1 (ko) 공동주택의 절전형 현관램프
CA3051396A1 (en) Universal mounting assembly
KR20150051929A (ko) 집어등 및 그에 사용되는 반사갓