NL2006200C2

NL2006200C2 - Inrichting en werkwijze voor het opdelen van kaasblokken.

Info

Publication number: NL2006200C2
Application number: NL2006200A
Authority: NL
Inventors: Jacob Gijsbertus Bol; Stevin Steunenberg
Original assignee: Hendriks Groep B V
Priority date: 2011-02-14
Filing date: 2011-02-14
Publication date: 2012-08-15
Also published as: WO2012112031A1

Description

NLP188668A

Inrichting en werkwijze voor het opdelen van kaasblokken

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het opdelen van kaasblokken.

5 Bij het opdelen van kaasblokken is het van belang dat zoveel mogelijk stukken van eenzelfde vastgesteld gewicht worden verkregen. Bij ronde kaasblokken kan daarbij een middenkern uit het kaasblok worden verwijderd om uit de buitenring wigstukken te snijden. Een gebruikelijke aanpak 10 is een vierkante middenkern te snijden met een over alle te bewerken kaasblokken heen een vaste afmeting. Dit levert op dat zowel uit de zich om de middenkern uitstrekkende ring als uit de middenkern meestal niet een geheel aantal wigstukken kan worden gehaald van het vastgestelde gewicht. 15 Een resultaat is twee reststukken die niet voldoen aan het vastgestelde gewicht voor een wigstuk.

De som van de gewichten van deze twee reststukken kan echter wel groter zijn dan het vastgestelde gewicht van een wigstuk. Een bekende oplossing is dan een 20 gereedschapwisselaar in te zetten waardoor er snijgereedschap beschikbaar is met verschillende afmetingen. Dit levert minder vaak twee reststukken op die niet voldoen aan gevraagde gewicht.

Een doel van de uitvinding is een inrichting en 2 een werkwijze voor het opdelen van kaasblokken te verschaffen waarmee per kaasblok hooguit één reststuk met een van het vastgestelde gewicht afwijkend gewicht wordt verkregen.

5

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een 10 opdeelinrichting voor het in stukken opdelen van een kaasblok, omvattend een drager voor het kaasblok en een eerste snijdinrichting voor het uitsnijden van een rechthoekige middenkern uit het door de drager gedragen kaasblok, waarbij de rechthoekige middenkern in het 15 hoofdvlak van het kaasblok een vierkante omtrek bezit, waarbij de eerste snijdinrichting is voorzien van een eerste steekmes en een tweede steekmes aan een verstelinrichting, en een verplaatsingsinrichting voor het volgens een steekbeweging verplaatsen van het eerste steekmes en het 20 tweede steekmes naar de drager, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes beide zijn voorzien van twee rechte bladen die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan om een rechte rugrand van het steekmes te vormen, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes op 25 afstand van elkaar zijn opgesteld, met de rugranden van elkaar af en evenwijdig aan elkaar, waarbij de bladen in projectie in steekrichting op de zijden van een vierkant staan, met de rugranden op de uiterste hoekpunten, waarbij de rechte bladen eindigen in een naar de drager gerichte 30 snij rand, waarbij de verstelinrichting is ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand van het eerste steekmes en het tweede steekmes, met in de projectie in steekrichting het behoud van de ligging van de bladen op de zijden van een vierkant.

35 De afstand tussen de steekmessen en daarmee een gedeelte van de vierkante omtrek van de middenkern kan middels de verstelinrichting per kaasblok worden ingesteld.

3

De middenkern kan met twee steekbewegingen per steekmes worden gelost uit de kaas, waarbij de snedes zich vanuit twee uiterste hoekpunten over een gedeelte van de zijdes van het vierkant uitstrekken. Door middel van de verstelbare 5 afstand tussen de steekmessen kan iedere gevraagde vierkante bovenafmeting van de uit te snijden middenkern worden verkregen. Derhalve vormen de steekmessen en de verstelinrichting een universeel gereedschap voor het uitnemen van kernen van verschillende groottes. Per kaasblok 10 kan een middenkern worden uitgenomen die precies groot genoeg is om uit de zich om de middenkern uitstrekkende ring het gewenste aantal wigstukken met hetzelfde vastgestelde gewicht te snijden, zonder restant. De uitgenomen middenkern zelf kan ook worden opgedeeld in wigstukken met hetzelfde 15 vastgestelde gewicht worden gesneden, waarbij hierbij hooguit één reststuk met een later gewicht overblijft. Van het gehele kaasblok blijft dan hooguit één restant over.

In een uitvoeringsvorm is de verstelinrichting ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand 20 tussen het eerste steekmes en het tweede steekmes tussen een eerste stand en een bredere tweede stand waarin in de projectie in steekrichting het vierkant langere zijden bezit dan in de eerste stand, waarbij in de tweede stand de bladen vanaf de ruglijn gerekend een snij lengte bezitten die groter 25 is dan de helft van de lengte van de zijden van het vierkant. Hiermee is bewerkstelligd dat bij alle standen kleiner dan de tweede stand in twee steken van de beide messen de middenkern rondom wordt losgesneden.

In een uitvoeringsvorm is de verstelinrichting 30 voorzien van een eerste rechtgeleide slede waaraan het eerste steekmes is bevestigd, een tweede rechtgeleide slede waaraan het tweede steekmes is bevestigd, waarbij de eerste slede en de tweede slede volgens een gezamenlijke rechte lijn onderling verplaatsbaar zijn, en een bij voorkeur in 35 hoofdzaak traploze afstandsverstelling tussen de eerste slede en de tweede slede. De rechtgeleide sleden verzekeren op eenvoudige wijze dat de onderlinge evenwijdige oriëntatie 4 van de steekmessen gehandhaafd blijft.

In een uitvoeringsvorm daarvan omvat de afstandsverstelling een schoefspindel met tegengestelde schoefdraden die aangrijpt op de sleden.

5 In een uitvoeringsvorm omvat de afstandsverstelling een stappenmotor, bij voorkeur voor rotatie van de schroefspindel, zodat de afstandsinstelling tussen de steekmessen door een elektrische besturing kan worden aangestuurd.

10 In een uitvoeringsvorm omvat de eerste snijdinrichting een omstelinrichting die is ingericht voor het gezamenlijk over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van de drager om een rotatie-as die zich symmetrisch tussen het eerste 15 steekmes en het tweede steekmes uitstrekt, evenwijdig aan de rugranden van het eerste steekmes en het tweede steekmes. De omstelinrichting kan de steekmessen tussen twee steekbewegingen omstellen zodat de middenkern rondom wordt losgesneden.

20 In een uitvoeringsvorm omvat de opdeelinrichting een tweede snijdinrichting voor het rondom over rechte, radiaal gerichte snijlijnen in wigvormige stukken opsnijden van het kaasblok.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een tweede 25 aspect, een werkwijze voor het in stukken opdelen van kaasblokken door middel van een opdeelinrichting, waarbij de opdeelinrichting een drager voor het kaasblok, een eerste snijdinrichting voor het uitsnijden van een rechthoekige middenkern uit het door de drager gedragen kaasblok, en een 30 tweede snijdinrichting voor het rondom over rechte, radiaal gerichte snijlijnen in wigvormige stukken opsnijden van het kaasblok omvat, waarbij de rechthoekige middenkern in het hoofdvlak van het kaasblok een vierkante omtrek bezit, waarbij de eerste snijdinrichting is voorzien van een eerste 35 steekmes en een tweede steekmes aan een verstelinrichting, en een verplaatsingsinrichting voor het volgens een steekbeweging verplaatsen van het eerste steekmes en het 5 tweede steekmes naar de drager, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes beide zijn voorzien van twee rechte bladen die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan om een rechte rugrand te vormen, waarbij het eerste 5 steekmes en het tweede steekmes op afstand van elkaar zijn opgesteld, met de rugranden van elkaar af en evenwijdig aan elkaar, waarbij de bladen in projectie in steekrichting op de zijden van een vierkant staan, met de rugranden op de uiterste hoekpunten, waarbij de rechte bladen eindigen in 10 een naar de drager gerichte snij rand, waarbij de verstelinrichting is ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand van het eerste steekmes en het tweede steekmes, met in de projectie in steekrichting het behoud van de ligging van de bladen op de zijden van een vierkant, 15 waarbij de eerste snijdinrichting voorts een omstelinrichting omvat die is ingericht voor het gezamenlijk over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van de drager om een rotatie-as die zich symmetrisch tussen het eerste steekmes en het 20 tweede steekmes uitstrekt, evenwijdig aan de rugranden van het eerste steekmes en het tweede steekmes, waarbij de werkwijze omvat het volgens een snijplan vaststellen van het geheel aantal wigvormige stukken van in hoofdzaak hetzelfde vastgestelde gewicht dat uit de zich om de middenkern 25 uitstrekkende ring van het kaasblok kan worden gehaald, het vaststellen van het daarvoor benodigde gewicht van de zich om de middenkern uitstrekkende ring, het per kaasblok wegen van het gewicht van het kaasblok, het bepalen van het gewicht van de uit te nemen middenkern om het benodigde 30 gewicht van de zich om de middenkern uitstrekkende ring te verkrijgen, het bepalen van de vierkante omtrek van de middenkern in het hoofdvlak van het kaasblok, het middels de verstelinrichting instellen van de onderlinge afstand tussen het eerste steekmes en het tweede steekmes om de snij randen 35 op de vierkante omtrek te brengen, het voor de eerste maal in het kaasblok steken en weer terugtrekken van het eerste steekmes en het tweede steekmes, het middels de 6 omstelinrichting over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van het kaasblok, het voor de tweede maal in het kaasblok steken en weer terugtrekken van het eerste steekmes en het tweede 5 steekmes, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes deels in de snedes komen die de eerste maal zijn aangebracht, het uitnemen van de losgesneden middenkern, en het middels de tweede snijdinrichting rondom over rechte, radiaal gerichte snijlijnen in wigvormige stukken met in 10 hoofdzaak hetzelfde gewicht opsnijden van het kaasblok om het vastgestelde aantal wigvormige stukken te verkrijgen.

In een uitvoeringsvorm worden uit de uitgenomen middenkern zoveel mogelijk wigvormige stukken met hetzelfde vastgestelde gewicht gesneden, waarbij per kaasblok hooguit 15 een restant overblijft met een gewicht dat lager is dan het vastgestelde gewicht.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar 20 mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals QQ en QQ en QQ (opsomming aspecten), en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op 25 zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

30 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schematisch isometrisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een opdeelinrichting volgens de 35 uitvinding voor het opdelen van kaasblokken, voorzien van een eerste snijdinrichting voor het uitsnijden van een middenkern uit de kaasblokken; 7

Figuren 2A, 2B en 2C doorsneden van de eerste snijdinrichting volgens de aangegeven doorsnedelijnen; en

Figuren 3A en 3B voorbeelden van het uitsnijden van middenkernen van verschillende afmetingen uit de 5 kaasblokken door middel van de eerste snijdinrichting.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

10 Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een opdeelinrichting 1 volgens de uitvinding. De opdeelinrichting 1 omvat een gestel 2, een door het gestel gedragen bandtransporteur 3 met twee parallelle eindloze transportbanden 4 waarmee opeenvolgende kaasblokken 101, 15 102, 103, 104 in transportrichting A door de opdeelinrichting 1 worden gevoerd, en langs de bandtransporteur 1 opeenvolgend een meetinrichting 10, een eerste snijdinrichting 20 en een tweede snijdinrichting 60. De opdeelinrichting 1 is voorzien van een elektronische 20 besturing 8 voor de aansturing van de verschillende onderdelen van de opdeelinrichting 1.

De opdeelinrichting 1 is ingericht voor het opdelen van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 in wigvormige stukken 11, 12, waarbij in dit voorbeeld de kaasblokken 101, 25 102, 103, 104 een ronde omtrek en een platte bovenzijde en onderzijde bezitten en in dit voorbeeld zijn voorzien van een harde korst die zich na het opdelen op de rug van elk wigvormig stuk 11 bevindt. Zoals hierna wordt toegelicht is het hierbij noodzakelijk dat de eerste snijdinrichting 20 30 van bovenaf een vierkante middenkern 110 uit de kaasblokken 101, 102, 103, 104 snijdt.

De meetinrichting 10 omvat een tussen de transportbanden 4 opgestelde, door het gestel 2 gedragen weegschaal 11 waarmee het individuele gewicht van elk 35 kaasblok 101, 102, 103, 104 in grammen nauwkeurig wordt bepaald, en een verder niet weergegeven hoogtemeter voor het meten van de hoogte en daarmee de dikte van elk kaasblok 8 101, 102, 103, 104.

De eerste snijdinrichting 20 omvat een steun 21 die door middel van twee evenwijdige eerste pneumatische cilinders 22 is opgehangen aan het gestel 2. Door bediening 5 van de eerste pneumatische cilinders 22 kan de steun 21 slechts dwars op het hoofdvlak van de bandtransporteur 3 omhoog en omlaag bewegen in richting B. De steun 21 draagt een ronde lagerbus 22 met een hartlijn S evenwijdig aan de omhoog en omlaag beweging in richting B. De eerste 10 snijdinrichting 20 omvat een eerste rechtgeleider 24 en een tweede rechtgeleider 25 die zich in eikaars verlengden uitstrekken en die aan de naar elkaar gekeerde zijden zijn verbonden met een ronde binnenbus 28. De binnenbus 28 strekt zich uit door de ronde lagerbus 22 en is aan de bovenzijde 15 verbonden met een vierkante bovenplaat 26. Tussen de ronde lagerbus 22 enerzijds en het geheel van de rechtgeleiders 24, 25, de binnenbus 28 en de vierkante bovenplaat 2 6 anderzijds bevinden zich lagervoeringen 24 waardoor een spelingvrij zwenklager is verkregen.

20 De eerste snijdinrichting is voorzien van een juk 30 die op de bovenplaat 26 is bevestigd. Het uiteinde van het juk 60 is middels een lager 61 zwenkbaar verbonden met de drijfstang 62 van een tweede pneumatische cilinder 63. De tweede pneumatische cilinder 63 is middels een lager 34 25 zwenkbaar verbonden met een draagstang 65 die uitsteekt van de steun 21. Door bediening van de tweede pneumatische cilinder 33 kunnen de rechtgeleiders 24 over exact 90 graden om de hartlijn S heen en weer worden omgesteld in richting C.

30 De eerste rechtgeleider 24 en de tweede rechtgeleider 25 dragen aan de onderzijde een eerste slede 30 respectievelijk tweede slede 31. Tussen de rechtgeleiders 24, 25 en de sledes 30, 31 bevinden zich lagervoeringen 32 waardoor spelingvrije glijlagers zijn verkregen. De eerste 35 slede 30 en de tweede slede 31 zijn aan de van elkaar afgekeerde uiteinden voorzien van linksdraaiend inwendige draad 33 respectievelijk rechtsdraaiend inwendige draad 34 9

waarin een aan de rechtgeleiders 24, 25 gelagerde spindel 35 met aan de uiteinden linksdraaiend uitwendige draad 36 respectievelijk rechtdraaiend uitwendige draad 37 is opgenomen. Boven de bovenplaat 26 is een stappenmotor 40 5 opgesteld waarvan de aandrijfas 41 zich door de binnenbus 28 steekt. Aan het uiteinde van de aandrijfas 41 bevindt zich een eerste tandwiel 42 dat haaks aangrijpt op een tweede tandwiel 43 aan de spindel 35. Door bediening van de stappenmotor 40 bewegen de eerste slede 30 en tweede slede 10 31 zich in rechtlijnige richting D dwars op de hartlijn S

synchroon van elkaar af of naar elkaar toe.

De eerste snijdinrichting 20 is voorzien van een eerste steekmes 50 en een tweede steekmes 51 die evenwijdig aan elkaar, evenwijdig aan de hartlijn S, onder de eerste 15 slede 30 respectievelijk tweede slede 31 zijn bevestigd. De steekmessen 50, 51 omvatten beide twee rechte bladen 52 die onder een hoek van 90 graden met elkaar zijn verbonden om een rechte rugrand 53 te vormen die zich evenwijdig aan de hartlijn S uitstrekt. De bladen 52 zijn aan de onderzijde 2 0 voorzien van een rechte snij rand 54 die dwars op de rugrand 53 staat. De rechte bladen 52 staan met de rugranden 53 van elkaar af volgens de zijden van een vierkant, waarbij de rugranden 53 twee tegenovergestelde hoeken van een denkbeeldig vierkant vormen. Door bediening van de 25 stappenmotor 40 bewegen het eerste steekmes 50 en het tweede steekmes 51 op symmetrische wijze van elkaar af of naar elkaar toe in richting D onder behoud van de ligging van de snij randen 54 op een vierkant, waarbij de afstand tussen de

rugrand 53 van het eerste steekmes 50 en de hartlijn S

30 gelijk blijft aan de afstand tussen de rugrand 53 van het tweede steekmes 51 en de hartlijn S. De rugranden 53 blijven evenwijdig aan de hartlijn S gericht.

De tweede snijdinrichting 60 omvat een tussen de transportbanden 4 opgestelde, door het gestel 2 gedragen 35 aambeeld 12 met een recht bovenvlak dat zich evenwijdig aan de rechte snijranden 54 van de steekmessen 50, 51 uitstrekt. In de laagste stand van de steun 21 drukken de snijranden 54 10 over de gehele lengte tegen het bovenvlak van het aambeeld 12.

De tweede snijdinrichting 60 is ingericht voor het in wigvormige stukken 11 snijden van de kaasblokken 101, 5 102, 103, 104 wanneer de middenkern 110 daaruit is verwijderd. De snijdinrichting 60 omvat een recht snijmes 61 dat op en neer beweegbaar is in richting E van en naar de bandtransporteur 3 en verstelbaar is in richting F om de kernloze kaasblokken 101, 102, 103, 104, 105 in een aantal 10 opeenvolgende snijbewegingen op te delen in wigvormige stukken 11.

De besturing van de bandtransporteur 3, de weegschaal 11, de eerste pneumatische cilinders 22, de tweede pneumatische cilinder 33, de stappenmotor 40 en de 15 actieve delen van de tweede snijdinrichting 60 wordt verzorgd door een elektrische besturing 8 die onder andere is voorzien van een geheugen.

De opdeelinrichting 1 is ingericht voor het opdelen van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 met een 20 bepaald nominaal gewicht in wigvormige stukken 11 met hetzelfde, in grammen nauwkeurig eindgewicht volgens een vastgelegd snijplan zoals dat voor het vierde kaasblok 104 in zijn geheel is weergegeven. Het daadwerkelijke gewicht van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 wijkt doorgaans af van 25 het nominale gewicht waardoor een correctie dient plaats te vinden. Deze vindt plaats door de grootte en daarmee het gewicht van de uit te snijden middenkern 110 per kaasblok 101, 102, 103, 104 te aan te passen.

In dit voorbeeld bezitten de kaasblokken 101, 102, 30 103, 104 een nominaal gewicht van 10 kilogram en dienen volgens het snijplan rondom de middenkern 110 zestien wigvormige stukken 11 van nauwkeurig 500 gram te worden verkregen en dienen uit de middenkern 110 zelf ten minste drie wigvormige stukken 12 van nauwkeurig 500 gram te worden 35 verkregen. Het gewicht van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 zonder de middenkern 110 dient daarom nauwkeurig 8000 gram te wegen. De omvang van het restant 13 bepaalt of daaruit 11 nog een laatste wigvormig stuk 12 van nauwkeurig 500 gram en een eindrestant kan worden verkregen of dat het restant 13 direct als eindrestant wordt afgevoerd. De werking van de snijdinrichting is als volgt: 5 De bandtransporteur 3 wordt volgens een start-stop wijze aangedreven in transportrichting A en op de bandtransporteur 3 worden achtereenvolgens onder vaste tussenafstanden de kaasblokken 101, 102, 103, 104, 105 geplaatst.

10 Zoals bij het tweede kaasblok 102 is weergegeven wordt elk kaasblok 101, 102, 103, 104 individueel in grammen nauwkeurig gewogen door de weegschaal 11. Aanvullend wordt de hoogte van elk kaasblok 101, 102, 103, 104 individueel in millimeters nauwkeurig gemeten. Voor elk kaasblok 101, 102, 15 103, 104 wordt van het daadwerkelijk gewogen gewicht het gewicht van 8000 gram afgetrokken dat bestemd is voor de zestien wigvormige stukken 11 van nauwkeurig 500 gram rondom de middenkern 110. Het resultaat hiervan is het streefgewicht voor de te verwijderen middenkern 110. Vanuit 20 de vooraf bekende dichtheid van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 wordt het volume van de te verwijderen middenkern 110 berekend. Vanuit de vooraf bekende of gemeten hoogte van de kaasblokken 101, 102, 103, 104 wordt per kaasblok 101, 102, 103, 104 het geprojecteerd oppervlak en daarmee de 25 vierkante streefomtrek 111 van het bovenvlak van de middenkern 110 bepaald en per kaasblok 101, 102, 103, 104 opgeslagen in het geheugen van de besturing.

Zoals in figuren 1, 2A-2C voor het derde kaasblok 103 is weergegeven wordt de stappenmotor 40 per kaasblok 30 101, 102, 103, 104 bekrachtigd om de positie van de steekmessen 50, 51 in overeenstemming te brengen met de vierkante streefomtrek 111 van de uit te nemen middenkern 110. Het middelpunt van de ronde kaasblokken 101, 102, 103, 104 komt recht onder de hartlijn S. Vervolgens worden de 35 eerste pneumatische cilinders 22 bekrachtigd waardoor de steekmessen 50, 51 twee hoekvormige sneden 112 door het kaasblok 101, 102, 103, 104 maken en zich weer terugtrekken.

12

Deze sneden 112 zijn gelegen op de streefomtrek 111 en de bladen 52 reiken, gerekend vanuit de tegengestelde hoekpunten 113 van de sneden 112, altijd tot ten minste de helft van de lengte van de rechte zijden van de streefomtrek 5 111. Vervolgens wordt de tweede pneumatische cilinder 33 bekrachtigd waardoor de steekmessen 90 graden om de hartlijn S worden omgesteld, onder behoud van de onderlinge afstand in richting D. Vervolgens worden de eerste cilinders 22 opnieuw bekrachtigd waardoor de steekmessen 50, 51 opnieuw 10 in het kaasblok 103 steken. De bladen 53 komen daarbij deels in de vorige sneden 112 terecht waardoor de middenkern 110 volledig wordt los gesneden en uitgenomen. De steekmessen 50, 51 steken dwars door het kaasblok 101, 102, 103, 104 en komen met de snij randen 54 tegen het bovenvlak van het 15 aambeeld 12. Voor elk kaasblok 101, 102, 103, 104 wordt derhalve door middel van de stappenmotor 4 0 de stand van de steekmessen 50, 51 aangepast in overeenstemming met de grootte van de te verwijderen middenkern 110. Dit is schematisch weergegeven in figuren 3A en 3B.

20 Zoals voor het vierde kaasblok 104 is weergegeven worden door de tweede snijdinrichting 60 vervolgens de kernloze kaasblokken 101, 102, 103, 104 symmetrisch opgedeeld in zestien wigvormige stukken van 500 gram. Hierbij worden rechte sneden dwars op het hoofdvlak van de 25 kaasblokken 101, 102, 103, 104 gemaakt die radiaal zijn gericht vanaf het denkbeeldige middelpunt van de ronde kazen. De uitgenomen kern 110, waarvan het gewicht nauwkeurig bekend is, wordt opgedeeld in het maximaal haalbare aantal wigvormige stukken 12 van 500 gram en een 30 eindrestant. Van deze wigvormige stukken 12 kan de korst op het rechthoekig achtervlak zitten of op één van de driehoekige zijvlakken.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 35 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder 13 de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims

1. Opdeelinrichting voor het in stukken opdelen van een kaasblok, omvattend een drager voor het kaasblok en een eerste snijdinrichting voor het uitsnijden van een rechthoekige middenkern uit het door de drager gedragen 5 kaasblok, waarbij de rechthoekige middenkern in het hoofdvlak van het kaasblok een vierkante omtrek bezit, waarbij de eerste snijdinrichting is voorzien van een eerste steekmes en een tweede steekmes aan een verstelinrichting, en een verplaatsingsinrichting voor het volgens een 10 steekbeweging verplaatsen van het eerste steekmes en het tweede steekmes naar de drager, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes beide zijn voorzien van twee rechte bladen die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan om een rechte rugrand van het steekmes te vormen, 15 waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes op afstand van elkaar zijn opgesteld, met de rugranden van elkaar af en evenwijdig aan elkaar, waarbij de bladen in projectie in steekrichting op de zijden van een vierkant staan, met de rugranden op de uiterste hoekpunten, waarbij 20 de rechte bladen eindigen in een naar de drager gerichte snij rand, waarbij de verstelinrichting is ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand van het eerste steekmes en het tweede steekmes, met in de projectie in steekrichting het behoud van de ligging van de bladen op de zijden van een 25 vierkant.

2. Opdeelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de verstelinrichting is ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand tussen het eerste steekmes en het tweede steekmes tussen een eerste stand en een bredere tweede stand 30 waarin in de projectie in steekrichting het vierkant langere zijden bezit dan in de eerste stand, waarbij in de tweede stand de bladen vanaf de ruglijn gerekend een snij lengte bezitten die groter is dan de helft van de lengte van de zijden van het vierkant.

3. Opdeelinrichting volgens conclusie 1 of 2, 5 waarbij de verstelinrichting is voorzien van een eerste rechtgeleide slede waaraan het eerste steekmes is bevestigd, een tweede rechtgeleide slede waaraan het tweede steekmes is bevestigd, waarbij de eerste slede en de tweede slede volgens een gezamenlijke rechte lijn onderling verplaatsbaar 10 zijn, en een bij voorkeur in hoofdzaak traploze afstandsverstelling tussen de eerste slede en de tweede slede.

4. Opdeelinrichting volgens conclusie 3, waarbij de afstandsverstelling een schoefspindel met tegengestelde 15 schoefdraden omvat die aangrijpt op de sleden.

5. Opdeelinrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de afstandsverstelling een stappenmotor omvat, bij voorkeur voor rotatie van de schroefspindel.

6. Opdeelinrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij de eerste snijdinrichting een omstelinrichting omvat die is ingericht voor het gezamenlijk over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van de drager om een rotatie-as die zich symmetrisch tussen het eerste steekmes en het 25 tweede steekmes uitstrekt, evenwijdig aan de rugranden van het eerste steekmes en het tweede steekmes.

7. Opdeelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een tweede snijdinrichting voor het rondom over rechte, radiaal gerichte snijlijnen in 30 wigvormige stukken opsnijden van het kaasblok.

8. Werkwijze voor het in stukken opdelen van kaasblokken door middel van een opdeelinrichting, waarbij de opdeelinrichting een drager voor het kaasblok, een eerste snijdinrichting voor het uitsnijden van een rechthoekige 35 middenkern uit het door de drager gedragen kaasblok, en een tweede snijdinrichting voor het rondom over rechte, radiaal gerichte snijlijnen in wigvormige stukken opsnijden van het kaasblok omvat, waarbij de rechthoekige middenkern in het hoofdvlak van het kaasblok een vierkante omtrek bezit, waarbij de eerste snijdinrichting is voorzien van een eerste steekmes en een tweede steekmes aan een verstelinrichting, 5 en een verplaatsingsinrichting voor het volgens een steekbeweging verplaatsen van het eerste steekmes en het tweede steekmes naar de drager, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes beide zijn voorzien van twee rechte bladen die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar 10 staan om een rechte rugrand te vormen, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes op afstand van elkaar zijn opgesteld, met de rugranden van elkaar af en evenwijdig aan elkaar, waarbij de bladen in projectie in steekrichting op de zijden van een vierkant staan, met de rugranden op de 15 uiterste hoekpunten, waarbij de rechte bladen eindigen in een naar de drager gerichte snij rand, waarbij de verstelinrichting is ingericht voor het verstellen van de onderlinge afstand van het eerste steekmes en het tweede steekmes, met in de projectie in steekrichting het behoud 2 0 van de ligging van de bladen op de zijden van een vierkant, waarbij de eerste snijdinrichting voorts een omstelinrichting omvat die is ingericht voor het gezamenlijk over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van de drager om een rotatie-as 25 die zich symmetrisch tussen het eerste steekmes en het tweede steekmes uitstrekt, evenwijdig aan de rugranden van het eerste steekmes en het tweede steekmes, waarbij de werkwijze omvat het volgens een snijplan vaststellen van het geheel aantal wigvormige stukken van in hoofdzaak hetzelfde 30 vastgestelde gewicht dat uit de zich om de middenkern uitstrekkende ring van het kaasblok kan worden gehaald, het vaststellen van het daarvoor benodigde gewicht van de zich om de middenkern uitstrekkende ring, het per kaasblok wegen van het gewicht van het kaasblok, het bepalen van het 35 gewicht van de uit te nemen middenkern om het benodigde gewicht van de zich om de middenkern uitstrekkende ring te verkrijgen, het bepalen van de vierkante omtrek van de middenkern in het hoofdvlak van het kaasblok, het middels de verstelinrichting instellen van de onderlinge afstand tussen het eerste steekmes en het tweede steekmes om de snij randen op de vierkante omtrek te brengen, het voor de eerste maal 5 in het kaasblok steken en weer terugtrekken van het eerste steekmes en het tweede steekmes, het middels de omstelinrichting over een kwartslag omstellen van het eerste steekmes en het tweede steekmes ten opzichte van het kaasblok, het voor de tweede maal in het kaasblok steken en 10 weer terugtrekken van het eerste steekmes en het tweede steekmes, waarbij het eerste steekmes en het tweede steekmes deels in de snedes komen die de eerste maal zijn aangebracht, het uitnemen van de losgesneden middenkern, en het middels de tweede snijdinrichting rondom over rechte, 15 radiaal gerichte snijlijnen in wigvormige stukken met in hoofdzaak hetzelfde gewicht opsnijden van het kaasblok om het vastgestelde aantal wigvormige stukken te verkrijgen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij uit de uitgenomen middenkern zoveel mogelijk wigvormige stukken met 20 hetzelfde vastgestelde gewicht worden gesneden, waarbij per kaasblok hooguit een restant overblijft met een gewicht dat lager is dan het vastgestelde gewicht.

10. Opdeelinrichting voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de 25 bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

11. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 30 -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/HZ