NL2005340C2 - Grijpinrichting en kraan voorzien van een grijpinrichting. - Google Patents

Description

Grijpinrichting en kraan voorzien van een grij pinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een grijpinrichting voor het transporteren van platen gestapeld op een laadbord omvattende een brug voorzien van tenminste twee 5 samenwerkende grijporganen die zijn bevestigd aan de brug, een actuator die gekoppeld is met de grijporganen voor het verplaatsen van de grijparmen van een open positie, waarin de grijporganen langs de stapel platen kunnen bewegen, naar een gesloten positie, waarin de grijporganen het laadbord vastpakken. De uitvinding heeft verder betrekking op een kraan voorzien van deze grijpinrichting en een voertuig 10 voorzien van deze grijpinrichting.

Een dergelijke grijpinrichting is bekend uit EP 1386878. Een dergelijke grijpinrichting kan in combinatie met een kraan gebruikt worden om bouwmateriaal, bijvoorbeeld een stapel gipsplaten welke op een laadbord zijn gestapeld, te transporten 15 van een laadbak van het voertuig naar een verdiepingsvloer van een bestaand gebouw of een gebouw in aanbouw. De kraan kan op het voertuig, bijvoorbeeld een vrachtauto, gemonteerd zijn. De gipsplaten kunnen in verschillende maten gefabriceerd worden. Veel voorkomende lengten zijn bijvoorbeeld 200, 240, 250, 260 en 280 cm. Veel voorkomende breedten zijn bijvoorbeeld 60, 90 en 120 cm. Veel voorkomende diktes 20 zijn 6.5,9.5, 12.5, 15 mm. De tolerantie op de grootste breedte ligt in een gebied van -2 mm tot + 3mm. De gipsplaten worden los gestapeld op laadborden of pallets geleverd. De afmetingen van de gipsplaten op eenzelfde stapel zijn nagenoeg gelijk aan elkaar. De afwijking hierop is kleiner dan 0.5 mm. De totale hoogte van de gestapelde platen is bijvoorbeeld 0.55 m. Een dergelijke stapel kan bijvoorbeeld 30, 40 of 50 25 gipsplaten bevatten. In het algemeen zijn de gipsplaten kwetsbaar. In veel gevallen kunnen de gipsplaten ook nog handmatig getransporteerd worden, vanwege het grote gewicht van deze gipsplaten kan dat lichamelijke klachten van de vervoerders leiden.

Om het laadbord met de gestapelde gipsplaten met de grijpinrichting vast te pakken wordt de grijpinrichting in een open toestand over de stapel gipsplaten geplaatst 30 waarin de grijparmen uit elkaar staan en langs de stapel kunnen bewegen. Vervolgens worden grijparmen door middel van een hydraulische cilinder en in daarin bewegende zuiger gesloten waardoor de grijparmen het laadbord vastpakken. Hierbij moet een operator van de grijpinrichting ervoor zorgen de stapel nagenoeg horizontaal wordt 2 vastgepakt en de stapel platen nagenoeg horizontaal wordt opgeheven. Het precies plaatsen van de grijpinrichting over de stapel gipsplaten door een operator is lastig en tijdrovend. Verder kunnen bij het transport van de stapel door de kraan de gipsplaten over elkaar schuiven en van de stapel glijden door het draaien van de kraan of door het 5 schommelen van de stapel ten gevolge van harde wind of een windvlaag op een bouwplaats in de buitenlucht.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een grijpinrichting te verschaffen die het mogelijk maakt de platen snel en zonder schade te veroorzaken vast te pakken en te transporteren.

10 Volgens een aspect van de uitvinding zijn de grijporganen aan de naar de zijkanten van de stapel gerichte zijden voorzien van een veerkrachtige laag met een dikte, waarbij in de open positie de grijporganen en de veerkrachtige laag langs de platen kunnen bewegen en in de gesloten positie de platen aandrukken. Door deze veerkrachtige laag kunnen de grijporganen tegen de zijkanten van de platen gedrukt 15 worden, waarbij beschadigingen van de zijkanten van de platen wordt tegengegaan. Door de veerkrachtige laag gedeeltelijk in te drukken ontstaat een beperkte aandrukkracht waardoor de platen langs de lengterichting opgesloten worden tussen de grijporganen en het afglijden van een of meerdere gipsplaten van de stapel bij het transporteren wordt tegengegaan. Bovendien is het mogelijk de stapel platen vast te 20 pakken en te transporteren, waarbij de stapel enigszins scheef onder de kraan mag hangen, omdat deze aandrukkracht voorkomt dat de platen van de stapel glijden. Hierdoor kan de operator het vastpakken en transporteren van de stapel platen sneller uitvoeren.

In een uitvoeringsvorm is de actuator ingericht voor het begrenzen van de 25 minimale afstand L tussen de grijporganen in gesloten positie, welke minimale afstand L gelijk is aan de som van een breedte W van één van de transporteren platen van de stapel en tweemaal de dikte d van de veerkrachtige laag in ingedrukte toestand. Door deze afstand vooraf in te stellen in de actuator word de veerkrachtige laag slechts gedeeltelijk ingedrukt en zo de aandrukkracht op de zijkanten van de platen beperkt, 30 zodat de platen niet beschadigd of kapot gedrukt kunnen worden, maar wel zo groot is dat het afschuiven van de platen wordt tegengegaan.

In een uitvoeringsvorm heeft de veerkrachtige laag in de open positie van een vaste dikte heeft in een gebied tussen de 0.5 en de 1 cm. Veel gebruikte dikten van de 3 lagen zijn bijvoorbeeld 5,6 en 10 mm. Bij een dikte in dit gebied wordt de totale breedte van de grijpinrichting niet te groot, zodat deze eenvoudig tussen naast elkaar geplaatste laadborden met platen gepositioneerd kan worden.

Volgens een uitvoeringsvorm omvat de veerkrachtige laag EPDM, SEBS of 5 rubber. EPDM is een afkorting voor een Ethyleen - Propyleen - Dieen Monomeer verbinding. SEBS is een afkorting voor Polystyreen- Poly-Etheen-Buteen -Polystyreen verbinding. Deze materialen zijn voldoende duurzaam om meerdere malen gebruikt te worden voor het vastpakken en transporten van de stapel gipsplaten.

Volgens een uitvoeringsvorm is een grijporgaan voorzien van een uitsteeksel, dat 10 naar het andere grijporgaan gericht is, om in een daarvoor bestemde opening van het draagbord binnen te kunnen gaan. Door deze configuratie kan het draagbord op een veilige manier opgetild worden, omdat het uitsteeksel deels onder de stapel steekt en zo het gewicht via het uitsteekstel overbrengt naar de grijpinrichting. De uitsteeksel kunnen losneembaar aan het grijporgaan aangebracht zijn, zodat ze op een geschikte 15 plaats ten op zichte van de openingen van het laadbord aan het grijporgaan bevestigd kunnen worden.

Volgens een uitvoeringsvorm is het uitsteeksel voorzien van een geleider. De geleider, bijvoorbeeld een draaibare cilinder, geleidt het grijporgaan in de open toestand langs de zijkant van de stapel platen zodat beschadigingen van de platen wordt 20 tegengegaan. De geleider kan bijvoorbeeld van teflon zijn vervaardigd.

Volgens een uitvoeringsvorm is een grijporgaan voorzien van ten minste twee armen. Door de twee of meerdere armen aan een grijporgaan wordt het eenvoudiger om de stapel symmetrisch vast te pakken.

Volgens een uitvoeringsvorm zijn de van de brug afgelegen einden van de armen 25 gekoppeld door middel van een dwarsbalk. Hierdoor wordt een stevige constructie verkregen.

Volgens een uitvoeringsvorm is de dwarsbalk voorzien van een verschuifbare balk. Door deze constructie kan grijpinrichting aan de lengte van de te transporten platen aangepast worden, waardoor het doorbuigen van de platen wordt tegengegaan. In 30 de dwarsbalk en de verschuifbare balk kunnen gaten zijn aangebracht om een borgpen te ontvangen voor het borgen van een ingestelde totale lengte van dwarsbalk en de verschuifbare balk.

4

Volgens een uitvoeringsvorm zijn de grijporganen via een symmetrische overbrenging met elkaar gekoppeld. Door deze constructie wordt de verplaatsing van de grijporganen van de open positie naar de gesloten positie symmetrisch ten opzichte van de lengte-as van de stapel platen.

5 Volgens een uitvoeringsvorm omvat de symmetrische overbrenging een drijfstang, die draaibaar is bevestigd aan de brug.

Volgens een uitvoeringsvorm omvat de symmetrische overbrenging een koppelstang waarvan een eerste einde scharnierend gekoppeld is met een van de grijporganen en een tegenoverliggend einde van de koppelstang scharnierend met de 10 drijfstang gekoppeld is. Door deze configuratie wordt een compacte samenbouw van de grijpinrichting worden verkregen.

Volgens een uitvoeringsvorm grijpt de actuator aan op beide grijporganen. Door deze constructie kan de totale hoogte van de grijpinrichting en de grijporganen beperkt worden. De actuator kan bijvoorbeeld een hydraulische cilinder en een zuiger bevatten, 15 waarbij de hydraulische cilinder met een hydraulische inrichting gekoppeld is.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kraan voorzien van een grijpinrichting.

De uitvinding heeft verder betrekking op een voertuig voorzien van een kraan en een grijpinrichting.

20 Alhoewel de uitvinding beschreven zal worden aan de hand van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen, is de uitvinding daartoe niet beperkt. De te bespreken uitvoeringsvormen zijn slechts voorbeelden van mogelijke interpretaties van de uitvinding en het zal de vakman duidelijk zijn dat de voordelen van de uitvinding ook op andere wijze kunnen worden bereikt.

25

De uitvinding zal verder worden beschreven aan de hand van de bij gevoegde tekeningen, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, 30 Fig. 2 een doorsnede toont van één van de platen en de grijporganen in het vlak van deze plaat,

Fig. 3 een zijaanzicht toont van een laadbord en een stapel platen, 5

Fig. 4 een zijaanzicht toont van een grijpinrichting met een symmetrische overbrenging,

Fig. 5 een zijaanzicht toont van een kraan met grijpinrichting en

Fig. 6 een doorsnede toont van twee verschillend gevormde zijkanten van 5 gipsplaten.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een grijpinrichting 1 omvattende een brug 2 voorzien van twee met elkaar samenwerkende grijporganen 4 die door middel van scharnieren 5 bevestigd zijn aan de brug. Een 10 grijporgaan kan voorzien zijn van vier armen 6. Verder is de grijpinrichting voorzien van een actuator 3 bijvoorbeeld een hydraulische cilinder en een daarmee samenwerkende zuiger. De grijpinrichting 1 kan bijvoorbeeld in combinatie met een kraan worden gebruikt voor het heffen en verplaatsen van een stapel platen 20 op een pallet of laadbord 30. De platen kunnen bijvoorbeeld gipsplaten zijn die veel in de 15 bouw worden toegepast in scheidingswanden en plafonds. Voor het vastpakken van de gipsplaten worden door middel van de eerste hydraulische cilinder en zuiger de armen 6 in een open positie langs de stapel gipsplaten geleid, waarna de armen 6 naar een gesloten positie bewegen waarin de armen het laadbord vastpakken.

De van de brug 2 afgekeerde einden van de armen 6 zijn gekoppeld met een dwarsbalk, 20 bijvoorbeeld een stalen kokerbalk 7. De kokerbalk 7 kan voorzien zijn van een verschuifbare balk 9, die gedeeltelijk in de kokerbalk kan schuiven. Deze verschuifbare balk kan ook een stalen kokerbalk zijn. Door deze inschuifbare kokerbalk 9 kan de afstand tussen de armen 6 van een grijporgaan 4 ingesteld worden afhankelijk van de lengte van de te transporten gipsplaten. In de kokerbalk 7 en de inschuifbare balk 9 zijn 25 op regelmatige afstanden gaten 10 aangebracht voor het ontvangen van een borgpin 11 om de kokerbalk en de inschuifbare balk ten opzichte van elkaar te borgen. De totale lengte van de kokerbalk en de inschuifbare balk kan variëren tussen 150 en 190 cm.

Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede in het vlak van één van de gipsplaten 20 en de armen 6 van de grijpinrichting 1. De naar de zijkanten van de stapel gipsplaten 20 30 gerichte zijde van de armen 6 zijn voorzien van een veerkrachtige laag 22. Figuur 2 toont een doorsnede van de veerkrachtige laag 22, die aangebracht is aan de naar de zijkanten van de platen 20 gerichte zijden van de armen 6. De dikte d van de veerkrachtige laag 22 is zodanig dat in de open positie van de grijpinrichting 1 de 6 armen 6 langs de zijkanten van de stapel platen 20 kunnen bewegen en in de gesloten positie van de grijpinrichting de armen 6 de platen 20 aandrukken via de zijkanten. In de open positie van de armen 6 bedraagt de afstand tussen de uiteinden van de armen bijvoorbeeld 1400 mm. De aandrukkracht van de armen 6 op de zijkanten 21 van de 5 platen 20 mag bij het aandrukken niet zo hoog worden dat de platen beschadigen of breken. De aandrukkracht wordt beperkt door de veerkrachtige laag gedeeltelijk in te drukken door de minimale afstand L tussen de armen 6 in de gesloten positie van de grijpinrichting 1 te begrenzen.

De veerkrachtige laag 22 bevat bijvoorbeeld EPDM en heeft in een niet 10 ingedrukte toestand een vaste dikte met een waarde die ligt tussen 0.5 en 1 cm. Bijvoorbeeld 5,6 of 10 mm. Deze veerkrachtige laag 22 kan door middel van, bijvoorbeeld een zelfklevende laag, aangebracht worden op de naar de zijkant van de platen toegekeerde zijden van de armen 6. Een alternatief materiaal is SEBS of rubber.

De bovengenoemde minimale afstand L kan bijvoorbeeld gelijk zijn aan de som 15 van de breedte W van een te transporten gipsplaat van de stapel 20 en tweemaal de dikte d van de veerkrachtige laag EPDM 22 in een gewenste ingedrukte toestand. Deze dikte d in de gewenste ingedrukte toestand kan afhangen van de dikte van te transporten gipsplaat en de vorm van de zijkant van de transporteren gipslaat. Als de breedte van de gipsplaten bijvoorbeeld 1200 mm bedraagt, is een ingestelde minimale 20 afstand L bijvoorbeeld 1205 mm. De dikte d in de gewenste ingedrukte toestand van het EPDM bedraagt dan 2.5 mm. In de praktijk ligt de dikte in de gewenste ingedrukte toestand in het gebied tussen 1/3 en 2/3 van de dikte van het veerkrachtige materiaal in een niet ingedrukte toestand.

De lengte van de van de brug 2 afgerichte einden van de armen tot de onderkant 25 van de brug bedraagt bijvoorbeeld 730 mm.

Fig.6 toont twee voorbeelden van de verschillende vormen van een zijkant van een gipsplaat. Fig. 6 toont een afgestompte taps toelopende zijkant 62 van een gipsplaat 61 en een afgeronde zijkant 64 van een gipsplaat 63. Een verder voordeel van de veerkrachtige laag 22 is dat deze vormgesloten aansluit langs de zijkant 62,64 van de 30 gipsplaten.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van een laadbord 30 met een stapel platen 20. Het laadbord 30 is voorzien van openingen 31. In een uitvoeringsvorm kunnen de einden van de kokerbalk 7 en/of de verschuifbare balk 9 voorzien van uitsteeksels 14 die haaks 7 staan op de armen 6 en in de gesloten toestand naar de het andere grijporgaan zijn gericht en bij het sluiten van de grijpinrichting in de openingen 31 van het laadbord 30 of pallet steken. Hierdoor rust het gewicht van het draagbord 30 en de stapel platen 20 direct op de grijpinrichting 1. In een uitvoeringsvorm zoals getekend in Fig. 1 kunnen 5 één of meerdere uitsteeksels losneembaar bevestigd zijn met de kokerbalk 7 of de verschuifbare balk 9. De uitsteeksels zijn bijvoorbeeld 80 mm lang en 100 mm breed. De uitsteeksels 14 kunnen voorzien zijn van geleiders, bijvoorbeeld geleiderrollen 17. Een geleiderrol kan een cilinder omvatten, die van een teflonlaag voorzien kan zijn of geheel van teflon gemaakt kan zijn. De geleiderrol 17 kan draaibaar zijn verbonden met 10 het uitsteeksel 14. Bij het plaatsen van de grijpinrichting 1 in een open toestand over de stapel platen, kunnen de geleiderrollen 17 langs de zijkanten 21 van de platen 20 bewegen. Als de geleiderrollen 17 de platen raken, zullen deze geleiderrollen gaan draaien en zo beschadigingen van de platen tegengaan. Door het verschuiven van de verschuifbare kokerbalk 9 in de kokerbalk 7 en het verplaatsen van de losneembare 15 uitsteeksels 14 met de geleiderrollen 17 langs de kokerbalk 7 of de verschuifbare kokerbalk 9, kan ervoor worden gezorgd dat de uitsteeksels 14 met de geleiderrollen 17 in de daarvoor bestemde openingen 31 van het laadbord 30 kunnen bewegen.

In een uitvoeringsvorm zijn de grijporganen van de de grijpinrichting voorzien van een symmetrische overbrenging waardoor de grijporganen de stapel gipsplaten 20 symmetrisch vastpakken ten opzichte van de lengte-as van de brug of de stapel.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede van de brug 2 van de grijpinrichting 1 met een symmetrische overbrenging. De grijpinrichting 1 is voorzien van een actuator die bijvoorbeeld een eerste hydraulische cilinder 40 en een daarmee samenwerkende eerste zuiger 41 omvat. De eerste hydraulische cilinder 40 is verder gekoppeld met een 25 hydraulische inrichting welke een oliepomp, een oliereservoir en een besturingseenheid (niet getekend) omvat. De eerste zuiger 41 is scharnierend bevestigd aan een uiteinde van de arm 6 van het eerste grijporgaan en de cilinder 40 is scharnierend bevestigd aan een arm 6 van het tweede grijporgaan. De armen 6 van de twee grijporganen zijn via een symmetrische overbrenging 42,43,44 met elkaar gekoppeld. De symmetrische 30 overbrenging zorgt ervoor dat de armen 6 van de twee grijporganen 4 zich symmetrisch sluiten om de stapel ten opzichte van de lengte-as van de stapel 20 en het symmetrie vlak van de brug 2, waarbij de richting van het symmetrie vlak evenwijdig is met een scharnier-as van de brug 2. De symmetrische overbrenging omvat verder een 8 drijfstang 42, die draaibaar is bevestigd aan een bevestigingspunt 45 door het midden van de brug 2 om een rotatie-as met een richting loodrecht met de schamier-as. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan deze rotatie-as ook evenwijdig met de schamier-as gericht zijn. Verder omvat de symmetrische overbrenging twee koppelstangen 43,44.

5 Een eerste einde van de drijfstang 42 is scharnierend gekoppeld met een einde van de eerste koppelstang 43, en het andere einde van de eerste koppelstang 43 is scharnierend gekoppeld met een eerste koppelingspunt 46 van de arm 6 van het eerste grijporgaan 4. Het andere einde van de drijfstang 42 is scharnierend gekoppeld met een einde van de tweede koppelstang 44 waarvan het andere einde scharnierend gekoppeld is met een 10 tweede koppelingspunt 47 van de arm 6 van het tweede grijporgaan 4. Beide koppelingspunten 46,47 liggen op gelijke afstand van de scharnieren 5 van de respectievelijke armen 6. De operator kan door middel van de bedieningseenheid de grijpinrichting 1 in de gewenste open of gesloten toestand zetten. Daartoe drijft de eerste hydraulische cilinder 40 en de daarmee samenwerkende eerste zuiger 41 de 15 armen 6 aan die openen of sluiten afhankelijk of de eerste zuiger in of uit de eerste hydraulische cilinder beweegt. De maximale slag van de eerste zuiger 41 wordt door de eerste hydraulische cilinder 40 bepaald. Via een overbrenging bepaald door de verhouding tussen de afstand tussen het eerste einde van de arm 6 en het scharnier 5 en de afstand tussen het scharnier 5 en het van de brug afgerichte einde van de arm 6, waar 20 het uitsteeksel aan bevestigd is, wordt hiermee de minimale afstand L van de armen 6 in de gesloten positie bepaald. Een geschikte hydraulische cilinder met de aldus bepaalde slag is in de handel verkrijgbaar. Bijvoorbeeld bij Bakker Hydraulic B.V..

De hydraulische cilinder 40 kan verder voorzien zijn van een lasthoudventiel (niet getekend) dat voorkomt dat de grijporganen 2 openvallen bij het wegvallen van de 25 hoofddmk op de cilinder. Verder kan de hydraulisch cilinder voorzien van een drukbegrenzer die de hydraulische druk begrenst tot 80 bar, die voorkomt dat bij een niet passende breedte van de platen de platen beschadigd raken.

Verder staan de tegen over elkaar staande armen 6 van de beide grijporganen 4 van de brug 2 in de gesloten toestand van de grijpinrichting 1 nagenoeg evenwijdig met 30 elkaar, zodat de druk van de grijporganen gelijkmatig over de platen verdeeld wordt.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van een kraan 50 voorzien van een uitvoeringsvorm van de grijpinrichting 2 volgens de uitvinding. De kraan 50 omvat een voetstuk 51 en daarmee scharnierend verbonden eerste kraanarm 52, een aan de eerste 9 arm 52 scharnierend verbonden tweede kraanarm 53. Verder is de kraan van voorzien van verdere hydraulische cilinders 54 en daarmee samenwerkende verdere zuigers 55. De verdere hydraulische cilinders kunnen gekoppeld zijn met de hydraulische inrichting en met de besturinginrichting (niet getekend) bestuurd worden voor het 5 bewegen van de kraanarmen ten opzichte van elkaar en het voetstuk 51, en het heffen van de grijpinrichting. De verdere hydraulische cilinders 54 zijn aangesloten op de hydraulische inrichting. De grijpinrichting 2 is door middel van een bekende universeel koppeling 56 en een hydraulische rotator 58 verbonden met de kraanarm 53 van een kraan. De hydraulische rotator 58 kan eveneens aangesloten worden op de hydraulische 10 inrichting (niet getekend) en door middel van de besturingsinrichting kan de grijpinrichting en de stapel in een gewenste richting geroteerd worden. Om het schommelen van de stapel gipsplaten tegen te gaan kan de universeel koppeling worden uitgevoerd met een bekende demper 57, welke bijvoorbeeld een schijfrem omvat. De onderzijde van de brug 2 kan verder nog voorzien zijn van stootkussens 59 die van 15 rubber of een ander veerkrachtig materiaal gemaakt kunnen zijn, die de bovenste gipsplaat van de stapel beschermen tijdens het plaatsen van de armen van de grijpinrichting om de stapel platen.

Claims (21)

1. Grijpinrichting voor het transporteren van platen gestapeld op een laadbord 5 omvattende een brug voorzien van tenminste twee samenwerkende grijporganen die zijn bevestigd aan de brug; een actuator die gekoppeld is met de grijporganen voor het verplaatsen van de grijporganen van een open positie waarin de grijporganen langs de stapel 10 platen kunnen bewegen naar een gesloten positie waarin de grijporganen het laadbord vastpakken met het kenmerk dat de grijporganen aan de naar de zijkanten van stapel gerichte zijde voorzien zijn van een veerkrachtige laag met een dikte, zodanig dat in de open positie de grijporganen en de veerkrachtige laag langs de platen kunnen bewegen en 15 in de gesloten positie de grijporganen de platen aandrukken.

2. Grijpinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat actuator is ingericht voor het begrenzen van een minimale afstand L tussen de grijporganen in gesloten positie, welke minimale afstand L gelijk is aan de som van een 20 breedte W van één van de platen en tweemaal de dikte d van de veerkrachtige laag in een ingedrukte toestand.

3. Grijpinrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de veerkrachtige laag in de open positie een vaste dikte heeft in een gebied tussen 0.5 en 1 cm. 25

4. Grijpinrichting volgens conclusie 1,2 of 3 met het kenmerk dat de veerkrachtige laag EPDM,SEBS of rubber omvat.

5. Grijpinrichting volgens één der voorgaande conclusie met het kenmerk dat 30 een grijporgaan is voorzien van een uitsteeksel dat naar het andere grijporgaan gericht is om in een daarvoor bestemde opening van het draagbord binnen te kunnen gaan.

6. Grijpinrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat het uitsteeksel voorzien is van een geleider aan het uiteinde van het uitsteeksel.

7. Grijpinrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de geleider een 5 draaibare cilinder omvat.

8. Grijpinrichting volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk dat de geleider teflon omvat.

9. Grijpinrichting volgens één der conclusie 5-8 met het kenmerk dat het uitsteeksel losneembaar bevestigd is aan het grijporgaan.

10. Grijpinrichting volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk dat een grijporgaan is voorzien van tenminste twee armen. 15

11. Grijpinrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk dat de van de brug afgelegen einden van de armen gekoppeld zijn door middel van een balk.

12. Grijpinrichting volgens conclusie 10 met het kenmerk dat de balk is voorzien 20 van een verschuifbare balk.

13. Grijpinrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de balk en de verschuifbare balk voorzien zijn van gaten om een borgpin te ontvangen om een ingestelde totale lengte van de balk en de verschuifbare balk te borgen. 25

14. Grijpinrichting volgens conclusie 11,12 of 13 met het kenmerk dat het uitsteeksel op de verschuifbare balk is aangebracht.

15. Grijpinrichting volgens een van de bovenstaande conclusies met het kenmerk 30 dat de grijporganen via een symmetrische overbrenging met elkaar zijn gekoppeld.

16. Grijpinrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk dat de symmetrische overbrenging een drijfstang omvat die draaibaar is bevestigd aan de brug.

17. Grijpinrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk dat de symmetrische 5 overbrenging een koppelstang omvat waarvan een eerste einde scharnierend gekoppeld is met een van de grijporganen en een tegenoverliggend einde van de koppelstang scharnierend met de drijfstang gekoppeld is.

18. Kraan voorzien van een grijpinrichting volgens een van de conclusie 1-17. 10

19. Kraan volgens conclusie 18 voorzien van een kraanarm en een universeel koppeling en een demper voor het koppelen van de kraanarm met de grijpinrichting.

20. Kraan volgens conclusie 19 voorzien van een rotator die de grijpinrichting om een as ten opzichte van de kraanarm kan draaien.

21. Voertuig voorzien van een kraan volgens een van conclusies 17 tot 19. 20