NL2005302A - Verankeringssysteem. - Google Patents

Description

Verankeringssysteem

De uitvinding heeft betrekking op een verankeringssysteem voor het bevestigen van delen aan een rots, gesteente, beton of dergelijke, met een ankerstang en met een in hoofdzaak cilindrisch houdelement met een dwarsdoorbreking voor het doorleiden van de ankerstang.

Een in de aanhef genoemd verankeringssysteem met een van een schroefdraad voorziene ankerstang en een van een binnenschroefdraad voorzien houdelement, welke door telkens een van twee onder een scherpe hoek lopende boringen naar binnen worden geleid en in de wand met elkaar worden verbonden, zoals dit sinds tientallen jaren met succes wordt toegepast, is beschreven in EP 0 062 155 B1. Deze publicatie en de openbaarmaking daarvan worden volledig tot het onderwerp van de bovenstaande beschrijving gemaakt.

Ondanks de succesvolle toepassing van het bekende verankeringssysteem is er gebleken dat in op zichzelf staande gevallen, in het bijzonder bij vibraties - bijv. bij de tunnelbouw - door luchtdrukwisselingen, die optreden als gevolg van door de tunnel rijdende voertuigen, in het bijzonder vrachtwagens, de ankerstang zich los kan werken in het houdelement, waarbij deze vanzelfsprekend verdraait.

De uitvinding beoogt door middel van een eenvoudige verbetering van het systeem volgens de uitvinding een dergelijk loskomen te vermijden.

Volgens de uitvinding wordt het genoemde doel bereikt bij een verankeringssysteem van de in de aanhef genoemde soort door een meegevend borgelement.

In een de bijzondere voorkeur verdienende uitvoeringsvorm is er daarbij in voorzien dat het borgelement samenwerkt met de ankerstang.

Het borgelement dat volgens de uitvinding additioneel aangebracht wordt aan het tot nu toe gebruikte verankeringssysteem dient als een verdraaibeveiliging, doordat dit als gevolg van zijn meegevende uitvoeringsvorm vormaanpassend is uitgevoerd en een vormsluitende verbinding aangaat, in het bijzonder naar de ankerstang toe, en een verdraaien daarvan ten opzichte van het houddeel, en daardoor een losser worden verhindert.

Hiertoe is het houdelement in het bijzonder gevormd uit kunststof, bij voorkeur nylon of een zacht metaal.

Het borgelement volgens de uitvinding kan uitgevoerd zijn op verschillende wijzen. Zo voorziet een eerste uitvoeringsvorm in een borgelement in de vorm van een borgpen, die in het houddeel wordt gehouden door een van schroefdraad voorziene schroef en naar binnen gedrukt is in de schroefdraad van de ankerstang. Daarbij bezit het houdelement een axiale doorlaatboring, waarin de borgpen als borgelement naar binnen is gedrukt, welke borgpen op deze wijze vormpassend en vormsluitend grijpt in de schroefdraad van de ankerstang, waarbij in het bijzonder de draadschroef een binnenzeskant omvat.

Een andere uitvoeringsvorm van het verankeringssysteem volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het borgelement is uitgevoerd als een onderlegbeugel die de ankerstang omringt, om gelegd te worden onder en tussen een deel dat gehouden wordt door het verankeringssysteem en een op de ankerstang geschroefde schroefdraadmoer, waarbij in het bijzonder de ankerstang ter hoogte van het borgelement ten minste één verdieping omvat waarin een verdraaibeveiligende lip van het borgelement grijpt.

Ten slotte is een verdere uitvoeringsvorm van de uitvindingsgedachte gekenmerkt door ten minste één in de schroefdraadwand van de ankerstang gevormde langsgroef ter hoogte van het houdelement in de samengestelde toestand en één in de groef ingebrachte borgwig als borgelement die vanaf het proximale einde naar het distale einde van de stang toe smaller wordt.

Verdere voordelen en eigenschappen van de uitvinding blijken uit de conclusies en uit de onderstaande beschrijving, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding onder verwijzing naar de tekening in detail is toegelicht. Daarbij toont: fig. 1.1 een eerste uitvoeringsvoorbeeld van het verankeringssysteem volgens de uitvinding; fig. 1.2 een houdelement volgens de uitvinding met een borgpen en een spanschroef van de eerste uitvoeringsvorm; fig. 1.3 het houdelement met een zetwerktuig voor het naar binnen brengen van het houdelement in de daarvoor bestemde boring en voor het vasthouden bij een inschroeven van de ankerstang; fig. 2.1 een langsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van het verankeringssysteem volgens de uitvinding; fig. 2.2 een vergrote langsdoorsnede van de ankerstang van de tweede uitvoeringsvorm; fig. 2.3 een dwarsdoorsnede van een vastzetbeugel van een uitvoeringsvorm; fig. 2.4 een dwarsdoorsnede van de ankerstang van deze uitvoeringsvorm ter hoogte van de vastzetbeugel; fig. 3.1 een langsdoorsnede van een verdere uitvoeringsvorm van het verankeringssysteem volgens de uitvinding; fig. 3.2 een vergrote dwarsdoorsnede in het gebied van de borgwig tussen ankerstang en houdelement van deze uitvoeringsvorm.

Het verankeringssysteem 1 volgens de uitvinding omvat een ankerstang of -bout 2 en een cilindrisch houdelement 3 in de vorm van een ankerbout, dat is uitgevoerd als een massief deel. De ankerstang 2 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 2.1. Het houdelement 3 heeft een doorbreking 3.1, die onder een eindige scherpe hoek loopt, bij voorkeur van 45° ten opzichte van de lengteas van het houdelement 3. De doorbreking 3.1 is voorzien van een binnenschroefdraad 3.2 die is aangepast aan de uitwendige schroefdraad 2.1 van de ankerstang 2. Dit borgsysteem 1 volgens de uitvinding dient voor de bevestiging van een deel, zoals de in tig. 1 afgebeelde plaat 4 die bevestigd moet worden aan een wand 5, welke bijvoorbeeld bestaat uit een rots, gesteente of beton. Hiertoe worden twee boringen in de wand aangebracht, namelijk een boring 6 in de regel loodrecht op het oppervlak 5.1 van de wand 5 voor het opnemen van de ankerstang 2, en een verdere boring 7 onder een eindige scherpe hoek ten opzichte van het oppervlak 5.1 van de wand 5, waarbij de hoek gerelateerd aan 90°, complementair is aan de hoek, waaronder de boring 6 in het houdelement 3 loopt ten opzichte van de as daarvan. Daardoor kan het houdelement 3 zodanig worden ingebracht in de boring 7 dat de doorbreking 3.1 daarvan in lijn ligt met de boring 6 en daardoor met een hierin aangebrachte ankerstang 2. Na een inbrengen van het houdelement 3 in de boring 7 door middel van een houder (niet afgebeeld) wordt de ankerstang 2 met de schroefdraad 2.1 daarvan door de schroefdraaddoorbreking 3.1 van het element 3 geschroefd en is op deze wijze door middel van het houdelement 3 geborgd in de boring 6 daarvan. Additioneel kan een verdere borging op de gebruikelijke wijze plaatsvinden door een verbindingsmassa. De ankerstang 2 bezit ook aan het uit de boring 6 uitstekende einde daarvan de schroefdraad 2.1 waarop ten minste één moer 2.3 geschroefd kan worden, door middel waarvan het te borgen element 4 op deze wijze aan de wand 5 bevestigd kan worden, eventueel door er een onderlegring 2.4 tussen te leggen.

Het verankeringssysteem 1 is in zoverre in detail beschreven in EP 0 062 155 B1, waarnaar verwezen wordt en waarvan het openbaringsgehalte in volle omvang tot onderwerp wordt gemaakt van de openbaring van de onderhavige beschrijving.

Het houdelement 3 heeft voorts in zijn naar de opening 7.1 van de boring 7 gerichte buitenste of proximale gebied 3a een axiale boring 3.3, die ten minste in het intreegebied daarvan voorzien is van een binnenschroefdraad 3.4 en, zoals afgebeeld, aan de basis daarvan smal kan toelopen. In deze boring is een borgpen 8 aangebracht, waarvan de distale kopse zijde 8.1 - onder druk - ingrijpt in de schroefdraad 2.1 van de ankerstang 2, doordat in het schroefdraadgebied 3.4 van de boring 3.3 een schroef 8.2 [is aangebracht], die bijvoorbeeld een binnenzeskant omvat voor het aangrijpen aan de schroef en een inschroeven in de schroefdraad 3.4 van de boring 3.3. Op deze wijze kan de borgpen 8 door middel van de schroef 8.2 door de boring 3.3 heen tot in de schroefdraad 2.1 van de ankerstang 2 naar binnen gedrukt worden.

De borgpen 8 bestaat uit een meegevend, zacht materiaal, zoals een kunststof, in het bijzonder nylon; deze kan ook bestaan uit een geschikt zacht metaal. Belangrijk is, dat de kopse zijde 8.1 daarvan bij een naar binnen drukken in de schroefdraad 2.1 vervormt en zich hieraan kan aanpassen.

Hierdoor wordt een additionele borging van de ankerstang 2 tegen een loskomen bereikt.

Het verankeringssysteem 1 van de tig. 2.1 t/m 2.4 komt allereerst in hoofdzaak overeen met het onder verwijzing naarfig. 1 beschreven verankeringssysteem. Slechts de uitvoeringsvorm met betrekking tot additionele borgingen van het verankeringssysteem 1 is bij de uitvoeringsvorm van fig. 2.1 t/m 2.4 anders uitgevoerd. Ook wanneer bij deze uitvoeringsvorm het houdelement van de uitvoeringsvorm van fig. 1 (zonder borgpen) eveneens gebruikt kan worden, heeft het cilindrische houdelement 3 hier slechts een blinde schroefdraadboring 3.5, waarin een bedieningsdeel 11 ingeschroefd kan worden, zodat het houdelement 3 in een voor het inschroeven van de ankerstang 2 geschikte positie gehouden kan worden, zoals dit in detail beschreven is in EP 0 062 155 B1.

Voor het borgen van het verankeringssysteem 1 is bij de uitvoeringsvorm van fig.

2.1 t/m 2.4 voorzien in een borgelement 9 in de vorm van een vlakke vastzetbeugel. De ankerstang 2 heeft in het gebied van de vastzetbeugel in de afgebeelde uitvoeringsvorm twee zijdelingse verdiepingen of inkervingen 2.5, waarin overeenkomstige lippen 9.1 van de vastzetbeugel 9 ingrijpen (fig. 2.3). Voorts heeft deze een been 9.3 dat onder een hoek staat met het hoofdvlak 9.2 daarvan, dat zijdeling aanligt tegen het te borgen deel 4, dat in de wand gepositioneerd is door middel van een stift 4.1.

Ook de vastzetbeugel 9 bestaat uit een meegevend materiaal, zoals eventueel bij voorkeur kunststof (nylon) of een zacht metaal. Het is bovendien belangrijk, dat de vastzetbeugel door middel van de lippen 9.2 daarvan, die grijpen in de inkervingen 2.5 van de ankerstang 2, beveiligd is tegen een verdraaien. Na een spannen van de vastzetbeugel 9 tussen het vast te zetten deel 4 en de moer 2.3 vormt de vastzetbeugel eveneens een additionele beveiliging tegen een losraken van het verankeringssysteem.

Hetzelfde wordt op een wederom andere wijze bereikt bij de uitvoeringsvorm van fig.

3.1 en 3.2. Dezelfde delen zijn ook hier voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Terwijl het houdelement 3 is uitgevoerd op dezelfde wijze als die van de fig. 2.1 t/m 2.4, heeft de ankerstang 2 ten opzichte van de uitvoeringsvorm van fig. 1 en in aanvulling hieraan ter hoogte van het houdelement 3 in samengeschroefde toestand een langsgroef 10, waarin een borgwig 10.1 is ingebracht die vanaf het proximale einde daarvan tot aan het distale einde daarvan smal kan toelopen en aan het proximale einde daarvan buiten het houdelement 3 tegen de wand van de boring en distaai ten opzichte hiervan tegen het houdelement 3 zelf aanligt en daarbij door een inschroeven van de ankerstang 2 in de schroefdraad 3.2 van het houdelement 3 eveneens samengeperst is door middel van een drukuitoefening. Hiertoe bestaat de borgwig 10.1 wederom uit een meegevend materiaal, zoals kunststof (nylon) of een zacht metaal, zodat deze in het bijzonder ook vormaanpassend naar binnen gedrukt kan worden in de schroefdraadwindingen in het gebied van de doorbreking van het houddeel 3 (in het bijzonder onder het vormen van een schroefdraad).

Ook hierdoor wordt een additionele borg bereikt tegen een loskomen van het verankeringssysteem uit de verankeringsstang 2 en het houddeel 3.

LIJST MET VERWIJZINGSCIJFERS

1 Verankeringssysteem 2 Ankerstang of-bout 2.1 Uitwendige schroefdraad 2.2 Schroefdraad 2.3 Moer 2.4 Onderlegring 2.5 Verdiepingen, inkervingen 3 Houdelement 3a Proximale gebied van 3 3.1 Doorbreking 3.2 Binnenschroefdraad 3.3 Boring 3.4 Schroefdraad 3.5 Blinde schroefdraadboring 4 Plaat, element 4.1 Stift 5 Wand 5.1 Oppervlak 6,7 Boring 7.1 Opening 8 Borgelement 8.1 Kopse zijde 8.2 Schroef 8.3 Binnenzeskant, schroefdraadmoer 9 Vastzetbeugel 9.1 Lippen 9.2 Hoofdvlak 9.3 Been 10 Langsgroef 10.1 Borgwig 11 Bedieningsdeel

Claims (10)

1. Verankeringssysteem voor het bevestigen van delen aan een rots, gesteente, beton of dergelijke, met een ankerstang (2) en met een in hoofdzaak cilindrisch houdelement (3) met een dwarsdoorbreking (3.1) voor het doorleiden van de ankerstang (2), gekenmerkt door een meegevend borgelement (8, 9,10.1).

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het borgelement (8, 9, 10.1) samenwerkt met de ankerstang (2).

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het borgelement (8, 9.10.1) bestaat uit kunststof, in het bijzonder uit nylon.

4. Systeem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het borgelement (8, 9.10.1) bestaat uit een zacht metaal.

5. Systeem volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het houdelement (3) een axiale doorlaatboring (3.3) heeft, waarin een borgpen (8) als borgelement naar binnen is gedrukt, welke borgpen vormpassend en vormsluitend ingrijpt in de schroefdraad (2.1) van de ankerstang (2).

6. Systeem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de borgpen (8) in het houddeel (3) gehouden en naar binnen is gedrukt door een van schroefdraad voorziene schroef (8.2).

7. Systeem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de van schroefdraad voorziene schroef (8.2) een binnenzeskant (8.3) omvat.

8. Systeem volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het borgelement (9) is uitgevoerd als een onderlegbeugel die de ankerstang omringt, om gelegd te worden onder en tussen een door het verankeringssysteem te houden deel (4) en een op de ankerstang (2) geschroefde schroefdraadmoer (8.3.)

9. Systeem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de ankerstang (2) ter hoogte van het borgelement (9) ten minste één verticale verdieping (2.5) bezit, waarin een verdraaibeveiligende lip (9.1) van het houdelement (9) grijpt.

10. Systeem volgens een van de conclusies 1 t/m 4, gekenmerkt door ten minste één in de schroefdraadwand van de ankerstang (2) gevormde langsgroef (10) ter hoogte van het houdelement (3) in de samengestelde toestand en één in de groef ingebrachte borgwig (10) als houdelement die vanaf het proximale einde naar het distale einde van de ankerstang (2) toe smaller wordt.