NL2005268C2 - Werkwijze voor het winnen van land. - Google Patents

Werkwijze voor het winnen van land. Download PDF

Info

Publication number
NL2005268C2
NL2005268C2 NL2005268A NL2005268A NL2005268C2 NL 2005268 C2 NL2005268 C2 NL 2005268C2 NL 2005268 A NL2005268 A NL 2005268A NL 2005268 A NL2005268 A NL 2005268A NL 2005268 C2 NL2005268 C2 NL 2005268C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vessel
valve
transport vessel
dredging material
hopper
Prior art date
Application number
NL2005268A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Wouter Tuijl
Johannes Alexander Eijgenraam
Original Assignee
Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bos & Kalis Baggermaatsch filed Critical Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority to NL2005268A priority Critical patent/NL2005268C2/nl
Priority to PCT/NL2011/050507 priority patent/WO2012026808A1/en
Priority to KR1020137007037A priority patent/KR101841312B1/ko
Priority to RU2013112861/11A priority patent/RU2563299C2/ru
Priority to SG2013011796A priority patent/SG187880A1/en
Priority to EP11738062.6A priority patent/EP2609004B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2005268C2 publication Critical patent/NL2005268C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B27/00Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers
    • B63B27/24Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of pipe-lines
    • B63B27/25Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of pipe-lines for fluidised bulk material
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B27/00Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers
    • B63B27/28Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of chutes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • B63B35/28Barges or lighters
    • B63B35/30Barges or lighters self-discharging
    • B63B35/306Barges or lighters self-discharging discharging through dump-gates on the bottom or sides of the barge
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/18Reclamation of land from water or marshes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D15/00Handling building or like materials for hydraulic engineering or foundations
    • E02D15/10Placing gravel or light material under water inasmuch as not provided for elsewhere
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F7/00Equipment for conveying or separating excavated material
    • E02F7/02Conveying equipment mounted on a dredger
    • E02F7/023Conveying equipment mounted on a dredger mounted on a floating dredger
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F7/00Equipment for conveying or separating excavated material
    • E02F7/04Loading devices mounted on a dredger or an excavator hopper dredgers, also equipment for unloading the hopper
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F7/00Equipment for conveying or separating excavated material
    • E02F7/06Delivery chutes or screening plants or mixing plants mounted on dredgers or excavators
    • E02F7/065Delivery chutes or screening plants or mixing plants mounted on dredgers or excavators mounted on a floating dredger
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/06Floating substructures as supports
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B25/00Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby
    • B63B25/02Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby for bulk goods
    • B63B2025/025Vessels adapted for particular combinations of bulk cargo
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • B63B2035/002Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for for inland waters, e.g. for use on canals or rivers
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A10/00TECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE at coastal zones; at river basins

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Underground Or Underwater Handling Of Building Materials (AREA)
  • Chutes (AREA)

Description

NLP187077A
Werkwijze voor het winnen van land
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het winnen van land.
5 Een bekende werkwijze voor het winnen van land betreft het met een baggervaartuig, bijvoorbeeld een sleephopperzuiger, winnen van baggermateriaal uit een onder water gelegen bodem bij een eerste locatie, waarbij het gewonnen baggermateriaal in een vrachtruimte in het baggervaartuig 10 wordt opgeslagen. Het baggermateriaal wordt door het baggervaartuig naar een op afstand van de eerste locatie gelegen tweede locatie getransporteerd. Het baggervaartuig is voorzien van een pomp waarmee het baggermateriaal uit de vrachtruimte gepompt wordt. Vervolgens wordt het baggermateriaal 15 vanaf het baggervaartuig verspreidt over een landwinlocatie.
Een doel van de uitvinding is een verbetering van de werkwijze voor het winnen van land te verschaffen.
20 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een werkwijze voor het winnen van land op een landwinlocatie met behulp van een toeleveringsvaartuig, een transportvaar- 2 tuig en een afleveringsvaartuig, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een scheepsromp en ten minste een binnen de scheepsromp gelegen beun voor het houden van baggermateriaal, waarbij de ten minste ene beun is voorzien 5 van een stortkanaal dat zich uitstrekt door de bodem van de scheepsromp, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een klepsamenstel met een beweegbare klep, waarbij de klep in een eerste stand het stortkanaal afsluit en in een tweede stand de afsluiting van het stortkanaal ten minste gedeelte-10 lijk opheft waardoor de beun in stromende verbinding staat met het water waarin het transportvaartuig drijft, waarbij de werkwijze omvat het met het toeleveringsvaartuig winnen van baggermateriaal uit een onder water gelegen bodem, het vanaf het toeleveringsvaartuig overdragen van het baggerma-15 teriaal naar de ten minste ene beun van het transportvaartuig, het met het transportvaartuig transporteren van het in de beun opgeslagen baggermateriaal naar een verder weg gelegen landwinlocatie, waarbij het transportvaartuig bij de landwinlocatie boven een als depot aangewezen of ingericht 20 gedeelte van de zeebodem wordt gebracht, het brengen van de klep van de eerste stand naar de tweede stand voor het via het stortkanaal storten van het baggermateriaal in het depot, het met het af leveringsvaartuig winnen van het gestorte baggermateriaal uit het onder water gelegen depot en 25 het daarmee transporteren van het baggermateriaal naar het te winnen land. Het via het stortkanaal in de bodem van het transportvaartuig storten van baggermateriaal kan een tijdwinst opleveren.
In een uitvoeringsvorm is het transportvaartuig 30 voorzien van een boven of in de beun geplaatste draagconstructie, waarbij het klepsamenstel met de draagconstructie verbonden is, waarbij het klepsamenstel een zich vanaf de draagconstructie door de beun uitstrekkende klepsteel omvat, waarbij de beweegbare klep is aangebracht aan het uiteinde 35 van de klepsteel. De beweegbare klep kan vanaf de bovenzijde van de beun worden aangestuurd.
3
In een uitvoeringsvorm hebben de beun of de gezamenlijke beunen van het transportvaartuig een capaciteit van ten minste vijftigduizend kubieke meter. Hierdoor kan een gunstige verhouding tussen de kosten van het transport per 5 afgeleverde hoeveelheid baggermateriaal ontstaan.
In een uitvoeringsvorm is het toeleveringsvaartuig voorzien van een laadruimte voor baggermateriaal, waarbij de laadruimte van het toeleveringsvaartuig twee tot acht keer kleiner is dan de beun of de gezamenlijke beunen van het 10 transportvaartuig. Hierdoor kan een gunstige verhouding tussen de kosten van het transport en de afgeleverde hoeveelheid baggermateriaal ontstaan.
In een uitvoeringsvorm is het toeleveringsvaartuig voorzien van een laadruimte voor baggermateriaal, waarbij de 15 werkwijze omvat het vullen van de laadruimte van het toele-veringvaartuig met baggermateriaal en het met het toeleveringsvaartuig transporteren van het in de laadruimte opgeslagen baggermateriaal naar de verder weg gelegen landwinlo-catie. Doordat het toeleveringsvaartuig met een eigen hoe-2 0 veelheid opgeslagen baggermateriaal bij draagt aan het trans-portproces, kan een grotere hoeveelheid baggermateriaal worden afgeleverd op de landwinlocatie in vergelijking tot de werkwijze waarbij alleen het transportvaartuig naar de landwinlocatie vaart.
25 In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het tijdens het overdragen van het baggermateriaal vanaf het toeleveringsvaartuig naar het transportvaartuig samen laten opvaren van het toeleveringsvaartuig en het transportvaartuig met een onderlinge in hoofdzaak gelijkblijvende tussen-30 afstand. Door samen op te varen kan het baggermateriaal van het toeleveringsvaartuig direct naar het transportvaartuig worden overgepompt, zonder dat dit eerst in de vrachtruimte van het toeleveringsvaartuig opgeslagen hoeft te worden.
In een uitvoeringsvorm is de klepsteel voorzien 35 van een omtrekswand en rondom de omtrekswand verdeelde, buitenwaarts gerichte spuitmonden, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een waterpomp en een waterverdeel- 4 leidingsamenstel, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel in stromende verbinding staat met de spuitmonden, waarbij de werkwijze omvat het met de waterpomp pompen van water door het waterverdeelleidingsamenstel en het door de spuitmonden 5 spuiten van water in de beun. Het in de beun aanwezige baggermateriaal kan met het water gefluïdiseerd worden. Het gefluïdiseerde baggermateriaal kan daardoor makkelijker door het stortkanaal uit de beun worden afgevoerd. De lostijd van een volledig gevulde beun kan daarmee met ten minste de 10 helft worden verminderd.
In een uitvoeringsvorm is de klepsteel hol, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel via de holle klepsteel in stromende verbinding staat met de spuitmonden. Het water kan vanuit het waterverdeelleidingsamenstel via de holle 15 klepsteel van binnenuit door de spuitmonden worden gepompt. De waterleidingen kunnen daardoor minder gevoelig zijn voor slijtage door het in de beun aanwezige baggermateriaal.
In een uitvoeringsvorm is de klepsteel voorzien van neerwaarts, in de richting van de klep gekromde tuiten, 20 waarbij de tuiten aan de uiteinden daarvan zijn voorzien van ten minste enkele van de spuitmonden die neerwaarts, in de richting van de klep gericht zijn, waarbij de werkwijze omvat het spuiten van water door de spuitmonden aan het uiteinde van de tuiten in de richting van de klep. Het 25 gefluïdiseerde baggermateriaal kan daardoor makkelijker door het stortkanaal uit de beun worden afgevoerd. De lostijd van een volledig gevulde beun kan daarmee aanzienlijk worden verminderd.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect 30 een transportvaartuig voor het transporteren van uit een zeebodem gewonnen baggermateriaal, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een scheepsromp en een binnen de scheepsromp gelegen beun voor het houden van baggermateriaal, waarbij de beun is voorzien van een stortkanaal dat 35 zich uitstrekt door de bodem van de beun en de bodem van de scheepsromp, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een boven of in de beun geplaatste draagconstructie en een 5 met de draagconstructie verbonden klepsamenstel, waarbij het klepsamenstel een zich vanaf de draagconstructie door de beun uitstrekkende klepsteel en een aan het uiteinde van de klepsteel geplaatste klep omvat, waarbij de klep in een 5 eerste stand het stortkanaal afsluit en in een tweede stand de afsluiting van het stortkanaal ten minste gedeeltelijk opheft waardoor de beun in stromende verbinding staat met het water waarin het transportvaartuig drijft, waarbij de klepsteel is voorzien van een omtrekswand en rondom de 10 omtrekswand verdeelde, buitenwaarts gerichte spuitmonden, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een waterpomp en een waterverdeelleidingsamenstel, waarbij het waterver-deelleidingsamenstel in stromende verbinding staat met de spuitmonden. Het uit de spuitmonden spuitende water kan 15 gebruikt worden om het in de beun aanwezige baggermateriaal te fluïdiseren. Het gefluïdiseerde baggermateriaal kan daardoor makkelijker door het stortkanaal uit de beun worden afgevoerd. De lostijd van een volledig gevulde beun kan daarmee met ten minste de helft worden verminderd.
20 In een uitvoeringsvorm is de klepsteel hol, waar bij het waterverdeelleidingsamenstel via de holle klepsteel in stromende verbinding staat met de spuitmonden. Het water kan vanuit het waterverdeelleidingsamenstel via de holle klepsteel van binnenuit door de spuitmonden worden gepompt. 25 De waterleidingen kunnen daardoor minder gevoelig zijn voor slijtage door het in de beun aanwezige baggermateriaal.
In een uitvoeringsvorm is de klepsteel voorzien van neerwaarts, in de richting van de klep gekromde tuiten, waarbij de tuiten aan de uiteinden daarvan zijn voorzien van 30 ten minste enkele van de spuitmonden die neerwaarts, in de richting van de klep gericht zijn. Het uit de spuitmonden aan het uiteinde van de tuiten spuitende water kan gebruikt worden om het nabij of op de klep aanwezige baggermateriaal te fluïdiseren. Het gefluïdiseerde baggermateriaal kan 35 daardoor makkelijker door het stortkanaal uit de beun worden afgevoerd. De lostijd van een volledig gevulde beun kan daarmee aanzienlijk worden verminderd.
6
In een uitvoeringsvorm is het transportvaartuig voorzien van twee naast elkaar gelegen rijen van per rij ten minste vier opeenvolgende beunen, waarbij de opeenvolgende beunen onderling gescheiden zijn door wanden, waarbij de 5 wanden zijn voorzien van overstortopeningen. Het baggermate-riaal kan gecontroleerd worden verdeeld over of worden gelost uit het meervoud aan beunen. Het met het baggermate-riaal meegevoerde water kan door de overstortopeningen stromen en kan zich gelijkmatig over de beunen verdelen.
10 In een uitvoeringsvorm is het transportvaartuig voorzien van ten minste een in de beun geplaatste overstort voor het onttrekken van water dat is meegevoerd met het baggermateriaal. De overstort stort het water vanuit de beun overboord.
15 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 20 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
25 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 30 figuur 1 een zijaanzicht van een transportvaartuig voor toepassing in een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 2A een detail van het transportvaartuig volgens figuur 1; figuur 2B een dwarsdoorsnede van het transport-35 vaartuig volgens de lijn II-B in figuur 2A; figuur 2C een dwarsdoorsnede van het transportvaartuig volgens de lijn II-C in figuur 2A; 7 figuur 3 een bovenaanzicht van het transportvaartuig volgens figuur 1; figuren 4A-G schematische weergaven van de stappen van een werkwijze voor het winnen van baggermateriaal, met 5 het transportvaartuig volgens figuur 1.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
10 Figuren 1 en 3 tonen een transportvaartuig 1 voor het transporteren van baggermateriaal. Het transportvaartuig I omvat een gedeeltelijk onder de waterlijn W gelegen, drijvende enkelwandige scheepsromp 11, die is voorzien van een voorsteven 12 en een achtersteven 13. Het transportvaar- 15 tuig 1 omvat een voortstuwschroef 14 die nabij de achtersteven 13 op de scheepsromp 11 is geplaatst en een tussen de voorsteven 12 en de achtersteven 13, binnen de scheepsromp II gelegen, vrachtruim 2.
Het vrachtruim 2 omvat een omlopende verticale 20 buitenwand 21 die een laadruimte voor het houden van baggermateriaal begrenst. De omlopende verticale buitenwand 21 staat in de omtreksrichting daarvan beschouwd rondom op afstand van wand van de scheepsromp 11. Het vrachtruim 2 is voorzien van een verticale tussenwand 23 die de laadruimte 25 in de langsrichting in twee gelijke langwerpige subruimtes opdeelt, en zes dwars op de tussenwand 23 geplaatste dwars-wanden 24, die zich aan weerszijden van de tussenwand 23 tot aan buitenwand 21 van de beunen 25 uitstrekken. De dwarswan-den 24 staan onderling op afstand van elkaar en delen de 30 laadruimte op in twee rijen van zeven beunen 25, in totaal dus veertien beunen 25. De dwarswanden 24 zijn voorzien van kleine, niet weergegeven overstortopeningen voor het doorlaten van het in het baggermateriaal aanwezige water tussen opeenvolgende beunen 25.
35 Elke beun 25 is aan de onderzijde daarvan voorzien van een trechtervormige bodemwand 2 6 die in de richting van de bodem van de scheepsromp 11 convergeert. In deze uitvoe- 8 ringsvorm heeft de trechtervormige bodemwand 26 de vorm van een piramide met een vierkant basisvlak, waarbij de punt van de piramide naar beneden is gericht. De beun 25 gaat in de punt van de trechtervormige bodemwand 2 6 over in een rond 5 stortkanaal 27 dat zich door de bodemwand van de scheepsromp 11 uitstrekt.
Zoals in figuur 1 is weergegeven, is het transportvaartuig 1 voorzien van een boven het vrachtruim 2 geplaatst frame en per beun 25 een onder het frame opgehan-10 gen klepsamenstel 3. Elk klepsamenstel 3 omvat een aan het frame bevestigde klepaandrijving 31 en een met de klepaan-drijving 31 verbonden langwerpige, holle klepsteel 32. De klepsteel 32 strekt zich vanaf de klepaandrijving 31, door het midden van de respectievelijke beun 25 en het stortka-15 naai 27 uit. Zoals in figuur 2A in detail is weergegeven, is het klepsamenstel 3 aan het uiteinde van de klepsteel 32, aan de onderzijde van het stortkanaal 27 voorzien van een afsluitklep 33 die zich aan de onderzijde van het stortkanaal 27 bevindt. De klep 33 is voorzien van een afgeknot 20 kegelvormig gedeelte 29 en drie boven het afgeknot kegelvormig gedeelte 2 9, rondom de omtrek van de klep 33 verdeelde geleidingswanden 30. De geleidingswanden 30 van de klep 33 liggen in gesloten toestand van de klep 33 aan tegen de binnenwand van het stortkanaal 27 en positioneren de klep 33 25 daarmee binnen het stortkanaal 27. Het afgeknot kegelvormige gedeelte 29 is gelegen in een verzonken uitsparing in het stortkanaal 27 en sluit het stortkanaal 27 tegen een omlopende afdichting af. Zoals in figuur 4E is weergegeven liggen de geleidingswanden 30 van de klep 33 in geopende 30 toestand van de klep 33 aan tegen de omtrekswand van het stortkanaal 27. De klep 33 is daarbij binnen het stortkanaal 27 neerwaarts bewogen, waarbij de opening in het stortkanaal 27 vrijgegeven is. Het in de beun 25 opgenomen baggermateri-aal kan vanuit de beun 25 langs en tussen de geleidingswan-35 den 30 in stortrichting C door het stortkanaal 27 in het water stromen dat het transportvaartuig 1 omringt.
Doordat de klep 33 verzonken in het stortkanaal 27 9 ligt, kan deze neerwaarts bewegen binnen het stortkanaal 27 en het stortkanaal 27 vrijgeven zonder dat de klep 33 onder de bodem van het transportvaartuig 1 uitsteekt. Het transportvaartuig 1 kan daardoor boven een zeer ondiepe zeebodem 5 storten.
Zoals in figuren 2A en 2B is weergegeven, is de klepsteel 32 van het klepsamenstel 3 voorzien van een cilindrische omtrekswand 34, een eerste groep van vier rondom de omtrekswand 34 verspreide, buitenwaarts gerichte eerste 10 primaire spuitmonden 35, een tweede groep van vier rondom de omtrekswand 34 verspreide, buitenwaarts gerichte tweede primaire spuitmonden 36 en een derde groep van vier rondom de omtrekswand 34 verspreide, buitenwaarts gerichte derde primaire spuitmonden 37. De hartlijnen S van de in totaal 15 twaalf buitenwaarts gerichte eerste, tweede en derde primaire spuitmonden 35-37 strekken zich radiaal in vlakken loodrecht op de hartlijn T van de omtrekwand 34 uit. De drie groepen eerste, tweede en derde primaire spuitmonden 35-37 zijn, in de richting van de hartlijn T beschouwd, op afstand 20 onder elkaar gelegen. De vier eerste, tweede en derde primaire spuitmonden 35-37 zijn per groep onderling rondom gelijkmatig verdeeld over de gehele omtrek, waardoor de hartlijnen S onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van negentig graden. De groepen 35-37 zijn ten opzichte van 25 elkaar in de omtreksrichting versprongen over een hoek van dertig graden. De in totaal twaalf primaire spuitmonden 35-37 van de drie groepen 35-37 zijn hierdoor, in de richting van hartlijn T beschouwd, tezamen rondom gelijkmatig verdeeld om de gehele omtrek van de omtrekswand 34.
30 Zoals in figuren 2A en 2C is weergegeven, is de klepsteel 32 voorts voorzien van een groep van drie rondom de omtrekswand 34 verspreide tuiten 38, die zich, in de richting van de hartlijn T beschouwd, op afstand onder de onderste, derde groep van derde primaire spuitmonden 37 35 bevindt. De hartlijnen R van de drie tuiten 38 strekken zich in een vlak loodrecht op de hartlijn T van de omtreks-wand 34 uit. De drie tuiten 38 zijn onderling rondom gelijkmatig 10 verdeeld over de gehele omtrek, waardoor de hartlijnen R onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van honderd-en-twintig graden. De tuiten 38 omvatten een buitenwaarts gericht eerste tuitgedeelte 39 en een neerwaarts gekromd 5 tweede tuitgedeelte 40. Het tweede tuitgedeelte 40 is aan het vrije uiteinde daarvan voorzien van een secundaire spuitmond die schuin neerwaarts is gericht in de richting van de klep 33 aan het uiteinde van de klepsteel 32.
Zoals in figuur 3 is weergegeven, is het trans-10 portvaartuig 1 voorzien van een eerste verdeelleidingsamen-stel 4, omvattend een zich in de langsrichting van het transportvaartuig 1 uitstrekkende eerste hoofdleiding 41 die wordt gedragen door het frame. Het eerste verdeelleiding-samenstel 4 is per beun 25 voorzien van een van de hoofdlei-15 ding 41 aftakkende eerste aftakleiding 42, die met het vrije uiteinde daarvan vanaf het frame vrij hangt boven de respectievelijke beun 25. Het eerste verdeelleidingsamenstel 4 is aan een uiteinde van de eerste hoofdleiding 41 voorzien van een aankoppeling 43.
20 Het transportvaartuig 1 is verder voorzien van een eerste overstortinrichting 44 aan de nabij de voorsteven 12 van de scheepsromp 11 gelegen uiteinde van het vrachtruim 2, en een tweede overstortinrichting 45 aan de nabij de achtersteven 13 van de scheepsromp 11 gelegen uiteinde van het 25 vrachtruim 2.
Het transportvaartuig 1 omvat een in de scheepsromp 11 aangebrachte pompinrichting 5 en een met de pompin-richting 5 verbonden tweede verdeelleidingsamenstel 51. Het tweede verdeelleidingsamenstel 51 omvat een zich in de 30 langsrichting van het transportvaartuig 1 uitstrekkende tweede hoofdleiding 52 die wordt gedragen door het frame. Het tweede verdeelleidingsamenstel 51 is per beun 25 voorzien van een van de tweede hoofdleiding 52 aftakkende eerste aftakleiding 53, die met het van de tweede hoofdleiding 52 35 afgekeerde uiteinde daarvan in stromende verbinding verbonden is met holle omtrekswand 34 van de klepsteel 32 van het klepsamenstel 3 in de respectievelijke beun 25.
11
Figuur 4A toont een toeleveringsvaartuig, in dit voorbeeld een sleephopperzuiger 7. Het toeleveringsvaartuig kan ook een winzuiger, een cutterzuiger of een andere geschikte, drijvende toeleveringsinrichting zijn. De sleephop-5 perzuiger 7 bevindt zich op een eerste locatie boven een zeebodem 9. De sleephopperzuiger 7 is voorzien van een scheepsromp 71, een binnen de scheepsromp 71 gelegen laadruimte 77, drie op de scheepsromp 71 geplaatste hijsbokken 72 en een vanaf de scheepsromp 71, aan hijsbokken 72 opge-10 hangen zuigbuisgedeelte 73. Het zuigbuisgedeelte 73 is aan het uiteinde voorzien van een sleepkop 74 die over de zeebodem 9 sleept en een eerste pomp 75 halverwege het zuigbuisgedeelte 73. Het zuigbuisgedeelte 73 is ingericht voor het via de sleepkop 74 opzuigen van baggermateriaal 91 van de 15 zeebodem 9 en het door het zuigbuisgedeelte 73 naar de laadruimte 77 pompen van het baggermateriaal 91. De sleephopperzuiger 7 is voorzien van een tweede, op de boeg van de scheepsromp 71 geplaatste pomp 78.
De beunen 25 van het transportvaartuig 1 hebben 20 gezamenlijk een capaciteit van ongeveer vijftigduizend kubieke meter. Dit is ongeveer twee tot acht keer de capaciteit van de vrachtruimte 77 van de in figuur 4A weergegeven sleephopperzuiger 7.
Figuur 4G toont een afleveringsvaartuig, in dit 25 voorbeeld een cutterzuiger 8. Het afleveringsvaartuig kan ook een winzuiger, een sleephopperzuiger of een andere geschikte, drijvende afleveringsinrichting zijn. De cutterzuiger 8 is voorzien van een scheepsromp 81, een zich onder de scheepsromp 81, in de richting van de zeebodem 9 uit-30 strekkende spudpaal 82, een op de scheepsromp 81 geplaatste hijsbok 85 en een vanaf de scheepsromp 81, aan hijsbok 85 opgehangen cuttergedeelte 83. Het cuttergedeelte 83 is aan het uiteinde voorzien van een snij kop 84 die baggermateriaal 91 loswoelt. De cutterzuiger 8 is voorzien van een schema-35 tisch weergegeven pomp 8 6 en een met de pomp 8 6 verbonden, drijvende opspuitleiding 87. Aan het vrije uiteinde van de opspuitleiding 87 is een omhoog gerichte spuitmond 88 aange- 12 bracht.
Figuren 4A-G tonen de werkwijze voor het winnen van baggermateriaal, het transporteren en het opspuiten daarvan bij een landwinlocatie.
5 In figuur 4A is de situatie weergegeven waarin de sleephopperzuiger 7 op een eerste locatie met de sleepkop 74 over de zeebodem 9 sleept. Tijdens het slepen over de zeebodem 9, woelt de sleepkop 74 plaatselijk de zeebodem 9 los en wordt het vrijgekomen baggermateriaal via het zuigbuisge-10 deelte 73 door de eerste pomp 75 opgezogen en naar de laadruimte 77 van de sleephopperzuiger 7 getransporteerd. Het met het baggermateriaal 91 meegevoerde water wordt tijdens het verblijf in de vrachtruimte 77 van de sleephopperzuiger 7 uit het baggermateriaal 91 onttrokken, waardoor tevens een 15 fijne fractie van het baggermateriaal 91 via het onttrokken water wordt geloosd. In de vrachtruimte 77 van de sleephopperzuiger 7 blijft het baggermateriaal 91 exclusief de fijnere fractie over.
In figuur 4B is de situatie weergegeven, waarin de 20 sleephopperzuiger 7, zoals hiervoor beschreven, met behulp van een met de tweede pomp 78 verbonden, op de waterlijn W drijvende overpompleiding 76 aan de aankoppeling 43 op het transportvaartuig 1 gekoppeld is. Het opgeslagen baggermateriaal 91 wordt gefluïdiseerd en vanuit de vrachtruimte 77 in 25 richting A overgepompt naar het transportvaartuig 1.
Het door de sleephopperzuiger 7 opgezogen baggermateriaal 91 kan in een alternatieve werkwijze vanuit het zuigbuisgedeelte 73, dat in figuur 4B gestippeld is weergegeven in de neergelaten positie, in richting A direct worden 30 overgepompt naar het transportvaartuig 1. Tijdens het overpompen via de overpompleiding 76 kunnen beide vaartuigen 1, 7 stil liggen, maar zij kunnen ook met eenzelfde snelheid en een gelijkblijvende tussenafstand opvaren.
Het baggermateriaal 91 wordt via het eerste ver-35 deelleidingssamenstel 4 over de beunen 25 verdeeld. De beunen 25 zijn in figuur 4B reeds gedeeltelijk gevuld met baggermateriaal 91. De sleephopperzuiger 7 zal de hiervoor 13 beschreven werkwijze enkele malen herhalen om de beunen 25 van het transportvaartuig 7 geheel te kunnen vullen. Tijdens de ontvangst van het baggermateriaal 91 in de beunen 25, zal het met het baggermateriaal 91 meegevoerde water zich via de 5 overstortgaten in de dwarswanden 24 verdelen over de naast elkaar gelegen beunen 25. Uiteindelijk kan het teveel aan water via de eerste overstortinrichting 44 en de tweede overstortinrichting 45, uit het baggermateriaal 91 onttrokken worden. Eventueel kan hierbij wederom een fijne fractie 10 van het baggermateriaal 91 via het ontrokken water wordt geloosd. In de beunen 25 blijft dan het baggermateriaal 91 exclusief de fijnere fractie over.
In figuur 4C is de situatie weergegeven waarin de beunen 25 van het transportvaartuig 1 nagenoeg gevuld zijn 15 met baggermateriaal 91. De voortstuwschroef 14 van het transportvaartuig 1 is bekrachtigd. Het transportvaartuig 1 heeft zich verplaatst in vaarrichting B en zal op zijn reis in de richting van vaarrichting B voortzetten totdat een tweede locatie bereikt wordt.
20 In figuur 4D is de situatie weergegeven waarin het transportvaartuig 1 is aangekomen bij de tweede locatie. De tweede locatie is op afstand gelegen van de eerste locatie, bijvoorbeeld op een afstand van vijfhonderd kilometer of meer. De tweede locatie omvat een als stortdepot 92 aangewe-25 zen gedeelte van de zeebodem 91. Het transportvaartuig 1 is recht boven dit stortdepot 92 verankerd. De klepaandrijving 31 van de klepsamenstellen 3 zijn bekrachtigd, waardoor de met de klepstelen 32 verbonden kleppen 33 neerwaarts zijn bewogen. Zoals in figuur 4E is weergegeven zijn de stortga-30 ten 27 van de beunen 25 hierdoor vrijgemaakt, waardoor het in de beunen 25 opgeslagen baggermateriaal 91 tengevolge van de zwaartekracht in stortrichting C uit de beunen 25 stroomt.
Het tengevolge van de zwaartekracht uit de beunen 35 25 stromen van het baggermateriaal 91 kan worden bevorderd door het baggermateriaal 91 opnieuw te fluïdiseren. Daartoe wordt de in figuur 1 weergegeven pomp 5 bekrachtigd, die 14 vervolgens water vanuit het het transportvaartuig 1 omringende water pompt. Het water wordt onder druk verdeeld door het tweede verdeelleidingsamenstel 51. Het verdeelleiding-samenstel 51 is via de tweede aftakleidingen 52 verbonden 5 met de holle klepstelen 32 van de klepsamenstellen 3. Vervolgens wordt het op druk gebrachte water, via de eerste, tweede, derde primaire spuitmonden 35-37 en de secundaire spuitmonden van de tuiten 38 vanuit de in het midden van de beun 25 geplaatste klepsteel 32 in de respectievelijke 10 beunen 25 gespoten. De eerste, tweede en derde primaire spuitmonden 35-37 verschaffen een waterstraal met een in hoofdzaak horizontale uitgangsrichting. De secundaire spuitmonden aan de tuiten 38 verschaffen een waterstraal met een schuin neerwaarts in de richting van de klep 33 gerichte 15 uitgangsrichting, teneinde het baggermateriaal 91 nabij de klep 33 te fluïdiseren en gericht door het stortkanaal 27 te persen. Het op deze wijze lossen van al het baggermateriaal 91 uit de volledig gevulde beunen 25 verloopt aanzienlijk sneller dan het tengevolge van de zwaartekracht lossen van 2 0 het baggermateriaal 91. De lostijd kan tot ten minste de helft worden teruggebracht.
In figuur 4F is de situatie weergegeven waarin het transportvaartuig 1 al het in de beunen 25 aanwezige baggermateriaal 91 heeft gelost boven het zanddepot 92. De kle-25 paandrijvingen 31 zijn bekrachtigd en hebben de klepstelen 32 met de daaraan verbonden kleppen 33 opwaarts bewogen. De kleppen 33 hebben daarbij de stortgaten 27 in de onderzijde van de scheepsromp 11 afgesloten. Tijdens het lossen is er mogelijk water tegen de uitstroom van het baggermateriaal 91 30 in, in de beunen 25 terecht gekomen. De ruimte rondom de omlopende buitenwand 21, zoals die is weergegeven in figuur 3, biedt echter voldoende drijfvermogen om het transportvaartuig 1 te laten drijven. De voortstuwschroef 14 van het transportvaartuig 1 is bekrachtigd. Het transportvaartuig 1 35 heeft zich verplaatst in vaarrichting D en zal terugkeren naar de eerste positie zoals beschreven bij figuur 4A, waarna de hiervoor beschreven stappen herhaald kunnen wor- 15 den.
In figuur 4G is de situatie weergegeven waarin de cutterzuiger 8 zich op de tweede locatie boven het als zanddepot 92 aangewezen gedeelte van de zeebodem 9 bevindt.
5 De snij kop 84 is bekrachtigd en woelt het baggermateriaal 91 in het zanddepot 92 los. Het cuttergedeelte 83 zuigt het vrijgekomen baggermateriaal op naar de oppervlakte. Het door het cuttergedeelte 83 opgezogen baggermateriaal 91 wordt via de pomp 86, door de opspuitleiding 87 in de richting E naar 10 de spuitopening 88 gepompt, alwaar het verdeeld wordt over een locatie waar land 94 gewonnen dient te worden.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 15 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het winnen van land op een landwinlocatie met behulp van een toeleveringsvaartuig, een transportvaartuig en een afleveringsvaartuig, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een scheepsromp en ten 5 minste een binnen de scheepsromp gelegen beun voor het houden van baggermateriaal, waarbij de ten minste ene beun is voorzien van een stortkanaal dat zich uitstrekt door de bodem van de scheepsromp, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een klepsamenstel met een beweegbare klep, 10 waarbij de klep in een eerste stand het stortkanaal afsluit en in een tweede stand de afsluiting van het stortkanaal ten minste gedeeltelijk opheft waardoor de beun in stromende verbinding staat met het water waarin het transportvaartuig drijft, waarbij de werkwijze omvat het met het toeleverings-15 vaartuig winnen van baggermateriaal uit een onder water gelegen bodem, het vanaf het toeleveringsvaartuig overdragen van het baggermateriaal naar de ten minste ene beun van het transportvaartuig, het met het transportvaartuig transporteren van het in de beun opgeslagen baggermateriaal naar een 20 verder weg gelegen landwinlocatie, waarbij het transportvaartuig bij de landwinlocatie boven een als depot aangewezen of ingericht gedeelte van de zeebodem wordt gebracht, het brengen van de klep van de eerste stand naar de tweede stand voor het via het stortkanaal storten van het baggerma-25 teriaal in het depot, het met het afleveringsvaartuig winnen van het gestorte baggermateriaal uit het onder water gelegen depot en het daarmee transporteren van het baggermateriaal naar het te winnen land.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het 30 transportvaartuig is voorzien van een boven of in de beun geplaatste draagconstructie, waarbij het klepsamenstel met de draagconstructie verbonden is, waarbij het klepsamenstel een zich vanaf de draagconstructie door de beun uitstrekkende klepsteel omvat, waarbij de beweegbare klep is aangebracht aan het uiteinde van de klepsteel.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de beun of de gezamenlijke beunen van het transportvaartuig een capaciteit hebben van ten minste vijftigduizend kubieke meter.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu-10 sies, waarbij het toeleveringsvaartuig is voorzien van een laadruimte voor baggermateriaal, waarbij de laadruimte van het toeleveringsvaartuig twee tot acht keer kleiner is dan de beun of de gezamenlijke beunen van het transportvaartuig.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, 15 waarbij het toeleveringsvaartuig is voorzien van een laadruimte voor baggermateriaal, waarbij de werkwijze omvat het vullen van de laadruimte van het toeleveringvaartuig met baggermateriaal en het met het toeleveringsvaartuig transporteren van het in de laadruimte opgeslagen baggermateriaal 20 naar de verder weg gelegen landwinlocatie.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat het tijdens het overdragen van het baggermateriaal vanaf het toeleveringsvaartuig naar het transportvaartuig samen laten opvaren van het toeleve- 25 ringsvaartuig en het transportvaartuig met een onderlinge in hoofdzaak gelijkblijvende tussenafstand.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 2-6, waarbij de klepsteel is voorzien van een omtrekswand en rondom de omtrekswand verdeelde, buitenwaarts gerichte 30 spuitmonden, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een waterpomp en een waterverdeelleidingsamenstel, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel in stromende verbinding staat met de spuitmonden, waarbij de werkwijze omvat het met de waterpomp pompen van water door het waterverdeelleiding-35 samenstel en het door de spuitmonden spuiten van water in de beun.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de klepsteel hol is, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel via de holle klepsteel in stromende verbinding staat met de spuitmonden.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij de 5 klepsteel is voorzien van neerwaarts, in de richting van de klep gekromde tuiten, waarbij de tuiten aan de uiteinden daarvan zijn voorzien van ten minste enkele van de spuitmonden die neerwaarts, in de richting van de klep gericht zijn, waarbij de werkwijze omvat het spuiten van water door de 10 spuitmonden aan het uiteinde van de tuiten in de richting van de klep.
10. Transportvaartuig voor het transporteren van uit een zeebodem gewonnen baggermateriaal, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een scheepsromp en een 15 binnen de scheepsromp gelegen beun voor het houden van baggermateriaal, waarbij de beun is voorzien van een stort-kanaal dat zich uitstrekt door de bodem van de beun en de bodem van de scheepsromp, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een boven of in de beun geplaatste draagcon-20 structie en een met de draagconstructie verbonden klepsamen-stel, waarbij het klepsamenstel een zich vanaf de draagconstructie door de beun uitstrekkende klepsteel en een aan het uiteinde van de klepsteel geplaatste klep omvat, waarbij de klep in een eerste stand het stortkanaal afsluit en in een 25 tweede stand de afsluiting van het stortkanaal ten minste gedeeltelijk opheft waardoor de beun in stromende verbinding staat met het water waarin het transportvaartuig drijft, waarbij de klepsteel is voorzien van een omtrekswand en rondom de omtrekswand verdeelde, buitenwaarts gerichte 30 spuitmonden, waarbij het transportvaartuig is voorzien van een waterpomp en een waterverdeelleidingsamenstel, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel in stromende verbinding staat met de spuitmonden.
11. Transportvaartuig volgens conclusie 10, waar-35 bij de klepsteel hol is, waarbij het waterverdeelleidingsamenstel via de holle klepsteel in stromende verbinding staat met de spuitmonden.
12. Transportvaartuig volgens conclusie 10 of 11, waarbij de klepsteel is voorzien van neerwaarts, in de richting van de klep gekromde tuiten, waarbij de tuiten aan de uiteinden daarvan zijn voorzien van ten minste enkele van 5 de spuitmonden die neerwaarts, in de richting van de klep gericht zijn.
13. Transportvaartuig volgens een der conclusies 10-12, waarbij het transportvaartuig is voorzien van twee naast elkaar gelegen rijen van per rij ten minste vier 10 opeenvolgend beunen, waarbij de opeenvolgende beunen onderling gescheiden zijn door wanden, waarbij de wanden zijn voorzien van overstortopeningen.
14. Transportvaartuig volgens een der conclusies 10-13, voorzien van ten minste een in de beun of de gezamen- 15 lijke beunen geplaatste overstort voor het onttrekken van water dat is meegevoerd met het baggermateriaal. -o-o-o-o-o-o-o-o- RM/FG
NL2005268A 2010-08-25 2010-08-25 Werkwijze voor het winnen van land. NL2005268C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005268A NL2005268C2 (nl) 2010-08-25 2010-08-25 Werkwijze voor het winnen van land.
PCT/NL2011/050507 WO2012026808A1 (en) 2010-08-25 2011-07-13 Method for reclaiming land
KR1020137007037A KR101841312B1 (ko) 2010-08-25 2011-07-13 토지 매립 방법
RU2013112861/11A RU2563299C2 (ru) 2010-08-25 2011-07-13 Способ расширения и освоения прибрежной полосы
SG2013011796A SG187880A1 (en) 2010-08-25 2011-07-13 Method for reclaiming land
EP11738062.6A EP2609004B1 (en) 2010-08-25 2011-07-13 Method for reclaiming land

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005268 2010-08-25
NL2005268A NL2005268C2 (nl) 2010-08-25 2010-08-25 Werkwijze voor het winnen van land.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2005268C2 true NL2005268C2 (nl) 2012-02-28

Family

ID=43829314

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005268A NL2005268C2 (nl) 2010-08-25 2010-08-25 Werkwijze voor het winnen van land.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP2609004B1 (nl)
KR (1) KR101841312B1 (nl)
NL (1) NL2005268C2 (nl)
RU (1) RU2563299C2 (nl)
SG (1) SG187880A1 (nl)
WO (1) WO2012026808A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108457317A (zh) * 2018-02-22 2018-08-28 中交疏浚技术装备国家工程研究中心有限公司 耙吸挖泥船全自动艏吹控制方法

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2013784B1 (en) 2014-11-12 2016-10-07 Ihc Holland Ie Bv Hold offloading system.
KR101559512B1 (ko) * 2015-03-26 2015-10-14 김성규 바지선을 이용한 골재투입장치
WO2017048131A1 (en) 2015-09-18 2017-03-23 Viking Dredging As Improvements relating to drainage of material
SG10201606134PA (en) * 2016-07-25 2018-02-27 Viking Dredging As Removing dredged material from a cargo space
JP7168492B2 (ja) * 2019-03-11 2022-11-09 東洋建設株式会社 作業船
NL2029628B1 (en) * 2021-11-04 2023-06-02 Ihc Holland Ie Bv Discharging system for a hopper

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4030435A (en) * 1976-04-22 1977-06-21 Construction Aggregates Corporation Hopper valve module for hopper dredge
EP0158385A1 (en) * 1984-03-16 1985-10-16 Ihc Holland N.V. Floating hopper barge with discharging trap doors in the bottom
JP2001040638A (ja) * 1999-08-03 2001-02-13 Oki Kimura 海砂を利用した海洋埋立方法
WO2010104404A2 (en) * 2009-03-13 2010-09-16 Klaveness Maritime Logistics As Very large sand carrier and method for long-range transport of sand for land reclamation

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SU12769A1 (ru) * 1928-05-04 1930-01-31 П.А. Романов Прибор дл уничтожени песчаных наносов на дне реки
SU1167246A1 (ru) * 1983-11-03 1985-07-15 Sapozhnikov Adolf Причальное сооружение на скальном основании и способ его возведени
JP4405450B2 (ja) 2005-09-02 2010-01-27 株式会社小島組 土砂輸送システム

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4030435A (en) * 1976-04-22 1977-06-21 Construction Aggregates Corporation Hopper valve module for hopper dredge
EP0158385A1 (en) * 1984-03-16 1985-10-16 Ihc Holland N.V. Floating hopper barge with discharging trap doors in the bottom
JP2001040638A (ja) * 1999-08-03 2001-02-13 Oki Kimura 海砂を利用した海洋埋立方法
WO2010104404A2 (en) * 2009-03-13 2010-09-16 Klaveness Maritime Logistics As Very large sand carrier and method for long-range transport of sand for land reclamation

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108457317A (zh) * 2018-02-22 2018-08-28 中交疏浚技术装备国家工程研究中心有限公司 耙吸挖泥船全自动艏吹控制方法

Also Published As

Publication number Publication date
RU2013112861A (ru) 2014-09-27
KR20140001840A (ko) 2014-01-07
EP2609004A1 (en) 2013-07-03
WO2012026808A1 (en) 2012-03-01
KR101841312B1 (ko) 2018-03-22
EP2609004B1 (en) 2015-04-15
SG187880A1 (en) 2013-03-28
RU2563299C2 (ru) 2015-09-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2005268C2 (nl) Werkwijze voor het winnen van land.
US5657714A (en) Methods and means of transporting fresh water across oceans
US11661721B2 (en) Apparatus and method for seabed resources collection
US4030216A (en) Method of and apparatus for underwater hydraulic conveying, as for ocean mining and the like, and continued transport of material in controlled floating containers
KR100325929B1 (ko) 선박의 발라스트 탱크 침전물 제거장치
CN105626963A (zh) 通道式海底悬空管道抛砂治理装置及施工方法
CN111236946B (zh) 一种用于深海采矿的有缆穿梭运矿潜水器及作业方法
WO2018021916A1 (en) Removing dredged material from a cargo space
US4033470A (en) Sand and gravel dredges
EP2141288B1 (en) Method for delivering large quantities of under water soil to a reclamation area
WO2014133462A1 (en) Unloading system for sand and the method thereof
EP1449762B1 (fr) Procédé et installation de récupération d'effluents en mer à l'aide d'un réservoir navette
CN102596705A (zh) 准备散装干货船的方法
RU2053366C1 (ru) Способ добычи железомарганцевых конкреций со дна океана и устройство для его осуществления
JP5627567B2 (ja) 少なくとも固形物及び液体を含む加圧流体を受けるためのセパレータ、並びに関連した装置及び方法
NO20211272A1 (en) Dredging system and method for dredging
CN108643879B (zh) 一种水下除砂装置
GB2254890A (en) Raising liquids; dredging apparatus.
JP4341772B2 (ja) 浚渫方法及び浚渫システム
KR101580976B1 (ko) 채광선
CN219637803U (zh) 漂浮码头和漂浮式港口系统
EP2966227A2 (en) Dredging vessel
NL1022644C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het exploiteren van onder water gelegen olie- en gasvelden.
BE1021994B1 (nl) Baggertuig
CN206126372U (zh) 用于船舶货物转运的转驳平台

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160901