NL2004966C2

NL2004966C2 - Snijinrichting.

Info

Publication number: NL2004966C2
Application number: NL2004966A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Wouteres Janszen; Wiebe Herman Wolde; Gerrit Willem Remmers
Original assignee: Vmi Holland Bv
Priority date: 2010-06-24
Filing date: 2010-06-24
Publication date: 2011-12-28
Also published as: BR112012033118A2; RU2013102998A; EP2585259A1; KR20130083435A; US20130205958A1; CN102958655A; JP2013529555A; TW201208840A; WO2011162600A1

Description

Nr. NLP187102A Snij inrichting

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een snij inrichting, in het bijzonder een snij inrichting voor het snijden 5 van stroken ongevulcaniseerd rubber voorzien van verster-kingskoorden.

Dergelijke snij inrichtingen zijn bekend. Zo beschrijft het Nederlandse Octrooi 1027733 een snij inrichting voor het snijden van strips van een strook materiaal, in het 10 bijzonder een strook ongevulkaniseerde rubber, meer in het bijzonder koordversterkte ongevulkaniseerde rubber, omvattende een frame, een eerste snij orgaan met een in hoofdzaak rechte eerste snijkant, waarbij het eerste snij orgaan, in dit geval een ondermes, vast bevestigd is aan het frame, een 15 tweede snij orgaan met een in hoofdzaak rechte tweede snijkant, waarbij het tweede snij orgaan, in dit geval een bovenmes, in hoofdzaak rechtlijnig verplaatsbaar is langs een geleideblok dat bevestigd is aan het frame, waarbij de tweede snijkant langs de eerste snijkant beweegbaar is voor 20 het in samenwerking snijden van de strips, en een aandrijving voor het aandrijven van de in hoofdzaak rechtlijnige verplaatsing van het tweede snij orgaan, en voor het dragen van het tweede snij orgaan.

In het bijzonder bij het snijden van rubber mate- 2 riaal is de onderlinge afstand van de messen, dat wil zeggen de snij spleet, van belang. Zoals beschreven in het bovengenoemde Nederlandse octrooi 1027733, verdient het namelijk de voorkeur om bij het feitelijke snijden of knippen van rubber 5 materiaal, een negatieve snij spleet te gebruiken. Dat wil zeggen dat van bovenaf gezien het bovenmes en het ondermes elkaar, althans vóór het snijden, overlappen. De vakman zal onderkennen dat een kleine overlap van de messen noodzakelijk is om foutieve sneden (miscuts) te voorkomen. Doordat 10 ten minste één van de messen daarbij meestal gebogen is, dat wil zeggen convex ten opzichte van het andere mes of balk, worden hierdoor tijdens het snijden de snijkanten tegen elkaar aan gedwongen, waardoor een goede snede verkregen wordt.

15 Een nadeel van deze bekende inrichtingen is dat de slijtage zeer hoog is, en er grote krachten optreden op de gehele inrichting tijdens het snijden.

Daarnaast kent het snijden van composiet materiaal, zoals koordversterkt, ongevulkaniseerd rubber materiaal 20 specifieke problemen. Het ongevulkaniseerd rubber materiaal is relatief zacht en de koordversterking, die gewoonlijk een grote hoeveelheid staalkabels omvat, is hard.

De uitvinding heeft onder meer tot doel daarin verbetering te brengen.

25

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Volgens een eerste aspect verschaft de uitvinding een snij inrichting voor het snijden van strips van een 30 strook koordversterkte ongevulkaniseerde rubber, omvattende een frame, een eerste snij orgaan met een in hoofdzaak rechte eerste snijkant, waarbij het eerste snij orgaan vast bevestigd is aan het frame, een tweede snij orgaan met een in hoofdzaak rechte tweede snijkant, waarbij het tweede snijor-35 gaan in hoofdzaak rechtlijnig verplaatsbaar is door middel van een geleiderail die bevestigd is aan het frame, waarbij de tweede snijkant langs de eerste snijkant beweegbaar is 3 voor het in samenwerking met de eerste snijkant snijden van de strips, en een aandrijving voor het aandrijven van de in hoofdzaak rechtlijnige verplaatsing van het tweede snijor-gaan, en voor het dragen van het tweede snij orgaan, waarbij 5 de geleiderail enerzijds scharnierbaar bevestigd is aan het frame, met een scharnier-as die in hoofdzaak parallel is aan de eerste snijkant, en dat de geleiderail anderzijds door middel van een spanorgaan bevestigd is aan het frame, waarbij het spanorgaan is ingericht om, in gebruik, een in 10 hoofdzaak constante dwarskracht te verschaffen waarmee de geleiderail naar de eerste snijkant geduwd wordt, waarbij de eerste en/of tweede snijkant vervaardigd is van een hardme-taal, en waarbij het frame een aanslagorgaan omvat voor het begrenzen van de verplaatsing van de geleiderail in de 15 richting van de eerste snijkant.

De uitvinding komt voort uit het besef van de uitvinder dat de snij kracht die nodig is voor het snijden van composiet materiaal, zoals koordversterkt, ongevulkani-seerd rubber materiaal relatief laag kan zijn indien voor 20 het snijden een scherp mes gebruikt wordt. De staalkoorden in rubberbanden zijn gewoonlijk opgebouwd uit filamenten met een diameter van ongeveer 0.1 tot 0.3 mm. Goede snijresulta-ten worden verkregen als de maximaal toegestane snij spleet niet groter is dan ongeveer 1/3 van de diameter van het 25 kleinst voorkomende filament. Grotere messpleten kunnen een onacceptabel ruw snij resultaat of zelfs 'miscuts' opleveren.

Met name bij lange snij organen kan in het midden van het snij orgaan uitbuiging ontstaan die er toe kan leiden dat de snij spleet groter wordt dan de diameter van de fila-30 menten, waardoor 'miscuts' kunnen ontstaan. Om deze reden worden in de bekende inrichtingen de meshouders zeer stijf uitgevoerd. Bovendien worden de snij organen met een overlap van ongeveer 0.1 tot 0.2 mm afgesteld (de hiervoor genoemde negatieve snij spleet). De sluitkracht die in deze bekende 35 inrichtingen nodig is, is een gevolg van de mate van overlap en de stijfheid van de meshouders. Juist met de bekende inrichtingen, waarbij in hoge mate slijtage optreedt en de 4 messen snel bot worden, zijn zeer grote sluitkrachten nodig, maar ook zeer grote dwarskrachten om de messen gesloten of in overlap te houden nodig.

Door het gebruik van hardmetalen snijkanten blij-5 ven de snijkanten veel langer scherp en kan het composiet materiaal met relatief lage snij kracht gesneden worden. Echter de sluitkrachten in bekende snij inrichtingen, zoals beschreven in het Nederlandse octrooi 1027733, zijn te hoog voor hardmetalen snijkanten, waardoor de snijkanten kunnen 10 afbrokkelen. Het toepassen van snij organen met hardmetalen snijkanten maakt het nodig om een zo klein mogelijke open snij spleet in te stellen, in het bijzonder om over grotere lengtes van de snij organen een vlakheidstoleratie te bereiken die nodig is voor een snij spleet in een gebied van nul 15 tot de maximaal toegestane snij spleet.

De inrichting volgens de uitvinding heeft hiertoe enerzijds een spanorgaan om althans tijdens het snijden een in hoofdzaak constante dwarskracht uit te oefenen. Hierdoor kan de kracht die de snijkanten op elkaar uitoefenen beperkt 20 worden tot de genoemde constante dwarskracht, die bij voorkeur instelbaar is.

Verder is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van een aanslagorgaan voor het begrenzen van de verplaatsing van de geleiderail, en dus de tweede snijkant, 25 in de richting van de eerste snijkant. Hiermee kan een vrijloop, dat wil zeggen een snij spleet in het gebied van nul tot de maximaal toegestane snij spleet, van de eerste en tweede snijkant bij althans het begin van een snij slag ingesteld worden.

30 Juist het gebruik van het spanorgaan en het aan slagorgaan leveren een mechanisme dat de dwarskracht onder controle houdt en dat het gebruik van hardmetalen snijkanten mogelijk maakt voor het snijden van koordversterkt, ongevul-kaniseerd rubber materiaal.

35 In een uitvoeringsvorm omvat het spanorgaan één of meer pneumatische cilinders voor het verschaffen van de in hoofdzaak constante dwarskracht, in het bijzonder tijdens 5 het snijden. Door het instellen van een in hoofdzaak constante druk in de pneumatische cilinders wordt een in hoofdzaak constante dwarskracht verkregen, die een mogelijk oneffenheid in de snijkanten kan opvangen.

5 In een uitvoeringsvorm is de dwarskracht gelegen in een bereik van 100 tot 300 N, bij voorkeur in een bereik van 150 tot 250 N. Dergelijke lage dwarskrachten zijn in de bekende inrichtingen niet mogelijk. Door het gebruik van hardmetale scherpe snijkanten kan met dergelijke lage dwars-10 krachten koordversterk, ongevulkaniseerd rubber materiaal betrouwbaar gesneden worden.

In een uitvoeringsvorm is de geleiderail door middel van een bladveer scharnierbaar bevestigd aan het frame. De bladveer is werkzaam als rotatie-punt en verschaft 15 de vrijheid voor de tweede snijkant om heen en weer te bewegen in de richting van de eerste snijkant, in het bijzonder voor het opvangen van oneffenheden in de eerste en/of tweede snijkant. Voor het opvangen van deze oneffenheden is een zeer kleine verplaatsing of rotatie nodig die voordelig 2 0 met een bladveer kan worden verkregen; in verband met de extreem kleine rotatie zijn lagers niet gemakkelijk toe te passen, in het bijzonder vanwege smering van dergelijk lagers bij het uitvoeren van een rotatie.

Verder voorkomt de bladveer een zijwaarts bewegen 25 van de geleiderail, en dus van de tweede snijkant.

In een uitvoeringsvorm is het eerste snij orgaan een ondermes en is het tweede snij orgaan een bovenmes.

In een uitvoeringsvorm omvat het eerste en/of tweede snij orgaan een lang en, althans in lengterichting, 30 recht en stijf mes dat voorzien is van een snijkant van hardmetaal. In een uitvoeringsvorm is ter plekke van de snijkant een hardmetalen snijkant op een meslijst gesoldeerd.

In een uitvoeringsvorm omvat het hardmetaal Wol-35 fraam Carbide.

In een uitvoeringsvorm vormen het eerste snij orgaan en het tweede snij orgaan samen een guillotine of een 6 schaar. In een uitvoeringsvorm sluit de eerste en tweede snijkant een scherpe hoek in, in het bijzonder een hoek groter dan 0 graden.

In een uitvoeringsvorm heeft het tweede snij orgaan 5 een eerste en tweede uiteinde, en omvat het spanorgaan ten minste twee pneumatische cilinders, met een eerste pneumatische cilinder bij een eerste uiteinde van het tweede snij orgaan en een tweede pneumatische cilinder bij het andere uiteinde.

10 In een uitvoeringsvorm is het aanslagorgaan inge richt om een snij spleet in te stellen die groter of gelijk is aan nul. Mede hierdoor kan volstaan worden met een relatief kleine snij kracht, en beschadiging van de hardmetalen snijkanten in hoofdzaak voorkomen worden.

15 In een uitvoeringsvorm is de aandrijving ingericht voor het, in bedrijf, uitoefenen van een snij kracht van minder dan 500 N, bij voorkeur minder dan 400 N. Dergelijke krachten blijken voldoende om staalkoord van koordversterkt, ongevulcaniseerd rubber materiaal voor het vervaardigen van 20 autobanden, te snijden.

In een uitvoeringsvorm omvat de aandrijving een excenter-aandrijving. In een uitvoeringsvorm draagt de excenter-aandrijving in hoofdzaak het gehele gewicht van het tweede snij orgaan.

25 In een uitvoeringsvorm van de snij inrichting volgens de uitvinding is deze ingericht voor het snijden van brekerlagen voor voertuigbanden.

In een uitvoeringsvorm van de snij inrichting volgens de uitvinding is deze ingericht voor het snijden van 30 andere componenten voor het bouwen van voertuigbanden.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het snijden van strips van een strook koordversterkt, ongevulkaniseerd rubber middels een snij inrichting zoals hiervoor omschreven, waarbij voorafgaand en 35 na het snijden van een strip van de strook koordversterkte ongevulkaniseerde rubber, de positie van de tweede snijkant ten opzichte van de eerste snijkant in hoofdzaak bepaald 7 wordt door het aanslagorgaan, en waarbij tijdens het snijden van de strip de positie van de tweede snijkant ten opzichte van de eerste snijkant ten minste mede bepaald wordt door de in hoofdzaak constante dwarskracht van het spanorgaan.

5 Voorafgaand en na het snijden kan aldus een snij spleet ingesteld worden die groter of gelijk is aan nul. Tijdens het snijden van materiaal zit het materiaal tussen de snijkanten en speelt de ingestelde snij spleet geen rol. Tijdens het snijden wordt de grootte van de snij spleet althans mede 10 bepaald door het met een in hoofdzaak constante kracht duwen van de tweede snijkant naar de eerste snijkant door het spanorgaan.

In een uitvoeringsvorm wordt, tijdens het snijden van de strip de positie van de tweede snijkant ten opzichte 15 van de eerst snijkant in hoofdzaak bepaald door de in hoofdzaak constante dwarskracht van het spanorgaan.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen kunnen gecombineerd worden.

De in deze beschrijving en conclusies van de 20 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het 25 bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

30

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schematisch dwarsdoorsnede vooraan-35 zicht van een snij inrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een schematisch dwarsdoorsnede zijaanzicht van de snij inrichting van figuur 1.

8

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

5 Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede vooraanzicht van een snij inrichting 1 volgens de uitvinding. Deze snij inrichting 1 heeft een frame 2, 3, 5, waarop een ondermesbalk 3 gemonteerd is. In de ondermesbalk 3 is een ondermes 4 van hardmetaal vastgehouden. De snij inrichting 1 is verder 10 voorzien van een bovenframe 5 met een bovenmesbalk 6 die voorzien is van een bovenmes 7 van hardmetaal. Het ondermes 4 en/of het bovenmes 7 zijn gevormd als een lang en, althans in lengterichting, recht en stijf mes van hardmetaal, bij voorkeur van Wolfraam Carbide.

15 De bovenmesbalk 6 is via geleideblokken 85 bevestigd met een geleiderail 8, waardoor de bovenmesbalk 6 met het bovenmes 7 in hoofdzaak rechtlijnig Y in een in hoofd zaak verticale richting verplaatsbaar is. Hierdoor is de snijkant 71 van het bovenmes 7 langs de snijkant 41 van het 20 ondermes 4 beweegbaar voor het in samenwerking met de snijkant 41 van het ondermes 4 snijden van de strips.

Het bovenmes 7 heeft een eerste 72 en tweede uiteinde 73. Voor een goede geleiding is de bovenmesbalk 6 nabij elk uiteinde 72, 73 geplaatst op een geleiderail 8, 25 8' . Elke van de genoemde geleiderails 8, 8' is voorzien van een pneumatische cilinder 10.

Zoals schematisch getoond in figuur 1 sluiten de eerste snijkant 41 en tweede snijkant 71 een scherpe hoek a in, in het bijzonder een hoek groter dan 0 graden. Bij het 30 snijden maken de messen 4, 7 dus feitelijk een scharende beweging.

De geleiderails 8, 8' zijn aan of nabij een bovenste uiteinde hiervan scharnierbaar bevestigd aan het bovenframe 5, met een scharnier-as 82 die in hoofdzaak parallel 35 is aan de eerste snijkant 41. In de uitvoering zoals getoond in de figuren is elke geleiderail 8, 8' enerzijds door middel van een bladveer 81, 81' scharnierbaar bevestigd is 9 aan het bovenframe 5. De bladveren 81, 81' zoals getoond in figuur 1 voorkomen het zijwaarts in X-richting verplaatsen van de geleiderail 8, 8' en verschaffen een in hoofdzaak stabiele positie in X-richting van het bovenmes 7. Ander-5 zijds verschaffen de bladveren 81, 81' de vrijheid om naar voren en naar achteren te zwaaien rond een scharnier-as 82. De mate van voorwaartse en achterwaartse verplaatsing ter hoogte van het ondermes 4 is klein, in de orde grootte van enkele tienden van millimeters of kleiner. Mede hierdoor 10 heeft het toepassen van lagers, in plaats van de bladveren 81, 81', een nadeel dat de lagers lastig te smeren zijn, slijtage vertonen en doordoor ongewenste trillingen in de snijbeweging introduceren.

Een verder voordeel van bladveren 81, 81' voor het 15 scharnierbaar bevestigen van de geleiderails 8, 8' aan het frame 5 is dat een dergelijke ophanging in hoofdzaak geen speling heeft, waardoor de geleiderails 8, 8' een goed gedefinieerde positie kan innemen ten opzichte van het frame; of met andere woorden waardoor de tweede snijkant 71 20 een goed gedefinieerde positie kan innemen ten opzichte van de eerste snijkant 41.

De geleiderails 8, 9' zijn aan of nabij een onderste uiteinde hiervan door middel van een spanorgaan 10 bevestigd aan het frame 2. Het spanorgaan 10 omvat een 25 tweetal pneumatische cilinders 101, één voor elke gelei-dingsrail 8, 8', voor het verschaffen van de in hoofdzaak constante dwarskracht Fd, waarmee de geleiderails 8, 8' naar de eerste snijkant 41 geduwd wordt. Om overmatige slijtage en/of beschadiging van de hardmetalen messen 4, 7 in hoofd-30 zaak te voorkomen is de dwarskracht Fd gelegen is in een bereik van 100 tot 300 N, bij voorkeur in een bereik van 150 tot 250 N.

Elke pneumatische cilinder 101 omvat een zuiger 102 die middels een zuigerstang 103 verbonden is met de 35 geleiderail 8, zoals getoond in figuur 2. De cilinder 101 oefent een in hoofdzaak constante kracht Fd uit op de geleiderail 8 en derhalve op het bovenmes 7 in laterale 10 richting om hierdoor het bovenmes 7 tijdens het uitvoeren van de snijbeweging, de neerwaartse snij slag, met zijn snijkant 71 tegen de snijkant 41 van het ondermes 4 aan te dwingen. Hierdoor kunnen afwijkingen van de hardmetalen 5 messen 4, 7, in het bijzonder met betrekking tot de recht heid (straightness) van de snijkant en 41, 71, en/of uitwijkingen van de hardmetalen messen 4, 7, bij een verminderde stijfheid hiervan, opgevangen worden door het voorwaarts en/of achterwaarts in laterale richting zwaaien van het 10 bovenmes 7 rond de scharnieras 82. Mede door deze constructie is geen exact rechte rotatielijn nodig, maar zijn slechts twee draaipunten, gevormd door de twee bladveren 81, 81', nodig.

Het frame 2 omvat een tweetal aanslagorgaan 11, 15 11' voor het begrenzen van de verplaatsing van de geleide- rail 8, 8' in de richting van de eerste snijkant 41. De aanslagorganen 11, 11' zijn ingericht om de snij spleet, in het bijzonder voor en na het snijden van materiaal, in te stellen zodat deze groter of gelijk is aan nul, om overmati-20 ge slijtage en/of beschadiging van de hardmetalen messen 4, 7 in hoofdzaak te voorkomen. Elk aanslag orgaan 11, 11' is instelbaar geplaatst in een houder 12, 12' die vast beves tigd is aan, of een deel is van het frame 2. In een eenvoudige uitvoering is het aanslagorgaan 11, 11' althans ten 25 dele voorzien van een buitenschroefdraad en is de houder 12, 12' voorzien van een gat met bijpassende binnenschroefdraad. Door het verdraaien van het aanslagorgaan 11, 11' kan de aanslagpositie ingesteld worden.

Verder omvat de inrichting een aandrijving 9 voor 30 het aandrijven van de in hoofdzaak rechtlijnige verplaatsing Y van het bovenmes 7. De aandrijving 9 omvat een tweetal excenter-aandrijvingen 91, 92 die door middel van een as 93 rotatie-vast zijn gekoppeld.

Elke van de excenter-aandrij vingen 91, 92 omvat 35 een schijf 911, 921 met een excentrisch en draaibaar daaraan gekoppelde drijfstang 912, 922, die aan een van de schijf 911, 921 afgekeerde zijde draaibaar gekoppeld is met de 11 bovenmesbalk 6. De drijfstangen 912, 922 zorgen enerzijds voor het aandrijven van de verplaatsing van de bovenmesbalk 6 langs de geleiderails 8, en anderzijds voor het dragen van in hoofdzaak het gehele gewicht van de bovenmesbalk 6 met 5 het bovenmes 7. In deze uitvoeringsvorm hoeven de twee geleiderails 8 aldus geen gewicht te dragen en dienen zij enkel voor de stabiele verticale geleiding van de bovenmesbalk 6, voor het uitvoeren van de in hoofdzaak verticale guillotine beweging van het bovenmes 7. Bovendien worden de 10 bladveren (81) en het hierin gelegen scharnierpunt (82) niet direct belast door de snij kracht Fs, waardoor de constructie van snij inrichting volgens de uitvinding veel lichter kan worden uitgevoerd dan bij de bekende snij inrichtingen.

Voor het snijden van strips van een strook koord-15 versterkte ongevulkaniseerde rubber, in het bijzonder versterkt met staalkoorden, is de aandrijving ingericht voor het, in bedrijf, uitoefenen van een snij kracht Fs van minder dan 50 0 N, bij voorkeur minder dan 400 N. Mede door het gebruik van hardmetalen messen 4,7 die veel langer scherp 20 blijven in vergelijking met messen van snijstaal (tooi steel), zijn dergelijke lage snij krachten voldoende om de staal koorden, in het bijzonder met een scharende beweging, te snijden.

Het moge duidelijk zijn dat de bovenstaande be-25 schrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de 30 reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Kort samengevat heeft de uitvinding betrekking op een Snij inrichting voor het snijden van strips van een strook koordversterkte ongevulkaniseerde rubber. De inrichting omvat een frame, een eerste en een tweede snij orgaan 35 met een in hoofdzaak rechte eerste, respectievelijk tweede snijkant van een hardmetaal, waarbij het eerste snij orgaan vast bevestigd is aan het frame en het tweede snij orgaan in 12 hoofdzaak rechtlijnig verplaatsbaar is door middel van een geleiderail die bevestigd is aan het frame. De tweede snijkant is langs de eerste snijkant beweegbaar is voor snijden van de strips. De geleiderail enerzijds parallel aan de 5 eerste snijkant scharnierbaar bevestigd is aan het frame, en anderzijds door middel van een spanorgaan bevestigt aan het frame. Het spanorgaan is ingericht om een constante dwarskracht te verschaffen waarmee de geleiderail naar de eerste snijkant geduwd wordt. Het frame omvat verder een aanslagor-10 gaan voor het begrenzen van de verplaatsing van de geleiderail naar de eerste snijkant.

Claims

1. Snij inrichting (1) voor het snijden van strips van een strook koordversterkte ongevulkaniseerde rubber, omvattende een frame (2, 3, 5) , 5 een eerste snijorgaan (4) met een in hoofdzaak rechte eerste snijkant (41), waarbij het eerste snijorgaan (4) vast bevestigd is aan het frame (3), een tweede snijorgaan (7) met een in hoofdzaak rechte tweede snijkant (71), waarbij het tweede snijorgaan 10 in hoofdzaak rechtlijnig (Y) verplaatsbaar is door middel van een geleiderail (8) die bevestigd is aan het frame (5), waarbij de tweede snijkant (71) langs de eerste snijkant (41) beweegbaar is voor het in samenwerking met de eerste snijkant snijden van de strips, en 15 een aandrijving (9) voor het aandrijven van de in hoofdzaak rechtlijnige verplaatsing (Y) van het tweede snijorgaan (7), en voor het dragen van het tweede snijorgaan (7) , waarbij de geleiderail (8) enerzijds scharnierbaar 20 (81) bevestigd is aan het frame (5), met een scharnier-as (82) die in hoofdzaak parallel is aan de eerste snijkant (41), en dat de geleiderail (8) anderzijds door middel van een spanorgaan (10) bevestigd is aan het frame (2), waarbij het spanorgaan (10) is ingericht om, in gebruik, een in 25 hoofdzaak constante dwarskracht (Fd) te verschaffen waarmee de geleiderail (8) naar de eerste snijkant (41) geduwd wordt, waarbij de eerste (41) en/of tweede (71) snijkant vervaardigd is van een hardmetaal, en 30 waarbij het frame (2) een aanslagorgaan (11) omvat voor het begrenzen van de verplaatsing van de geleiderail (8) in de richting van de eerste snijkant (41).

2. Snij inrichting volgens conclusie 1, waarbij het spanorgaan (10) één of meer pneumatische cilinders omvat voor het verschaffen van de in hoofdzaak constante dwarskracht (Fd), in het bijzonder tijdens het snijden.

3. Snij inrichting volgens conclusie 1 of 2, waar-5 bij de dwarskracht (Fd) gelegen is in een bereik van 100 tot

300 N, bij voorkeur in een bereik van 150 tot 250 N.

4. Snij inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de geleiderail (8) enerzijds door middel van een bladveer (81) scharnierbaar bevestigd is aan het frame (5).

5. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste snijorgaan een ondermes (4) is en het tweede snijorgaan een bovenmes (7) is.

6. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en/of tweede snijorgaan (4, 15 7) een lang en, althans in lengterichting, recht en stijf mes dat voorzien is van een snijkant van hardmetaal..

7. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hardmetaal Wolfraam Carbide omvat.

8. Snij inrichting volgens één der voorgaande 20 conclusies, waarbij het eerste snijorgaan (4) en het tweede snijorgaan (7) samen een guillotine vormen.

9. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede snijorgaan (4, 7) samen een schaar vormen.

10. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede snijkant (41, 71) een scherpe hoek (a) insluiten, in het bijzonder een hoek groter dan 0 graden.

11. Snij inrichting volgens één der voorgaande 30 conclusies, waarbij het tweede snijorgaan (7) een eerste (72) en tweede uiteinde (73) heeft, en het spanorgaan (10) ten minste twee pneumatische cilinders omvat, met een eerste pneumatische cilinder nabij een eerste uiteinde (72) van het tweede snijorgaan en een tweede pneumatische cilinder nabij 35 het tweede uiteinde (73).

12. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aanslagorgaan (11) is ingericht om een snij spleet in te stellen die groter of gelijk is aan nul.

13. Snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijving een excenter-aandrijving 5 (91, 92) omvat.

14. Snij inrichting volgens conclusie 14, waarbij de excenter-aandrijving (91, 92) in hoofdzaak het gehele gewicht van het tweede snij orgaan (7) draagt

15. Snij inrichting volgens één der voorgaande 10 conclusies, waarbij de aandrijving is ingericht voor het, in bedrijf, uitoefenen van een snij kracht (Fs) van minder dan 500 N, bij voorkeur minder dan 400 N.

16. Werkwijze voor het snijden van strips van een strook koordversterkt, ongevulkaniseerd rubber middels een 15 snij inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij voorafgaand en na het snijden van een strip van de strook koordversterkte ongevulkaniseerde rubber, de positie van de tweede snijkant (71) ten opzichte van de eerste snijkant (41) in hoofdzaak bepaald wordt door het 20 aanslagorgaan (11), en waarbij tijdens het snijden van de strip de positie van de tweede snijkant (71) ten opzichte van de eerste snijkant (41) ten minste mede bepaald wordt door de in hoofdzaak constante dwarskracht (Fd) van het spanorgaan 25 (10) .

17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij tijdens het snijden van de strip de positie van de tweede snijkant (71) ten opzichte van de eerst snijkant (41) in hoofdzaak bepaald wordt door de in hoofdzaak constante 30 dwarskracht (Fd) van het spanorgaan (10). -o-o-o-o-o-o-o-o- BP/HZ