NL2004332A - Inrichting geschikt voor het ondersteunen van een component - Google Patents

Description

Inrichting geschikt voor het ondersteunen van een component

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Bij een dergelijke, uit de Europese octrooiaanvrage EP-A2-1.662.193 bekende inrichting is verder een vierde arm met een eerste uiteinde zwenkbaar om een zwenkas met het tweede uiteinde van de tweede arm verbonden. De derde arm en de vierde arm zijn met tweede uiteinden zwenkbaar om een verdere zwenkas met elkaar verbonden om welke zwenkas tevens de component zwenkbaar is. Een voordeel van de bekende inrichting is dat de component zoals een vlak beeldscherm zowel zwenkbaar is in de richting van de derde arm als in de richting van de vierde arm, waardoor een gebruiker een ruime keuze aan instelmogelijkheden voor het beeldscherm heeft. Een nadeel is echter dat de bekende inrichting relatief veel armen omvat. Verder zijn aanvullende onderdelen zoals tandwielen nodig voor het bepalen van de onderlinge posities van de armen.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen met een relatief eenvoudige opbouw, waarbij de voordelen van de bekende inrichting behouden blijven. Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1. Dankzij deze kenmerkende maatregelen kan met relatief eenvoudige en een beperkt aantal componenten een inrichting geschikt voor het ondersteunen van component zoals met name een vlak beeldscherm worden gerealiseerd. Bovendien is een dergelijke inrichting zeer geschikt om bijvoorbeeld in een hoek van een rechthoekige ruimte te worden toegepast waarbij het vlakke beeldscherm relatief eenvoudig naar het midden van de ruimte kan worden gericht door het beeldscherm aan de zijrand er van die aan de naar de hoek gekeerde verticale langszijde van het beeldscherm is gericht aan te grijpen en van de wand af te bewegen. In de stand waarbij het vlakke beeldscherm dicht bij en parallel aan de wand is gemanipuleerd, zijnde de stand waarin het beeldscherm in de regel niet wordt gebruikt, kunnen alle delen van de inrichting schuil gaan achter het vlakke beeldscherm.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de componentondersteuning vast met de derde arm verbonden. Aldus wordt een zeer eenvoudige opbouw van de inrichting volgens de aanhef verkregen waarbij manipulatie van het beeldscherm eenduidig en eenvoudig kan geschieden en waarbij de derde arm en de componentondersteuning altijd gesamenlijk zullen bewegen.

Indien de componentondersteuning volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm zwenkbaar om een verticale vijfde zwenkas met de tweede arm en/of de derde arm is verbonden bestaat de mogelijkheid om de componentondersteuning en daarmee het vlakke beeldscherm om de vijfde zwenkas zowel in de richting van de derde arm als in de richting van de tweede arm te zwenken waardoor een ruime keuze aan instelmogelijkheden wordt verkregen.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de vierde zwenkas en de vijfde zwenkas samenvallen, waarbij de componentondersteuning zwenkbaar om de vierde zwenkas met tweede uiteinden van de tweede arm en de derde arm is verbonden.

Door het samenvallen van de vierde zwenkas en de vijfde zwenkas wordt een compact opbouw verkregen, waarbij het voordeel behouden blijft dat de componentondersteuning om de vierde zwenkas ten opzichte van zowel de tweede arm als de derde arm zwenkbaar is.

Een ander uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de componentondersteuning zwenkbaar om de vijfde zwenkas met het tweede uiteinde van de tweede of derde arm is verbonden, waarbij de vijfde zwenkas op afstand van de vierde zwenkas is gelegen.

Hierbij is de vierde zwenkas tussen de derde zwenkas en de vijfde zwenkas gelegen. Doordat de vijfde zwenkas op afstand van de vierde zwenkas is gelegen wordt bij een relatief kleine zwenking van de eerste en tweede armen een relatief grote verplaatsing van de componentondersteuning in een van de wand af of in een naar de wand toegekeerde richting gerealiseerd. De vijfde zwenkas ligt bij een ingeklapte stand relatief dicht bij de wand, waardoor ook de component dicht bij de wand kan worden gepositioneerd.

Een weer andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de som van de afstand tussen de eerste zwenkas en de tweede zwenkas en de afstand tussen de eerste zwenkas en de derde zwenkas nagenoeg gelijk is aan de som van de afstand tussen de tweede zwenkas en de vierde zwenkas en de afstand tussen de derde zwenkas en de vierde zwenkas. Door een dergelijke afstand tussen de zwenkassen, is het mogelijk om de componentondersteuning aan een van de tweede zwenkas afgekeerde zijde van de eerste zwenkas gelegen zijde nagenoeg tegen de wand aan te verplaatsen. Hierdoor kan een gebruiker een component zoals bijvoorbeeld een vlak beeldscherm nagenoeg tegen de wand aan positioneren, waarbij nagenoeg geen hinder wordt ondervonden van de inrichting.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 2 een perspectivisch aanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, waarbij door de inrichting een vlak beeldscherm wordt ondersteund, fig. 3 een bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, fig. 4 een bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, waarbij de eerste en derde arm in eikaars verlengde zijn gelegen, fig. 5 een bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, waarbij de componentondersteuning zich nabij de wand bevindt, fig. 6 schematisch in bovenaanzicht de werking van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, fig. 7 schematisch in bovenaanzicht de werking van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 8 schematisch in bovenaanzicht de werking van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Fig. 1-3 tonen een inrichting 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een aan een wand bevestigbaar wanddeel 2. De inrichting 1 is verder voorzien van een eerste arm 3 die met een eerste uiteinde zwenkbaar om een zwenkas 4 met het wanddeel 2 is verbonden. De inrichting 1 omvat verder een tweede arm 5 die met een eerste uiteinde zwenkbaar om een zich evenwijdig aan de eerste zwenkas 4 uitstrekkende tweede zwenkas 6 met het wanddeel 2 is verbonden. Met een van de eerste zwenkas 4 afgekeerd tweede uiteinde is de eerste arm 3 zwenkbaar om een derde zwenkas 7 verbonden met een eerste uiteinde van een derde arm 8 die met een van het eerste uiteinde afgekeerd tweede uiteinde zwenkbaar om een vierde zwenkas 9 met een van de tweede zwenkas 6 afgekeerd tweede uiteinde van de tweede arm 5 is verbonden. De inrichting 1 omvat verder een componentondersteuning 10 die in en tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting om de vierde zwenkas 9 met de tweede arm 5 en de derde arm 8 zwenkbaar is. De vierde zwenkas 9 vormt tevens de hierboven beschreven vijfde zwenkas. De componentondersteuning 10 is voorzien van een langgestrekte plaat 11 en twee zich dwars daarop uitstrekkende bevestigingsstrippen 12. De bevestigingsstrippen 12 zijn in de lengterichting van de plaat 11 van elkaar af en naar elkaar toe verplaatsbaar om tegenover bevestigingspunten op een beeldscherm 13 (zie fig. 2) te kunnen worden gepositioneerd om vervolgens daarmee te worden gekoppeld.

Bij de in fig. 4 weergegeven positie is de eerste arm 3 om de eerste zwenkas 4 in de door pijl P2 aangegeven richting gezwenkt naar een positie waarbij de eerste zwenkas 4, de derde zwenkas 7 en de vierde zwenkas 9 nagenoeg in eikaars verlengde zijn gelegen. De eerste arm 3 strekt zich nagenoeg dwars op de het wanddeel 2 uit. De vierde zwenkas 9 bevindt zich hierbij op de maximaal te realiseren afstand van het wanddeel 2. In deze positie kan de componentondersteuning 10 vanuit een positie waarbij de langgestrekte plaat 11 zich nagenoeg evenwijdig aan het wanddeel 2 bevindt over een hoek van ongeveer 90 graden in de door pijl P1 aangegeven richting worden gezwenkt naar een positie waarbij de langgestrekte plaat 11 zich nagenoeg dwars op het wanddeel 2 uitstrekt.

Naar mate de vierde zwenkas 9 zich op een grotere afstand van het wanddeel 2 bevindt kan de componentondersteuning 10 over een grotere hoek in en tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting worden gezwenkt.

In fig. 5 is de positie van de inrichting 1 weergegeven, waarbij arm 3 in een aan pijl P2 tegengestelde richting is gezwenkt totdat de derde zwenkas 7 nagenoeg in het verlengde van de lijn door de eerste zwenkas 4 en de tweede zwenkas 6 is gelegen. De inrichting 1 is bij voorkeur voorzien van een aanslag (niet zichtbaar) die verhindert dat de armen voorbij het dode punt zwenken. In het dode punt zijn de armen exact in eikaars verlengde gelegen. Zoals duidelijk zichtbaar in fig. 1 zijn zowel het wanddeel 2 als de eerste arm 3 voorzien van een uitsparing 15, 16 waarvan de hoogte in verticale richting iets groter is dan de breedte B van de tweede arm 5 en de derde arm 8. Hierdoor zijn bij de in fig. 5 weergegeven positie van de inrichting 1 de tweede arm 5 en de derde arm 8 als het ware in het wanddeel 2 en de eerste arm 3 gelegen waarbij de vierde zwenkas 9 tussen eerste zwenkas 4 en derde zwenkas 7 is gelegen.

De componentondersteuning 10 en de daarmee verbonden langgestrekte plaat 11 strekken zich hierbij ook evenwijdig aan de eerste arm 3 en de tweede arm 5 uit waarbij het zwenken van de langgestrekte plaat 11 om de vierde zwenkas 9 door de eerste arm 3 en de tweede arm 5 wordt verhinderd. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze voorkomen dat het met de langgestrekte plaat 11 verbonden beeldscherm 13 tegen de wand 14 aan kan worden gezwenkt.

In fig. 6 zijn de lengtes L1, L2, L3, L4 van de armen weergegeven. De lengte L1 is de afstand tussen de eerste zwenkas 4 en de tweede zwenkas 6. De lengte L2 is de afstand tussen de eerste zwenkas 4 en de tweede zwenkas 7 van de eerste arm 3. De lengte L3 is de afstand tussen de tweede zwenkas 6 en de vierde zwenkas 9 van de tweede arm 5. De lengte L4 is de afstand tussen de derde zwenkas 7 en de vierde zwenkas 9 van de derde arm 8. De lengtes zijn zodanig dat de som van de lengtes L1 en L2 gelijk is aan de som van de lengtes L3 en L4, dus L1 +L2=L3+L4. Verder geldt L4<L1 <L2<L3.

De werking van de inrichting 1 is als volgt. Indien de inrichting 1 zich in de in fig. 3 weergegeven stand bevindt, is de componentondersteuning 10 op afstand van het wanddeel 2 gelegen, waarbij de eerste arm 3 en de tweede arm 5 hoeken van meer dan 10 graden insluiten met het wanddeel 2. Door een gebruiker kan een met de componentondersteuning 10 verbonden vlak beeldscherm 13 worden beetgepakt en in en tegengestelde aan de door pijl P1 aangegeven richting worden gezwenkt. De hoek waarover de componentondersteuning 10 om de zwenkas 9 kan worden gezwenkt, wordt door de derde arm 8 en de tweede arm 5 begrensd. Bij de in fig. 3 weergegeven positie strekt de langgestrekte plaat 11 zich nagenoeg evenwijdig aan de lijn tussen de derde zwenkas 7 en de vierde zwenkas 9 uit waarbij verder zwenken van de componentondersteuning 10 in de door pijl P1 aangegeven richting door het aanliggen van de componentondersteuning 10 en de langgestrekte plaat 11 tegen de derde arm 8 en het uiteinde van de eerste arm 3 wordt verhinderd. Indien de componentondersteuning 10 in een aan pijl P1 tegengestelde richting wordt gezwenkt, wordt de maximale hoek waarover de componentondersteuning 10 in die richting kan worden gezwenkt bepaald door de positie waarin de langgestrekte plaat 11 aanligt tegen de tweede arm 5, in welke positie de langgestrekte plaat 11 zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de lijn tussen de tweede zwenkas 6 en de vierde zwenkas 9.

Fig. 7 toont schematisch een bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 21 volgens de uitvinding die net als de inrichting 1 is voorzien van een wanddeel 2 een, om een eerste zwenkas 4 zwenkbaar met het wanddeel 2 verbonden eerste arm 3 en een om een tweede zwenkas 6 zwenkbaar met het wanddeel 2 verbonden tweede arm 5. De inrichting 21 is verder voorzien van een zwenkbaar om een derde zwenkas 7 met de eerste arm 3 verbonden derde arm 28. De derde arm 28 is nabij het midden zwenkbaar om een vierde zwenkas 9 verbonden met de tweede arm 5. De derde arm 28 is aan een van de derde zwenkas 7 afgekeerde uiteinde zwenkbaar om een vijfde zwenkas 22 verbonden met een componentondersteuning (niet weergegeven) die is voorzien van een langgestrekte plaat 11. De componentondersteuning en de langgestrekte plaat 11 komen overeen met de componentondersteuning 10 en de langgestrekte plaat 11 van de inrichting 1. Door de ten opzichte van de inrichting 1 langere derde arm 28 is de zwenkas waar omheen de componentondersteuning zwenkbaar is, bij het zwenken van de eerste arm 3 om de eerste zwenkas 4 eerder op een relatief grote afstand van het wanddeel 2 gelegen dan bij de in fig. 1 weergegeven inrichting 1. Hierdoor kan de ondersteuning 11 eerder over grotere hoeken worden gezwenkt. Het zwenken van de langgestrekte plaat 11 in de door pijl P1 aangegeven richting is, net als bij de in fig. 1 weergegeven inrichting 1, mogelijk totdat de langgestrekte plaat 11 zich nagenoeg evenwijdig aan de derde arm 28 uitstrekt. Daartegen is het zwenken van de langgestrekte plaat 11, in een aan pijl P1 tegengestelde richting mogelijk over een grotere hoek, namelijk totdat het uiteinde van de langgestrekte plaat 11 of het daarmee verbonden beeldscherm 13 met een uiteinde aanligt tegen de tweede arm 5. Met 11' en 11" zijn andere posities van de langgestrekte plaat 11 weergegeven. Door selectie van de armlengtes kan een optimalisatie worden gerealiseerd naar bijvoorbeeld belasting door buiging, materiaalgebruik, etc..

Fig. 8 toont een derde uitvoeringsvorm van een inrichting 31 volgens de uitvinding die net de inrichting 1 is voorzien van een wanddeel 2, een om een zwenkas 4 zwenkbaar met het wanddeel 2 verbonden eerste arm 3 en een om een derde zwenkas 7 zwenkbaar met de eerste arm 3 verbonden derde arm 8. De inrichting 31 is verder voorzien van een zwenkbaar om een tweede zwenkas 6 met het wanddeel 2 verbonden tweede arm 35. De tweede arm 35 is op afstand van de tweede zwenkas 6 en op afstand van het van de zwenkas 6 afgekeerde uiteinde zwenkbaar om de vierde zwenkas 9 met de derde arm 8 verbonden. De tweede arm 35 is aan een van de tweede zwenkas 6 afgekeerd uiteinde zwenkbaar om een vijfde zwenkas 32 verbonden met een componentondersteuning (niet weergegeven) die is voorzien van een langgestrekte plaat 11. De componentondersteuning en de langgestrekte plaat 11 komen overeen met de componentondersteuning 10 en de langgestrekte plaat 11 van de in fig. 1 weergegeven inrichting 1. De langgestrekte plaat 11 is in een aan pijl P1 tegengestelde richting zwenkbaar via de met plaat 11' weergegeven positie naar een positie waarbij de langgestrekte plaat 11 zich evenwijdig aan de tweede arm 35 uitstrekt. In de door pijl P1 aangegeven richting is de plaat 11 zwenkbaar via de met de plaat 11" aangegeven positie naar een positie waarbij de plaat 11 aanligt tegen de derde zwenkas 7. Door de ten opzichte van fig. 1 langere tweede arm 35 en de afstand tussen de vierde zwenkas 9 en vijfde zwenkas 32 kan de plaat 11 bij de in fig. 8 weergegeven inrichting 31 over een grotere hoek in de door pijl P1 aangegeven richting worden gezwenkt dan bij de in fig. 1 weergegeven inrichting 1.

Zowel bij de in fig. 7 als bij de in fig. 8 weergegeven inrichtingen 21, 31 zijn bij zich evenwijdig aan wanddeel 2 uitstrekkende armen 3, 8, 35 alle zwenkassen 4, 6, 7, 9, 22 respectievelijk 32 op nagenoeg een rechte lijn gelegen.

Het is ook mogelijk dat de componentondersteuning 10 vast met de derde arm 8 is verbonden, waarbij de componentondersteuning 10 gezamenlijk met de derde arm 8 om de vierde zwenkas 9 zwenkbaar is.

Claims (8)

1. Inrichting geschikt voor het ondersteunen van een component zoals bijvoorbeeld een vlak beeldscherm, welke inrichting is voorzien van een aantal zwenkbaar met elkaar gekoppelde armen, waarbij een eerste arm met een eerste uiteinde zwenkbaar om een verticale eerste zwenkas met een wand bevestigbaar is, een tweede arm met een eerste uiteinde zwenkbaar om een verticale tweede zwenkas met de wand bevestigbaar is, welke tweede zwenkas op afstand van de eerste zwenkas is gelegen, een derde arm met een eerste uiteinde zwenkbaar om een verticale derde zwenkas met een tweede uiteinde van de eerste arm is verbonden, alsmede van een met behulp van de armen manipuleerbare componentondersteuning waarmee de component koppelbaar is, met het kenmerk, dat de lengte van de eerste arm afwijkt van de lengte van de tweede arm en dat de tweede arm en de derde arm op afstand van de eerste uiteinden zwenkbaar om een verticale vierde zwenkas met elkaar zijn verbonden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de componentondersteuning vast met de derde arm is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de componentondersteuning zwenkbaar om een verticale vijfde zwenkas met de tweede arm en/of de derde arm is verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vierde zwenkas en de vijfde zwenkas samenvallen, waarbij de componentondersteuning zwenkbaar om de vierde zwenkas met tweede uiteinden van de tweede arm en de derde arm is verbonden.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de componentondersteuning zwenkbaar om de vijfde zwenkas met het tweede uiteinde van de tweede of derde arm is verbonden, waarbij de vijfde zwenkas op afstand van de vierde zwenkas is gelegen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de componentondersteuning zwenkbaar is van een zich nagenoeg evenwijdig aan de tweede arm uitstrekkende positie naar een zich nagenoeg evenwijdig aan de derde arm uitstrekkende positie.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de som van de afstand tussen de eerste zwenkas en de tweede zwenkas en de afstand tussen de eerste zwenkas en de derde zwenkas nagenoeg gelijk is aan de som van de afstand tussen de tweede zwenkas en de vierde zwenkas en de afstand tussen de derde zwenkas en de vierde zwenkas.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de derde arm zwenkbaar om de vierde zwenkas met een tweede uiteinde van de tweede arm is verbonden.