NL2003918C2 - Inrichting voor het dragen van leidingen in een uitschuifbaar systeem. - Google Patents

Description

Inrichting voor het dragen van leidingen in een uitschuifbaar systeem

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het dragen van leidingen in een uitschuifbaar systeem met ten minste twee opeenvolgend onderling uitschuifbare segmenten waarbij leidingen, zoals elektrische leidingen, pneumatische leidingen en hydraulische leidingen, verlopen tussen twee uiteinden van het uitschuifbare systeem.

10 Er zijn machines bekend met systemen van onderling be weegbare delen, waarbij leidingen verlopen van het ene uiteinde naar het andere uiteinde van het systeem. Veelal betreft het hier elektrische leidingen, pneumatische leidingen en/of hydraulische leidingen, waarbij deze leidingen voedingsleidingen, re-15 tourleidingen en/of stuurleidingen kunnen zijn. Leidingen die lopen langs onderling beweegbare onderdelen zijn kwetsbaar voor beschadiging.

Deze kwetsbaarheid geldt des te sterker wanneer het beweegbare systeem opeenvolgend uitschuifbare segmenten omvat. In 20 een dergelijk geval worden leidingen veelal in de niet-uitge-schoven toestand over bepaalde gedeeltes van hun lengtes over elkaar gevouwen. Dit vouwen leidt tot extra gevoeligheid voor beschadigingen. Voorbeelden van dergelijke machines zijn te vinden in enkel- of meervoudig uitschuifbare opleggers, maar komen 25 ook voor bij machines voor de bouw, zoals hoogwerkers, graafmachines en dergelijke. Bij dergelijke beweegbare systemen is het gebruikelijk dat de leidingen worden gevat in een zogenaamde energieketting, die wordt gevormd door holle schakels waarbinnen de leidingen worden gelegd. Een dergelijke energieketting, ook 30 wel kabelrups genoemd, dient ter bescherming van de daarin liggende leidingen, en bestaat uit holle schakels waarin de leidingen liggen. De schakels zijn onderling scharnierbaar zodat de energieketting soepel buigbaar is, meestal in een vlak en zodoende kan meebewegen met beweegbare onderdelen waarlangs de ka-35 beis in de energieketting zijn gelegd.

Voor transport van lange tot zeer lange onderdelen zijn enkel- of meervoudig uitschuifbare opleggers bekend. Hierbij wordt het gedeelte van de oplegger dat opligt op een truck uitschuifbaar verbonden met een laadvloer die wordt gedragen door 40 een of meerdere assen. Het behoort tot de stand van de techniek om de hydraulische, pneumatische en elektrische leidingen die 2 van het opleggerdeel van de oplegger naar het van assen voorziene deel verloopt in te bedden in het uitschuifbare tussendeel en wel door de kabel te leggen in een hierboven genoemde energie-ketting. Wanneer de uitschuifbare oplegger niet is uitgeschoven, 5 zal de energieketting, die een totale lengte moet hebben ten minste gelijk aan de grootste lengte in uitgeschoven toestand, in ingeschoven toestand dubbel of meervoudig over zichzelf gevouwen moeten zijn. Het behoort tot de stand van de techniek dat de kabelrups zich in een omsloten ruimte bevindt, die bij het 10 inschuiven korter wordt. De kabelrups wordt dan gedwongen zichzelf te vouwen om binnen de korter wordende ruimte een plaats te vinden.

Met name bij meervoudig uitschuifbare trailers zoals bij drievoudig uitschuifbare trailers kan dit over elkaar vouwen 15 van delen van de kabelrups leiden tot beschadigingen aan de energieketting en/of de zich daarin bevindende leidingen. Reparatie daaraan is arbeidsintensief en kostbaar.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen voor het leidingen in een uitschuif-20 baar systeem van de hierboven genoemde soort dat leidt tot minder beschadigingen en daardoor tot een economischer bedrijf.

Deze opgave wordt opgelost door een inrichting volgens conclusie 1. Doordat elk van de uitschuifbare segmenten is voorzien van een vast met het segment verbonden cassette, waarbij 25 elke cassette een vooraf bepaald deel van de leidingen draagt, is het mogelijk om het aantal bewegingen en met name het aantal vouwen in de leidingen en de positie waar de vouwen optreden te beheersen en daardoor de kans op beschadigingen aanzienlijk te laten afnemen. In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding 30 nemen de leidingen in elke cassette over een eerste traject dat zich uitstrekt over een vooraf bepaalde lengte van de cassette, een vaste positie in de cassette in. Over het gedeelte van de leidingen in het eerste traject zullen de leidingen derhalve niet buigen nog anderszins hoeven te bewegen zodat over dat ge-35 deelte de kans op beschadigingen minimaal is. Slechts het gedeelte van de leidingen dat twee cassettes, die behoren bij twee opeenvolgende segmenten, met elkaar verbindt, zal zijn onderworpen aan bewegingen en juist dit gedeelte ligt in een energieketting. Dit heeft het voordeel dat uitsluitend het gedeelte dat 40 onderhavig is aan bewegingen in een energieketting hoeft te liggen en bovendien het gedeelte dat onderhavig is aan bewegingen 3 beperkt wordt tot het hoogst noodzakelijke. Bovendien voert de energieketting een vooraf bepaalbare beweging uit. Hierdoor wordt niet alleen de kans op beschadigingen aanzienlijk minder maar wordt eveneens bespaard op het gedeelte, dat moet worden 5 ingebed in een energieketting.

Door elke energieketting naar beide uiteinden vast te verbinden met de bij dat uiteinde behorende cassette wordt een vaste en betrouwbare overgang verkregen van het beweegbare gedeelte van de leidingen naar het vaste gedeelte van de leidin-10 gen.

Het zal duidelijk zijn dat bij de laatste cassette er slechts een energieketting aankomt van de voorlaatste cassette en dat bij de eerste cassette er slechts een energieketting vertrekt. van deze cassette, terwijl bij de overige, tussenliggende 15 cassettes telkens een energieketting aankomt bij het ene uiteinde en een energieketting vertrekt bij het andere uiteinde. Het is hierbij vanzelfsprekend niet van belang aan welke zijde van het systeem men begint met. het tellen. Voor het beginnen met tellen bij elk van de beide uiteinden is een soortgelijke con-20 structie mogelijk, echter in onderling tegengestelde richting.

Een modulair systeem wordt verkregen door gebruik te maken van in wezen gelijkvormige cassettes. Dezelfde cassettes zijn bruikbaar in enkelvoudig, tweevoudig en in drie- en meervoudig uitschuifbare systemen.

25 De beveiliging van de leidingen tegen beschadigingen wordt verder verhoogd door in de cassettes van elkaar gescheiden ruimtes aan te brengen voor het bieden van een van elkaar gescheiden plaats aan respectievelijk de leidingen in het eerste traject en de leidingen in een energieketting in het tweede tra-30 ject.

Wanneer de cassettes een hoofdvorm hebben van een U-vormige balk worden de leidingen aan drie zijden beschermd, terwijl de open zijde van de ü de gelegenheid biedt bij het uitschuiven voor het uit de balk bewegen van de energieketting met 35 de leidingen die de cassette verbindt met de volgende cassette.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding vormen de cassettes in niet-uitgeschoven positie een stapel. Dit is een constructief eenvoudige uitvoering en vergt een minimaal beslag aan ruimte. In een voorkeursuitvoeringsvorm maakt het 40 uitschuifbare systeem deel uit van een oplegger. Het systeem is hiertoe echter niet. beperkt en is evenzeer toepasbaar in andere 4 machines en constructies die uitschuifbare systemen omvatten waar leidingen zich uitstrekken over het uitschuifbare systeem.

In een voordelige uitvoeringsvorm worden de onderling opeenvolgend uitschuifbare segmenten gevormd door holle balken 5 die in hun inwendige plaats bieden aan de cassettes. De holle balken, of liggers genoemd, bieden hierbij een extra bescherming aan de leidingen in de cassettes met name tegen invloeden van buitenaf.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 10 uitvinding waarbij het begin van een eerste en bij het eind van een laatste van de opeenvolgend uitschuifbare segmenten in een leiding losmaakbare koppelingen zijn aangebracht, is een uitvoeringsvorm verkregen waarbij onderhoud zeer eenvoudig is uit te voeren. Hiermee wordt het mogelijk om door de leidingen bij bei-15 de uiteinden los te koppelen het gehele samenstel van cassettes en leidingen in het uitschuifbare gedeelte te demonteren en buiten het uitschuifbare systeem te repareren, dan wel tijdelijk of blijvend te vervangen.

In voorkomende gevallen is het zeer voordelig wanneer 20 een of meerdere van de leidingen een functie vervullen op een positie die ligt tussen het begin en het einde van het uitschuifbare systeem. Omdat, bij de inrichtingen volgens de uitvinding de leidingen bij alle segmenten een vaste positie hebben, is het zeer eenvoudig om bij een bepaalde positie een aftakking 25 dan wel een beëindiging te maken voor een of meerdere leidingen. Hierdoor kan in een hiertoe ingerichte uitvoeringsvorm van de uitvinding de betreffende functie op de vooraf bepaalde positie worden uitgevoerd en bediend door een of meer leidingen die worden gedragen door een inrichting volgens de uitvinding. Hierdoor 30 wordt het mogelijk om de functie op afstand te bedienen dan wel geautomatiseerd te doen uitvoeren. Hierna zal een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden besproken ter nadere toelichting van de uitvinding, mede aan de hand van de bij gevoegde tekeningen waarin: 35 Fig. 1 op schematische wijze een drievoudig uitschuif bare oplegger toont;

Fig. 2 in langsdoorsnede een deel toont van het uitschuifbare systeem van de oplegger volgens Fig. 1;

Fig. 3 een dwarsdoorsnede toont van het systeem volgens 40 Fig. 2;

Fig. 4 in dwarsdoorsnede een cassette toont volgens de 5 uitvinding; en

Fig. 5 een bovenaanzicht toont van een voorbeeld van een uitschuifbaar systeem volgens de uitvinding.

Fig.1 toont op schematische wijze als voorbeeld van een 5 uitvoeringsvorm van de uitvinding een oplegger 1 met een gedeelde laadvloer waarbij de laadvloer een voorste gedeelte omvat dat is bedoeld om te worden opgelegd op een trekker of truck en een achterste gedeelte dat wordt ondersteund door wielen, waarbij de twee delen van de laadvloer met elkaar zijn verbonden door een 10 drievoudig uitschuifbaar systeem, waarvan een eerste segment 2a vast is verbonden met het achterste gedeelte van de laadvloer en vanuit het segment 2a drie uitschuifbare segmenten 2b, 2c en 2d uitschuifbaar zijn om de totale lengte van de oplegger te verlengen. Het segment 2d is vast verbonden met het opleggedeelte 15 van de laadvloer. Binnen de segmenten 2a, 2b, 2c, 2d van het uitschuifbare systeem bevinden zich elektrische leidingen, pneumatische leidingen en hydraulische leidingen, om systemen in het achterste gedeelte van de laadvloer vanuit het voorste gedeelte te voeden, te bedienen en te besturen. Voorbeelden van systemen 20 die door deze leidingen worden bediend kunnen zijn remsystemen, veersystemen, besturingssystemen, verlichtingssystemen, etc.

Om bij het in- en uitschuiven van de segmenten van het uitschuifbare systeem ervoor te zorgen dat de met de schuifbewe-ging meebewegende leidingen zo goed mogelijk worden begeleid en 25 beschermd, is elk segment 2a, 2b, 2c, 2d voorzien van een vast met het segment verbonden cassette 3a, 3b, 3c, 3d, waarbij elk van deze cassettes 3a, 3b, 3c, 3d een vooraf bepaald gedeelte van de leidingen draagt, ondersteunt en geleidt, zie Fig. 2 en Fig. 3. Fig. 2 is een deel van een doorsnede in de lengterich-30 ting van een uitschuifbaar systeem als voorbeeld van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de segmenten 2a, 2b, 2c, 2d, die de twee delen van de laadvloer van een oplegger 1 verbinden, zijn getoond. In Fig. 2 is te zien dat de segmenten zich in ingeschoven toestand bevinden en de segmenten 2a, 2b, 35 2c, 2d in elkaar geschoven holle balken of liggers zijn, waarin zich vier cassettes 3a, 3b, 3c, 3d bevinden die in wezen in ingeschoven toestand boven elkaar liggen. Elk van de cassettes is vast verbonden met een bijbehorend segment van het uitschuifbare systeem. Zo is cassette 3a vast verbonden met segment 2a, cas-40 sette 3b vast verbonden met segment 2b, cassette 3c vast verbonden met segment 2c en cassette 3d vast verbonden met segment 2d.

6

Hierdoor verandert de positie van een cassette tot het segment waarmee deze vast is verbonden niet tijdens het in- of uitschuiven. Zoals de segmenten in het gegeven voorbeeld telescopisch in en uit elkaar kunnen schuiven, zo kunnen de cassettes over el-5 kaar heen in- en uitschuiven en meegaan met de in- en uitschuivende beweging van de segmenten.

In Fig. 4 is een doorsnede getekend van een cassette 3. Hierin is te zien dat de cassette 3 aan beide zijden is voorzien van twee ruimtes 6, 7 die elk plaats bieden aan een gedeelte van 10 de leidingen 9, 10. Hierbij wordt opgemerkt dat de verwijzings-cijfers in Fig. 4 generieke verwijzingscijfers zijn. Zo kan met cassette 3 zowel 3a, 3b, 3c als 3d zijn bedoeld. Evenzo kan met energieketting 4 zowel 4b, 4c als 4d zijn bedoeld. Hetzelfde geld voor de ruimtes 6 en 7. Tussen de ruimtes 6, 7 is plaats 15 voor een energieketting 4 waarin een ander gedeelte van de leidingen 9, 10 zich bevindt. Van de vier cassettes 3a, 3b, 3c, 3d zijn er drie cassettes, namelijk de cassettes 3b, 3c, 3d die plaats kunnen bieden aan een energieketting 4b, 4c, 4d, zoals hieronder nader zal worden toegelicht. Elke energieketting is 20 nabij één uiteinde vast verbonden met één cassette en bij zijn andere uiteinde vast verbonden met de daaropvolgende cassette, zodat wanneer de twee opeenvolgende cassettes over elkaar schuiven met het in- en of uitschuiven van de bijbehorende segmenten, de leidingen die in de betreffende energieketting zijn bevat de-25 ze beweging kunnen volgen.

In Fig. 5 is op schematische wijze een bovenaanzicht in doorsnede getoond van het uitschuifbare systeem 1 volgens het voorbeeld van de uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals is weergegeven in de overige figuren en waarin twee groepen leidin-30 gen 9, 10 zijn getoond. Het verloop van de leidingen is nu als volgt. Aan de linkerzijde van Fig. 5 komen twee groepen leidingen 9, 10 van het opleggedeelte binnen in de ruimtes 6d, 7d aan de zijkant van cassette 3d die behoort bij het segment 2d dat vast is verbonden met het opleggedeelte van de oplegger. Door 35 deze ruimtes 6d, 7d worden de leidingen naar achteren getransporteerd in de cassette 3d tot op een vooraf bepaalde plaats in deze cassette, waarna deze leidingen een draai maken van 180° en vervolgens verlopen door een vanaf dat punt in de cassette 3d verlopende energieketting 4d die op een vooraf bepaald punt bij 40 zijn uiteinde is verbonden met de cassette 3d. Van hieruit verloopt in zowel Fig. 5 als Fig. 2 gezien de energieketting 4d 7 weer naar links en maakt aan het linker uiteinde een boog weer terug naar de daarboven liggende cassette en is daar bevestigd nabij een punt 5c aan de cassette 3c, die ligt boven cassette 3d en die vast is verbonden met het volgende uitschuifbare segment 5 2c. De kabels 19 die tot aan het keerpunt in cassette 3d verliepen door de ruimtes 6d, 7d van cassette 3d en vanaf het keerpunt door energieketting 4d lopen tot het punt 5c van cassette 3c worden vanaf het punt 5c vanuit de energieketting 4d geleid in de respectievelijke ruimtes 6c, 7c van cassette 3c die behoort 10 bij het uitschuifbare segment 2c. Het hierboven beschreven verloop van de leidingen 9, 10 wordt herhaald en op eenzelfde wijze verlopende leidingen 9, 10 door de ruimtes 6c, 7c tot een vooraf bepaalde positie binnen de cassette 3c, waarna de leidingen 180” keren om vervolgens te verlopen door energieketting 4c die bij 15 het uiteinde waar de leidingen de energieketting binnenkomen vast is verbonden met uitschuifbaar segment 2c en vervolgens weer naar voren verloopt om dan met een krul te zijn verbonden met punt 5b van cassette 3b waar de leidingen uit de energieketting 4c zich weer splitsen en verlopen door de betreffende ruim-20 tes 6b, 7b van cassette 3b, die vast is verbonden met uitschuifbaar element 2b. Op een vooraf bepaalde positie keren de leidingen 9, 10 uit ruimtes 6, 7 over 180° en worden terug geleid in energieketting 4b die bij het uiteinde bij het keerpunt vast is verbonden met uitschuifbaar element 2b. Bij het andere uiteinde 25 is de energieketting met een krul verbonden aan punt 5a van cassette 3a die vast is verbonden met element 2a van het uitschuifbare systeem. In cassette 3a verlopen de leidingen vanaf punt 5a in de tekeningen van Fig. 2 en Fig. 5 gezien weer naar rechts naar het uiteinde van element 2a naar het van assen en wielen 30 voorziene gedeelte van de oplegger.

Bij het in- en uit elkaar schuiven van de segmenten 2a, 2b, 2c, 2d zullen de daarmee vast verbonden cassettes 3a, 3b, 3c, 3d ten opzichte van elkaar over elkaar verschuiven en zullen de leidingen voor het gedeelte dat zich bevindt in de betreffen-35 de ruimtes 6, 7 van de bijbehorende cassette dus een vaste positie behouden ten opzichte van zowel de cassette als het daaraan verbonden segment. De beweging tussen de segmenten onderling en daarmee de cassettes wordt voor wat betreft de leidingen geheel opgevangen door de daaraan verbonden gedeeltes van de energie-40 ketting. Doordat de energieketting een vaste plaats heeft binnen de cassette 3 en de ruimte daarvoor wordt begrensd door de ruim- 8 tes 6, 7 zal bij het in- en uitschuiven de energieketting zich moeiteloos bewegen uit dan wel terugbewegen in de daarvoor bestemde ruimte. Hierdoor zal de energieketting vloeiend in en uit kunnen bewegen zonder dat daar nodeloze krachten op worden uit-5 geoefend en hierdoor wordt een betrouwbaar functioneren mogelijk, zonder slijtage of spanningen die zelfs tot breuk kunnen leiden. Ook op de leidingen wordt op deze wijze niet of nauwelijks een belasting uitgeoefend. De leidingen voor wat betreft het gedeelte waarin zij verlopen in ruimtes 6, 7 zijn volstrekt 10 stationair ten opzichte van deze ruimtes en dus de bijbehorende cassette en het daarmee verbonden segment, terwijl voor wat betreft het gedeelte waarin zij binnen de energieketting verlopen zij ten opzichte van de energieketting eveneens stationair zijn. Er zal dus ook op de leidingen een minimum aan belasting worden 15 uitgeoefend waardoor ook falen of breuk van de leidingen vrijwel wordt uitgesloten. Uit de beschrijving van dit voorbeeld van een inrichting voor het dragen van leidingen in een uitschuifbaar systeem volgens de uitvinding zal duidelijk zijn, dat daarmee een betrouwbaar goed functionerend systeem is verschaft waarbij 20 een kans op beschadiging dan wel breuk tot een minimum is gereduceerd.

Doordat de cassettes gelijkvormig zijn uitgevoerd, wordt een modulair systeem geschapen, zodat niet alleen een betrouwbaar maar ook een economisch verantwoord systeem wordt ver-25 schaft. Het systeem is toepasbaar bij enkelvoudig, dubbel, drievoudig en meervoudig uitschuifbare systemen. Bovendien wordt over het totale systeem de totale hoeveelheid benodigde lengte van energieketting aanzienlijk gereduceerd ten opzichte van het systeem van de stand van de techniek, wat eveneens zowel de be-30 trouwbaarheid als de kosten van de oplossing volgens de uitvinding ten goede komt.

Doordat in elk van de cassettes ten minste over een gedeelte van de lengte daarvan de leidingen verlopen door de ruimtes 6, 7 en daardoor te allen tijde een vaste positie innemen 35 ten opzichte van de cassette en daarom ten opzichte van het bijbehorende segment, wordt het ook mogelijk dat in een of meerdere leidingen een aftakking dan wel een beëindiging wordt aangebracht ten behoeve van gebruik op een bepaalde positie in een bepaald segment. Als voorbeeld hiervoor kan het volgende dienen. 40 Bij uitschuifbare opleggers is het gebruikelijk dat de onderling uitgeschoven segmenten bij hun uitgeschoven positie 9 worden vergrendeld. Dit vindt plaats door het aanbrengen van een bout of schieter door openingen door beide segmenten, waardoor de beide segmenten niet meer ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn. De bout wordt in deze vergrendelende positie gehouden 5 door een krachtige veer. Om de segmenten te ontgrendelen moet de bout tegen de veerdruk uit de beide openingen van de segmenten worden gedrukt. Vanwege de grote veerdruk vindt dit ontgrendelen plaats met behulp van perslucht. Bij uitvoeringen volgens de stand van de techniek moet in een dergelijk geval een perslucht-10 leiding worden aangevoerd dan wel een drukvat met perslucht, naar de positie van de bout en daar tijdelijk worden aangesloten om de bout te ontgrendelen.

Bij een inrichting volgens de uitvinding is het echter mogelijk om daarvoor een pneumatische leiding deel te laten uit-15 maken van het systeem en naar een daarvoor vaste inrichting nabij de bout te brengen, eventueel begeleid met een besturings-leiding, zodat het geheel op afstand bestuurbaar is. Dit betekent, dat op elk moment het in- en uitschuiven kan plaatsvinden zonder extra gereedschap aan te hoeven voeren, omdat dit in het 20 totale systeem is in te bouwen. Vanzelfsprekend brengt dit grote praktische voordelen met zich mee.

Door de leidingen bij beide uiteinden van het uit-schuifbare systeem te voorzien van een koppeling wordt reparatie of vervanging van het systeem sterk vereenvoudigd. Als de vaste 25 verbinding van de cassettes wordt losgemaakt en de leidingen worden ontkoppeld, kan het samenstel van leidingen en cassettes uit de segmenten worden genomen om daarbuiten vrij toegankelijk te worden gerepareerd. Ook kan een compleet vervangingssamenstel direct worden ingeschoven en de cassettes worden vastgezet aan 30 de segmenten en de leidingen weer worden aangekoppeld. Zo is met een minimum aan oponthoud een opgetreden mankement te verhelpen.

De hierboven beschreven uitvoeringsvorm van een inrichting voor het dragen van leidingen in een uitschuifbaar systeem is slechts een voorbeeld bedoeld ter toelichting van de uitvin-35 ding, die echter geenszins tot deze uitvoeringsvorm is beperkt.

Claims (10)

1. Inrichting voor het dragen van leidingen (9, 10) in een uitschuifbaar systeem met tenminste twee opeenvolgend 5 onderling uitschuifbare segmenten (2a, 2b, 2c, 2d) waarbij leidingen (9, 10), zoals elektrische leidingen, pneumatische leidingen en hydraulische leidingen, verlopen tussen twee uiteinden van het uitschuifbare systeem (9, 10), met het kenmerk, dat elk segment (2aq, 2b, 2c, 2d) is voorzien van een 10 vast met het segment verbonden cassette (3a, 3b, 3c, 3d) voor het dragen van een vooraf bepaald deel van de leidingen (9, 10), waarbij de cassettes (3a, 3b, 3c, 3d) in niet uitgeschoven positie een stapel vormen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de leidingen (9, 10) in elke cassette (3a, 3b, 3c, 3d) over een eerste traject dat zich uitstrekt over een vooraf bepaalde lengte van de cassette (3a, 3b, 3c, 3d) een vaste positie in de cassette (3a, 3b, 3c, 3d) innemen en, met uitzondering van de cassette (3a) behorend bij een laatste (2a) 20 van de opeenvolgend onderling uitschuifbare segmenten (2a, 2b, 2c, 2d), de leidingen (9, 10) over een tweede traject dat twee cassettes (3d-3c, 3c-3b, 3b-3a) behorend bij twee opeenvolgende segmenten (2d-2c, 2c-2b, 2b-2a) met elkaar verbindt, liggen in een energieketting (4d, 4c, 4b).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke energieketting (4b, 4c, 4d) nabij beide uiteinden van zijn traject vast is verbonden met de bij dat uiteinde behorende cassette (3a, 3b, 3c, 3d).

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, 30 met het kenmerk, dat de cassettes (3a, 3b, 3c, 3d) in wezen gelijkvormig zijn.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat in de cassettes (3a, 3b, 3c, 3d) van elkaar gescheiden ruimtes (6a, 6b, 6c, 6d, 7a, 7b, 7c, 7d) zijn 35 aangebracht voor het bieden van een van elkaar gescheiden plaats aan respectievelijk de leidingen (9, 10) in het eerste traject en de leidingen (9, 10) in de energieketting (4b, 4c, 4d) in het tweede traject. 20 03 9 1 8

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de cassettes (3a, 3b, 3c, 3d) een hoofdvorm hebben van een U-vormige balk.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, 5 met het kenmerk, dat het uitschuifbare systeem deel uitmaakt van een oplegger (1).

8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de onderling opeenvolgend uitschuifbare segmenten (2a, 2b, 2c, 2d) worden gevormd door holle balken 10 (2a, 2b, 2c, 2d), die in hun inwendige plaats bieden aan de cassettes (3a, 3b, 3c, 3d).

9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat bij het begin van een eerste en bij het eind van een laatste van de opeenvolgend uitschuifbare seg- 15 menten (2a, 2b, 2c, 2d) in de leidingen (9, 10) losmaakbare koppelingen zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat in tenminste een cassette (3a, 3b, 3c, 3d) een aftakking dan wel een beëindiging is aangebracht 20 voor tenminste een leiding (9, 10). 20 03 9 1 8