NL2003649C2

NL2003649C2 - Inrichting en werkwijze voor het positioneren van schaaldelen.

Info

Publication number: NL2003649C2
Application number: NL2003649A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Jan Fons
Original assignee: Jansens & Dieperink Bv
Priority date: 2009-10-16
Filing date: 2009-10-16
Publication date: 2011-04-19
Also published as: US20120217364A1; WO2011046440A1; EP2488714A1; EP2488714B1; US9334665B2

Description

Inrichting en werkwijze voor het positioneren van schaaldelen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onderling positioneren van twee schaaldelen.

5 Uit de stand der techniek is het bekend silo’s of andere constructies op te bouwen door schaaldelen met elkaar te verbinden. Een voorbeeld wordt gevonden in het Nederlandse octrooi 1011315 ten name van Jansens en Dieperink B.V.

Daarbij zijn de schaaldelen van zich langs de omtrek uitstrekkende eindflenzen voorzien. De eindflenzen van aangrenzende schaaldelen worden in de gewenste positie 10 ten opzichte van elkaar aangebracht en op enigerlei wijze zoals door nieten met elkaar verbonden. Vervolgens wordt in afdichting van de schaaldelen voorzien bij voorkeur nadat de volledige houder of andere constructie gecompleteerd is. Deze afdichting kan door lassen gebeuren.

Gebleken is dat het ten opzichte van elkaar positioneren van de 15 verhoudingsgewijs grote schaaldelen tijdrovend is. In de stand der techniek worden daartoe klem- en spantangen gebruikt en door het ten opzichte van elkaar stellen kan de juiste positie van met elkaar te verbinden schaaldelen verkregen worden. Gebleken is dat dit arbeidsintensief is en niet onder alle omstandigheden zeer nauwkeurige onderlinge positionering gewaarborgd kan worden.

20 Het is het doel van de onderhavige uitvinding deze nadelen te vermijden.

Dit doel wordt verwezenlijkt door te voorzien in een inrichting voor het onderling positioneren van twee schaaldelen, die via eindflenzen op elkaar afsteunen, welke inrichting omvat een frame met een opening uitgevoerd voor het ontvangen van twee schaaldelen met eindflenzen, waarbij aan een zijde van die opening aan dat frame een 25 steunorgaan voor schaaldelen is aangebracht en aan de andere zijde van die opening ter hoogte van dat steunorgaan twee aan elkaar grenzende klemorganen zijn aangebracht, waarbij een van die organen verplaatsbaar ten opzichte van dat frame is aangebracht, elk van die klemorganen een aangrijpeinde heeft voor het aangrijpen van een eindflens van een schaaldeel, waarbij die klemorganen zodanig onder een hoek ten opzichte van 30 elkaar zijn aangebracht, dat bij verplaatsing van dat orgaan ten opzichte van dat frame elk klemorgaan een kracht op dat steunorgaan uitoefent met een eerste component gericht volgens de grenslijn van die klemorganen naar dat steunorgaan en een tweede 2 component loodrecht daarop, waarbij die tweede componenten tegengesteld naar elkaar toe gericht zijn voor het tegen elkaar plaatsen van de eindflenzen van schaaldelen.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt voorgesteld de schaaldelen vanaf de “binnenzijde” te ondersteunen en vanaf de “buitenzijde” op de schaaldelen een 5 positionerende kracht uit te oefenen. Deze kracht werkt zowel in de richting van het naar het steunorgaan drijven van de met elkaar te verbinden schaaldelen als het naar het elkaar toe drijven van de eindflenzen van de betreffende schaaldelen.

Begrepen zal worden dat met name het in eenzelfde horizontale positie brengen van de schaaldelen ook verwezenlijkt kan worden door het opbrengen van een kracht 10 op het steunorgaan.

In deze beschrijving wordt gerefereerd aan verticaal, horizontaal, binnenzijde en buitenzijde. Begrepen zal worden dat dit soort aanduidingen in de context van deze beschrijving gelezen moet worden en op generlei wijze beperkend is. Een en ander is afhankelijk van de uitvoering van de constructie die met behulp van de hierboven 15 beschreven inrichting samengevoegd wordt.

De verschillende organen voor het ten opzichte van elkaar positioneren van de schaaldelen kunnen op enige voorstelbare wijze uitgevoerd zijn. Deze kunnen een verhoudingsgewijs glad uiteinde hebben dat in aanraking komt met de schaaldelen. Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding zijn deze als rolorgaan uitgevoerd. 20 Daardoor is het mogelijk na het eenmaal in een juiste positie op een plaats ten opzichte van elkaar klemmen van de eindflenzen van de schaaldelen door het uitvoeren van een roterende beweging van de rolorganen de daarop volgende reeks gewenste posities automatisch te verkrijgen. Zoals hierboven beschreven zal bij voorkeur bij het verkrijgen van de juiste onderlinge positie van de schaaldelen deze onderlinge positie 25 vastgelegd worden zoals door bouten, nieten, lassen of een andere verbindingstechniek. Daarna is het mogelijk in een definitieve afdichting te voorzien zoals door kitten, lassen enz.

In een bijzondere uitvoering van de onderhavige uitvinding bestaat het steunorgaan uit twee steunrollen. Daarbij is elk van de rollen voor een van de 30 schaaldelen bedoeld. Daardoor ontstaat de mogelijkheid deze rollen in een verschillende positie te brengen en/of daarmee een verschillende aandrukkracht op te nemen.

3

Met name indien gekromde schaaldelen ten opzichte van elkaar gepositioneerd moeten worden is het goed voorstelbaar dat de kromming van beide schaaldelen niet gelijk is. Indien deze bijvoorbeeld volgens een cirkel gekromd zijn is het mogelijk dat deze cirkels een verschillende diameter hebben. Dit zijn bij voorkeur verhoudingsgewijs 5 kleine verschillen en door verschillende onderlinge positionering van de steunrollen kan langs de volledige omtrek van de schaaldelen dit diameterverschil op steeds gelijkblijvende wijze opgevangen worden. Bovendien is het met de onderhavige uitvinding mogelijk bij bijvoorbeeld cilindrische schaaldelen de onderlinge rotatiepositie te regelen. Dat wil zeggen indien de cilindrische schaaldelen verticaal 10 boven elkaar geplaatst worden kan de verticale deling van de schaaldelen ten opzichte van elkaar nauwkeurig gesteld worden. Dit kan met de rollen op verhoudingsgewijs eenvoudige en zeer nauwkeurige wijze uitgevoerd worden.

De klemorganen kunnen evenals de steunrollen verplaatsbaar ten opzichte van het frame van de inrichting aangebracht zijn. Daarbij is het mogelijk een van de 15 klemorganen in de richting van de grenslijn tussen de schaaldelen verplaatsbaar uit te voeren en de andere van de klemorganen in een richting loodrecht daarop. Vanzelfsprekend is het eveneens mogelijk een of beide klemorganen in de richting van de hoek ten opzichte waarvan deze aangebracht zijn te verplaatsen.

Verplaatsing van de organen ten opzichte van het frame kan op enige 20 voorstelbare wijze uitgevoerd worden zoals hydraulisch, pneumatisch, met schroefspindels en dergelijke. Een en ander zal met behulp van een sturing voor de verschillende steunorganen gecoördineerd uitgevoerd worden. Het is mogelijk ter plaatse van het werk eventuele maatafwijkingen tussen de verschillende schaaldelen op te meten en aan de hand daarvan de verschillende organen ten opzichte van het frame te 25 stellen. Bovendien is het mogelijk bij dergelijke diameterverschillen de uitslag van een van de organen zoals een van de klemorganen in de richting van de grenslijn tussen de schaaldelen te beperken waardoor een gelijkmatige verdeling van het diameterverschil langs de omtrek van de grenslijn van het betreffende schaaldeel gerealiseerd kan worden.

30 Het frame kan enige voorstelbare constructie omvatten waarmee het mogelijk is twee schaaldelen vanaf twee tegenover liggende zijden aan te grijpen. Bij voorkeur is dit U-vormig uitgevoerd. Volgens een bijzondere uitvoering bestaat dit uit een dubbele U-vormig uitgevoerde constructie waartussen de verschillende organen geplaatst zijn.

4

De uitvinding heeft eveneens betrekking op de combinatie van de hierboven beschreven inrichting en een hulpinrichting waarmee het mogelijk is de schaaldelen verder te ondersteunen. Met name indien grote schaaldelen gebruikt worden, bijvoorbeeld voor constructies met een diameter groter dan 3 meter, is verdere 5 ondersteuning gewenst. Bovendien wordt volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding die verdere ondersteuning zodanig verwezenlijkt dat aangrijping tussen de schaaldelen alleen ter plaatse van de hierboven beschreven inrichting plaatsvindt. Daardoor heerst zo weinig mogelijk wrijving tussen de eindflenzen en kunnen deze met verhoudingsgewijs geringe krachten in de gewenste onderlinge positie ten opzichte van 10 elkaar verschoven worden.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het ten opzichte van elkaar positioneren van de eindflenzen van twee aangrenzende schaaldelen, omvattende het aan de zijde weg van die eindflenzen ondersteunen van die schaaldelen met een steunorgaan, dat een kracht in de richting van de grenslijn tussen 15 die schaaldelen opneemt in een frame, waarbij een tegenovergestelde kracht in dat frame gebracht wordt door twee aan de zijde van die eindflenzen op dat frame aangebrachte onderling onder een hoek staande klemorganen, welke klemorganen elk een tegengesteld gerichte aandrukkracht op die eindflenzen uitoefenen.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld 20 uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 de gedeeltelijke opbouw van een silo met daarin aangebracht de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een detail van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een detail van fig. 2 dat het tegen elkaar drukken van de eindflenzen toont; 25 en

Fig. 4 schematisch een deel van de inrichting volgens de eerdere figuren.

In fig. 1 is een inrichting volgens de uitvinding in het geheel met 1 aangegeven. Deze wordt gecombineerd met een in aanbouw zijnde silo 2. Deze silo bestaat uit een dakdeel 3 en een aantal schaaldelen 4 respectievelijk 5. Een aantal schaaldelen 4 resp. 5 30 vormt met elkaar verbonden een cilinder. Begrepen zal worden dat de onderhavige uitvinding toepasbaar is bij enig soort constructie die opgebouwd wordt uit schaaldelen die met elkaar verbonden dienen te worden.

5

Zoals in het bijzonder uit fig. 3 blijkt is elk schaaldeel van een zich rondom uitstrekkende eindflens voorzien. De eindflens van schaaldeel 4 is met 6 aangegeven en de eindflens van schaaldeel 5 met 7. De schaaldelen dienen met de eindflenzen op elkaar geplaatst te worden volgens de grenslijn 9. Na het in juiste positie ten opzichte 5 van elkaar aanbrengen van de eindflenzen 6, 7 worden deze (tijdelijk) ten opzichte van elkaar vastgelegd zoals door nieten, bouten of lassen.

Indien de schaaldelen verhoudingsgewijs groot zijn, zoals bij silo’s het geval zal zijn, zijn deze niet eenvoudig te hanteren. Echter is het van groot belang dat de eindflenzen nauwkeurig ten opzichte van elkaar geplaatst worden. Omdat bovendien 10 dergelijke silo’s in het algemeen ter plaatse vervaardigd worden omdat deze te groot zijn om getransporteerd te worden, zullen de omstandigheden voor de productie daarvan niet altijd even gunstig zijn. In de praktijk werden in de stand der techniek een groot aantal ondersteunende werklieden ingehuurd om voor de juiste onderlinge positionering te zorgen. Die onderlinge positionering bestaat niet alleen uit de relatieve 15 positie van de eindflenzen in “horizontale” richting maar eveneens het tegen elkaar klemmen van de eindflenzen om in de onderlinge verbinding te voorzien.

Met de onderhavige uitvinding wordt het handmatig richten van de schaaldelen 4 en 5 (grotendeels) overbodig gemaakt en kan een en ander mechanisch verwezenlijkt worden met behulp van inrichting 1.

20 Inrichting 1 bestaat uit een U-vormig frame 11 waarbij binnen de U een opening 14 begrensd wordt. Frame 11 is zoals uit fig. 4 blijkt in een voorkeursuitvoering opgebouwd uit twee op afstand liggende platen 12 en 13 waartussen de verschillende hierna te beschrijven onderdelen opgenomen zijn.

Een “been” van de U is voorzien van een eerste steunrol 15 en een tweede 25 steunrol 16. Elke steunrol is draaibaar aandrijfbaar met behulp van steeds een motor 17 en de onderlinge positionering van de steunrol ten opzichte van het frame kan in de richting van grenslijn 9 gesteld worden met behulp van steeds een vijzel 18. De vijzels en motoren worden door een sturing 24 gestuurd.

Het andere “been” van het frame is voorzien van een eerste klemrol 25 en een 30 tweede klemrol 26. Elke klemrol wordt via een overbrenging draaiend aangedreven door een motor 27. Klemrol 25 is (zoals gezien in de tekening) horizontaal, dat wil zeggen in de richting van de grenslijn 9, verplaatsbaar met behulp van vijzel 28.

6

Klemrol 26 is verticaal verplaatsbaar met behulp van vijzel 29. Ook hier worden vijzels en motoren met behulp van sturing 24 aangestuurd.

Behalve inrichting 1 is een hulp inrichting 31 aanwezig. Deze is voorzien van verscheidene positioneerrollen en dient voor het ondersteunen van schaaldelen 4.

5 De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt:

Voorzien wordt in het bovenste deel van de silo bestaande uit het dak 3 en de twee cilinderringen opgebouwd uit respectievelijk schaaldelen 4 en 5. De silo wordt bijvoorbeeld opgehangen aan het dak met behulp van een op de bouwplaats aanwezige kraan. De gebruikte strop is met 35 aangegeven. Vervolgens wordt een volgende 10 cilinderring bestaande uit een aantal met elkaar verbonden schaaldelen 4 onder de cilinderring bestaande uit schaaldelen 5 geplaatst. Dit gebeurt met behulp van inrichting 1 en hulpinrichting 31. Daarbij zijn hulpinrichting 31 en inrichting 1 zo ten opzichte van het bovenliggende deel van de silo geplaatst dat uitsluitend ter plaatse van inrichting 1 contact tussen de eindflenzen 6 van schaaldeel 4 en eindflens 7 van 15 schaaldeel 5 plaatsvindt. Na het op de hierna te beschrijven wijze tegen elkaar drukken van deze eindflenzen 6 en 7 wordt de onderlinge positie daarvan direct vastgelegd bijvoorbeeld met behulp van nieten. Door roteren van zowel het reeds vervaardigde deel van de silo als de daaronder liggende cilinderring 4 wordt cilinderring 4 via de eindflens 6 verbonden met de eindflens 7 van de bovenliggende cilinderring 5. 20 Begrepen zal worden dat vooraf de verschillende schaaldelen 4 volgens de verticale lijn 19 met elkaar verbonden zijn. Deze verbinding kan eveneens via bij de verticale lijn 19 aanwezige eindflenzen plaatsvinden.

Volgens de onderhavige uitvinding worden de te verbinden schaaldelen 4 en 5 opgenomen binnen de opening 14 van het U-vormige frame 11. Vanaf de binnenzijde 25 van de te vervaardigen silo worden de schaaldelen 4 en 5 met behulp van de steunrollen 15 en 16 ondersteund. Omdat eventuele diameterverschillen tussen de cilinderring gevormd door de schaaldelen 5 en de cilinderring gevormd door de schaaldelen 4 aanwezig kunnen zijn, kunnen de steunrollen 15 en 16 zich in een verschillende horizontale positie bevinden. Dat wil zeggen in een situatie zoals getoond in fïg. 3 kan, 30 indien de ring bestaande uit schaaldelen 5 een kleinere diameter heeft dan de ring bestaande uit schaaldelen 4, door het verder naar links bewegen van de eerste steunrol 15 deze kleinere diameter gelijkmatig verdeeld worden over de eindflenzen zodat een gelijkmatig cilindrisch deel ontstaat.

7

Vanaf de andere zijde, dat wil zeggen in het getoonde voorbeeld de buitenzijde, worden de eindflenzen via de schaaldelen 4 en 5 zowel tegen de eerste steunrol 15 als tweede steunrol 16 gedrukt als tegen elkaar gedrukt.

Dit wordt verwezenlijkt door de aanwezigheid van de eerste en tweede klemrol 5 25 en 26. Deze staan onder een hoek ten opzichte van elkaar. Daardoor kan zowel een aandrukkracht tegen de steunrollen 15 en 16 verwezenlijkt worden als tegen elkaar drukken van de eindflenzen, zodat, zodra de juiste positie bereikt is, deze eindflenzen onderling vastgelegd kunnen worden.

In fig. 3 is de kracht die op de eerste klemrol 25 werkt in componenten 10 ontbonden. Deze kracht die met pijl 20 is aangegeven kan ontbonden worden in een horizontale component 22 en een verticale component 21. De tweede klemrol zal in het algemeen een afwijkend horizontale component 22 in dezelfde richting hebben en de verticale component daarvan zal tegengesteld gericht zijn aan component 21. Door het op passende wijze aansturen van de verschillende vijzels 18, 28 en 29 is het mogelijk 15 de juiste positie van de eindflenzen nauwkeurig vast te leggen. Indien vooraf blijkt dat diameterverschillen bestaan tussen de ringdelen opgebouwd uit de schaaldelen 4 resp. 5 kan de gewenste onderlinge positie bepaald worden en onder andere met behulp van aanslag 30 voor de horizontale verplaatsing van de eerste klemrol beperkt worden. Uit de tekening blijkt dat de tweede klemrol met behulp van vijzel 29 verticaal verplaatst 20 wordt.

Met behulp van deze constructie is het mogelijk na juiste instelling op eenvoudige wijze onderlinge positionering van de einddelen ter plaatse van het vastleggen van de onderlinge positie daarvan te realiseren.

Nadat op bovenstaande wijze de ring bestaande uit de schaaldelen 4 verbonden is 25 met de ring bestaande uit de schaaldelen 5 kan door heffen een volgende ring met de schaaldelen 4 verbonden worden.

Bovendien is het mogelijk nadat op deze wijze de silo verkregen is in verdere afdichting tussen de eindflenzen te voorzien. Dit kan bijvoorbeeld door lassen gebeuren en daarbij kan het van voordeel zijn de silo te kantelen.

30 Begrepen zal worden na het bovenstaande dat vele varianten mogelijk zijn. Zo is het mogelijk in plaats van een enkele steunrol 15 respectievelijk 16 steeds twee steunrollen (dat wil zeggen totaal vier steunrollen) aan een zijde van het betreffende 8 schaaldeel te gebruiken en de tegenoverliggende zijde in het midden daarvan daartussen aan te grijpen met behulp van de eerste respectievelijk tweede klemrol.

Bovendien zijn verdere varianten denkbaar die liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies. Bovendien worden uitdrukkelijk rechten gevraagd voor varianten 5 zoals beschreven in de volgconclusies onafhankelijk van de onafhankelijke conclusies.

Claims

1. Inrichting (1) voor het onderling positioneren van twee schaaldelen (4, 5), die via eindflenzen (6, 7) op elkaar afsteunen, welke inrichting omvat een frame (11) met 5 een opening (14) uitgevoerd voor het ontvangen van twee schaaldelen (4, 5) met eindflenzen (6, 7), waarbij aan een zijde van die opening aan dat frame een steunorgaan (15, 16) voor schaaldelen is aangebracht en aan de andere zijde van die opening ter hoogte van dat steunorgaan twee aan elkaar grenzende klemorganen (25, 26) zijn aangebracht, waarbij een van die organen (15, 16, 25, 10 26) verplaatsbaar ten opzichte van dat frame is aangebracht, elk van die klemorganen een aangrijpeinde heeft voor het aangrijpen van een eindflens van een schaaldeel, waarbij die klemorganen (25, 26) zodanig onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat bij verplaatsing van dat orgaan (15, 16, 25, 26) ten opzichte van dat frame (11) elk klemorgaan (25, 26) een kracht op dat 15 steunorgaan (15, 16) uitoefent met een eerste component (22) gericht volgens de grenslijn (9) van die klemorganen (25, 26) naar dat steunorgaan (15, 16) en een tweede component (21) loodrecht daarop, waarbij die tweede componenten tegengesteld naar elkaar toe gericht zijn voor het tegen elkaar plaatsen van de eindflenzen van schaaldelen. 20

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat orgaan (15, 16; 25,26) een rolorgaan omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij dat rolorgaan van een rotatiemotor (17, 25 27) is voorzien.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat steunorgaan (15, 16) in de richting van die grenslijn (9) verplaatsbaar ten opzichte van het frame is aangebracht. 30

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat steunorgaan (2) boven elkaar geplaatste steunrollen (15, 16) omvat.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een van die klemorganen (25) in de richting van die grenslijn (9) ten opzichte van het frame verplaatsbaar is aangebracht.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een van die klemorganen (26) in de richting loodrecht op die grenslijn (9) ten opzichte van dat frame verplaatsbaar is aangebracht.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat frame een

9. Samenstel omvattende een inrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, alsmede een hulpinrichting (31) voor het op een verdere plaats ondersteunen van schaaldelen. 15

10. Werkwijze voor het ten opzichte van elkaar positioneren van de eindflenzen (6, 7) van twee aangrenzende schaaldelen (4, 5), omvattende het aan de zijde weg van die eindflenzen ondersteunen van die schaaldelen met een steunorgaan (15, 16), dat een kracht in de richting van de grenslijn (9) tussen die schaaldelen 20 opneemt in een frame (11), waarbij een tegenovergestelde kracht in dat frame (11) gebracht wordt door twee aan de zijde van die eindflenzen (6, 7) op dat frame (11) aangebrachte onderling onder een hoek staande klemorganen (25, 26), welke klemorganen elk een tegengesteld gerichte aandrukkracht (21) op die eindflenzen uitoefenen. 25

10 U-frame omvat.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij dat orgaan een rolorgaan (15, 16; 25, 26) omvat en draaiend aangedreven wordt.

12. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die schaaldelen 30 cilinderdelen omvatten met zich loodrecht op de cilinderwand uitstrekkende eindflenzen.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij bij het positioneren de onderlinge positie van de eindflenzen (6, 7) vastgelegd wordt door verbinding daarvan.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij na het verbinden van die eindflenzen de 5 schaaldelen ten opzichte van elkaar afgedicht worden.

15. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die schaaldelen verder ondersteund worden, zodanig dat die eindflenzen (6, 7) uitsluitend bij die organen tegen elkaar geplaatst worden.