NL2002381C2 - Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een hengsel aan een houder met een plantaardig materiaal en houder voorzien van een hengsel. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN HENGSEL AAN EEN HOUDER MET EEN PLANTAARDIG MATERIAAL EN HOUDER VOORZIEN VAN EEN HENGSEL

De uitvinding betreft een inrichting voor het koppelen van een strook van een buigzaam stijf kunststof materiaal met een houder, in het bijzonder een van een plantaardig materiaal voorziene kunststof houder, omvattend een 5 transportband voor het aanvoeren van een houder voorafgaand aan het koppelen van een strook met die houder, en koppelmiddelen voor het aan ten minste een van zijn uiteinden koppelen van de strook met de door de transportband aangevoerde houder.

10 Onder houder wordt tenminste begrepen iedere houder die geschikt is voor het daarin houden van plantaardig materiaal, zoals een ronde, rechthoekige of anders gevormde bloempot, die bijvoorbeeld bekend zijn onder de namen pot, bak, clayette of quick tray. Onder plantaardig materiaal wordt 15 hier verstaan iedere plant die in een pot of bak kan worden gehouden, of elk materiaal dat in een pot of bak kan worden opgekweekt, bijvoorbeeld een zaadje, een bol, een stekje, een zaailing, een mycelium of een wortelstelsel of een deel daarvan.

20 Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 1031915 is een machine bekend voor het aanbrengen van een hengsel aan een met planten gevulde pot. Deze machine omvat een carrousel en een transportband met een aanvoergedeelte voor het aanvoeren van potten zonder hengsel naar het carrousel en het afvoeren 25 van potten die van een hengsel zijn voorzien vanaf het carrousel, waarbij de potten op het stapsgewijze roterende carrousel door lijmen, nieten of op mechanische wijze worden voorzien van een hengsel.

Aan het op de bekende wijze koppelen van een strook met 30 een met een plant gevulde pot kleeft een aantal bezwaren. Om een strook, en in het bijzonder een hengsel met voldoende hechtingskracht aan een pot te kunnen lijmen moeten de 2 condities waarin de benodigde handelingen worden verricht, zoals lijmtemperatuur en rotatiesnelheid van het carrousel, binnen nauwe grenzen worden gehouden. Het nieten van een hengsel vereist de simultane toegang van twee niet-tangen aan 5 tegenoverliggende randen van een pot. Het op mechanische wijze koppelen van een hengsel, bijvoorbeeld door het insteken van een strook met daartoe geschikte uiteinden in corresponderende sleuven in een pot, is alleen mogelijk bij speciaal daartoe gefabriceerde potten.

10 Uit het Amerikaanse octrooi nr. 5,931,324 is bekend een door extrusie-blazen vervaardigde houder en een afzonderlijk door spuitgieten vervaardigde handgreep, die door ultrasoon lassen aan elkaar zijn gekoppeld. Om een ultrasone las te kunnen aanbrengen zijn de handgreep en de houder voorzien van 15 corresponderende lasvlakken, en zijn op de handgreep een of meer zogeheten energierichters gevormd, bestaande uit langwerpige stroken van het materiaal van de handgreep. Bij het ultrasoon lassen smelten deze energierichters, waarbij het materiaal ervan vervloeit met dat van de houder, waarbij 20 de las tot stand komt. Deze werkwijze is ongeschikt voor het koppelen van een strook met een met een plant gevulde pot.

Het is een doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen met behulp waarvan het op snelle, betrouwbare en kostenbesparende wijze mogelijk is een strook van een 25 kunststof materiaal te bevestigen aan een kunststof houder, die gevuld is met bijvoorbeeld potgrond en een daarin gekweekte plant.

Een dergelijke inrichting dient geschikt te zijn voor het koppelen van een strook aan één van zijn uiteinden, of 30 aan beide uiteinden. In het eerste geval dient een dergelijke strook bijvoorbeeld als drager van product- of prijsinformatie, in het tweede geval als hengsel.

Zowel bij het aankoppelen van een strook aan één uiteinde als aan twee uiteinden dient de strook binnen zeer 35 korte tijd en met grote hechtingskracht aangebracht te kunnen worden.

Deze doelen worden bereikt, en andere voordelen worden 3 behaald, met een inrichting volgens conclusie 1.

Ultrasoon lassen biedt het voordeel boven lijmen dat er tussen de te koppelen delen van strook en houder geen lijm aangebracht hoeft te worden, en temperatuur en 5 uithardingstijd niet van belang zijn.

Gevonden is dat het met een inrichting volgens de uitvinding mogelijk is binnen een tijdsduur van 0,3 tot 0,5 seconden een met een plant gevulde houder te voorzien van een strook of een hengsel dat star en met ruimschoots voldoende 10 hechtingskracht aan de houder is gekoppeld.

De verplaatsbaarheid van de sonotrode langs een lineair traject in combinatie met de verplaatsbaarheid van het aambeeld in een verticaal vlak maakt het mogelijk het uiteinde van een te koppelen strook te fixeren op de rand van 15 een houder door het strookeinde en de rand in te klemmen tussen sonotrode en aambeeld, onmiddellijk voorafgaand aan het lassen.

In een praktisch voordelige uitvoeringsvorm zijn de koppelmiddelen ingericht voor het aan zijn uiteinden star 20 koppelen van een langwerpige strook van een buigzaam stijf kunststof materiaal met een door de transportband aangevoerde houder aan overstaande plaatsen aan de rand van die houder, ter vervaardiging van een hengsel.

De koppelmiddelen zijn in deze uitvoeringsvorm bij 25 voorkeur in tweevoud uitgevoerd, en zijn bijvoorbeeld op symmetrische wijze geplaatst aan overstaande zijden van de transportband.

Een inrichting volgens de uitvinding omvat bij voorkeur fixeermiddelen voor het tijdens het koppelen van de strook 30 met de houder losbaar fixeren van de houder op de transportband.

Deze fixeermiddelen hebben tot doel de houder ten opzichte van de koppelmiddelen tijdens het lassen te fixeren, opdat houder en strook tijdens het lassen niet kunnen 35 verschuiven, en een aangebrachte lasverbinding gedurende een uiterst korte tijd in gefixeerde toestand kan afkoelen.

De fixeermiddelen zijn in een uitvoeringsvorm waarbij de 4 transportband zich horizontaal uitstrekt, verschaft door twee respectieve langs de zijden van de transportband geplaatste fixeerbanden van een elastisch compressibel materiaal die elk zijn geleid door ten minste twee geleidewielen, op zodanige 5 onderlinge afstand dat een door de transportband aangevoerde houder althans ten dele door de fixeerbanden wordt omsloten.

In een andere uitvoeringsvorm zijn de fixeermiddelen verschaft door ten minste een paar samenwerkende om de houder klembare klemorganen, die bijvoorbeeld zijn gekoppeld met 10 twee respectieve langs de zijden van de transportband geplaatste kettingtransporteurs die elk zijn geleid door ten minste twee in een vlak evenwijdig aan het vlak van de transportband geplaatste geleidewielen.

Een koppelinrichting volgens de uitvinding omvat bij 15 voorkeur ten minste een strookmagazijn voor te koppelen stroken, dat bij meer voorkeur boven de transportband is geplaatst, waarbij de te koppelen stroken zich in dwarsrichting boven de transportband uitstrekken, en manipulatormiddelen zijn verschaft voor het verplaatsen van 20 telkens één strook uit het strookmagazijn naar een door de transportband aangevoerde houder en het houden van de strook aan ten minste een van zijn uiteinden op een wand van de houder, voorafgaand aan het koppelen van de strook met de houder.

25 In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm bevat een dergelijke inrichting twee strookmagazijnen die elk boven de transportband zijn geplaatst, waarbij de te koppelen stroken zich in dwarsrichting boven de transportband uitstrekken, en manipulatormiddelen zijn verschaft voor het verplaatsen van 30 telkens één strook uit een strookmagazijn naar een door de transportband aangevoerde houder en het houden van de strook aan ten minste een van zijn uiteinden op een buitenwand van de houder, voorafgaand aan het koppelen van de strook met de houder, waarbij de manipulatormiddelen van de beide 35 strookmagazijnen op zodanige wijze samenwerken dat op een moment dat een eerste strook aan ten minste een van zijn uiteinden op een buitenwand van een eerste houder wordt 5 gehouden door de manipulatormiddelen van het eerste magazijn, een tweede strook in het tweede magazijn door de manipulatormiddelen van dat tweede magazijn wordt aangegrepen voorafgaand aan het verplaatsen van die tweede strook naar 5 een tweede houder.

Teneinde te voorkomen dat plantendelen in een aangevoerd houder tijdens het transport op de transportband en het koppelen van een strook met een houder beschadigd raken, omvat een inrichting volgens de uitvinding in een praktisch 10 voordelige uitvoeringsvorm een paar zich langs en evenwijdig aan de transportband uitstrekkende geleide-elementen voor het geleiden van uit een houder uitstekende delen, in het bijzonder van plantendelen.

De uitvinding betreft voorts een werkwijze voor het 15 koppelen van een strook van een buigzaam stijf kunststof materiaal met een houder, in het bijzonder een kunststof plantenhouder volgens conclusie 11.

Bij deze werkwijze wordt de houder bij voorkeur tijdens het volgens de stap (ii) koppelen van de strook met de houder 20 losbaar op de transportband gefixeerd.

De uitvinding betreft voorts een houder, in het bijzonder een van een plantaardig materiaal voorziene kunststof houder, voorzien van een daaraan volgens de hierboven beschreven werkwijze gekoppelde strook van een 25 buigzaam stijf kunststof materiaal.

De uitvinding betreft voorts een houder, in het bijzonder een van plantaardig materiaal voorziene kunststof houder, voorzien van een daaraan volgens een werkwijze voor ultrasoon lassen gekoppelde strook of een hengsel van een 30 buigzaam stijf kunststof materiaal.

De uitvinding zal in het volgende worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de tekeningen.

In de tekeningen tonen 35 Fig. 1 in sterk vereenvoudigde perspectivische weergave een koppelinrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 in vereenvoudigd perspectivisch beeld een detail 6 van de in fig. 1 getoonde koppelinrichting, met een laskop, Fig. 3 in vereenvoudigd perspectivisch beeld een detail van de in fig. 1 getoonde koppelinrichting, met een strookmagazijn, en 5 Fig. 4 in perspectivisch beeld een pot volgens de uitvinding.

In de figuren worden overeenkomstige onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzingsgetallen.

Fig. 1 toont in een schematrsche weergave een 10 productie-opstelling 1 voor het voorzien van potten van een hengsel. De opstelling bestaat uit een horizontale transportband 2 voor het in de richting volgens pijl 3 aanvoeren van een met plantaardig materiaal gevulde bloempot (getoond in fig. 4) naar twee aan beide zijkanten van de 15 transportband opgestelde ultrasone lasstations, die elk een sonotrode 4 en een aambeeld 5 hebben.

Langs de zijden van de transportband 2 zijn respectieve kettingtransporteurs 6, 6' geplaatst, die elk zijn geleid door horizontaal geplaatste geleidewielen 7, en elk op 20 corresponderende plaatsen zijn gekoppeld met cirkelboogvormige klemschalen 8, 8'. De klemschalen 8, 8' zijn aan het naar de transportband 2 gerichte deel van de kettingtransporteurs 6, 6' naar elkaar toe gericht, en worden aan dat deel op zodanige wijze voortbewogen in de 25 transportrichting 3 van de aanvoerband 2, dat een aangevoerde bloempot aan het begin van de kettingtransporteurs 6, 6' achtereenvolgens door de klemschalen 8, 8' wordt ingeklemd, naar de plaats van sonotrodes 4 wordt geleid, alwaar de kettingtransporteurs 6, 6' stil worden gezet voor het 30 aankoppelen van een strook of hengsel aan de bloempot.

Vervolgens worden de kettingtransporteurs 6, 6' weer gestart, onder het meevoeren in de klemschalen 8, 8' van een pot die is voorzien van een strook of een hengsel naar de uitgangszijde van de kettingtransporteurs 6, 6', alwaar de 35 klemschalen 8, 8' van elkaar wijken en de ingeklemde pot wordt gelost, die vervolgens door de transportband 2 wordt afgevoerd.

7

Boven de transportband 2 zijn twee strookmagazijnen 9, 10 geplaatst, waarin de te koppelen stroken 11 zich in dwarsrichting boven de transportband 2 uitstrekken. Tussen de strookmagazijnen 9, 10 is een in een verticaal vlak 5 kantelbaar juk 12 opgehangen. Aan elk van de uiteinden van het juk 12 is een paar robotarmen 13, 13', 14, 14' gekoppeld, die verplaatsbaar zijn in een verticaal vlak evenwijdig aan de transportrichting 3 van de transportband 2. Aan de uiteinden van de robotarmen 13, 13', 14, 14' zijn, 10 scharnierbaar om een as in het verlengde van die armen, grijpers 15, 15', 16 aangebracht, die zijn voorzien van respectieve zuignappen 17, 17', 18 voor het aanzuigen van telkens één strook uit het betreffende strookmagazijn 9, 10, respectievelijk het lossen van de strook op de daartoe 15 bestemde plaats. De werking van de robotarmen 13, 13', 14, 14', die worden aangedreven door samenwerkende pneumatische cilinders 19, 20, zal worden toegelicht bij de beschrijving van fig. 3.

Langs en evenwijdig aan de transportband 2 strekt zich 20 een paar stroken 21, 21' uit voor het geleiden en beschermen van plantendelen die uit de aangevoerde houders uitsteken.

De lengte van de opstelling is met behulp van in elkaar schuifbare horizontale delen 22, 23 instelbaar, terwijl de hoogte van onder meer het juk 12 met de robotarmen 13, 13', 25 14, 14' en de strookmagazinen 9, 10 instelbaar is langs respectieve verticale stangen 24, 25, 26.

Aan de ingangszijde van de kettingtransporteurs 6, 6' is een door een sensorschakeling geregelde, in dwarsrichting van de transportband 2 verplaatsbare schuif opgesteld (niet 30 getoond), waarmee de toegang van aangevoerde potten tot de paren van klemschalen 8, 8' wordt geregeld.

Fig. 2 toont een detail 27 van de opstelling 1 van fig. 1, met een deel van de transportband 2, waarlangs aan overstaande zijden op corresponderende plaatsen een 35 lasinrichting met sonotrode 4 en aambeeld 5, 5' is opgesteld. De sonotrodes 4 (waarvan er één zichtbaar is in de figuur), zijn langs een lineair traject, voorgesteld door pijl 32, 8 verplaatsbaar tussen een rustpositie, waarin de sonotrode 4 vrij is van een aan een pot te koppelen strook, (zoals weergegeven in de figuur) en een arbeidspositie, waarin de sonotrode 4 tegen de op de rand van een houder gehouden 5 strook drukt. De aambeelden 5, 5' zijn in een in de lengterichting 3 van de transportband 2 gericht verticaal vlak langs een cirkelboog, voorgesteld door pijl 28, verplaatsbaar tussen een rustpositie, waarin de aambeelden 5, 5' vrij zijn van de pot, en een arbeidspositie, waarrn de 10 aambeelden 5, 5' in het verlengde van genoemd lineair traject 32 tegen de binnenzijde van de rand van de pot rust. De aambeelden 5, 5' zijn met respectieve armen 29 gekoppeld met draaibare stangen 30, 30', die op bekende wijze zijn aangedreven door pneumatische cilinders 31, 31' . Aambeelden 15 5, 5' en sonotrodes 4 worden met behulp van op zich bekende stuurschakelingen als volgt gestuurd. Een bloempot wordt volgens de aanvoerrichting 3 door samenwerkende klemschalen 8 aangevoerd tot een punt juist tussen het paar samenwerkende sonotrodes 4, waarbij eventueel uit die pot stekende 20 plantendelen binnen het paar geleidestroken 21, 21' worden gehouden, en daarmee niet in de baan 28 van de respectieve aambeelden 5, 5' kunnen komen. De klemschalen met de aangevoerde pot worden op het genoemde punt stil gezet, waarna een strook voor een hengsel wordt aangevoerd en met 25 zijn te koppelen uiteinden tegen de rand van de pot wordt gehouden, waarna de aambeelden 5, 5' volgens de door de gebogen pijl 28 voorgestelde baan naar de binnenzijde van de rand van de pot worden gedraaid, de sonotrodes 4 volgens de pijl 27 tegen de strook en de door het aambeeld 5 gesteunde 30 potrand wordt gedrukt, waarna door de sonotrodes 4 een ultrasone puls wordt uitgezonden, als gevolg waarvan de strook en de potrand ter plaatse met elkaar versmelten en de strook aldus vast aan de pot wordt gekoppeld.

Fig. 3 toont een detail 32 van de opstelling 1 van 35 fig. 1, met de twee strookmagazijnen 9, 10, het kantelbare juk 12 en de robotarmen 13, 13', 14, 14'. De zuigerstangen 33, 34 van de pneumatische cilinders 19, 20 zijn 9 scharnierbaar gekoppeld met een krukarm 35, die vast is gekoppeld met een as 36 die draaibaar is over een hoek van 90°, voorgesteld door pijl 37. Het kantelbare juk 12 is vast met de as 36 gekoppeld, en is aldus eveneens draaibaar over 5 een hoek van 90°, tussen een eerste stand, waarin de robotarmen 13, 13' met de grijpers 15, 15'aan het ene uiteinde van het juk 12 zich juist boven een aangevoerde pot bevinden en de robotarmen 14, 14' met de grijpers 16, 16'aan het andere uiteinde van het juk 12 zich juist tegenover een 10 strookmagazijn 10 bevinden (zoals afgebeeld in de figuren 1 en 3), en een tweede stand, waarin de robotarmen 13, 13' met de grijpers 15, 15' aan het ene uiteinde van het juk 12 zich juist tegenover een strookmagazijn 9 bevinden en de robotarmen 14, 14' met de grijpers 16, 16' aan het andere 15 uiteinde van het juk 12 zich juist boven een aangevoerde pot bevinden. De robotarmen 13, 13'en 14, 14' zijn in de eerste, respectievelijk de tweede stand langs een lineair traject in verticale richting , voorgesteld door pijlen 38, verplaatsbaar, en in de tweede, respectievelijk de eerste 20 stand langs een lineair traject in horizontale richting verplaatsbaar. In de stand waarin de robotarmen 13, 13' (respectievelijk 14, 14') zich juist boven een aangevoerde pot bevinden, zijn de grijpers 15, 15' (respectievelijk 16, 16') in omtreksrichting om de robotarmen 13, 13' 25 (respectievelijk 14, 14') roteerbaar (voorgesteld door pijlen 46, 46'), om aldus een door de zuignappen 17, 17 (respectievelijk 18, 18') meegevoerde strook (niet getoond) over de randen van een aangevoerde pot te vouwen, juist voorafgaand aan het lassen van die strook.

30 De opstelling wordt gestuurd met behulp van op zich bekende pneumatiek en besturingsschakelingen (niet getoond), op zodanige wijze dat wanneer een pot is aangevoerd ter plaatse van de lasinrichting, het beweegbare juk 12 zich juist in zijn eerste of tweede stand bevindt, waarin de 35 grijpers aan het ene paar robotarmen zich met een strook om de randen van de pot vouwen en de strook aan de pot wordt gelast, en de grijpers aan het andere paar robotarmen juist 10 een strook uit het betreffende magazijn grijpen, waarna een volgende pot wordt aangevoerd, het juk kantelt en het proces zich herhaalt voor die volgende pot.

Fig. 4 toont een pot 39 volgens de uitvinding, die een 5 met aarde 40 gevulde bloempot 41 omvat waarin een plantje 42 is gekweekt. Op overstaande plaatsen 43 van de rand 44 van de bloempot 41 is een strook 11 van polypropeen vastgelast, waarbij het profiel van het gebruikte aambeeld, in casu een zigzagpatroon, ter plaatse is gereproduceerd. Aan de strook 10 11 is een verbreed deel 45 voor bijvoorbeeld het weergeven van productinformatie gevormd.

Claims (15)

1. Inrichting (1) voor het koppelen van een strook (11) van een buigzaam stijf kunststof materiaal met een houder (41), in het bijzonder een van een plantaardig materiaal (42) voorziene kunststof houder (41), omvattend 5 een transportband (2) voor het aanvoeren van een houder (41) voorafgaand aan het koppelen van een strook (11) met die houder, en koppelmiddelen (4, 5) voor het aan ten minste een van zijn uiteinden koppelen van de strook (11) met de door de 10 transportband (2) aangevoerde houder (41), welke koppelmiddelen ten minste een ultrasone lasinrichting (4, 5) omvatten voor het ultrasoon lassen van ten minste een uiteinde van de strook (11) aan de houder (41), waarbij de ultrasone lasinrichting tenminste een sonotrode (4) en een 15 aambeeld (5, 5') omvat, met het kenmerk, dat de sonotrode (4) in dwarsrichting van de transportband (2) langs een lineair traject (32) verplaatsbaar is tussen een rustpositie waarin de sonotrode (4) vrij is van de strook (11), en een arbeidspositie waarin de sonotrode (4) tegen de op de rand 20 (44) van een houder (41) gehouden strook (11) drukt, en het aambeeld (5, 5') in een in lengterichting van de transportband (2) gericht verticaal vlak verplaatsbaar is tussen een rustpositie waarin het aambeeld (5, 5') vrij is van de houder, en een arbeidspositie waarin het aambeeld (5, 25 5') in het verlengde van genoemd lineair traject (32) tegen de binnenzijde van de rand (44) van de houder (41) rust.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen (4, 5) zijn ingericht voor het aan zijn uiteinden star koppelen van een langwerpige strook (11) van 30 een buigzaam stijf kunststof materiaal met een door de transportband (2) aangevoerde houder (41) aan overstaande plaatsen aan de rand (44) van die houder (41), ter vervaardiging van een hengsel.

3. Inrichting (1) volgens een der conclusies 1-2, met het kenmerk, dat deze fixeermiddelen (8) omvat voor het tijdens het koppelen van de strook (11) met de houder (41) losbaar fixeren van de houder (41) op de transportband (2).

4. Inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, 5 dat de fixeermiddelen zijn verschaft door twee respectieve langs de zijden van de transportband geplaatste fixeerbanden van een elastisch compressibel materiaal die elk zijn geleid door ten minste twee in een vlak evenwijdig aan het vlak van de transportband (2) geplaatste geleidewielen, op zodanige 10 onderlinge afstand dat een door de transportband aangevoerde houder althans ten dele door de fixeerbanden wordt omsloten.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de fixeermiddelen (8) zijn verschaft door ten minste een paar samenwerkende om de houder klembare klemorganen (8, 8')·

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de samenwerkende klemorganen (8, 8') zijn gekoppeld met twee respectieve langs de zijden van de transportband (2) geplaatste kettingtransporteurs (6, 6') die elk zijn geleid door ten minste twee in een vlak evenwijdig aan het vlak van 20 de transportband (2) geplaatste geleidewielen (7).

7. Inrichting (1) volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat deze ten minste een strookmagazijn (9, 10) voor te koppelen stroken (11) omvat.

8. Inrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, 25 dat het strookmagazijn (9, 10) boven de transportband (2) is geplaatst, waarbij de te koppelen stroken (11) zich in dwarsrichting boven de transportband (2) uitstrekken, en manipulatormiddelen (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18) zijn verschaft voor het verplaatsen van telkens één strook (11) 30 uit het strookmagazijn (9, 10) naar een door de transportband 2. aangevoerde houder (11) en het houden van de strook (11) aan ten minste een van zijn uiteinden op een wand van de houder (41), voorafgaand aan het koppelen van de strook (11) met de houder (41).

9. Inrichting (1) volgens een der conclusie 7-8, met het kenmerk, dat deze twee strookmagazijnen (9, 10) omvat die elk boven de transportband (2) zijn geplaatst, waarbij de te koppelen stroken (11) zich in dwarsrichting boven de transportband (2) uitstrekken, en manipulatormiddelen (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18) zijn verschaft voor het verplaatsen van telkens één strook (11) uit een strookmagazijn (9, 10) 5 naar een door de transportband (2) aangevoerde houder (11) en het houden van de strook (11) aan ten minste een van zijn uiteinden op een wand van de houder (41), voorafgaand aan het koppelen van de strook (11) met de houder (41), waarbij de manipulatormiddelen (12, 13, 14, 15, 16, 17, 18) van de beide 10 strookmagazijnen (9, 10) op zodanige wijze samenwerken dat op een moment dat een eerste strook (11) aan ten minste een van zijn uiteinden op een wand van een eerste houder (41) wordt gehouden door de manipulatormiddelen (12, 13, 15, 17) van het eerste magazijn (9), en een tweede strook (11) in het tweede 15 magazijn (10) door de manipulatormiddelen (12, 14, 16, 18) van dat tweede magazijn (10) wordt aangegrepen voorafgaand aan het verplaatsen van die tweede strook (11) naar een tweede houder (41) .

10. Inrichting (1) volgens een der conclusies 1-9, met 20 het kenmerk, dat deze een paar zich langs en evenwijdig aan de transportband (2) uitstrekkende geleide-elementen (21, 21. omvat voor het geleiden van uit een houder (41) uitstekende delen, in het bijzonder van plantendelen (42).

11. Werkwijze voor het voor het koppelen van een strook 25 (11) van een buigzaam stijf kunststof materiaal met een houder (41), in het bijzonder een kunststof plantenhouder, omvattend de stappen van (i) het op een horizontale transportband (2) aanvoeren van een houder (41) voorafgaand aan het koppelen van een 30 strook (2) met die houder (41), en (ii) het met behulp van koppelmiddelen (4, 4'5, 5') voor het aan ten minste een van zijn uiteinden koppelen van de strook met de door de transportband (2) aangevoerde houder (41), met het kenmerk, dat deze wordt uitgevoerd met behulp 35 van een inrichting volgens een der conclusies 1-10.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de houder (41) tijdens het volgens de stap (ii) koppelen van de strook (11) met die houder (41) losbaar op de transportband (2) gefixeerd wordt.

13. Houder (41), in het bijzonder een van een plantaardig materiaal (42) voorziene kunststof houder (41), 5 voorzien van een daaraan volgens een werkwijze volgens een der conclusies 11-12 gekoppelde strook (11) van een buigzaam stijf kunststof materiaal.

14. Van een plantaardig materiaal (42) voorziene kunststof houder (41), voorzien van een daaraan volgens een 10 werkwijze voor ultrasoon lassen gekoppelde strook (11) van een buigzaam stijf kunststof materiaal.

15. Van een plantaardig materiaal (42) voorziene kunststof houder (41), voorzien van een daaraan volgens een werkwijze voor ultrasoon lassen gekoppeld hengsel (11) van 15 een buigzaam stijf kunststof materiaal.