NL2002367C2 - Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon. - Google Patents

Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon. Download PDF

Info

Publication number
NL2002367C2
NL2002367C2 NL2002367A NL2002367A NL2002367C2 NL 2002367 C2 NL2002367 C2 NL 2002367C2 NL 2002367 A NL2002367 A NL 2002367A NL 2002367 A NL2002367 A NL 2002367A NL 2002367 C2 NL2002367 C2 NL 2002367C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
main channel
series
length
air
channel
Prior art date
Application number
NL2002367A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Josephus Liebergen
Roy Campe
Arthur Everardus Officier
Original Assignee
Surgical Company Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL2002367A priority Critical patent/NL2002367C2/nl
Application filed by Surgical Company Holding B V filed Critical Surgical Company Holding B V
Priority to PT97753628T priority patent/PT2370032T/pt
Priority to EP09775362.8A priority patent/EP2370032B1/en
Priority to CN200980152039.2A priority patent/CN102264320B/zh
Priority to JP2011542034A priority patent/JP5584229B2/ja
Priority to ES09775362T priority patent/ES2788004T3/es
Priority to BRPI0918364D priority patent/BRPI0918364A2/pt
Priority to DK09775362.8T priority patent/DK2370032T3/da
Priority to PCT/NL2009/050798 priority patent/WO2010080024A1/en
Priority to BRPI0918364A priority patent/BRPI0918364B1/pt
Application granted granted Critical
Publication of NL2002367C2 publication Critical patent/NL2002367C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F7/00Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body
    • A61F7/0097Blankets with active heating or cooling sources
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F7/00Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F7/00Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body
    • A61F2007/0059Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body with an open fluid circuit
    • A61F2007/006Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body with an open fluid circuit of gas
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F7/00Heating or cooling appliances for medical or therapeutic treatment of the human body
    • A61F7/02Compresses or poultices for effecting heating or cooling
    • A61F2007/0282Compresses or poultices for effecting heating or cooling for particular medical treatments or effects
    • A61F2007/0288Compresses or poultices for effecting heating or cooling for particular medical treatments or effects during operations

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Invalid Beds And Related Equipment (AREA)

Description

Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toedienen van 5 lucht, in het bijzonder warme lucht, aan een persoon, waarbij de inrichting een naar de persoon te keren, lucht doorlatend binnenste vel en een van de persoon af te keren, voor lucht impermeabel buitenste vel omvat; waarbij het binnenste vel en het buitenste vel onderling luchtdicht verbonden zijn door een omtrekslas die tezamen met het binnenste en buitenste vel een luchtkamer definieert; waarbij de inrichting is voorzien van 10 tenminste een aansluiting voor het inblazen van lucht; waarbij het binnenste vel en het buitenste vel, in de luchtkamer, door een veelheid lassen zodanig onderling verbonden zijn dat de inrichting bij inblazen van lucht via de aansluiting eenplaatachtige gedaante met een veelheid onderling verbonden luchtkanalen aanneemt; waarbij de veelheid kanalen een hoofdkanaal en een of meer nevenkanalen omvat; waarbij het hoofdkanaal 15 een inlaateind en een uitlaateind heeft; en waarbij de aansluiting uitmondt bij een inlaateind van het hoofdkanaal,
Een dergelijke inrichting is bekend. The Surgical Company brengt dergelijke inrichtingen op de markt onder de naam ‘mistral-air’®. Voorts worden dergelijke 20 inrichtingen op de markt gebracht door meerdere firma’s, waaronder de firma’s Arizant en Mallinckrodt.
Dcrgclijkc inrichtingen zijn opgebouwd uit twee vellen, een binnenste vel dat bij gebruik naar de persoon is gekeerd en een buitenste vel dat bij gebruik van de persoon 25 af gekeerd is. Het buitenste vel is voor lucht ondoorlaatbaar en het binnenste vel is voor lucht doorlaatbaar. Deze doorlaatbaarheid is, ook overeenkomstig de onderhavige uitvinding, te realiseren op uiteenlopende manieren, zoals middels een luchtdicht vel dat van gelijkmatig verdeeld of volgens een specifiek patroon onregelmatig verdeelde perforaties is voorzien, middels een uit zichzelf poreus vel of anderszins. Deze vellen 30 zijn langs omtrekslas onderling verbonden om daartussen een luchtkamer te begrenzen. Voorts is een aansluiting voorzien voor het inblazen van lucht. Bij bepaalde uitvoeringen zijn twee of meer van deze aansluitingen voorzien om, afhankelijk van de toepassing de ene of de andere aansluiting te gebruiken. De aansluitingen vormen 2 daarom doorgaans, met voorkeur ook bij de onderhavige uitvinding, aansluitingen die voorafgaand aan gebruik gesloten zijn en bij gebruik te openen zijn, bijvoorbeeld door een afsluitend vlies te verwijderen. Aldus zullen de niet gebruikte aansluitingen geen plaats van lek vormen. Zoals bekend en ook overeenkomstig de uitvinding kunnen de 5 aansluitingen op verschillende wijze zijn voorzien met betrekking tot de richting van inblazen van de lucht, zoals in wezen dwars op de uitstrekkingsrichting van de vellen, schuin ten opzichte van de uitstrekkingsrichting van de vellen of parallel aan de uitstrekkingsrichting van de vellen.
10 Bij gebruik, wordt tussen de vellen via de (gebruikte) aansluiting warme lucht ingeblazen die dan via het binnenste vel naar buiten stroomt om de persoon op temperatuur te houden. Doorgaans vinden dergelijke inrichtingen toepassing voor en/of tijdens en/of na een operatieve ingreep. Ten gevolge van het inblazen zullen het binnenste en buitenste vel uit elkaar gaan. Wanneer het binnenste en buitenste vel in de 15 luchtkamer verder onderling niet verbonden zouden zijn, zou het opblazen resulteren in een ballonachtig bol lichaam. Een dergelijk bol lichaam is ongeschikt om aan de persoon op gelijkmatige wijze warme lucht toe te dienen. Om dit te bereiken is een meer plat, deken-/matras-vormig lichaam (of te wel plaatachtige gedaante) nodig. Dit realiseert men door het binnenste en buitenste vel middels een veelheid lassen 20 onderling te verbinden. Onder een las wordt hierbij verstaan een verbinding tussen het binnenste en buitenste vel die ter plaatse van deze verbinding de onderlinge afstand tussen het binnenste en buitenste vel op een maximum begrenst.
Een las zal, overeenkomstig de uitvinding, doorgaans een directe verbinding tussen het 25 binnenste en buitenste vel zijn (in welk geval de vellen ter plaatse tegen elkaar gehouden zullen worden), doch kan ook een indirecte verbinding via een tussenelement zijn. Een las kan, overeenkomstig de uitvinding voorts middels uiteenlopende verbindingstechnieken gerealiseerd worden, zoals middels een kleefmiddel of middels een smeltverbinding (Engelse term: heat seal).
Een probleem dat zich bij dergelijke, uit de stand der techniek bekende inrichtingen voordoet is dat de temperatuur van de uit de binnenste laag komende lucht tussen verschillende uitstroomlocaties grote verschillen vertoont. Temperatuursverschillen van 30 3 5 tot 8 °C tussen verschillende locaties komen regelmatig voor. Dit is ongewenst en heeft zijn oorzaak in een slechte verdeling van ingeblazen lucht over de luchtkamer.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel een verbeterde inrichting van het type volgens 5 de aanhef van conclusie 1 te verschaffen, welke enerzijds de verdeling van ingeblazen lucht over de luchtkamer verbeterd en anderzijds een correct opblazen tot een gewenste vorm verzekert.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een inrichting voor het 10 toedienen van warme lucht aan een persoon, waarbij de inrichting een naar de persoon te keren, lucht doorlatend binnenste vel en een van de persoon af te keren, voor lucht impermeabel buitenste vel omvat; waarbij het binnenste vel en het buitenste vel onderling luchtdicht verbonden zijn door een omtrekslas die tezamen met het binnenste en buitenste vel een luchtkamer 15 definieert; waarbij de inrichting is voorzien van tenminste een aansluiting voor het inblazen van lucht; waarbij het binnenste vel en het buitenste vel, in de luchtkamer, door een veelheid lassen zodanig onderling verbonden zijn dat de inrichting bij inblazen van lucht via de 20 aansluiting een plaatachtige gedaante met een veelheid onderling verbonden luchtkanalen aanneemt; waarbij de veelheid kanalen een hoofdkanaal en een of meer nevenkanalen omvat; waarbij het hoofdkanaal een inlaatcind en een uitlaatcind heeft; waarbij de aansluiting uitmondt bij een inlaateind van het hoofdkanaal; 25 welke inrichting overeenkomstig de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het hoofdkanaal, beschouwd bij het inlaateind en bij niet opgeblazen toestand, een hoofdkanaalbreedte heeft; doordat de veelheid lassen tenminste een eerste reeks van langwerpige, met eerste tussenruimtes in eikaars verlengde liggende eerste lasstroken omvat, welke eerste reeks 30 een zijde van het hoofdkanaal begrenst; doordat de lengte van elk van deze eerste tussenruimtes, beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens kleiner is dan de hoofdkanaalbreedte; 4 dat de lengte van elke eerste lasstrook uit de eerste reeks tenminste 15% van de hoofdkanaalbreedte bedraagt; en doordat de veelheid lassen een verdeellas omvat, die is aangebracht bij het uitlaateind in het verlengde van het hoofdkanaal.
5
De breedte van het hoofdkanaal, hoofdkanaalbreedte genoemd, wordt volgens de uitvinding gemeten bij het begin van het kanaal, de inlaat dus, en loodrecht op de bij de inlaat gelegen lasstrook.
10 De verdeellas is hierbij ingericht om een uit het hoofdkanaal komende luchtstroom in twee uiteen wijkende luchtstromen te verdelen. Aanvraagster is gebleken dat wanneer een inrichting van het type volgens de aanhef van conclusie 1 eenmaal is opgeblazen, de dan gevormde kanalen en nevenkanalen tijdens het verdere gebruik - zolang lucht ingeblazen blijft worden - behouden blijven (dus vormvast zijn). Bij het opblazen zal, 15 beschouwd dwars op de lengterichting van het hoofdkanaal/de nevenkanalen de afmeting van de inrichting volgens de aanhef van conclusie 1 afnemen ten gevolge van het bol gaan staan van de vellen ter plaatse van het hoo Idkanaal/dc nevenkanalen. Aanvraagster is hierbij gebleken dat zodra zich bij een inrichting van het type volgens de aanhef van conclusie 1 eenmaal een hoofdkanaal gevormd heeft, dat zich dan geen 20 verdere kanalen meer zullen vormen die daar dwars op staan en dat het dus mogelijk is om vooraf de (gewenste) richting van het hoofdkanaal en de nevenkanalen op te leggen (vormbetrouwbaarheid). Doordat de lengtes van de eerste tussenruimtes kleiner zijn dan dc hoofdkanaalbreedte en doordat tegelijkertijd dc lengte van elke eerste lasstrook uit de eerste reeks tenminste 15% van de hoofkanaalbreedte bedraagt (dus bij een 25 hoofdkanaalbreedte van bijvoorbeeld 180 mm zal de lengte van de eerste lasstrook tenminste 27 mm bedragen), wordt verzekerd dat bij in blazen van lucht het hoofdkanaal enerzijds als eerste is opgeblazen (vormbetrouwbaarheid) en anderzijds opgeblazen blijft (vormvastheid). De doorstroomdoorgang door het hoofdkanaal is groter dan die van de eerste tussenruimtes, hetgeen tezamen met de lengtes van de 30 eerste lasstroken uit de eerste reeks een vormbetrouwbaar en vormvast hoofdkanaal verzekert, zodat vanuit het hoofdkanaal de rest van de luchtkamer snel te voeden is, waarbij de eerste tussenruimtes zijdelings wegstromen van lucht vanuit het hoofdkanaal naar aangrenzende gedeeltes van de luchtkamer toelaten voor een snelle en 5 gelijkmatige verdeling van ingeblazen lucht over de luchtkamer, hetgeen een gelijkmatige temperatuur van de uit het binnenste vel langs de persoon stromende lucht tot gevolg heeft. De verdeellas die de uit het hoofdkanaal komende luchtstroom in twee uiteen wijkende luchtstromen verdeelt, zorgt ervoor dat de uit het hoofdkanaal 5 komende lucht efficiënt zijdelings weggeleid, hetgeen het snel bereiken van andere locaties in de luchtkamer bevordert alsook het stroomafwaarts van het uitlaateind opbouwen van druk waardoor een gelijkmatig over het oppervlak van het binnenste vel verdeeld naar buiten komen van lucht wordt bevorderd. Dit heeft een grote bijdrage aan het reduceren van temperatuurverschillen (van uit het binnenste vel stromende lucht) 10 tussen verschillende locaties van het binnenste vel.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, zijn aan de, in doorstroomrichting van het hoofdkanaal beschouwde, stroomafwaartse zijde van de verdeellas verdere lasstroken voorzien, en definiëren deze verdere lasstroken een of 15 meer verdere kanalen die zich uitstrekken naar het aan genoemde stroomafwaartse zijde van de verdeellas gelegen eind van de luchtkamer. Deze verdere kanalen bevorderen een efficiënt met lucht voeden van het stroomafwaarts van de verdeellas gelegen gedeelte van de luchtkamer, zodat ook hier de uit het binnenste vel tredende lucht een temperatuur heeft die niet of weinig afwijkt van de elders uit het binnenste vel tredende 20 lucht.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het van voordeel wanneer de afstand van dc verdeellas tot het uitlaateind van het hoofdkanaal 50% a 100% van dc diameter van het hoofdkanaal bij opgeblazen toestand bedraagt, waarbij die diameter 25 van het hoofdkanaal bij opgeblazen toestand is gedefinieerd als: 2 x Α/π, met A = de hoofdkanaalbreedte bij niet opgeblazen toestand.
Met voorkeur is de verdeellas hierbij in wezen in het verlengde van de langshartlijn van het hoofdkanaal voorzien. Aldus zal, aan het eind van het hoofdkanaal, de zijdelingse (ten opzichte van de hoofdrichting van het hoofdkanaal) doorgang voor doorlaten van 30 lucht in beide richtingen ongeveer even groot zijn en voor beide richtingen gesommeerd ongeveer even groot zijn als de dwarsdoorsnede van het hoofdkanaal.
6
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt de lengte van elke eerste lasstrook uit de eerste reeks tenminste 20% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand). Aldus wordt de vormvastheid en vormbetrouwbaarheid van het hoofdkanaal verder verzekerd.
5
Volgens weer een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt de lengte van elke eerste lasstrook uit de eerste reeks ten hoogste 70%, zoals ten hoogste 60% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand). Aldus wordt het op gelijkmatige wijze zijdelings vanuit het hoofdkanaal voeden van de luchtkamer verder verbeterd.
10
Volgens nog weer een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt de lengte van de eerste tussenruimte tussen de eerste lasstroken van de eerste reeks ten hoogste 80% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand) bedraagt, bij voorkeur ten hoogste 75% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand), met meer 15 voorkeur ten hoogste 70% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand). Aldus wordt in opgeblazen toestand de vormvastheid van het hoofdkanaal alsmede van de gehele inrichting verder verbeterd.
Volgens nog weer een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt de lengte 20 van de eerste tussenruimte tussen eerste lasstroken van de eerste reeks ten minste 50% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand), bij voorkeur ten minste 60% van de hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand). Aldus wordt een snel voeden van zijdelings van het hoofdkanaal gelegen gedeeltes van de luchtkamcr verzekerd.
25 Bij een uitvoeringsvorm waarbij de luchtkamer een langwerpige vorm heeft en waarbij de aansluiting bij een dwarszijde van de langwerpige vorm, in het midden daarvan is voorzien, is het volgens de uitvinding van verder voordeel wanneer het hoofdkanaal een recht kanaal is dat aan weerszijden is begrensd door een genoemde eerste reeks eerste lasstroken; en wanneer aan weerszijden van het hoofdkanaal en 30 evenwijdig aan het hoofdkanaal tenminste een eerste nevenkanaal verloopt. Aldus wordt een snel en efficiënt voeden van de luchtkamer vanuit het hoofdkanaal gerealiseerd. Voor een gelijkmatig voeden van beide zijden van het hoofdkanaal is het hierbij van voordeel wanneer de eerste lasstroken uit de eerste reeks telkens ongeveer 7 een zelfde lengte hebben en wanneer de eerste tussenruimtes telkens ongeveer een zelfde lengte hebben,
Het is bij deze uitvoering verder van voordeel wanneer de veelheid lassen, bij het 5 uitlaateind, in het verlengde van elke eerste reeks op afstand daarvan een eerste langwerpige verbindingslas heeft, welke eerste verbindingslassen, in doorstroomrichting van het hoofdkanaal beschouwd, onderling divergeren en een lengte hebben langer dan die van de eerste lasstroken uit de eerste reeks. Aldus wordt het snel en gelijkmatig voeden van het van de aansluiting afgekeerde dwarszijde van de 10 luchtkamer verbeterd.
Bij bredere luchtkamers is het bij deze uitvoeringsvorm van voordeel wanneer aan de van het hoofdkanaal afgekeerde zijde van elk eerste nevenkanaal een tweede nevenkanaal verloopt; wanneer de veelheid lassen aan elke zijde van het hoofdkanaal 15 een tweede reeks van langwerpige, met tweede tussenruimtes in eikaars verlengde liggende tweede lasstroken omvat, die de scheiding tussen het eerste en tweede nevenkanaal vormt; en wanneer de lengte van elk van deze tweede tussenruimtes, beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens groter is dan de lengte van de eerste tussenruimtes. Aldus wordt een efficiënt voeden van de tweede nevenkanalen vanuit de 20 eerste nevenkanalen gerealiseerd. Het is hierbij van verder voordeel wanneer, beschouwd bij niet opgeblazen toestand, de lengte van de tweede tussenruimtes, groter is dan 80%, in het bijzonder groter dan 90%, van de breedte van het eerste ncvcnkanaal, Aldus wordt bereikt dat lucht aangekomen in het eerste ncvcnkanaal voorkeur heeft om, naast uitstromen uit het binnenste vel vanuit het eerste nevenkanaal, 25 verder te stromen naar het tweede nevenkanaal. Voor bereiken en handhaving van de gewenste vorm van de opgeblazen luchtkamer is het hierbij van voordeel wanneer de lengte van elke tweede lasstrook uit de tweede reeks 30% a 70%, zoals 40% a 60%, van de lengte van de eerste lasstroken uit de eerste reeks bedraagt. Voor gelijkmatige verdeling van lucht over beide langszij den van de luchtkamer is het hierbij van 30 voordeel wanneer de tweede lasstroken uit de tweede reeks telkens ongeveer een zelfde lengte hebben; en wanneer de tweede tussenruimtes telkens ongeveer een zelfde lengte hebben. Het snel en gelijkmatig voeden van het van de aansluiting afgekeerde dwarszijde van de luchtkamer wordt hierbij verbeterd, wanneer de veelheid lassen, bij 8 het uitlaateind, in het verlengde van elke tweede reeks op afstand daarvan een langwerpige tweede verbindingslas heeft, welke tweede verbindingslassen, in doorstroomrichting van het hoofdkanaal beschouwd, onderling divergeren en een lengte hebben langer dan die van de eerste lasstroken uit de eerste reeks.
5
Voor een snelle verdeling van toegevoerde lucht bij het inlaateind van het hoofdkanaal, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de veelheid lassen, bij het inlaateind, in het verlengde van elke eerste, en indien aanwezig tweede, reeks een derde verbindingslas omvat, welke in het bijzonder puntvormig is. Het is hierbij van verder 10 voordeel wanneer de aansluiting buiten het hoofdkanaal, voor de inlaat daarvan is voorzien en zodanig is uitgevoerd is dat de toevoerrichting van de lucht dwars op het buitenste vel gericht is.
Volgens een andere uitvoeringsvorm, waarbij de luchtkamer een langwerpige vorm 15 heeft; en waarbij de aansluiting bij een langszijde van de langwerpige vorm is voorzien, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer het hoofdkanaal een gekromd kanaal is dat zich uitstrekt vanaf de aansluiting naar, beschouwd in breedte richting van de langwerpige luchtkamer, het midden van die luchtkamer; wanneer de eerste reeks de binnenbochtzijde van het hoofdkanaal begrenst; wanneer zich aan de buitenbochtzijde 20 van het hoofdkanaal een derde nevenkanaal uitstrekt dat in wezen recht is en in lengterichting van de langwerpige luchtkamer verloopt; wanneer de veelheid lassen een derde reeks van langwerpige, met derde tussenruimtes in eikaars verlengde liggende derde lasstroken omvat, welke derde reeks dc aan het hoofdkanaal grenzende zijde van het derde nevenkanaal begrenst; en wanneer de veelheid lassen een of meer 25 buitenbochtlasstroken omvat welke schuin naar de derde reeks gericht zijn om tezamen met een of meer, stroomafwaarts van de buitenbochtlasstroken gelegen derde lasstroken uit de derde reeks de buitenbocht van het hoofdkanaal te vormen. Deze andere uitvoeringsvorm is onder meer nodig wanneer aan het bovenlichaam van de persoon met een of beide armen in dwarsrichting van het lichaam van de persoon gestrekt lucht 30 toegevoerd dient te worden. De praktijk leert dat het daarbij gewenst is dat de aansluiting zich aan een langszijde bevindt. Door het hoofdkanaal gekromd vanaf de aansluiting naar het dwarsmidden van de luchtkamer te laten verlopen, met de binnenbochtzijde van het langsmidden van de luchtkamer afgekeerd en uitgevoerd als 9 eerste reeks, en een derde nevenkanaal in lengterichting van de luchtkamer te voorzien waarvan de begrenzing stroomafwaarts samenkomt met de buitenbochtbegrenzing van het hoofdkanaal, is bij de genoemde, in wezen ongunstige plaatsing van de aansluiting, alsnog een snelle en gelijkmatige verdeling van toegevoerde lucht over de luchtkamer 5 te realiseren.
Voor verdere verbetering van de snelle en gelijkmatige verdeling van toegevoerde lucht over de luchtkamer is het bij deze andere uitvoeringsvorm van voordeel wanneer zich aan de van het hoofdkanaal afgekeerde zijde van het derde nevenkanaal een vierde 10 nevenkanaal uitstrekt, dat evenwijdig aan het derde nevenkanaal verloopt; wanneer de veelheid lassen een vierde reeks van langwerpige, met vierde tussenruimtes in eikaars verlengde liggende vierde lasstroken omvat, welke vierde reeks de begrenzing tussen het derde en vierde nevenkanaal vormt; en wanneer de lengte van elk van deze vierde tussenruimtes, beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens groter is dan de lengte 15 van de eerste tussenruimtes.
Voor een snelle en verdeling van toegevoerde lucht langs de tegenover de inlaat van het hoofdkanaal gelegen dwarszijde van de luchtkamer is het bij deze verdere uitvoeringsvorm van voordeel wanneer de een of meer nevenkanalen een eerste eind 20 hebben en wanneer, beschouwd in dwarsrichting van de langwerpige kamer, deze eerste einden in wezen naast het inlaateind van het hoofdkanaal liggen; en wanneer, beschouwd in lengterichting van de langwerpige luchtkamer, de veelheid lassen stroomopwaarts van het inlaateind ccn of meer vierde vcrbindingslasscn omvat.
25 Indien deze andere uitvoeringsvorm bedoeld is om lucht toe te dienen aan het bovenlichaam van de persoon met beide armen in dwarsrichting van het lichaam van de persoon, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de langwerpige luchtkamer, beschouwd in de lengte richting daarvan, een langsmidden heeft en spiegelsymmetrisch is ten opzichte van een spiegelhartlijn die loodrecht op de langshartlijn van de 30 langwerpige luchtkamer staat en dit langsmidden snijdt. Er wordt aldus een universele inrichtring verkregen waarbij men bij gebruik de keuze heeft om, al naar gelang beter uitkomt, de lucht toe te voeren via de aansluiting links of rechts van de persoon. Voor een efficiënte verdeling van de toegevoerde lucht is het hierbij in het bijzonder van 10 voordeel wanneer de aansluitingen zijn voorzien op ongeveer één kwart en drie kwart van de lengte van de langwerpige kamer.
Het is volgens de uitvinding verder van voordeel wanneer het binnenste vel een gelijk 5 matig verdeelde permeabiliteit voor lucht heeft van < 300 mm/sec, in het bijzonder < 200 mm/sec, gemeten volgens ISO 9237:1995(E). Deze norm definieert de permeabiliteit voor lucht als: “Snelheid van een luchtstroom, die loodrecht door een test specimen passeert onder gespecificeerde omstandigheden van testomgeving, drukval en tijd”. De gespecificeerde omstandigheden, meetprocedure etcetera zijn terug te vinden 10 in genoemde ISO 9237:1995(E). De permeabiliteit voor lucht van < 300 mm/sec, in het bijzonder < 200 mm/sec, resulteert in een lage snelheid van uit het binnenste vel komende lucht, hetgeen tochteffecten bij het langs het lichaam van de persoon stromen van deze lucht tegen gaat. Deze lage permeabiliteitswaarden blijken in het bijzonder bij de wijze van aanbrengen van de veelheid lassen overeenkomstig de uitvinding mogelijk 15 zonder dat dit ten koste gaat van een gelijkmatige temperatuur (dat wil zeggen de temperatuur is bij elke locatie van het binnenste vel ongeveer gelijk) van de uit het binnenste vel uit stromenende lucht.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, hebben 20 de binnen de omtrekslas gelegen gedeeltes van het binnenste vel en buitenste vel, beschouwd in lengte en breedte richting van deze vellen, in hoofdzaak dezelfde afmetingen hebben, waarbij het binnenste vel en buitenste vel, beschouwd in niet opgeblazen toestand, met de naar elkaar tocgckccrdc zijden van die vellen in wezen tegen elkaar liggen.
25
Opgemerkt wordt, dat een lasstrook volgens de uitvinding niet alleen een langwerpig rechthoekige of langwerpig ovaalachtige vorm kan hebben, doch dat deze ook kan zijn opgebouwd uit een dicht opeen liggende reeks van puntlassen.
30 De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van twee in de bijgevoegde tekening getoonde uitvoeringsvormen nader toegelicht worden. Hierin toont: 11
Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 een schematisch aanzicht overeenkomstig figuur 1, dat gedetailleerder de configuratie van lassen toont; 5 Figuur 3 een dwarsdoorsnede aanzicht overeenkomstig 'pijlen III-III uit figuur 1; Figuur 4 een langs zijaanzicht overeenkomstig pijl IV uit figuur 1;
Figuur 5 een schematisch bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 6 een schematisch aanzicht overeenkomstig figuur 5, dat gedetailleerder de 10 configuratie van lassen toont
Figuur 7 een schematisch bovenaanzicht van weer een derde uitvoeringsvorm van de uitving toont; en
Figuur 8 een schematisch bovenaanzicht van nog weer een vierde uitvoeringsvorm van de uitving toont.
15
Zoals uit dit vakgebied bekend zijn er verschillende wijzen en gebieden van toepassing. Afhankelijk hiervan hanteren niet alleen aanvraagster in haar assortiment volgens de stand der techniek, maar concurrenten, type aanduidingen, zoals het model ‘adult’(de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-4), het model ‘upper body’ (figuren 5-6); hel model 20 ‘paediatric’ (figuur 7); en het model ‘half upper body’ (figuur 8);. Ook andere uitvoeringsvormen zijn mogelijk. De onderhavige uitvinding is dan ook niet beperkt tot de hier besproken vier uitvoeringsvormen. De omvang van de onderhavige uitvinding wordt dan ook bepaald door de conclusies en niet door dc in dc tekening getoonde uitvoeringsvormen.
25
In figuren 1-4 is met verwijzingsnummer 1 aangeduid de eerste besproken uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding, het model ‘adult’. Deze inrichting 1 is opgebouwd uit een binnenste vel 2 en een buitenste vel 3. Het binnenste vel is bij gebruik naar de persoon 100 toegekeerd en het buitenste vel 3 is bij gebruik van de 30 persoon 100 af gekeerd. De beide vellen 2 en 3 zijn langs een omtrekslas 4 luchtdicht met elkaar verbonden zodat zich tussen de vellen 2 en 3 en de omtrekslas 4 een luchtkamer 5 vormt. In deze luchtkamer 5 kan bij gebruik via een aansluiting 6 lucht worden ingeblazen. Doordat het buitenste vel 3 luchtdicht is en het binnenste vel 2 12 lucht doorlatend is, zal deze ingeblazen lucht dan vanuit het binnenste vel naar buiten treden en langs de persoon stromen. Doorgaans zal de toegevoerde lucht warme lucht zijn met een temperatuur van omgevingstemperatuur tot circa 45 °C. De uit het onderste vel komende lucht zal, door tussentijdse afkoeling, een wat lagere temperatuur 5 hebben maar dient zoveel mogelijk overal aan de buitenzijde van het onderste vel gelijk te zijn. De toegevoerde lucht kan desgewenst ook lager dan 40 0 zijn, bijvoorbeeld lager dan de lichaamstemperatuur. Welke temperatuur de toegevoerde lucht heeft zal de gebruiker naar wens zelf kunnen variëren. Rekening houdend met tussentijdse afkoeling zal de temperatuur van de toegevoerde lucht de temperatuur van de uit het 10 binnenste vel 2 uittredende lucht bepalen.
Zoals in de doorsnede van figuur 3 en het aanzicht van figuur 4 te zien, neemt de inrichting 1 volgens de uitvinding in opgeblazen toestand een plaatvormige gedaante aan, als het ware gelijkend op een matras of deken. Deze plaatvormige gedaante wordt 15 bereikt omdat de het binnenste vel 2 en buitenste vel 3 niet alleen langs de omtrekslas 4 onderling verbonden zijn maar ook daartussen in de luchtkamer 5 zelf.
De inrichting volgens de figuren 1-4 heeft een langwerpige luchtkamer 5 met korte dwarszijden 16 en 17 en lange langszijden 18 en 19. Centraal bij dwarszijde 16 is de 20 aansluiting 6 voorzien. Tussen de vellen 2 en 3 is in het midden van de luchtkamer een hoofdkanaal 7 gevormd met aan weerszijden een eerste nevenkanaal 8 en een tweede nevenkanaal 9. Het hoofdkanaal 7 en de nevenkanalen 8 en 9 beginnen op afstand van dwarszijde 16, eindigen op afstand van dwarszijde 17 cn verlopen evenwijdig aan langszijden 18 en 19.
25
Het hoofdkanaal 7 is aan weerszijden begrensd door een eerste reeks 12 van eerste lasstroken 13 met daartussen eerste tussenruimtes 14 en heeft een inlaateind 10 en uitlaateind 11. In het verlengde van de langshartlijn van het hoofdkanaal 7 is een verdeellas 15 voorzien op afstand stroomafwaarts van het uitlaateind 11 van het 30 hoofdkanaal. De aansluiting 6 is in het verlengde van de langshartlijn van het hoofdkanaal 7 voorzien op afstand stroomopwaarts van het hoofdkanaal.
13
Het eerste nevenkanaal 8 is aan de zijde van het hoofdkanaal 7 begrensd door de eerste reeks 12 van eerste lasstroken 13. Aan de andere zijde is het eerste nevenkanaal begrensd door een tweede reeks 21 van lasstroken 22 die met tweede tussenruimtes 23 uit elkaar geplaatst zijn.
5
Bij de dwarszijde 17, stroomafwaarts van verdeellas 15 zijn verdere lasstroken 20, 24 voorzien, hier eerste verbindingslassen 20 en tweede verbindingslassen 24 genoemd.. Eerste verbindingslassen 20 liggen in het verlengde van de eerste reeksen 12 van eerste lasstroken 13 en tweede verbindingslassen 24 liggen in het verlengde van de tweede 10 reeksen 21 van tweede lasstroken 22. Belangrijker dan de plaatsing van de verbindingslassen in het verlengde van de eerste en tweede reeksen 12, 21 (dit zou dus ook anders kunnen) is dat deze verbindingslassen 20, 24 langwerpig zijn en daartussen verdere kanalen 35 begrenzen. De verbindingslassen 20, 24 en de verdere kanalen 35 zijn in een waaierpatroon voorzien zijn. De langwerpige vorm en het waaierpatroon 15 zorgen ervoor dat a) de uit het uitlaateind 11 van het hoofdkanaal alsmede uit uitlaateinden van de nevenkanalen 8 en 9 komende lucht snel en efficiënt tot in het uiterste van de dwarszijde 17 geleid wordt en dat b), in opgeblazen toestand, de totale breedte van de inrichting in breedte richting X bij dwarszijde 17 even breed is als de totale breedte van de inrichting ter plaatse van hel hoofdkanaal 7 en de nevenkanalen 8 20 en 9.
Bij dwarszijde 16, stroomopwaarts van het inlaateind 10 van het hoofdkanaal 7 en de inlaten van de ncvcnkanalcn 8 en 9, zijn derde verbindingslassen 25 voorzien, welke in het bijzonder als punt- of cirkel vormige las zijn uitgevoerd. Deze derde 25 verbindingslassen 25 hebben tot functie om het binnenste en buitenste vel 2, 3 bijeen te houden zodat het in opgeblazen toestand niet wezenlijk boller gaat staan dan ter plaatse van het hoofdkanaal en de nevenkanalen terwijl tegelijkertijd de toegevoerde lucht zich bij dwarszijde 16 snel en efficiënt kan verdelen over de breedte van de inrichting om hoofdkanaal 7 en nevenkanal en 8, 9 te voeden.
De aansluiting 6 is haaks op het buitenste vel 3 bevestigd om de lucht toe te voeren in een richting dwars op het buitenste vel 3. Omdat er geen schot of anderszins een belemmering tussen de aansluiting 6 en het binnenste vel 2 is voorzien zal deze 30 14 toegevoerde lucht het binnenste vel 2 haaks treffen of schuin treffen ingeval de aansluiting ten gevolge van de flexibiliteit van het buitenste vel 3 scheef mocht staan ten opzichte van het binnenste vel 2.
5 Bij toevoer van lucht door de aansluiting 6 zal deze zich bij dwarszijde 16 in breedte richting X verdelen en in het begin bij opblazen vooral het hoofdkanaal 7 voeden. Vanuit het hoofdkanaal 7 zullen dan via de eerste tussenruimtes 14 de nevenkanalen 8 gevoed worden en vanuit nevenkanalen 8 zullen dan via de tussenruimtes 23 de nevenkanalen 9 gevoed worden. Zodra lucht het uitlaateind 11 van het hoofdkanaal 7 10 verlaat zal dit door de verdeellas 15 in twee zijdelingse afbuigende stromen afgebogen worden. Zodra het geheel opgeblazen is zal het hoofdkanaal 7 gaan functioneren als verdeelorgaan voor het gelijkmatig voeden van de gehele luchtkamer.
Ter indicatie kunnen van de inrichting 1 volgens figuren 1-4 als voorbeeld de volgende 15 afmetingen genoemd worden: • eerste lasstrook 13 : 40 mm (lengte B) x 10 mm (breedte); • lengte C van eerste tussenruimte 14: 120 mm; • breedte A van hoofdkanaal (=hoofdkanaalbreedte): 180 mm; • tweede lasstrook 22: 20 mm (lengte E) x 10 mm (breedte); 20 · lengte F van tweede tussenruimte 23: 140 mm; • breedte G van eerste nevenkanaal 8: 150 mm; • breedte van tweede nevenkanaal 9: 160 mm; • tweede verbindingslas 20: breedte 10 mm, lengte E 90 mm, onder een hoek van 22,5 0 ten opzichte van de langshartlijn van het hoofdkanaal, het naar dwarszijde 17 25 gekeerde eind op 139 mm van dc langshartlijn van het hoofdkanaal en op 60 mm van de dwarszijde 17; • derde verbindingslas 24: breedte 10 mm, lengte 190 mm, onder een hoek van 45 0 ten opzichte van de langshartlijn van het hoofdkanaal, het naar dwarszijde 17 gekeerde eind op 316 mm van de langshartlijn van het hoofdkanaal en op 150 mm 3 0 van dc dwarszijdc 17; • eerste reeks 12 met laatste lasstrook eindigend op 380 mm van de dwarszijde 17; • tweede reeks 23 met laatste lasstrook eindigend op 350 mm van de dwarszijde 17; • verdeellas 15: op 290 mm van dwarszijde 17 en cirkelvormig met diameter 10 mm; 15 • derde verbindingslassen 25: telkens op 155 mm recht in verlengde van de respectieve reeks en cirkelvormig met diameter 10 mm.
In figuren 5-6 is met verwijzingsnummer 51 aangeduid de als tweede besproken 5 uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding, het model ‘upper body’. Deze inrichting 51 is opgebouwd uit een buitenste vel 53 en een binnenste vel 52 (in figuur 5 zichtbaar gemaakt doordat bij een hoek een gedeelte van het buitenste vel 53 is weggenomen). Het binnenste vel is bij gebruik naar de persoon 100 tocgckccrd en het buitenste vel is bij gebruik van de persoon 100 af gekeerd. De beide vellen 52 en 53 10 zijn langs een omtrekslas 54 luchtdicht met elkaar verbonden zodat zich tussen de vellen 52 en 53 en de omtrekslas 54 een luchtkamer 55 vormt. In deze luchtkamer 55 kan bij gebruik via, naar keuze, een van de aansluitingen 56 lucht worden ingeblazen. Doordat het buitenste vel 53 luchtdicht is en het binnenste vel 52 lucht doorlatend is, zal ook hier de ingeblazen lucht dan vanuit het binnenste vel naar buiten treden en 15 langs de persoon stromen. Voor de temperatuur van de ingeblazen lucht alsmede voor de temperatuur van de via binnenste vel naar buitenkomende lucht geldt hetzelfde als bij figuren 1-4.
Net als bij de andere uitvoeringsvorm afgebeeld in figuren 3-4, neemt ook de inrichting 20 51 volgens de uitvinding in opgeblazen toestand een plaatvormige gedaante aan, als het ware gelijkend op een matras of deken. Deze plaatvormige gedaante wordt bereikt omdat de het binnenste vel 52 en buitenste vel 53 niet alleen langs de omtrekslas 54 onderling verbonden zijn maar ook daartussen in de luchtkamer 55 zelf. Doordat de aansluiting 56 hier anders ligt, is het patroon van de veelheid lassen hier echter anders. 25
De inrichting volgens de figuren 5-6 heeft een langwerpige luchtkamer 55 met korte dwarszijden 66 en 67 en lange langszijden 68 en 99. Bij langszijde 68 zijn twee aansluitingen 56 voorzien. Beschouwd in lengte richting Y, liggen deze aansluitingen op ongeveer 'A en % van de lengte van de langwerpige luchtkamer 55. De langwerpige 30 luchtkamer 55 is ten opzichte van de spiegelhartlijn 79 symmetrisch uitgevoerd om al naar gelang de omstandigheden tussen de ene aansluiting 56 en de andere aansluiting 56 te kunnen kiezen voor toevoer van lucht.
16
De navolgende beschrijving zal plaatsvinden in de veronderstelling dat de in figuren 5-6 rechter aansluiting 56 wordt gebruikt voor de toevoer van lucht, Voorts wordt opgemerkt dat de termen ‘derde’ en ‘vierde’ gebruikt zullen worden bij het aanduiden van onderdelen, terwijl de term ‘tweede’ en zo nu en dan ook ‘eerste’ in relatie tot het 5 zelfde onderdeel bij de bespreking van deze uitvoering niet voorkomen. Dit is gedaan om verwarring met onderdelen uit de uitvoering volgens figuren 1-4 te voorkomen, Daar waar in deze octrooiaanvrage de termen ‘eerste’, ‘tweede’, ‘derde’, ‘vierde’ etc gebruikt worden, is dit enkel gedaan om verschillende onderdelen tekstueel te kunnen onderscheiden, deze nummering zegt niets over het wel of niet aanwezig zijn van lager 10 of hoger genummerde onderdelen.
Tussen de vellen 52 en 53 is een gekromd hoofdkanaal 57 gevormd. Naast het hoofdkanaal verloopt het derde nevenkanaal 58 en daarnaast het vierde nevenkanaal 59.
15 De binnenbochtzijde van het hoofdkanaal 57 is gevormd door een eerste reeks 62 van lasstroken 63 die met tussenruimtes 64 in eikaars verlengde zijn aangebracht. De buitenbochtzijde van het hoofdkanaal 57 is begrensd door buitenbochtlasstroken 70 en de lasstroken 72’, die deel uitmaken van een derde reeks 71 van derde lasstroken 72, 72’. De derde reeks lasstroken 72, 72’ vormt de naar het hoofdkanaal toegekeerde 20 begrenzing van het derde nevenkanaal 57. Het derde nevenkanaal 58 is aan de andere zijde begrensd door de vierde reeks 74 van vierde lasstroken 75 die met vierde tussenruimtes 76 zijn aangebracht.
Het hoofdkanaal 57 en de nevenkanalen 58 en 59 beginnen op afstand van dwarszijde 25 66 en eindigen op afstand van dwarszijde 67. De nevenkanalen 58 en 59 verlopen evenwijdig aan langszijden 68 en 69.
In het verlengde van het hoofdkanaal 57 is een verdeellas 65 voorzien op afstand D stroomafwaarts van het uitlaateind 61 van het hoofdkanaal 57. De aansluiting 56 is in 30 het inlaateind 60 van het hoofdkanaal 57 voorzien.
Stroomafwaarts van verdeellas 65 zijn verdere lasstroken 78, 83 en 84 voorzien die verdere kanalen 85 begrenzen. Deze verdere kanalen zorgen ervoor dat de lucht 17 stroomafwaarts (in casu links) van de verdeellas 65 efficiënt naar de linker dwarszijde 67 van de luchtkamer 55 geleid wordt.
Bij dwarszijde 66, rechts van het inlaateind 60 van het hoofdkanaal 57 en de rechter 5 einden van de nevenkanalen 58 en 59, zijn vierde verbindingslassen 81 voorzien, welke in het bijzonder als punt- of cirkelvormige las zijn uitgevoerd. Deze vierde verbindingslassen 81 hebben tot fimctie om het binnenste en buitenste vel 52, 53 bijeen te houden zodat het in opgeblazen toestand niet wezenlijk boller gaat staan dan ter plaatse van het hoofdkanaal en de nevenkanalen tem ijl tegelijkertijd de toegevoerde 10 lucht zich bij dwarszijde 66 snel en efficiënt kan verdelen over de breedte van de inrichting.
De aansluiting 56 is haaks op het buitenste vel 53 bevestigd om de lucht toe te voeren in een richting dwars op het buitenste vel 53. Omdat er geen schot of anderszins een 15 belemmering tussen de aansluiting 56 en het binnenste vel 52 is voorzien zal deze toegevoerde lucht het binnenste vel 52 haaks treffen of schuin treffen ingeval de aansluiting ten gevolge van de flexibiliteit van het buitenste vel 53 scheef mocht staan ten opzichte van het binnenste vel 52.
20 Bij toevoer van lucht door de rechter aansluiting 56 zal deze in eerste instantie het hoofdkanaal 57 op de - ten opzichte van de symmetriehartlijn 79 beschouwd - rechter helft vullen en vervolgens het hoofdkanaal 57 op de linker helft. Vormbetrouwbaarheid is aldus verzekerd. Vanhier uit zullen dan dc ncvcnkanalcn 58, 59 en de rest van de luchtkamer 55 gevuld en gevoed worden. Zodra lucht het uitlaateind 61 van het 25 hoofdkanaal 57 verlaat zal dit door de verdeellas 65 in twee zijdelingse afbuigende stromen afgebogen worden, de ene stroom gaat verder het hoofdkanaal 57 op de linker helft in en de andere stroom gaat naar de nevenkanalen 58, 59 op de linker helft. Zodra het geheel opgeblazen is zal het op de rechter en linker helft gelegen gedeelte van het hoofdkanaal 57 gaan functioneren als verdeelorgaan voor het gelijkmatig voeden van 30 de gehele luchtkamer 55.
Opgemerkt wordt dat de inrichting volgens figuren 5 en 6 spiegelsymmetrisch ten opzichte van de spiegelhartlijn 79 is uitgevoerd. De voorgaande beschrijving is 18 uitgegaan van inblazing bij de rechter aansluiting 56 (terwijl de linker aansluiting gesloten blijft). Om bij inblazing vanaf de rechter zijde de lassen aan de rechterzijde van de spiegelhartlijn 79 functioneel te kunnen onderscheiden van de lassen aan de linkerzijde van de spiegelhartlijn, zijn voor overeenkomstige lassen rechts en links van 5 de spiegelhartlijn andere verwijzingsgetallen gebruikt, bijvoorbeeld de lassen 75 rechts zijn gelijk aan de lassen 83 links, doch ze functioneren niet helemaal het zelfde. Het zal duidelijk zijn wanneer vanaf de linker aansluiting 56 lucht wordt ingeblazen terwijl de rechteraansluiting 56 gesloten blijft, de verwijzingsgetallen ook ten opzichte van de spiegelhartlijn zijn te spiegelen waarna de voorgaande beschrijving weer gevolgd kan 10 worden.
Ter indicatie kunnen van de inrichting 51 volgens figuren 5-6 als voorbeeld de volgende afmetingen genoemd worden: • eerste lasstroken 63: verschillende lengte afmetingen vanaf inlaateind 60 naar 15 uitlaateind 61 achtereenvolgens lang 60 mm, 74 mm, 100 mm en 30 mm; bij telkens een gelijke breedte van 10 mm; • buitenbochtlasstroken 70: beide breed 10 mm; lengte verschillend, vanaf inlaateind 60 naar uitlaateind 61 achtereenvolgens 60 mm en 50 mm; • vcrdccllas 65: 40 mm lang en 10 mm breed 20 · derde lasstroken 72 uit derde reeks: beide breed 10 mm en lang 40 mm; • derde lasstroken 72’ uit derde reeks: beide breed 10 mm en verschillende lengtes 60 mm en 40 mm.
• vierde lasstroken 75: alle breed 10 mm en lang 30 mm; • vierde verbindingslassen 81: cirkelvormig met diameter 10 mm; 25 · dwarszijde lassen 82: 40 mm lang bij 10 mm breed; • breedte A van hoofdkanaal (hoofdkanaalbreedte) bij inlaateind: 180 mm • lengte C van eerste tussenruimte: verschillend, vanaf inlaateind 60 naar uitlaateind 61 achtereenvolgens 90 mm, 110 mm, 70 mm; • overige afmetingen kunnen rekening houdend met uit bovenstaande afmetingen 30 bepaalbare schaalfactoren bij benadering uit de figuur 6 opgemeten worden.
Figuur 7 toont de derde uitvoeringsvorm, het model ‘paediatric’, dat in algemene zin is aangeduid met 101. Er is hier sprake van een binnenste vel dat voor lucht permeable is 19 en een buitenste vel dat voor lucht impermeabel is, zijn beide vellen door een omtrekslas 104 onderling verbonden om daartussen een luchtkamer te definiëren, en is er aansluiting 106 voor het inblazen van lucht voorzien in het buitenste vel. Er is hier sprake van twee hoofdkanalen 107, die door twee lasstroken 136 en een puntlas 137 5 onderling gescheiden zijn. De aansluiting 106 ligt in het verlengde van de lasstroken 136 op enige afstand voor de inlaten 110 van beide hoofdkanalen 107. De hoofdkanalen 107 hebben elk, in niet opgeblazen toestand, een breedte A. De van elkaar afgekeerde langszijden van de hoofdkanalen 107 zijn begrensd door elk een eerste reeks van eerste lasstroken 113, die elk een lengte B hebben, met daartussen 10 eerste tussenruimtes 114, die een lengte C hebben. Op een afstand D stroomafwaarts van de uitlaat 111 van elk hoofdkanaal 107 is een verdeellas 115 voorzien. Aan elk langszijde verlopen voorts twee nevenkanalen 108 en 109, die door telkens een rij puntlassen 138 onderling gescheiden zijn. Bij gebruik wordt via aansluiting 106 lucht ingeblazen in beide hoofdkanalen 107. Uit de uitlaat 111 van elk hoofdkanaal tredende 15 lucht wordt via de verdeellassen 115 in deelstromen gesplitst. De nevenkanalen 108 en 109 worden vanaf de einden gevoed met lucht alsook via de tussenruimtes 114 worden ze zijdelings gevoed.
Figuur 8 toont de vierde uitvoeringsvorm, het model ‘half upper’, dat in algemene zin 20 is aangeduid met 151. Er is hier sprake van een binnenste vel dat voor lucht permeabel is en een buitenste vel dat voor lucht impermeabel is, zijn beide vellen door een omtrekslas 154 onderling verbonden om daartussen een luchtkamer te definiëren, en zijn er twee aansluitingen 156 voor het inblazen van lucht voorzien in het buitenste vel. Er is hier sprake van twee hoofdkanalen 157, die onder een hoek ten opzichte van 25 elkaar verlopen. Net als bij de uitvoeringsvorm volgens Figuren 5-6, zal hier afhankelijk van de beschikbare ruimte bij de patiënt, de ene of de andere aansluiting 156 gebruikt worden voor inblazen van lucht en zal de ongebruikte aansluiting dicht zijn. Het op de in gebruik zijnde aansluiting 156 aansluitende hoofdkanaal 157 zal dan telkens als hoofdkanaal functioneren.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 8, is elk hoofdkanaal begrensd door twee eerste lasstroken 163, die in deze uitvoering telkens een verschillende lengte B hebben en die op een onder onderlinge afstand C zijn voorzien onder vrijlating van een tussenruimte 30 20 164. De inlaat 160 van het hoofdkanaal heeft, bij de aansluiting 156, een breedte A. Op een afstand D van de uitlaat 161 van elk hoofdkanaal 157 is een verdeellas 165 voorzien.
5 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 8, vormen de het verst van de aansluiting 156 verwijderde eerste lasstroken 163 van beide hoofdkanalen tezamen een driehoek, die een hoekpunt van een driehoekige centrale configuratie definieert. De het dichtst bij de aansluiting liggende eerste lasstroken 163, zijn elk voorzien van een daarop aansluitende, althans aangrenzende, lasstrook 189, die telkens tezamen een ander 10 hoekpunt van genoemde driehoekige configuratie vormen. De zijden van deze driehoekige configuratie zijn telkens open zodat zich door die driehoekige configuratie een nevenkanaal 158 vormt.
Stroomafwaarts van de verdeellas 165 zijn verdere lasstroken 174, 186, 187 voorzien 15 die verdere kanalen 185,188 definiëren. Aan de van andere zijde van de luchtkamer zijn vijf puntlassen 189 voorzien, die een zelfde functie hebben als de puntlassen 25 bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 -4 en de puntlassen 81 bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6. Voorts zijn 190 ook lasstroken.
20 Bij gebruik wordt via een van de aansluitingen 156 - de andere is gesloten - lucht ingeblazen het bij die aansluiting 156 gelegen hoofdkanaal 107. Uit de uitlaat 161 van dit hoofdkanaal tredende lucht wordt via de verdeellas 165 in deelstromen gesplitst. Het ncvcnkanaal 158 wordt vanaf de het bij de in gebruik zijnde aansluiting gelegen eind 191 gevoed met lucht alsook via de tussenruimte 164 worden ze zijdelings gevoed.
25
Bij alle hier getoonde uitvoeringsvormen, hebben de binnen de omtrekslas gelegen gedeeltes van het binnenste vel en buitenste vel, beschouwd in lengte en breedte richting van deze vellen, in hoofdzaak dezelfde afmetingen (de diktes van de vellen kunnen dus verschillen), en liggen het binnenste en buitenste vel in niet opgeblazen 30 toestand met de naar elkaar toegekeerde zijden daarvan in wezen tegen elkaar.
21
Daar waar hier de term nevenkanaal wordt gebruikt, wordt in het bijzonder bedoeld een kanaal dat, in dwarsrichting van het hoofdkanaal beschouwd, naast het hoofdkanaal verloopt.
5 Lijst van gebruikte verwijzingen naar de tekening 1 = eerste uitvoeringsvorm 2 = binnenste vel 3 = buitenste vel 10 4 = omtrekslas 5 = luchtkamer 6 = aansluiting 7 = hoofdkanaal 8 = eerste nevenkanaal 15 9 = tweede nevenkanaal 10 = inlaateind 11 = uitlaateind 12 = eerste reeks 13 = eerste lasstrook 20 14 = eerste tussenruimte 15 = verdeellas 16 = dwarszijde luchtkamer 17 = dwarszijde luchtkamcr 18 = langszijde luchtkamer 25 19 = langszijde luchtkamer 20 = verdere verbindingslas, ook wel eerste verbindingslas genoemd 21 = tweede reeks 22 = tweede lasstrook 23 = tweede tussenruimte 30 24 = verdere verbindingslas, ook wel tweede verbindingslas genoemd; 25 = derde verbindingslas 35 = verder kanaal 22 51 = tweede uitvoeringsvorm 52 = binnenste vel 53 = buitenste vel 54 = omtrekslas 5 55 = luchtkamer 56 = aansluiting 57 = hoofdkanaal 58 = derde nevenkanaal 59 = vierde nevenkanaal 10 60 = inlaateind 61 = uitlaateind 62 = eerste reeks 63 = eerste lasstrook 64 = eerste tussenruimte 15 65 = verdeellas 66 = dwarszijde luchtkamer 67 = dwarszijde luchtkamer 68 = langszijde luchtkamer 69 = langszijde luchtkamer 20 70 = buitenbochtlasstrook 71 = derde reeks 72 = derde lasstrook 73 = derde tussenruimte 74 = vierde reeks 25 75 = vierde lasstrook 76 = vierde tussenruimte 77 = eerste eind eerste/vierde nevenkanaal 78 = verdere lasstrook 79 = spiegelhartlijn 30 80 = langshartlijn 81 = vierde verbindingslas 82 = dwarszijde las 83 = verdere lasstrook 23 84 = verdere lasstrook 85 = verder kanaal 100 = persoon 5 101 = derde uitvoeringsvorm 104 = omtrekslas 106 = aansluiting 107 = hoofdkanaal 108 = nevenkanaal 10 109 = nevenkanaal 110 = inlaat 111 = uitlaat 113 = eerste lasstrook 114 = eerste tussenruimte 15 115 = verdeellas 124 = verdere lasstrook 135 = verder kanaal 136 = lasstrook 137 = puntlas 20 138 = puntlas 151 = vierde uitvoeringsvorm 154 = omtrekslas 156 = aansluiting 25 157 = hoofdkanaal 158 = nevenkanaal 160 = inlaat 161 = uitlaat 163 = eerste lasstrook 30 164 = eerste tussenruimte 165 = verdeellas 174 = verdere lasstrook 185 = verder kanaal 24 186 = verdere lasstrook 187 = verdere lasstrook 188 = verder kanaal 189 = lasstrook 5 190 = lasstrook A = hoofdkanaalbreedte (bij niet opgeblazen toestand) B = lengte eerste lasstrook C = lengte eerste tussenruimte 10 D = afstand verdeellas tot uitlaateind E = lengte eerste verbindingslas F = lengte tweede tussenruimte G = breedte eerste nevenkanaal H = lengte tweede lasstrook 15 I = lengte tweede verbindingslas J = lengte vierde tussenruimte X = breedte richting Y = lengte richting

Claims (5)

1. Inrichting (1; 51; 101; 151) voor het toedienen van lucht, in het bij zonder warme lucht, aan een persoon (100), 5 waarbij de inrichting (1; 51; 101; 151) een naar de persoon (100) te keren, lucht doorlatend binnenste vel (2; 52) en een van de persoon (100) af te keren, voor lucht impermeabel buitenste vel (3; 53) omvat; waarbij het binnenste vel (2; 52) en het buitenste vel (3; 53) onderling luchtdicht verbonden zijn door een omtrekslas (4; 54; 104; 154) die tezamen met het binnenste (2; 10 52) en buitenste (3; 53) vel een luchtkamer (5; 55) definieert; waarbij de inrichting (1; 51; 101; 151) is voorzien van tenminste een aansluiting (6; 56; 106; 156) voor het inblazen van lucht; waarbij het binnenste vel (2; 52) en het buitenste vel (3; 53), in de luchtkamer (5; 55), door een veelheid lassen zodanig onderling verbonden zijn dat de inrichting (1; 51; 15 101; 151) bij inblazen van lucht via de aansluiting (6; 56; 106; 156) een plaatachtige gedaante met een veelheid onderling verbonden luchtkanalen (7, 8, 9; 57,58,59; 107, 108, 109; 157, 158) aanneemt; waarbij de veelheid luchtkanalen (7, 8, 9; 57, 58, 59; 107,108,109; 157,158) een hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) en een of meer nevenkanalen (8, 9; 58, 59; 108, 109; 20 158) omvat; waarbij het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) een inlaateind (10; 60; 110; 160) en een uitlaateind (11; 61; 111; 161) heeft; waarbij dc aansluiting (6; 56; 106; 156) uitmondt bij een inlaateind (10; 60; 110; 160) van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157); 25 met het kenmerk, dat het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157), beschouwd bij het inlaateind (10; 60; 110; 160) en bij niet opgeblazen toestand, een hoofdkanaalbreedte (A) heeft; dat de veelheid lassen tenminste een eerste reeks (12; 62; 112; 162) van langwerpige, met eerste tussenruimtes (14; 64; 114; 164) in eikaars verlengde liggende eerste 30 lasstroken (13; 63; 113; 163) omvat, welke eerste reeks (12; 62; 112; 162) een zijde van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) begrenst; en dat de lengte (C) van elk van deze eerste tussenruimtes (14; 64; 114; 164), beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens kleiner is dan de hoofdkanaalbreedte (A); dat de lengte (B) van elke eerste lasstrook (13; 63; 113; 163) uit de eerste reeks (12; 62; 112; 162) tenminste 15% van de hoofdkanaalbreedte (A) en ten hoogste 80% van de hoofdkanaalbreedte (A) bedraagt dat de veelheid lassen een verdeellas (15; 65; 115; 165) omvat, die is aangebracht bij 5 het uitlaateind (11; 61; 111; 161) in het verlengde van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157). 2] Inrichting (1; 51; 151) volgens conclusie 1, waarbij aan de, in doorstroomrichting van het hoofdkanaal (7; 57; 157) beschouwde, stroomafwaartse zijde van de verdeellas 10 (15; 65; 165) verdere lasstroken (20,24; 78, 83, 84; 174,186,187) zijn voorzien, en waarbij deze verdere lasstroken (20, 24; 78, 83, 84; 174,186,187) een of meer verdere kanalen (35 ; 85; 185, 188) definiëren die zich uitstrekken naar het aan genoemde stroomafwaartse zijde van de verdeellas (15; 65; 165) gelegen eind van de luchtkamer (5; 55). 15
3. Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens conclusie een der voorgaande conclusies, waarbij de afstand (D) van de verdeellas (15; 65; 115; 165) tot het uitlaateind (11; 61; 111; 161) van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) 50% a 100% van de diameter van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) bij opgeblazen toestand bedraagt, waarbij die diameter 20 van het hoofdkanaal (7; 57; 107; 157) bij opgeblazen toestand is gedefinieerd als:
2. A/π, met A = de hoofdkanaalbreedte bij niet opgeblazen toestand. 4] Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 25 lengte (B) van elke eerste lasstrook (13; 63; 113; 163) uit de eerste reeks (12; 62) tenminste 20% van de hoofdkanaalbreedte (A) bedraagt.
5. Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lengte (B) van elke eerste lasstrook (13; 63; 113; 163) uit de eerste reeks (12; 62) ten 30 hoogste 70%, zoals ten hoogste 60% van de hoofdkanaalbreedte (A) bedraagt. 6] Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lengte (C) van elk van de eerste tussenruimtes (14; 64; 114; 164) tussen de eerste lasstroken (13; 63; 114; 164) van de eerste reeks (12; 62) ten hoogste 80% van de hoofdkanaalbreedte (A) bedraagt, bij voorkeur ten hoogste 75% van de hoofdkanaalbreedte (A), met meer voorkeur ten hoogste 70% van de hoofdkanaalbreedte (A). 5 7] Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lengte (C) van elk van de eerste tussenmimtes (14; 64; 114; 164) tussen de eerste lasstroken (13; 63; 113; 163) van de eerste reeks (12; 62) ten minste 50% van de hoofdkanaalbreedte (A) bedraagt, bij voorkeur ten minste 60% van de 10 hoofdkanaalbreedte (A). 8] Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de luchtkamer (5) een langwerpige vorm heeft; waarbij de aansluiting (6) bij een dwarszijde (16) van de langwerpige luchtkamer (5), 15 in het midden daarvan is voorzien; waarbij het hoofdkanaal (7) een recht kanaal is dat aan weerszijden is begrensd door een genoemde eerste reeks (12) eerste lasstroken (13); en waarbij aan weerszijden van het hoofdkanaal (7) en evenwijdig aan het hoofdkanaal (7) tenminste een eerste nevenkanaal (8) verloopt. 20 9] Inrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij de eerste lasstroken (13) uit de eerste reeks (12) telkens ongeveer een zelfde lengte (B) hebben; en waarbij de eerste tussenruimtes (14) telkens ongeveer een zelfde lengte (C) hebben. 25 10] Inrichting (1) volgens conclusie 8 of 9, waarbij de verdere lasstroken, bij het uitlaateind (11), in het verlengde van elke eerste reeks (12) op afstand daarvan een langwerpige eerste verbindingslas (20) omvatten, welke eerste verbindingslassen (20), in doorstroomrichting van het hoofdkanaal (7) beschouwd, onderling divergeren en een lengte (E) hebben langer dan de lengte (B) van de eerste lasstroken uit de eerste reeks 30 (12).
11. Inrichting (1) volgens een der conclusies 8-10, waarbij aan de van het hoofdkanaal (7) afgekeerde zijde van elk eerste nevenkanaal (8) een tweede nevenkanaal (9) verloopt; en waarbij de veelheid lassen aan elke zijde van het hoofdkanaal (7; 57) een tweede reeks (21) van langwerpige, met tweede tussenruimtes (23) in eikaars verlengde liggende 5 tweede lasstroken (22) omvat, die de scheiding tussen het eerste (8) en tweede (9) nevenkanaal vormt; en waarbij de lengte (F) van elk van deze tweede tussenruimtes (23), beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens groter is dan de lengte (C) van de eerste tussenruimtes (14). 10 12] Inrichting (1) volgens conclusie 11, waarbij, beschouwd bij niet opgeblazen toestand, de lengte (F) van de tweede tussenruimtes (23), groter is dan 80%, in het bijzonder groter dan 90%, van de breedte (G) van het eerste nevenkanaal (8). 15 13] Inrichting (1) volgens conclusie 11 of 12, waarbij de lengte (H) van elke tweede lasstrook (22) uit de tweede reeks 30% a 70%, zoals 40% a 60%, van de lengte (B) van de eerste lasstroken (13) uit de eerste reeks (12) bedraagt. 14] Inrichting (1) volgens een der conclusies 11 -13, waarbij de tweede lasstroken 20 (22) uit de tweede reeks (21) telkens ongeveer een zelfde lengte (H) hebben; en waarbij de tweede tussenruimtes (23) telkens ongeveer een zelfde lengte (F) hebben. 15] Inrichting (1) volgens een der conclusies 11 -14, waarbij de verdere lasstroken, bij het uitlaateind (11), in het verlengde van elke tweede reeks (21) op afstand daarvan 25 een langwerpige tweede verbindingslas (24) omvatten, welke tweede verbindingslassen (24), in doorstroomrichting van het hoofdkanaal (7) beschouwd, onderling divergeren en een lengte (I) hebben langer dan die van de eerste lasstroken (13) uit de eerste reeks (12). 30 16] Inrichting (1) volgens een der conclusies 8-15, waarbij de veelheid lassen, bij het inlaateind (10), in het verlengde van elke eerste (12), en indien aanwezig tweede (21), reeks een derde verbindingslas (25) omvat, welke in het bijzonder puntvormig is. 17] Inrichting (51) volgens een der conclusies 1 -7, waarbij de luchtkamer (55) een langwerpige vorm heeft; waarbij de aansluiting (56) bij een langszijde (68) van de langwerpige luchtkamer (55) is voorzien; 5 waarbij het hoofdkanaal (57) een gekromd kanaal is dat zich uitstrekt vanaf de aansluiting (56) naar, beschouwd in breedte richting van de langwerpige luchtkamer (55), het midden van die luchtkamer (55); waarbij de eerste reeks (62) de binnenbochtzijde van het hoofdkanaal (57) begrenst; waarbij zich aan de buitenbochtzijde van het hoofdkanaal (57) een derde nevenkanaal 10 (58) uitstrekt dat in wezen recht is en in lengterichting van de langwerpige luchtkamer (55) verloopt; waarbij de veelheid lassen een derde reeks (71) van langwerpige, met derde tussenruimtes (73) in eikaars verlengde liggende derde lasstroken (72, 72’) omvat, welke derde reeks (71) de aan het hoofdkanaal (57) grenzende zijde van het derde 15 nevenkanaal (58) begrenst; en waarbij de veelheid lassen een of meer langwerpige buitenbochtlasstroken (70) omvat welke schuin naar de derde reeks (71) gericht zijn om tezamen met een of meer, stroomafwaarts van de buitenbochtlasstroken (70) gelegen derde lasstroken (72) uit de derde reeks (71) de builenbocht van het hoofdkanaal (57) te vormen. 20 18] Inrichting (51) volgens conclusie 17, waarbij zich aan de van het hoofdkanaal (57) afgekeerde zijde van het derde nevenkanaal (58) een vierde nevenkanaal (59) uitstrekt, dat evenwijdig aan het derde ncvcnkanaal (58) verloopt; waarbij de veelheid lassen een vierde reeks (74) van langwerpige, met vierde 25 tussenruimtes (76) in eikaars verlengde liggende vierde lasstroken (75) omvat, welke vierde reeks (74) de begrenzing tussen het derde (58) en vierde (59) nevenkanaal vormt; waarbij de lengte (J) van elk van deze vierde tussenmimtes (76), beschouwd bij niet opgeblazen toestand, telkens groter is dan de lengte (C) van de eerste tussenruimtes 30 (64). 19] Inrichting (51) volgens een der conclusies 17-18, waarbij de een of meer nevenkanalen (58, 59) een eerste eind (77) hebben en waarbij, beschouwd in dwarsrichting van de langwerpige luchtkamer (55), deze eerste einden (77) in wezen naast het inlaateind (60) van het hoofdkanaal (57) liggen; en waarbij, beschouwd in lengterichting van de langwerpige luchtkamer (55), de veelheid lassen stroomopwaarts van het inlaateind (60) een of meer vierde verbindingslassen (81) omvat. 5 20] Inrichting (51) volgens een der conclusies 17-19, waarbij de langwerpige luchtkamer (55), beschouwd in de lengterichting daarvan, een langsmidden heeft en spiegelsymmetrisch is ten opzichte van een spiegelhartlijn (79) die loodrecht op de langshartlijn (80) van de langwerpige luchtkamer (55) staat en dit langsmidden snijdt. 10 21] Inrichting (51) volgens conclusie 20, waarbij de aansluitingen (56) zijn voorzien op ongeveer één kwart en drie kwart van de lengte van de langwerpige luchtkamer (55). 22] Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het 15 binnenste vel (2; 52) een permeabiliteit voor lucht heeft van < 300 mm/sec, in het bijzonder < 200 mm/sec, gemeten volgens ISO 9237:1995(E). 23] Inrichting (1; 51; 101; 151) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de binnen de omtrekslas (4; 54; 104; 154) gelegen gedeeltes van het binnenste vel (2; 52) 20 en buitenste vel (3; 53), beschouwd in lengte en breedte richting van deze vellen, in hoofdzaak dezelfde afmetingen hebben, en waarbij het binnenste vel (2; 52) en buitenste vel (3; 53), beschouwd in niet opgeblazen toestand, met de naar elkaar tocgckccrdc zijden van die vellen (2, 3; 52, 53) in wezen tegen elkaar liggen.
NL2002367A 2008-12-23 2008-12-23 Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon. NL2002367C2 (nl)

Priority Applications (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002367A NL2002367C2 (nl) 2008-12-23 2008-12-23 Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon.
EP09775362.8A EP2370032B1 (en) 2008-12-23 2009-12-23 Device for conveying air to a person
CN200980152039.2A CN102264320B (zh) 2008-12-23 2009-12-23 向人输送空气的装置
JP2011542034A JP5584229B2 (ja) 2008-12-23 2009-12-23 人に空気を伝えるための装置
PT97753628T PT2370032T (pt) 2008-12-23 2009-12-23 Dispositivo para transportar ar para uma pessoa
ES09775362T ES2788004T3 (es) 2008-12-23 2009-12-23 Dispositivo para transportar aire a una persona
BRPI0918364D BRPI0918364A2 (pt) 2008-12-23 2009-12-23 Dispositivo para transmitir ar a uma pessoa
DK09775362.8T DK2370032T3 (en) 2008-12-23 2009-12-23 Anordning til at lede luft til en person
PCT/NL2009/050798 WO2010080024A1 (en) 2008-12-23 2009-12-23 Device for conveying air to a person
BRPI0918364A BRPI0918364B1 (pt) 2008-12-23 2009-12-23 dispositivo para transmitir ar a uma pessoa

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002367 2008-12-23
NL2002367A NL2002367C2 (nl) 2008-12-23 2008-12-23 Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2002367C2 true NL2002367C2 (nl) 2010-06-24

Family

ID=41066676

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2002367A NL2002367C2 (nl) 2008-12-23 2008-12-23 Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2002367C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5265599A (en) * 1992-10-01 1993-11-30 Progressive Dynamics, Inc. Patient temperature control blanket with controlled air distribution
US5304213A (en) * 1993-06-14 1994-04-19 Cincinnati Sub-Zero Products, Inc. Hyper-hypothermia blanket with filtration properties
US6709447B1 (en) * 2002-11-20 2004-03-23 Adroit Development, Inc. Inflatable thermal blanket
US20060052851A1 (en) * 2004-09-08 2006-03-09 Anderson Thomas P Inflatable convective pad for surgery
US20080288034A1 (en) * 2007-05-18 2008-11-20 Smiths Medical Asd, Inc. Convective blanket with discontinuous air flow guides and air flow patterns

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5265599A (en) * 1992-10-01 1993-11-30 Progressive Dynamics, Inc. Patient temperature control blanket with controlled air distribution
US5304213A (en) * 1993-06-14 1994-04-19 Cincinnati Sub-Zero Products, Inc. Hyper-hypothermia blanket with filtration properties
US6709447B1 (en) * 2002-11-20 2004-03-23 Adroit Development, Inc. Inflatable thermal blanket
US20060052851A1 (en) * 2004-09-08 2006-03-09 Anderson Thomas P Inflatable convective pad for surgery
US20080288034A1 (en) * 2007-05-18 2008-11-20 Smiths Medical Asd, Inc. Convective blanket with discontinuous air flow guides and air flow patterns

Similar Documents

Publication Publication Date Title
ES2648215T3 (es) Laberinto para el flujo de fluidos
US10258756B2 (en) Atraumatic nasal tube for non-invasive respiratory support
BR112012015372B1 (pt) laminado ligado por superfície e método de ligação de pelo menos uma manta fibrosa a pelo menos um substrato
TWI421065B (zh) 底部熱毯
SE466751B (sv) Blaaslaada foer stabilisering av en loepande materialbana, saerskilt en pappersbana
US9198796B2 (en) Convective blanket with discontinuous air flow guides and air flow patterns
AU617107B2 (en) Irrigation device
JPH06511051A (ja) ヘッドボックス装置
WO2006038246A1 (en) Drop-by-drop irrigation hose having internal dripping elements, and dripping elements for said hose
US8535362B2 (en) Device for conveying air to a person
US5942163A (en) Low pressure jacketed steam manifold
US20130243951A1 (en) Adhesive application device and adhesive application method related to absorbent articles
NL2002367C2 (nl) Inrichting voor het toedienen van lucht aan een persoon.
BR102020006288A2 (pt) acessório de bocal múltiplo para secador de cabelo
JP6912910B2 (ja) 乾燥システム
ES2688756T3 (es) Deflector de banda y disposición de laminación
IT201800005165A1 (it) Filtro per linee medicali di infusione
EP2370032B1 (en) Device for conveying air to a person
EP3066396B1 (en) Fabric air outlet device
KR890701837A (ko) 헤드 박스
KR101754495B1 (ko) 점적호스
ES2704127T3 (es) Dispositivo y procedimiento para el etiquetado de productos individuales
SE440924B (sv) Inloppslada
ITMI20012497A1 (it) Perfezionamento nei tubi per l&#39;irrigazione a goccia
US4826088A (en) Pneumatic distribution system with split ducts