NL2002014C - Inrichting voor het vervaardigen van woningelementen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vervaardigen van woningelementen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het kantelen van een woningelement. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dergelijke inrichting, waarbij een woningelement 180° verticaal kan worden 5 gekanteld, bijvoorbeeld in twee stappen van hoofdzakelijk 90°.

In de techniek worden woningelementen in hoofdzaak op de bouwplaats vervaardigd, dat wil zeggen op de plek waar de woning moet komen te staan. In sommige gevallen worden de woningelementen in een fabriek vervaardigd, waarna deze naar de bouw-10 plaats worden vervoerd en daar worden geassembleerd tot een woning.

Wanneer woningelementen in een fabriek worden vervaardigd, vindt vervaardiging in hoofdzaak plaats op de wijze waarop dat ook op de bouwplaats geschiedt.

15 De gebruikelijke en tot nu toe te allen tijde toegepas te methode heeft als nadeel dat met name de vloer een nabewerking vereist. Volgens de gebruikelijke bouwtechniek wordt de bovenzijde van de vloer onvoldoende vlak opgeleverd, waardoor een stortvloer daarover moet worden aangebracht. Dat heeft tot ge-20 volg dat de bouwtijd wordt verlengd en de kosten worden verhoogd.

Het is derhalve een doel van de uitvinding om een inrichting te verschaffen waarmee een verbeterde werkwijze kan worden uitgevoerd.

25 Voorts heeft de uitvinding tot doel een inrichting te verschaffen waarmee een alternatief voor de huidige werkwijze mogelijk wordt.

In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een inrichting te verschaffen waarmee een woningelement kan worden ge-30 kanteld.

Ten minste één van de hiervoor genoemde doelen wordt verkregen door middel van een inrichting welke maatregelen omvat die staan beschreven in conclusie 1. Hiermee is het mogelijk om een woningelement, ten opzichte van de gebruiksstand, omgekeerd 35 te vervaardigen. De onderzijde van het woningelement is bij de vervaardiging derhalve naar boven gekeerd. De vloer is bij de vervaardiging van het woningelement naar beneden toe gericht.

Met de inrichting volgens de uitvinding bestaat nu de mogelijkheid om het woningelement, na de vervaardiging ervan, te kante- 2 len, zodat, deze zich bevindt in de gebruiksstand, dat wil zeggen met de onderzijde naar beneden gericht en de bovenzijde naar boven gericht.

Het voordeel van een dergelijke werkwijze is dat de 5 vloer tegen een vlak maloppervlak wordt gestort, waardoor het oppervlak van de vloer volkomen glad kan zijn. Daardoor is een nabehandeling daarvan niet noodzakelijk.

De inrichting volgens de uitvinding maakt een snelle en nauwkeurige kanteling van een woningelement mogelijk.

10 Volgens de uitvinding omvat de inrichting twee voorzie ningen, waarbij een eerste voorziening een kanteling over bij voorkeur ongeveer 90° verzorgt en de tweede voorziening een kanteling over een verdere 90° verzorgt. Hierdoor wordt in totaal een kanteling over 180° verkregen.

15 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het eerste op- legvlak door middel van, bijvoorbeeld twee, parallel ten opzichte van elkaar geplaatste verbindingsmiddelen aan een ondergrond bevestigd. Deze verbindingsmiddelen kunnen met een eerste uiteinde scharnierbaar aan het oplegvlak en met een tweede uiteinde 20 scharnierbaar aan de ondergrond zijn bevestigd. De verbindingsmiddelen zijn in een eerste stand onder een eerste hoek ten opzichte van het eerste oplegvlak gelegen en in de tweede stand onder een tweede hoek ten opzichte van het eerste oppervlak gelegen. Die tweede hoek is bij voorkeur in hoofdzaak 90°. Daar-25 door wordt verkregen dat de afstand van de ondergrond tot het eerste oplegvlak bij de eerste hoek van de verbindingsmiddelen geringer is dan bij de tweede hoek. Het in omgekeerde toestand vervaardigde woningelement, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een vloer en twee wanden, waarbij in de eerste stand de wanden naar 30 beneden toe zijn gericht, kan worden opgetild door de verbindingsmiddelen van de eerste hoek naar de tweede hoek te verplaatsen. In de eerste stand zouden de wanden van het woningelement op de ondergrond af kunnen steunen en in de tweede stand zouden de wanden vrij kunnen liggen van de ondergrond.

35 In de tweede stand steunt het gehele woningelement af op het eerste oppervlak en kan het woningelement van de eerste naar de tweede positie worden gekanteld.

In de tweede positie zal het woningelement bij voorkeur met het van het eerste oplegvlak afgekeerde oppervlak aanliggen 40 tegen een tweede oplegvlak dat onderdeel uitmaakt van de tweede voorziening. Tevens zal het met één langszijde afsteunen op aan- 3 slagnokken die bij de tweede voorziening zijn aangebracht. De aan de tegenoverliggende zijde van het woningelement gelegen andere langszijde zal bijvoorbeeld kunnen worden geklemd door middel van een kleminrichting. Daardoor wordt het woningelement 5 vastgehouden tegen het tweede oplegvlak.

De verplaatsing en kantelbewegingen van de eerste en tweede voorzieningen kunnen geschikt plaatsvinden door middel van hydraulische inrichtingen. Een deskundige in de techniek is eenvoudig in staat om de optredende krachten te berekenen en de 10 hydraulica daarop af te stemmen. In de figuren die hierna volgen, zijn de hydraulische voorzieningen aangeduid.

De uitvinding zal hierna nader worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekening. Deze tekening toont een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Dezelfde onderdelen zijn in de figuren met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Niet in alle figuren zijn alle onderdelen aangeduid. Slechts de voor het begrip van de uitvinding noodzakelijke verwijzingscijfers zijn in de verschillende figuren gebruikt.

20 Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij een woningelement boven de eerste voorziening is geplaatst.

25 Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van de inrich ting volgens de uitvinding, waarbij de eerste voorziening met woningelement in gedeeltelijk gekantelde positie is getoond.

Fig. 4 toont een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de eerste voorziening 90° is 30 gekanteld.

Fig. 5 toont een perspectivisch aanzicht van de inrichting, waarbij de tweede voorziening in een gedeeltelijk gekantelde positie is getoond.

Fig. 6 toont een perspectivisch aanzicht van de inrich-35 ting volgens de uitvinding, waarbij de tweede voorziening over 90° is gekanteld en waarbij het woningelement zich in zijn voor gebruik gerede positie bevindt.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting 1 volgens de uitvinding. De inrichting 1 omvat een eer-40 ste voorziening 3 en een tweede voorziening 10. De eerste voorziening 3 omvat een eerste oplegvlak 4, in dit voorbeeld be- 4 staande uit een viertal balken die een oplegvlak 4 vormen. Tevens omvat de eerste voorziening 3 aanslagnokken 6 langs een aanslagzijde 5 van het eerste oplegvlak 4.

De eerste voorziening 3 kan worden gekanteld om een 5 eerste kantelscharnier 7 om een hierna aan te duiden reden.

In fig. 1 is de eerste voorziening 3 getoond in een eerste positie. Na kanteling rond het scharnier 7 kan de eerste voorziening 3 worden gekanteld in een andere positie, zoals later zal worden uitgelegd.

10 Tevens toont fig. 1 een tweede voorziening 10 die een tweede oplegvlak 11 omvat.

In de getoonde positie van de tweede voorziening 10 is de horizontale onderste zijde een eerste langszijde 12 van het tweede oplegvlak. De tegenover gelegen zijde van het tweede op-15 legvlak 11 omvat een kleminrichting 13. In de getoonde uitvoeringsvorm bestaat deze kleminrichting 13 uit twee klemmen, die in de in fig. 1 getoonde positie in de open stand zijn geplaatst. De kleminrichting 13 kan worden verdraaid om scharnieren 25. Voorts kunnen de klauwen 26 van de kleminrichting 13 20 heen en weer worden bewogen ten opzichte van het tweede oplegvlak 11, zoals hierna zal worden uitgelegd.

Bij de eerste voorziening 3 zijn hydraulische zuigers voorzien (in fig. 1 niet te zien), waarmee de eerste voorziening kan worden gekanteld.

25 De tweede voorziening 10 omvat eveneens zuigers, aange duid met verwijzingscijfers 27, waarmee de tweede voorziening kan worden gekanteld. Tevens zijn in fig. 1 de verbindingsmiddelen 16 getoond, waarmee het eerste oplegvlak 4 op afstand van een ondergrond 17 wordt gehouden. De verbindingsmiddelen 16 om-30 vatten een eerste uiteinde 18 en een tweede uiteinde 19. Deze beide uiteinden 18, 19, zijn scharnierend verbonden aan het eerste oplegvlak 4, respectievelijk de ondergrond 17, of een met de ondergrond 17 vast verbonden constructie 30.

In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm zijn de ver-35 bindingsmiddelen 16 onder een eerste hoek α ten opzichte van de ondergrond 17 geplaatst. De hoek α is kleiner dan 90°.

In fig. 2 is de toestand getoond waarin een woningele-ment 2 boven de eerste voorziening 3 is geplaatst, waarna het oplegvlak 4 van een eerste stand, zoals getoond in fig. 1, is 40 verplaatst naar een tweede stand. In deze tweede stand zijn de verbindingsmiddelen 16 onder een grotere hoek β ten opzichte van 5 de ondergrond geplaatst. Hierdoor is het oplegvlak 4 omhoog verplaatst ten opzichte van de stand zoals getoond in fig. 1, waardoor het woningelement 2 van een ondergrond 17 (of constructie 30) is losgekomen. Het woningelement 2 wordt met het horizontale 5 deel ervan gedragen door het oplegvlak 4 (niet getoond) van de eerste voorziening 3. Het woningelement 2 ligt met een langszijde 29 aan tegen de aanslagnokken 6 van de eerste voorziening 3.

Fig. 3 toont een schematisch en perspectivisch aanzicht van de inrichting 1, waarbij het op het eerste oplegvlak 4 ge-10 plaatste woningelement 2 enigszins is gekanteld. Deze kanteling vindt plaats met behulp van de zuigers 28 (één is getoond) van de eerste voorziening 3.

Fig. 4 toont de positie waarbij het woningelement 2 over 90° is gedraaid. Derhalve ligt het woningelement met één 15 langszijde, dat tegen de aanslagnokken 6 van de eerste voorziening was gepositioneerd, op een onderste positie en de tegenover liggende langszijde op een hoogst gelegen positie. Het van het oplegvlak 4 afgekeerde oppervlak van het woningelement 2 ligt nu aan tegen het tweede oplegvlak (niet getoond) van de tweede 20 voorziening 10. Aan de onderzijde, zoals te zien in de fig. 4, ligt het woningelement 2 derhalve op de 'aanslagnokken 24 van de tweede voorziening. De andere zijde van het woningelement 2 wordt door middel van de kleminrichting 13 tegen het tweede op-legvlak 11 van de tweede voorziening 10 gehouden. Daartoe zijn 25 de klauwen 26, zoals nader aangeduid in fig. 1, geroteerd om de scharnieren 25. Daardoor grijpen de klauwen 26 om de vloer van het woningelement 2 heen. Zoals reeds bij de beschrijving van fig. 1 is genoemd, zijn de klauwen 26 beweegbaar voorzien in de kleminrichting 13. De klauwen 26 klemmen de vloer van het wonin-30 gelement 2 stijf aan tegen het tweede oplegvlak 11 van de tweede voorziening 10.

Vervolgens kan het woningelement 2, zoals weergegeven in fig. 5, verder worden gekanteld vanuit de in fig. 4 getoonde tweede positie naar een in fig. 6 getoonde derde positie.

35 De verplaatsing, zoals getoond in de figuren 5 en 6, vindt plaats door de zuigers 27 te verkorten, waardoor de kan-telbeweging plaatsvindt. Een deskundige in de techniek is eenvoudig in staat om een dergelijke voorziening te treffen.

In fig. 5 is duidelijk te zien dat de eerste voorzie-40 ning 3 zich in de over 90° gekantelde, tweede positie bevindt.

In fig. 6 wordt de eerste voorziening teruggebracht naar zijn in 6 fig. 1 getoonde toestand, waardoor de eerste voorziening 3 gereed is om een volgend woningelement op te nemen.

In fig. 6 is het woningelement in zijn over 180° gekantelde positie getoond, waardoor deze de nu voor gebruik bedoelde 5 toestand heeft aangenomen. De bovenzijde van de vloer van het woningelement 2 is nu naar boven gericht, en de beide zijwanden strekken zich eveneens naar boven toe uit.

Het woningelement zoals getoond in fig. 6, is nu gereed voor verdere bewerking.

10 In de voorgaande figuren zijn niet alle onderdelen uit puttend beschreven. Slechts de voor het begrip van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn beschreven en aangeduid. Een vakman is eenvoudig in staat om, met de tot zijn vakgebied behorende kennis, de uitvinding toe te passen. Alle verdere ontwikke-15 lingen die op basis van deze beschrijving van de uitvinding worden gemaakt, vallen binnen deze uitvinding.

Alle equivalente uitvoeringsvormen vallen eveneens binnen de beschermingsomvang van deze uitvinding.

In de praktijk zal een wapening in de wanden en de 20 vloer van het woningelement 2 worden voorzien, waardoor een voldoende stevige verbinding wordt verkregen, zodat alle handelingen, zoals getoond in de figuren 1-6, kunnen worden uitgevoerd.

Claims (11)

1. Inrichting voor het kantelen van een woningelement, omvattende: - een eerste voorziening met: een eerste oplegvlak voor het ondersteunen van ten minste een deel van het woningelement, 5 een aanliggend met een aanslagzijde van het oplegvlak gepositioneerde aanslagnok voor het daar tegenaan positioneren van een zijde van het woningelement, en een parallel aan de aanslagzijde van het eerste oplegvlak voorzien eerste kantelscharnier, zodanig dat het woningelement van een eerste naar een tweede positie 10 kan worden gekanteld; en - een tweede voorziening met: een tweede oplegvlak voor het ondersteunen van een deel van het woningelement, een aan een langszijde van het tweede oplegvlak voorziene kleminrichting voor het tegen het tweede oplegvlak houden van het woningele- 15 ment, en een parallel aan de langszijde van het tweede oplegvlak voorzien tweede kantelscharnier, zodanig dat het woningelement van de tweede positie naar een derde positie kan worden gekanteld.

2. Inrichting in overeenstemming met conclusie 1, met 20 het kenmerk, dat de derde positie in hoofdzaak 180° gekanteld is ten opzichte van de eerste positie.

3. Inrichting in overeenstemming met conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede positie in hoofdzaak 90° gekanteld is ten opzichte van de eerste positie.

4. Inrichting in overeenstemming met conclusie 1, met het kenmerk, dat de derde positie in hoofdzaak 90° gekanteld is ten opzichte van de tweede positie.

5. Inrichting in overeenstemming met conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste oplegvlak door middel van bijvoor-30 beeld twee parallel ten opzichte van elkaar geplaatste verbindingsmiddelen aan een ondergrond is bevestigd, waarbij de verbindingsmiddelen met hun eerste respectievelijke uiteinde schar-nierbaar aan het oplegvlak en met hun tweede respectievelijke uiteinde scharnierbaar aan de ondergrond zijn 35 bevestigd, en de verbindingsmiddelen in een eerste stand onder een eerste hoek ten opzichte van het eerste oplegvlak zijn gelegen en in een tweede stand onder een tweede hoek ten opzichte van het eerste oplegvlak zijn gelegen.

6. Inrichting in overeenstemming met conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede hoek in hoofdzaak 90° is.

7. Inrichting in overeenstemming met conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste oplegvlak in de eerste stand op een 5 geringere afstand van de ondergrond is gelegen dan in de tweede stand.

8. Inrichting in overeenstemming met conclusie 5, met het kenmerk, dat de tegen de aanslagnok van het eerste oplegvlak gepositioneerde woningelement in de tweede stand in hoofdzaak 10 boven het eerste kantelscharnier is gelegen.

9. Inrichting in overeenstemming met conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede voorziening aan een aanslagzijde van het tweede oplegvlak aanslagnokken omvat voor het daar tegenaan positioneren van een zijde van het woningelement.

10. Inrichting in overeenstemming met conclusie 9, met het kenmerk, dat de aanslagnokken zijn gelegen aan een zijde tegenover de langszijde van de tweede voorziening waar de klemin-richting is voorzien.

11. Inrichting in overeenstemming met conclusie 9, met 20 het kenmerk, dat het woningelement met een zijde tegen de aanslagnokken van de eerste voorziening wordt geplaatst en met dezelfde zijde tegen de aanslagnokken van de tweede voorziening wordt geplaatst.