NL2001726C2 - Koppelinrichting en werkwijze voor de vervaardiging van een in een dergelijke koppelinrichting te gebruiken gripring. - Google Patents

Description

Koppelinrichting en werkwijze voor de vervaardiging van een in een dergelijke koppelinrichting te gebruiken gripring

De uitvinding heeft betrekking op een koppelinrichting voor een buis omvattende een mofdeel met een insteekeinde voor de buis en een afdichtingsorgaan welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het mofdeel gestoken 5 buis, waarbij het afdichtingsorgaan een meertal elementen omvat die tezamen een ring vormen, en waarbij de elementen voorzien zijn van ten minste een over een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een gripring 10 voor een dergelijke koppelinrichting.

Een dergelijke koppelinrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 794 378 van aanvraagster. De bekende koppelinrichting wordt toegepast bij buizen van staal, roestvast staal, eterniet, gietijzer, gecoat staal, PVC, poly-15 ethyleen en asbestcement en dient voor de verbinding van een of twee van dergelijke buizen. Daarbij is enerzijds van belang dat een adequate afdichting door de koppelinrichting wordt verschaft en anderzijds dat deze in staat is om trekbelastingen te weerstaan. Deze laatste functie wordt verschaft door de gripring die 20 deel uitmaakt van de bekende koppelinrichting.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 1009734 van aanvraagster is bekend de gripring uit te voeren met uit het vlak van de gripring gedrukte uitdeukingen. Hierbij grenzen de uit-deukingen aan één zijde telkens aan uit de gripring gestanste 25 sleufvormige uitsparingen. Een probleem van de bekende gripring die deel uitmaakt van een dergelijke koppelinrichting is dat bij toepassing van de koppelinrichting op buizen die uit een zachter materiaal zijn vervaardigd, de gripring de functie lijkt te vervullen van een kaasschaaf, zodat de trekvastheid van de koppel-30 inrichting volgens de bekende stand van de techniek relatief beperkt is. Wanneer de koppelinrichting volgens de stand van de techniek bij dergelijke zachtere materialen zoals polyethyleen, polybuteen, acrylbutadieenstyreen, of polypropyleen wordt toegepast, resulteert een trekbelasting die voor de grote diameterma-35 ten ongeveer 6 tot 7 bar bedraagt, en voor de kleinere diameter-maten 15 a 16 bar kan bedragen.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 1014758 van aan- 2001726 2 vraagster is bekend om de gripring uit te voeren met in hoofdzaak radiaal binnenwaarts uit het vlak van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels. Het is gebleken dat de koppelinrichting voorzien van deze gripring bij toepassing op een buis uit rela-5 tief zacht materiaal met een doorsnede van 200 mm, een trekbe-lasting toelaat van 25 tot 30 bar.

Met de uitvinding is beoogd de koppelinrichting nog verder te verbeteren en een alternatieve vervaardigingswerkwijze voor deze gripring te verschaffen, waarmee de gripring tegen la-10 ge kosten beschikbaar kan komen.

De koppelinrichting en de werkwijze voor de vervaardiging van een daarin toe te passen gripring zijn daartoe gekenmerkt door een of meer van de aangehechte octrooiconclusies.

De koppelinrichting volgens de uitvinding is er in een 15 eerste aspect door gekenmerkt dat de binnenwaarts uit het vlak van de gripring gedrukte en zich daarvanaf uitstrekkende uitsteeksels voorzien zijn van in het vlak van deze eerste uitsteeksels verlopende eerste ankerpunten of ankertanden.

Deze ankertanden zijn bijzonder geschikt om in te grij-20 pen op een buis van relatief hard materiaal zoals gietijzer.

Wenselijk is daarbij dat tussen de ankerpunten of -tanden relatief brede vlakke gedeelten aanwezig zijn, welke op hun beurt een geschikte verankering kunnen bieden op buizen uit zachter materiaal zoals polyethyleen.

25 Verder is voordelig om de koppelinrichting uit te voe ren met buitenwaarts uit het vlak van de gripring gedrukte en zich daarvanaf uitstrekkende tweede uitsteeksels, die bij voorkeur voorzien zijn van in het vlak van deze tweede uitsteeksels verlopende tweede ankertanden. Met deze tweede uitsteeksels kan 30 een geschikte verankering met het naastliggende onderdeel van de koppelinrichting verschaft worden, dat wil zeggen met de aan-drukelementen tegen welke de gripring in de samengestelde koppelinrichting aanligt. Ook hier is toepassing van ten opzichte van de afmetingen van de ankertanden relatief brede vlakke ge-35 deelten wenselijk.

De gewenste kwaliteit van de met name op de uitsteeksels bevindende ankerpunten of -tanden wordt vooral verkregen door de gripringelementen die samengesteld de gripring vormen, overeenkomstig de uitvinding te vervaardigen in een werkwijze 40 die gekenmerkt is door de volgende stappen: - het ponsen van naastliggende uitsparingen in een me- 3 talen plaatje zodanig dat tussen de uitsparingen relatief dunne materiaalverbindingen overblijven; - het aan ten minste een eerste zijde van de naastliggende uitsparingen uit het vlak van het plaatje drukken van het 5 metaal dat grenst aan de uitsparingen totdat de materiaalverbin-dingen zijn losgescheurd; - het terugzetten van het uitgedrukte metaal totdat dit zich in hoofdzaak aan de tegenoverliggende zijde van het plaatje bevindt en uit het vlak daarvan reikt in de vorm van een gereed 10 eerste uitsteeksel.

Door de vervorming ten gevolge van het uit het vlak van het plaatje drukken van het metaal dat zich naast de uitsparingen bevindt, ondervindt dit materiaal een versteviging, terwijl door het losscheuren van de materiaalverbindingen ankerpunten of 15 - tanden verkregen worden die niet alleen stevig maar ook zeer scherp gepunt zijn met een onderzijdige braam die het gevolg is van het ponsen van de uitsparingen. Laatstgenoemde braam is zeer nuttig voor het verankeren in de buis ten behoeve waarvan de gripring in een koppelinrichting wordt toegepast.

20 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, welke in Fig. 1 in exploded view de koppelinrichting volgens de uitvinding toont; in Fig. 2 een onderdeel van de koppelinrichting van de 25 uitvinding toont; in Fig. 3 een detail van Fig. 2 toont; in Fig. 4A-4D een aantal volgtijdelijke stappen in de vervaardiging van een gripringelement volgens een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding toont en; 30 in Fig. 5A-5D in een aantal volgtijdelijke stappen de vervaardiging van een gripringelement in een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding toont.

In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

35 Verwijzend nu eerst naar fig. 1 wordt in een exploded view de koppelinrichting getoond welke een mofdeel 1 omvat met een insteekeinde 2 voor een niet getoonde buis en een afdich-tingsorgaan 3,4,5 welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het mofdeel 1 gestoken buis. Het af-40 dichtingsorgaan 3,4,5 omvat een doorgaans rubberen afdichtings-ring 5 en een meertal elementen die tezamen een ring 4 vormen, 4 waarbij in de elementen 4 een over althans een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring 3 is gevat, waarbij de gripring 3 is uitgevoerd met uit het vlak van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels.

5 Fig. 2 toont een detail van de in Fig. 1 in exploded view getoonde koppelinrichting, waarbij duidelijk zichtbaar is dat de gripring 3 is opgebouwd uit onderscheidenlijke en naast elkaar geplaatste gripringelementen 3',3". In Fig. 3 is dit in nog groter detail getoond.

10 De gripringelementen 3',3" vormen met elkaar een geslo ten ring en zijn aan de binnenzijde van een of meer aandrukele-menten 4' aangebracht. Een dergelijk aandrukelement 4' betreft bijvoorbeeld een uit een serie van overeenkomstige aandrukele-menten die onderling verschuifbaar zijn en tezamen de ring 4 15 vormen. Deze ring 4 werkt tevens samen met de rubberen afdich-tingsring 5 voor het verschaffen van een afdichtende klemming op een buis waarop de koppelinrichting wordt toegepast. Voor een volledige beschrijving van de mogelijke uitvoering van de koppelinrichting wordt verwezen naar bijvoorbeeld EP-A 0 794 378 en 20 de Europese octrooiaanvrage 06812739.8, welke aanvragen geacht worden hierin te zijn geïnsereerd en opgenomen.

Verwijzend nu verder naar Fig. 4A-4D en Fig. 5A-5D worden telkens vier processtappen getoond, volgens welke een enkel gripringelement 3',3" volgens een eerste respectievelijk een 25 tweede uitvoeringsvorm zich laat vervaardigen. Hiertoe wordt in de Fig. 4A-4D en de Fig. 5A-5D ter rechterzijde telkens een dwarsdoorsnede en bovenaanzicht getoond, terwijl ter linkerzijde telkens een perspectivisch zicht van de onderzijde respectievelijk bovenzijde van een plaatje 6 getoond wordt dat tot een ge-30 reed gripringelement 3',3" wordt gevormd.

Onder verwijzing naar Fig. 4A-4D zal nu eerst de vervaardiging van een gripringelement 3',3" volgens een eerste uitvoeringsvorm worden toegelicht.

In Fig. 4A is ten eerste getoond dat het plaatje 6 be-35 werkt wordt door deze door middel van ponsen te voorzien van naastliggende uitsparingen 7, en wel zodanig dat tussen de uitsparingen 7 relatief dunne materiaalverbindingen 8 overblijven.

Vervolgens toont Fig. 4B dat aan een eerste zijde 9 van de naastliggende uitsparingen 7 het metaal van het plaatje 6 uit 40 het vlak daarvan wordt gedrukt tot zich een uitstulping 10 heeft gevormd en de materiaalverbindingen 8 zijn losgescheurd.

5

In Fig. 4C is vervolgens getoond dat het uitgedeukte metaal 10 wordt teruggezet totdat dit zich in hoofdzaak aan de tegenoverliggende zijde van het plaatje 6 bevindt. Dit is duidelijk getoond in de dwarsdoorsnede ter rechterzijde van Fig. 4C, 5 alsmede in het perspectivisch beeld zoals getoond ter linkerzijde van Fig. 4C. Hier is getoond dat het uitgedeukte metaal 10 is teruggezet totdat het zich in de vorm van het gerede eerste uitsteeksel 11 bevindt.

In Fig. 4D tenslotte is getoond dat ook de uiteinden 12 10 en 13 van het plaatje 6 zijn omgezet, waarmee het gripringele-ment 3',3" in gebruiksgerede vorm is gebracht. De omgezette uiteinden 12,13 van het plaatje 6 zijn tevens getoond in Fig. 3 en dienen ertoe om de randen van het aandrukdeel 4' te omvatten en daarmee verbonden te zijn.

15 In de Fig. 5A-5D is de werkwijze voor het vervaardigen van een gripringelement 3',3" volgens een tweede uitvoeringsvorm getoond, die zich van de in de Figuren 4A-4D toegelichte werkwijze onderscheidt in het navolgende aspect.

Fig. 5C toont overeenkomstig Fig. 4C dat het uitgedeuk-20 te materiaal 10 teruggezet wordt totdat dit zich in hoofdzaak aan de tegenoverliggende zijde van het plaatje 6 bevindt (aangegeven met pijl H) en uit het vlak daarvan reikt en de vorm heeft gekregen van het gerede eerste uitsteeksel 11.

Tegelijk met het vormen van het eerste uitsteeksel 11 25 is bij de in de Fig. 5A-5D getoonde uitvoeringsvariant gerealiseerd dat aan een tweede, tegenover de eerste zijde 9 van de naastliggende uitsparingen 7 gelegen zijde 14 omzetting van het metaal van het plaatje 6 plaatsvindt tot een gereed tweede uitsteeksel 15 wordt verschaft dat wegreikt van het plaatje 6 in 30 een richting tegengesteld aan die van het gerede eerste uitsteeksel 11.

In Fig. 3 is duidelijk getoond dat deze tweede uitsteeksels 15 zeer nuttig kunnen ingrijpen in het materiaal van het aandrukelement 4' zodat een zeer positie-nauwkeurige koppe-35 ling tussen de gripringelementen 3',3" en de aandrukelementen 4' van de aandrukring 4 wordt verkregen.

De onder verwijzing naar Fig. 4A-4D en Fig. 5A-5D toegelichte werkwijze voor het vervaardigen van de gripringelementen 3,3" resulteren erin dat zowel de eerste uitsteeksels 11 als 40 de tweede uitsteeksels 15 voorzien zijn van in het vlak van de desbetreffende uitsteeksels 11,15 verlopende 6 stabiele ankerpunten of -tanden 16, respectievelijk 17 die door de wijze van vervaardiging van de gripringelementen 3',3" een bijzonder grote mate van materiaalstijfheid bezitten.

2001726

Claims (6)

1. Koppelinrichting voor een buis omvattende een mof-deel (1) met een insteekeinde (2) voor de buis en een afdich-tingsorgaan (3,4,5) welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het mofdeel (1) gestoken buis, 5 waarbij het afdichtingsorgaan (3,4,5) een meertal elementen omvat die tezamen een de buis omvattende ring (4) vormen, en waarbij de elementen voorzien zijn van ten minste een over althans een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring (3), welke ten minste ene gripring (3) is uitgevoerd met binnen- 10 waarts uit het vlak van de gripring (3) gedrukte en zich daar-vanaf uitstrekkende eerste uitsteeksels (11), met het kenmerk, dat de eerste uitsteeksels (11) voorzien zijn van in het vlak van de eerste uitsteeksels verlopende eerste ankertanden (16) .

2. Koppelinrichting volgens conclusie 1, met het ken- 15 merk, dat de ten minste ene gripring (3) is uitgevoerd met buitenwaarts uit het vlak van de gripring gedrukte en zich daarvan-af uitstrekkende tweede uitsteeksels (15).

3. Koppelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede uitsteeksels (15) voorzien zijn van in het 20 vlak van de tweede uitsteeksels (15) verlopende tweede ankertanden (17) .

4. Koppelinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat tussen de eerste ankertanden (16) en/of tussen de tweede ankertanden (17) ten opzichte van de afmetingen van 25 die tanden relatief brede vlakke gedeelten aanwezig zijn.

5. Werkwijze voor de vervaardiging van een voor toepassing in de koppelinrichting volgens een der conclusies 1-4 geschikt gripringelement (3', 3"), met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: 30. het ponsen van naastliggende uitsparingen (7) in een metalen plaatje (6) zodanig dat tussen de uitsparingen relatief dunne materiaalverbindingen (8) overblijven; - het aan ten minste een eerste zijde (9) van de naastliggende uitsparingen (7) uit het vlak van het plaatje drukken 35 van het metaal dat grenst aan de uitsparingen (7) totdat de materiaalverbindingen (8) zijn losgescheurd; - het terugzetten van het uitgedrukte metaal (10) totdat dit zich in hoofdzaak aan de tegenoverliggende zijde van het 2001726 plaatje (6) bevindt en uit het vlak daarvan reikt in de vorm van een gereed eerste uitsteeksel (11).

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deze voorts de stap omvat van het aan een tweede, tegenover de 5 eerste zijde (9) van de naastliggende uitsparingen (7) gelegen zijde (14) omzetten van metaal van het plaatje (6) tot een tweede uitsteeksel (15) dat wegreikt van het plaatje (6) in een richting tegengesteld aan die van het gerede eerste uitsteeksel (11) . 2001726