NL2001675C2 - Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum. - Google Patents

Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum. Download PDF

Info

Publication number
NL2001675C2
NL2001675C2 NL2001675A NL2001675A NL2001675C2 NL 2001675 C2 NL2001675 C2 NL 2001675C2 NL 2001675 A NL2001675 A NL 2001675A NL 2001675 A NL2001675 A NL 2001675A NL 2001675 C2 NL2001675 C2 NL 2001675C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
movement
valve
movable part
limiting
limiting element
Prior art date
Application number
NL2001675A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Hendricus Witte
Original Assignee
Medner Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Medner Holding B V filed Critical Medner Holding B V
Priority to NL2001675A priority Critical patent/NL2001675C2/nl
Priority to PCT/NL2009/050232 priority patent/WO2009134129A1/en
Priority to EP09739028A priority patent/EP2280883A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2001675C2 publication Critical patent/NL2001675C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D83/00Containers or packages with special means for dispensing contents
    • B65D83/14Containers or packages with special means for dispensing contents for delivery of liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant for a product delivered by a propellant
    • B65D83/68Dispensing two or more contents, e.g. sequential dispensing or simultaneous dispensing of two or more products without mixing them
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B11/00Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
    • B05B11/0005Components or details
    • B05B11/0037Containers
    • B05B11/0038Inner container disposed in an outer shell or outer casing
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B11/00Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
    • B05B11/01Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
    • B05B11/10Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
    • B05B11/1001Piston pumps
    • B05B11/1005Piston pumps with means for adjusting or modifying pump stroke
    • B05B11/1008Piston pumps with means for adjusting or modifying pump stroke by adjusting or modifying the pump end-of-dispensing-stroke position
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B11/00Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
    • B05B11/01Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
    • B05B11/10Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
    • B05B11/1081Arrangements for pumping several liquids or other fluent materials from several containers, e.g. for mixing them at the moment of pumping
    • B05B11/1084Arrangements for pumping several liquids or other fluent materials from several containers, e.g. for mixing them at the moment of pumping each liquid or other fluent material being pumped by a separate pump
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D83/00Containers or packages with special means for dispensing contents
    • B65D83/14Containers or packages with special means for dispensing contents for delivery of liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant for a product delivered by a propellant
    • B65D83/44Valves specially adapted therefor; Regulating devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D83/00Containers or packages with special means for dispensing contents
    • B65D83/14Containers or packages with special means for dispensing contents for delivery of liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant for a product delivered by a propellant
    • B65D83/60Contents and propellant separated
    • B65D83/62Contents and propellant separated by membrane, bag, or the like

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)

Description

Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum, omvattende een houder met tenminste 5 één compartiment voor het af te leveren fluïdum en tenminste één bedienbare, met een compartiment verbonden doseerinrichting voor het na bediening van de doseerinrichting afleveren van een dosis fluïdum uit het betreffende compartiment.
Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend in de vorm van zogenaamde spuitbussen 10 voor het afleveren van een aerosol en flessen of bussen welke van een pompmechanisme zijn voorzien voor het afleveren en doseren van schoonmaakmiddelen of eau de toilette.
Hierbij wordt bij bediening van het aandrijfmechanisme steeds eenzelfde hoeveelheid 15 stof afgeleverd. Dit geldt in het bijzonder bij van een pompmechanisme voorziene inrichtingen, maar, de tijd van indrukking van het aandrijfmechanisme steeds gelijk verondersteld, eveneens voor houders welk op basis van een drijfgas de stof afleveren.
Er bestaat echter behoefte aan een dergelijke inrichting waarbij meer mogelijkheden 20 zijn verschaft voor het doseren van de hoeveelheid af te leveren stof, bijvoorbeeld om verspilling te voorkomen, maar eveneens bij gebruik van de doseerinrichting voor het toedienen van medicijnen.
Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een dergelijke inrichting waarbij de 25 tenminste ene doseerinrichting is voorzien van door bediening verplaatsbare instelmiddelen en dat de tenminste ene doseerinrichting is ingericht voor het afleveren van een variabele dosis fluïdum in afhankelijkheid van de positie van de instelmiddelen.
Met behulp van de instelmiddelen is het aldus mogelijk de dosering nauwkeurig te 30 bepalen, waarbij de gebruiker het voordeel heeft dat niet tijdens het afleveren van het fluïdum de dosis handmatig bepaald dient te worden.
Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de houder voorzien van een drijfgas en is de doseerinrichting voorzien van tenminste één met een afgifteopening verbonden en 2 normaliter gesloten ventiel waarvan het debiet van het bij geopend ventiel afgegeven fluïdum afhankelijk is van de indrukking van een beweegbaar deel van het ventiel en zijn de instelmiddelen ingericht voor het in afhankelijkheid van hun positie beperken van de lengte van de indrukking van het beweegbare deel van het ventiel. Deze 5 uitvoeringsvorm implementeert de maatregelen volgens de uitvinding bij een houder, die is voorzien van een drijfgas voor het naar buiten voeren van het te doseren product. Voorts wordt erop gewezen dat in het algemeen bij een dergelijke houder de dosering niet alleen afhankelijk is van de mate waarin het beweegbare deel van het ventiel wordt ingedrukt, maar eveneens van de tijdsduur gedurende welke het beweegbare deel wordt 10 ingedrukt en van de in de houder heersende druk van het drijfgas; het is dus aantrekkelijk wanneer de doseerinrichting is voorzien van middelen die er voor zorgen dat bij het indrukken van het beweegbare deel de hoeveelheid afgegeven fluïdum steeds slechts afhankelijk is van de slaglengte van het beweegbare deel van het ventiel.
15 Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is de doseerinrichting voorzien van een met een afgifteopening verbonden ventiel dat voorzien is van een beweegbaar deel en dat is ingericht voor het bij beweging van het beweegbare deel tegen een veerkracht in vanaf zijn gesloten positie opwekken van een druk in het met het ventiel verbonden compartiment en voor het verbinden van het compartiment met de afgifteopening van 20 het ventiel, is de hoeveelheid door het ventiel afgegeven fluïdum afhankelijk van de lengte van de beweging van het beweegbare deel van het ventiel en zijn de instelmiddelen ingericht voor het in afhankelijkheid van hun positie beperken van de lengte van het beweegbare deel van het ventiel. Deze uitvoeringsvorm implementeert de maatregelen volgens de uitvinding in een houder die van een pompmechanisme is 25 voorzien.
Volgens een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm, die in beide hierboven genoemde situaties van toepassing is, omvat de inrichting een aandrijfelement voor het aandrijven van de beweegbare delen van de ventielen en omvatten de instelmiddelen 30 tenminste één met de hand bedienbaar, beweegbaar bewegingsbeperkingselement. Hiermede is het immers mogelijk de lengte van de indrukking van het ventiel te bepalen. Bij een pompventiel, waarbij de hoeveelheid afgevoerd product hoofdzakelijk evenredig is met het slagvolume van het in het ventiel opgenomen pompmechanisme, levert dit een goede, bijna lineaire dosering op. Bij een ventiel, waarbij een drijfgas leidt 3 tot het uitvoeren van het product, is veelal het debiet van het ventiel tenminste in benadering evenredig met de mate indrukking, zodat ook hier hetzelfde effect wordt verkregen.
5 In principe kunnen de maatregelen volgens de uitvinding worden toegepast bij een enkele houder, die is ingericht voor het doseren van een enkele stof. Voor een dergelijke situatie verschaft een constructief simpele uitvoeringsvorm de maatregel dat het ene bewegingsbeperkingselement in de bewegingsrichting van het ventiel onbeweegbaar is en dat het is ingericht om door bediening dwars op de bewegingsrichting van het ventiel 10 te worden bewogen tot tussen het aandrijfelement en een met een vast deel van de doseerinrichting verbonden aanslag. Hierbij bestaat het voordeel dat het bewegingsbeperkingselement niet met het beweegbare deel van het ventiel meebeweegt en het, een betreffende configuratie verondersteld, aldus direct bediend kan worden. Het bewegingsbeperkingselement kan hierbij integraal met de bediening worden uitgevoerd, 15 hetgeen een kostenbesparing met zich mee kan brengen.
In veel situaties is het gewenst meer dan een product te willen doseren. Hierbij kunnen, bijvoorbeeld in de doseerinrichting, middelen zijn verschaft voor het mengen van de gedoseerde producten. Dit brengt uiteraard met zich mee dat de houder moet zijn 20 ingericht voor het houden van tenminste twee producten en dat voor elk van de producten een ventiel aanwezig is. Het bewegingsbeperkingselement volgens de voorgaande uitvoeringsvorm is dan niet toepasbaar, omdat dan de slag van beide ventielen synchroon wordt beperkt. Volgens een deze beperking vermijdende voorkeursuitvoeringsvorm is het beweegbare deel van het ventiel van een 25 meeneemelement voorzien en is het ene bewegingsbeperkingselement ingericht om door bediening te worden bewogen tot tussen het aandrijfelement en de meeneemrand.
Overigens kan zowel bij uitvoeringsvormen waarbij het bewegingsbeperkingselement direct bedienbaar is als bij uitvoeringsvormen waarbij gebruik wordt gemaakt van een 30 apart bedieningselement, op het bedienbare element een indicatie zijn aangebracht, die de positie van het bewegingsbeperkingselement aangeeft; hiermede wordt het kiezen van de gewenste dosering door de gebruiker vergemakkelijkt.
4
Bij de hierboven genoemde uitvoeringsvorm beweegt het bewegingsbeperkingselement mee met het aandrijfelement, zodat het niet direct bedienbaar is door middel van een niet meebewegend element. Om toch bedienbaarheid te creëren, verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm de maatregel dat het bewegingsbeperkingselement voor 5 beweging in de richting van het ventiel met het beweegbare deel van het ventiel is gekoppeld en dat het bewegingsbeperkingselement voor beweging dwars op de bewegingsrichting van de ventielen is gekoppeld met een bedieningselement. Hierbij zij opgemerkt dat het wel mogelijk is met het beweegbare aandrijfelement een bedieningselement te verbinden voor het uitvoeren van de bedieningsfunctie.
10
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het bewegingsbeperkingselement een deel met twee op in de bewegingsrichting van het ventiel op afstand van elkaar geplaatste vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel. Deze 15 voorkeursuitvoeringsvorm leidt tot een ‘digitale’ keuzemogelijkheid voor het afleveren van het fluïdum dat zich bevindt in het compartiment dat met het betreffende ventiel is verbonden. Een doseerinrichting kan met een enkel dergelijk ventiel worden toegepast, alhoewel de voordelen van deze vorm pas tot uitdrukking komen wanneer een dergelijk ventiel gebruikt wordt in combinatie met een tenminste een ander ventiel. Dit andere 20 ventiel kan worden gevormd door een ventiel met een vaste instelling, dat bij bediening van het aandrijfelement steeds een vaste dosering afgeeft. De gebruiker kan dan kiezen of hij het fluïdum van het bedienbare ventiel al of niet toevoegt aan het steeds afgeleverde fluïdum, dat immers via een vast ventiel wordt gedoseerd. Het is evenzeer mogelijk dat het andere ventiel een eveneens van dergelijke ‘digitale’ 25 keuzemogelijkheid is voorzien. Er is dan een doseerinrichting ontstaan, waarmede de gebruiker een keuzemogelijkheid wordt verschaft. Uiteraard kunnen meerdere van dergelijke ‘digitale’ instelmogelijkheden voorziene ventielen worden gecombineerd, ook met gradueel instelbare ventielen en ventielen met een vaste instelling.
30 Voor het afleveren van een nauwkeurig te doseren product zoals een geneesmiddel, is het van belang dat de gebruiker de dosering nauwkeurig kan vaststellen. Het is dan aantrekkelijk een discrete instelling te gebruiken, opdat een kleine afwijking van het bedieningselement niet leidt tot een afwijking van de gewenste dosering. Dit wordt bereikt wanneer het bewegingsbeperkingselement een eindig aantal delen met elk op in 5 de bewegingsrichting van het ventiel op verschillende afstand van elkaar geplaatste vlakken omvat, voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
5 Niet in alle situaties is een dergelijke nauwkeurigheid gewenst en kan worden volstaan met een graduele instelling. In een dergelijke situatie is het aantrekkelijk wanneer het bewegingsbeperkingselement tenminste een deel omvat met twee op in de bewegingsrichting van het ventiel onderling gradueel veranderende afstand van elkaar geplaatste vlakken omvat, voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen 10 van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
Veelal hebben inrichtingen volgens de uitvinding een tenminste gedeeltelijk cilindrische structuur. Het is dan ook aantrekkelijk wanneer het bewegingsbeperkingselement roteerbaar in de doseerinrichting is geplaatst, omdat dan aangesloten kan worden bij 15 deze structuur. Veelal is het ene of is een van de ventielen centraal geplaatst in de inrichting, en is het aantrekkelijk om het roteerbare bewegingsbeperkingselement roteerbaar rondom het centrale ventiel te plaatsen.
Wanneer het slagbeperkingselement voor beweging met het aandrijfelement is 20 verbonden, is het aantrekkelijk wanneer het bewegingsbeperkingselement slechts in een positie los van de met het vaste deel van de doseerinrichting verbonden aanslag roteerbaar is. Hiermede wordt immers voorkomen dat tijdens het uitvoeren van de beweging van het aandrijfelement, de positie van het bewegingsbeperkingselement wordt veranderd, hetgeen tot een ongedefinieerde beweging en daarmede tot een niet 25 gedefinieerde dosering zou leiden.
Weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat het bewegingsbeperkingselement van tenminste een boogvormige sleuf is voorzien waar het tenminste ene ventiel zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekt en dat tenminste een 30 van de randen van de sleuf is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel. In combinatie met de rotatie van het bewegingsbeperkingselement leidt dit tot een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm.
6
Omdat volgens de uitvinding het voor kan komen dat gedurende een deel van de beweging van het aandrijfelement er geen contact is tussen het beweegbare deel van het ventiel en het aandrijfelement, kan het voorkomen dat het aandrijfelement niet volledig naar zijn oorspronkelijke positie terug wordt gedrongen. Om dit toch te bereiken 5 verschaft een uitvoeringsvorm de maatregel dat het aandrijfelement is gekoppeld met een veerkrachtig element voor het naar de rustpositie dringen van het aandrijfelement.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de doseerinrichting voorzien van een eerste en tenminste een tweede ventiel en is het bewegingsbeperkingselement ingericht voor 10 het slechts beperken van de bewegingslengte van het tenminste tweede ventiel. Deze configuratie maakt de inrichting geschikt voor gebruik in situaties waarin aan een basismateriaal een de eigenschappen van het mengsel sterk bepalende stof wordt toegevoegd, zoals een zonnebeschermingsmiddel met een instelbare beschermingsfactor. Hierbij is het ventiel met een vaste instelling verbonden met een 15 compartiment dat is gevuld met een basiscreme en is het instelbare ventiel verbonden met een compartiment dat is gevuld met een de beschermingsfactor sterk bepalend bestanddeel, zoals titaniumdioxide. Door het instellen van het instelbare ventiel kan het gehalte titaniumdioxide en daarmede de beschermingsfactor van de uit de inrichting tredende creme worden bepaald. Ook in andere situaties zijn is deze variabele 20 toevoeging toepasbaar, zoals bij een ventiel, dat slechts regelbaar is tussen een actieve en een inactieve positie. Dit biedt de gebruiker de mogelijkheid te kiezen tussen het al of niet toevoegen van een hulpstof aan een altijd te doseren fluïdum.
Een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de doseerinrichting is 25 voorzien van een eerste en een tweede ventiel en dat bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het beperken van de bewegingslengte van beide ventielen. Hiermede kan de onderlinge verhouding tussen stoffen die via beide ventielen wordt toegevoerd, worden geregeld, niet alleen door het verkleinen of vergroten van een deel van een van de stoffen maar ook door vergroting of verkleining van de andere stof, waardoor bij 30 ventielen met een beperkte verhouding tussen het maximale debiet en het minimale debiet toch een grotere onderlinge variatie kan worden verkregen. Een toepassing van deze configuratie ligt bij bijvoorbeeld haarkleurmiddelen. Hierbij kan in een van de compartimenten een kleurmiddel voor een lichte, blonde haarkleur zijn geplaatst en in het andere compartiment een kleurmiddel voor bijvoorbeeld een rode haarkleur zijn 7 geplaatst. Aldus kan de kleur van het haarkleurmiddel worden veranderd tussen blond en rood. Ook deze uitvoeringsvorm kan worden toegepast bij bewegingsbeperkingselementen die slechts zijn ingericht voor het volledig of niet beperken van de slag van de beweegbare delen van de ventielen. Hierbij kan de 5 gebruiker een keuze maken tussen beide fluïda.
Een verdere uitwerking van deze configuratie verschaft de maatregel dat het bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het bij bediening in tegengestelde zin beïnvloeden van de bewegingslengte van beide ventielen. Hierbij kan bijvoorbeeld een 10 shampoo worden samengesteld die gebruikt kan worden bij droog haar en bij vet haar. In de compartimenten bevindt zich een shampoo tegen droog haar, respectievelijk tegen vet haar, waarbij de verhouding tussen beide shampoos naar keuze kan worden bepaald.
Constructief kunnen deze laatste twee uitvoeringsvormen worden geïmplementeerd 15 doordat het bewegingsbeperkingselement van tenminste een boogvormige sleuf is voorzien waar de tenminste twee ventielen zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekken en dat tenminste een van de randen van elk van de sleuven is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel. Overigens is hierbij sprake van 20 twee bedienbare ventielen. Deze kunnen onafhankelijk van elkaar bedienbaar zijn, waarbij bij voorkeur van twee verschillende, bijvoorbeeld boven elkaar geplaatste bedieningselementen en bewegingsbeperkingselementen gebruik gemaakt kan worden, maar het is eveneens mogelijk dat een enkel bedieningselement en bewegingsbeperkingselement wordt toegepast dat beide ventielen beïnvloedt.
25
Een hiermede vergelijkbare configuratie wordt verkregen wanneer de doseerinrichting is voorzien van een eerste, een tweede en een derde ventiel en wanneer het bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het tegelijkertijd beperken van de bewegingslengte van het tweede en het derde ventiel in tegengestelde zin. Deze 30 configuratie wijkt af doordat de functie van het eerste en het tweede ventiel in de voorgaande uitvoeringsvorm is overgenomen door het tweede en derde ventiel, en dat een eerste ventiel is toegevoegd. Via dit eerste ventiel met een constant debiet, dat eveneens is verbonden met een compartiment, kan bijvoorbeeld een basisbestanddeel worden toegevoerd. In het bijzonder is de houder hierbij ingericht voor het houden van 8 tenminste drie verschillende producten, bijvoorbeeld doordat de houder is voorzien van tenminste drie van elkaar gescheiden compartimenten. Ook deze uitvoeringsvorm kan worden toegepast met bewegingsbeperkingselementen die de slag van de ventielen hetzij volledig vrijlaten, hetzij volledig blokkeren, maar eveneens met dergelijke 5 elementen die een tussenpositie mogelijk maken.
Weer een andere uitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de doseerinrichting is voorzien van tenminste vier ventielen, en dat het bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het beperken van de bewegingslengte van tenminste drie ventielen.
10 Hiermede kan de dosis van tenminste drie van de vier bestanddelen worden ingesteld en aangepast.
Veelal bestaat behoefte aan het onafhankelijk doseren van diverse componenten. Voor een dergelijke situatie verschaft een verdere uitvoeringsvorm de maatregel dat de 15 doseerinrichting is voorzien van tenminste twee ventielen en van tenminste twee onafhankelijk van elkaar instelbare bewegingsbeperkingselementen die elk zijn ingericht voor het beperken van de beweging van tenminste een van de ventielen. Hiermede wordt een grotere mate van vrijheid gecreëerd voor het instellen van de doses, bijvoorbeeld voor het samenstellen van een vitaminepreparaat, waarbij in 20 afhankelijkheid van de behoefte van de gebruiker verschillende vitaminen houdende toevoegsels kunnen worden toegevoegd aan basisbestanddelen.
Deze configuratie wordt constructief geïmplementeerd doordat de doseerinrichting twee onafhankelijk roteerbare bewegingsbeperkingselementen omvat die concentrisch zijn 25 geplaatst, die elk zijn ingericht voor het beperken van de beweging van een van de ventielen en die elk van tenminste een eerste boogvormige sleuf zijn voorzien waar het eerste ventiel zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekt en elk van een tweede boogvormige sleuf zijn voorzien waar het tweede ventiel zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekt, dat tenminste een van de randen van de eerste sleuf is voorzien van 30 vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het eerste ventiel en dat tenminste een van de randen van de tweede sleuf is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tweede ventiel. Wanneer bij deze configuratie ventielen en bewegingsbeperkingselementen 9 worden toegepast die geschikt zijn voor het volledig blokkeren of sluiten van de ventielen, kan, in het bijzonder wanneer er een groot aantal ventielen aanwezig is, een keuzemogelijkheid worden geboden tussen de fluïda die in de met de betreffende ventielen verbonden compartimenten aanwezig zijn. Wanneer een enkel 5 bewegingsbeperkingselement wordt toegepast, kan dit zijn ingericht voor het openen van slechts een enkel ventiel. Ook bij deze uitvoeringsvorm zijn de bedieningselementen bij voorkeur voorzien van indicaties, die de positie van de afzonderlijke bewegingsbeperkingselementen aangeven.
10 Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm is het bedieningselement van indicatiemiddelen voorzien voor het aangeven van de positie van de bewegingsbeperkingsmiddelen, hetgeen het gebruiksgemak vergroot. Het zal duidelijk zijn dat deze indicatiemiddelen zich ook over de overige delen van de doseerinrichting uit kunnen strekken voor het verschaffen van een referentie.
15
In het bijzonder kunnen dergelijke indicatiemiddelen zijn ingericht voor het aangeven van de aard van het betreffende fluïdum, maar zij kunnen eveneens, mogelijkerwijs in combinatie zijn ingericht voor het aangeven van de dosering.
20 Voor bepaalde toepassingen, in het bijzonder van medicijnen, zoals middelen ter bestrijding van een verstopte neus, kan het aantrekkelijk zijn aanvankelijk een werkzame stof toe te dienen, zoals xylometazoline, waarna een mentholhoudend fluïdum kan worden toegediend. Voor dergelijke toepassingen is het aantrekkelijk wanneer de indicatiemiddelen zijn ingericht voor het aangeven van een volgorde van 25 achtereenvolgens te doorlopen doseerinstellingen. Hierbij wordt voorts voorgesteld de dosering van een fluïdum in de tijd te veranderen. De indicatiemiddelen zijn dan in gericht voor het aangeven van de dag of het tijdstip waarop het fluïdum moet worden gebruikt, waarbij de slagbeperkingsmiddelen zijn ingericht voor het desbetreffend instellen van de dosering van het fluïdum.
30 In het bovenstaande is slechts een beperkt aantal mogelijkheden en configuraties van de onderhavige uitvinding toegelicht; meer in het algemeen kan de uitvinding worden toegepast bij doseerinrichtingen die zijn voorzien van een enkel ventiel, waarvan de slaglengte kan worden geblokkeerd, stapsgewijs kan worden beperkt of gradueel kan worden beperkt.
10
Wanneer de doseerinrichting is voorzien van twee ventielen, kunnen deze beide zijn gekoppeld met een afzonderlijk bewegingsbeperkingselement volgens een van de drie hierboven genoemde mogelijkheden. Het is eveneens mogelijk dat zij beide zijn 5 gekoppeld met hetzelfde bewegingsbeperkingselement waardoor de beperking van beide ventielen tezamen kan worden ingesteld. Het is echter eveneens mogelijk dat de bewegingsbeperking slechts op een eerste ventiel van toepassing is en het tweede ventiel een vaste slag heeft. Bij een doseerinrichting met een ronde configuratie kan een centraal ventiel met een vaste slag worden toegepast, en kan het ventiel met een 10 beperkbare slag acentraal worden geplaatst opdat het beweegbaar is door een ringvormig bewegingsbeperkingselement.
Wanneer een groter aantal ventielen wordt toegepast, is het aantrekkelijk wanneer de zij volgens een ringvormige configuratie worden gerangschikt op de doseerinrichting opdat 15 zij door een of meer bewegingsbeperkingselementen kunnen worden gekoppeld. Ook hier zijn talloze configuraties mogelijk, namelijk met een enkel bewegingsbeperkingselement dat gekoppeld is met elk van de ventielen, of een bewegingsbeperkingselement voor elk van de ventielen. Ook hier kunnen de slaglengte van de ventielen elk, hetzij afhankelijk, hetzij onafhankelijk van elkaar worden 20 geblokkeerd, stapsgewijs beperkt of gradueel beperkt. Zo is het bijvoorbeeld aantrekkelijk dat een
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de compartimenten elk voorzien van een in hoofdzaak flexibel materiaal vervaardigde houder die tezamen in een starre 25 houder zijn geplaatst en is de starre houder ingericht voor het bevatten van een drijfgas. Deze uitvoeringsvorm is van toepassing bij eerder genoemde uitvoeringsvormen waarbij gebruik gemaakt wordt van een drijfgas. Dit levert de problematiek op van een combinatie van verschillende compartimenten die elk van een werkzame stof en van een drijfgas moeten zijn voorzien. De maatregel volgens de onderhavige configuratie 30 vereenvoudigt deze problematiek door gebruik te maken van een enkele houder voor het drijfgas en daarin aangebrachte compartimenten, in elk waarvan een verschillende werkzame stof kan worden geplaatst die elk via een ventiel kunnen worden afgeleverd.
11
De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 : een doorsnedeaanzicht van een inrichting volgens uitvinding die één ventiel omvat; 5 figuur 2: een perspectivisch onderaanzicht op het bewegingsbeperkingselement in figuur 1; figuur 3: een doorsnedeaanzicht van een andere uitvoeringsvorm die twee ventielen omvat; figuur 4a en 4b: perspectivische aanzichten van het in figuur 3 afgebeelde 10 bewegingsbeperkingselement; figuur 5: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 3 afgebeelde uitvoeringsvorm, die van twee ventielen is voorzien; figuur 6a en 6b: perspectivische aanzichten van het in figuur 5 afgebeelde bewegingsbeperkingselement; 15 figuur 7: een doorsnedeaanzicht van weer een andere uitvoeringsvorm die van twee ventielen is voorzien; figuur 8 a en 8b: perspectivische aanzichten van het in figuur 7 afgebeelde bewegingsbeperkingselement; figuur 9: een doorsnedeaanzicht van een uitvoeringsvorm met drie 20 ventielen; figuur 10: een perspectivisch aanzicht van een van een tijdsindicatie voorziene inrichting volgens de uitvinding; en figuur 11: een perspectivisch aanzicht van een van een fluïdumindicatie voorziene inrichting volgens de uitvinding.
25
Figuur 1 toont een doorsnedeaanzicht van een inrichting 1 voor het bevatten en gedoseerd afleveren van één fluïdum. Deze inrichting 1 omvat een bij voorkeur van aluminium vervaardigde houder 10 die is voorzien van een compartiment 11, bevattende een medium 12, waar een als dop uitgevoerd, bij voorkeur van kunststof 30 vervaardigd afdichtelement 20 op is geplaatst. Het afdichtelement 20 omvat een plaat 19 die door middel van klemmiddelen op de houder 10 is bevestigd. Voorts omvat het afdichtelement 20 zich van de plaat 19 af uitstrekkende aanslagen 21, veerkrachtige lippen 22 en een centraal aangebrachte, van een opening voorziene spil 23.
12
De spil 23 is voorzien van in omtreksrichting en in lengterichting op afstand van elkaar geplaatste blokkeringen 24,25 en dichter bij de plaat 19 gelegen, zich in radiaal uitstrekkende uitkragingen 26. Boven het afdichtelement 20 is een bewegingsbeperkingselement 30 geplaatst, dat in verticale richting beweegbaar is ten 5 opzichte van de spil 23, maar waarvan de beweging in horizontale richting door de spil wordt beperkt tot rotatie om de spil 23 . Het bewegingsbeperkingselement 30 omvat verder zich in radiale richting uitstrekkende uitkragingen 31 en een zich in horizontale richting uitstrekkend eerste vlak 32 en zich op verschillende afstand van het eerste vlak 32 geplaatste tweede vlakken 33, alsmede zich in de richting van de spil uitstrekkende 10 uitkragingen 34. Het is echter eveneens mogelijk slechts een enkele uitkraging toe te passen, die tot in een de slag van het beweegbare deel van het ventiel blokkerende positie kan worden bewogen. Andere configuraties worden niet uitgesloten.
Voorts is boven het bewegingsbeperkingselement een aandrijfelement 40 geplaatst, dat 15 in verticale richting beweegbaar is ten opzichte van de spil 23 en dat voorzien is van blokkeringen 41, een afvoer 42 en een afvoeropening 43. Tevens omvat het aandrijfelement 40 een eerste vlak 44 en een op afstand van het eerste vlak 44 geplaatst tweede vlak 45. Het afdichtelement 20, het bewegingsbeperkingselement 30 en het aandrijfelement 40 zijn onderling dusdanig gepositioneerd dat de lippen 22 het vlak 32 20 van het bewegingsbeperkingselement 30 tegen het eerste vlak 44 van het aandrijfelement 40 dringen. Het aandrijfelement 40 wordt hierbij voor een naar boven gerichte verplaatsing beperkt door werking van blokkeringen 41 van het aandrijfelement 40 tegen blokkeringen 25 van het afdichtelement 20.
25 Rondom het bewegingsbeperkingselement 30 is een bedieningelement 50 geplaatst, dat is voorzien van zich in radiale richting uitstrekkende groeven 51 voor het ontvangen van de uitkragingen 31 van het slagbepalingselement 30. Het bewegingsbeperkingselement 30 is slechts roteerbaar om de spil 23 in de in figuur 1 weergegeven positie. De uitkragingen 34 van het bewegingsbeperkingselement 30 worden dan niet in rotatie 30 geblokkeerd door de uitkragingen 26 van het afdichtelement 20.
De inrichting omvat verder een zich vanuit het compartiment 11 door de opening van de spil 23 heen en tot in de afvoer 42 van het afdichtelement 40 uitstrekkend en hol uitgevoerd ventiel 60. Het ventiel 60 omvat een met het afdichtelement 20 star 13 verbonden deel 61 en een ten opzichte van dit deel 61 beweegbaar deel 62, dat is voorzien van een meeneemrand 63. De meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 wordt door een in de tekeningen niet weergegeven, doch in het gebied van ventielen van deze soort algemeen bekend veerkrachtig element naar het 5 tweede vlak 45 van het aandrijfelement 40 gedrongen.
De werking van de inrichting 1 zal nu verder worden toegelicht. Door het bedieningselement 50 binnen de in figuur 1 weergegeven positie te verdraaien rondom de spil 23, wordt het bewegingsbeperkingselement 30 onder invloed van de werking van de zich in de groeven 51 van de bediening 50 uitstrekkende uitkragingen 31 van het 10 bewegingsbeperkingselement 30, het door de gebruiker gewenste tweede vlak 33 tot boven de aanslagen 21 van het afdichtelement 20 geplaatst. De diverse tweede vlakken 33 hebben een onderling verschillende afstand tot beide aanslagen 21. Deze afstand bepaalt de verplaatsing van het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 tot de aanslagen 21 wanneer het aandrijfelement 40 in de richting naar de houder 10 wordt gedrongen.
15
Door het aandrijfelement 40 richting de houder 10 te bewegen nadat het aandrijfelement 40 richting de houder 10 te bewegen bewegingsbeperkingselement 30 tot in de juiste positie is verdraaid, zal het slagbepalingselement 30 en het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 meebewegen doordat het eerste vlak 32 van het 20 bewegingsbeperkingselement 30 aanligt op het eerste vlak 44 van het aandrijfelement 40, respectievelijk de meeneemrand 63 van het ventiel 60 aanligt op het tweede vlak 45 van het aandrijfelement 40. Hierdoor verplaatst het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 zich in de richting naar de houder 10 toe. De verplaatsing van het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 wordt geblokkeerd zodra de boven de aanslagen 21 geplaatste 25 tweede vlakken 33 van het bewegingsbeperkingselement 30 tegen deze aanslagen 21 aanliggen.
Door het geopende ventiel 60 heen zal nu een gewenste dosis fluïdum 12 naar het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 vloeien. Door het aandrijfelement 40 na het uit 30 de afvoeropening 43 vloeien van de gewenste hoeveelheid fluïdum 12 weer los te laten, zullen de veerkrachtige lippen 22 het slagbepalingselement 30 en daarmee ook het aandrijfelement 40 weer naar de positie dringen zoals in figuur 1 is weergegeven. Het beweegbare 62 deel van het ventiel 60 wordt hierbij door een niet weergegeven veerkrachtig element opwaarts gedrongen, waardoor het ventiel 60 weer gesloten wordt 14 en er geen fluïdum 12 vanuit het compartiment 11 van de houder 10 door het ventiel 60 kan vloeien.
Figuur 2 toont een perspectivisch onderaanzicht van het ringvormig uitgevoerde 5 bewegingsbeperkingselement 30. Het bewegingsbeperkingselement 30 omvat een zich in horizontale richting uitstrekkend eerste vlak 32 en zich op verschillende afstand van het eerste vlak 32 geplaatste tweede vlakken 33. Het bewegingsbeperkingselement 30 omvat verder zich radiale richting uitstrekkende uitkragingen 31 alsmede zich richting de spil uitstrekkende uitkragingen 34. In de opening 35 van het slagbepalingselement 30 10 kan de spil 23 uit figuur 1 worden opgenomen.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm volgens de in figuur 1 weergegeven inrichting 1, die echter is ingericht voor het bevatten, selecteren en het gedoseerd afleveren van twee fluïda. De hier getoonde uitvoeringsvorm verschilt dan ook van de in figuur 1 getoonde 15 uitvoeringsvorm doordat de inrichting 1 is voorzien van twee ventielen 60, welke zich uitstrekken tot in verschillende compartimenten 11 van de houder 10. In de van elkaar gescheiden compartimenten 11 bevinden zich onderling verschillende fluïda 12 en 13. Verder is de inrichting 1 voorzien van een afdichtelement 20, een aandrijfelement 40 en een bedieningselement 50 volgens figuur 1. Tevens omvat de inrichting 1 een 20 bewegingsbeperkingselement 130, dat afwijkt van het in figuur 1 getoonde bewegingsbeperkingselement 30. Ook hier kan een bewegingsbeperkingselement worden toegepast dat is ingericht voor het blokkeren van de beweging van de ventielen.
Figuren 4a en 4b tonen aanzichten van het bewegingsbeperkingselement 130 uit figuur 25 3. Evenals bij de in figuur 2 afgebeelde uitvoeringsvorm, omvat het bewegingsbeperkingselement 130 een zich in horizontale richting uitstrekkend eerste vlak 132 en een zich op verschillende afstand van het eerste vlak 132 geplaatst tweede vlak 133. Het bewegingsbeperkingselement 130 omvat verder zich in radiale richting uitstrekkende uitkragingen 131 alsmede zich richting naar de spil toe uitstrekkende 30 uitkragingen 34. In de opening 135 van het bewegingsbeperkingselement 130 kan de spil 23 uit figuur 3 worden opgenomen. In tegenstelling tot het in figuur 2 getoonde bewegingsbeperkingselement, strekken de tweede vlakken 133 van het hier weergegeven bewegingsbeperkingselement 130 zich niet uit tot aan de opening 135, 15 waardoor een smalle opening 136 en brede opening 137 ontstaan , zoals in figuur 4a is getoond.
De hier weergegeven inrichting 1 werkt als volgt: Door het bedieningselement 50 te 5 verdraaien, verdraait tevens het bewegingsbeperkingselement 30. Indien nu de brede opening 137 boven een ventiel 60 is geplaatst, zal het bewegingsbeperkingselement 30 dit ventiel 60 niet doen laten meebewegen, aangezien er geen tweede vlakken 133 zijn die op de meeneemrand 63 kunnen aanliggen en daarmee niet het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 richting de houder dringen. In de in figuur 3 getoonde toestand zal het 10 linker ventiel wat zich tot in het fluïdum 12 uitstrekt aldus niet bewegen wanneer het bewegingsbeperkingselement 30 onder invloed van het aandrijfelement 40 in de richting naar de houder 10 toe wordt gedrongen. Boven het andere ventiel 60 dat zich tot in het fluïdum 13 uitstrekt, strekt zich een tweede vlak 133 uit, welk tweede vlak 133 dusdanig gepositioneerd is dat het kan aanliggen op de meeneemrand 63 van het 15 beweegbare deel 62 van dit ventiel 60, waardoor tijdens het richting de houder 10 dringen van het aandrijfelement 40, dit tweede vlak 33 het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 over een gewenste afstand in de richting naar de houder 10 toe zal dringen. Hierdoor zal een gewenste hoeveelheid medium 13 door het ventiel 60 heen naar het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 vloeien.
20
Door het aandrijfelement 40 na het uit de afvoeropening 43 vloeien van de gewenste hoeveelheid medium 13 weer los te laten, zullen de veerkrachtige lippen 22 het bewegingsbeperkingselement 30 en daarmee ook het aandrijfelement 40 weer naar de in figuur 3 weergegeven positie dringen. Het beweegbare 62 deel van het ventiel 60 wordt 25 hierbij door een niet weergegeven veerkrachtig element opwaarts gedrongen, waardoor het ventiel 60 weer gesloten wordt en er geen medium 13 vanuit het compartiment 11 van de houder 10 door het ventiel 60 kan vloeien.
Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm die overeenkomt met de in figuur 3 weergegeven 30 inrichting 1, maar die verschilt van de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm doordat de tweede vlakken 233 van het bewegingsbeperkingselement 230 op een vaste afstand van de tweede vlakken 232 zijn geplaatst, zoals voorts in de figuren 6a en 6b is weergegeven. Weliswaar kan hierdoor het bewegingsbeperkingselement 230 dusdanig 16 worden verdraaid dat een gewenste ventiel 60 wordt aangedreven, maar kan de dosis ervan niet worden ingesteld.
Figuren 6a en 6b tonen aanzichten van het in Figuur 5 afgebeelde 5 bewegingsbeperkingselement 230. Evenals bij de figuren 4a en 4b, omvat het bewegingsbeperkingselement 230 een zich in horizontale richting uitstrekkend eerste vlak 232 en zich op gelijke afstand van het eerste vlak 232 geplaatste tweede vlakken 233. Het bewegingsbeperkingselement 230 omvat verder zich in radiale richting uitstrekkende uitkragingen 231 alsmede zich richting de spil uitstrekkende uitkragingen 10 234. In de sleufvormige opening 235 van het slagbepalingselement 230 kan de spil 23 uit figuur 3 worden opgenomen, zoals ook uit figuur 6 blijkt.
De in figuren 5 en 6 weergegeven inrichting 1 werkt als volgt: Door het bedieningselement 50 te verdraaien verdraait tevens het bewegingsbeperkingselement 15 230. Indien nu de brede opening 237 boven een ventiel 60 is geplaatst, zal het bewegingsbeperkingselement 230 dit ventiel 60 niet doen laten meebewegen, aangezien er geen tweede vlakken 33 zijn die op de meeneemrand 63 kunnen aanliggen en daarmee niet het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 richting de houder dringen. In de in figuur 5 getoonde toestand zal het linker ventiel wat zich tot in medium 12 20 uitstrekt daardoor niet bewegen indien het slagbepalingselement 30 onder invloed van het aandrijfelement 40 richting de houder 10 wordt gedrongen. Boven het andere ventiel 60, welke zich tot in het fluïdum 13 uitstrekt, strekt zich een tweede vlak 233 tot net boven de meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 uit. Door tijdens het richting de houder 10 dringen van het aandrijfelement 40, zal dit tweede vlak 25 33 het beweegbare deel 62 van het ventiel 60 naar de houder 10 zal dringen, waarbij de verplaatsing begrenst zal worden doordat het bewegingsbeperkingselement 230 tegen het afdichtelement 20 zal aanliggen. Hierdoor zal een gewenste hoeveelheid fluïdum 13 door het ventiel 60 naar het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 vloeien. Door het aandrijfelement 40 na het uit de afvoeropening 43 vloeien van de gewenste hoeveelheid 30 medium 13 weer los te laten, zullen de veerkrachtige lippen 22 het bewegingsbeperkingselement 230 en daarmee ook het aandrijfelement 40 weer naar de in figuur 5 weergegeven positie dringen. Het beweegbare 62 deel van het ventiel 60 wordt hierbij door een niet weergegeven veerkrachtig element opwaarts gedrongen, 17 waardoor het ventiel 60 weer gesloten wordt en er geen medium 12 vanuit het compartiment 11 van de houder 10 door het ventiel 60 kan vloeien.
Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm volgens de in figuur 1 weergegeven inrichting 1, die 5 echter verschilt van de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm doordat de inrichting 1 is voorzien van twee ventielen 60, overeenkomstig de in figuur 1 getoonde ventielen 60, welke zich uitstrekken tot in verschillende compartimenten 11 van de houder 10. In de van elkaar gescheiden compartimenten 11 bevinden zich onderling verschillende fluïda 12 en 13. Verder is de inrichting 1 voorzien van een afdichtelement 20, een 10 aandrijfelement 40 en een bedieningselement 50 overeenkomstig figuur 1. Tevens omvat de inrichting 1 een bewegingsbeperkingselement 330, dat afwijkt van het in figuur 1 getoonde slagbepalingselement 30, zoals eveneens in de figuren 8a en 8b is weergegeven.
15 Figuren 8a en 8b tonen aanzichten op het bewegingsbeperkingselement 330 uit figuur 7. In overeenstemming met figuur 2, omvat het bewegingsbeperkingselement 330 een zich in horizontale richting uitstrekkend eerste vlak 332 en zich op onderling verschillende afstand van het eerste vlak 332 geplaatste tweede vlakken 333. De tweede vlakken 333 verschillen ten opzichte van het in figuur 2 getoonde bewegingsbeperkingselement 330 20 doordat de tweede vlakken 333 onderbroken zijn tussen de opening 335 en een het slagbepalingselement 330 omsluitende rand 338. Hierdoor ontstaat een versmalde opening 336, waarbij de tweede vlakken 333 dusdanig zijn gepositioneerd dat zij kunnen aanliggen op de meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van het zich tot in het fluïdum 12 uitstrekkende ventiel 60.
25
Verder omvat het bewegingsbeperkingselement 330 zich in radiale richting uitstrekkende uitkragingen 331 alsmede zich naar de spil toe uitstrekkende uitkragingen 334. De uitkragingen 334 en de rond de sleuivormige opening 335 geplaatste tweede vlakken 333 zijn met de het bewegingsbeperkingselement 330 omsluitende rand 338 30 verbonden door middel van een brug 339.
De hier weergegeven inrichting 1 werkt als volgt: Door het bedieningselement 50 te verdraaien verdraait tevens het bewegingsbeperkingselement 330. Hierdoor kan de gebruiker de gewenste tweede vlakken 333 boven de meeneemrand 63 van het 18 beweegbare deel 62 van het tot in het fluïdum 12 uitstrekkende ventiel 60 plaatsen. In de in figuur 7 getoonde toestand zal het beweegbare deel 62 van het zich tot in het fluïdum 12 uitstrekkende ventiel 60 daardoor over een gewenste afstand bewegen indien het bewegingsbeperkselement 230 onder invloed van het aandrijfelement 40 naar de 5 houder 10 toe wordt gedrongen. Boven het andere ventiel 60, dat zich tot in het fluïdum 13 uitstrekt, bevindt zich het tweede vlak 45 van het aandrijfelement 40, dat aanligt op de meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van dit ventiel. Door nu het aandrijfelement 40 naar de houder 10 toe te dringen, zal het zich tot in het fluïdum 13 uitstrekkende ventiel 60 een hoeveelheid fluïdum 13 naar het afvoerkanaal 42 en de 10 afvoeropening 43 dringen, die afhankelijk is van de verplaatsing van het aandrijfelement 40 naar de houder 10. Tevens zal het zich tot in het fluïdum 12 uitstrekkende ventiel 60 een hoeveelheid fluïdum 12 naar het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 dringen, welke hoeveelheid afhankelijk is van de afstand van het tweede vlak 333 van het slagbepalingselement 330 tot de meeneemrand 63 van het 15 beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 en van de verplaatsing van het aandrijfelement 40 richting de houder 10. De gebmiker kan op deze wijze de inrichting 1 een gewenste dosis van zowel het medium 12 als het medium 13 laten afleveren.
Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm volgens de in figuur 3 weergegeven inrichting 1 die 20 verschilt ten opzichte van de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm doordat de inrichting 1 naast de in figuur 3 getoonde twee ventielen 60, welke zich hier tot in het fluïdum 12 en het fluïdum 14 uitstrekken, een derde ventiel 60 omvat, dat zich tot in het fluïdum 13 uitstrekt, De meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van dit derde ventiel ligt tegen het tweede vlak 45 van het aandrijfelement 40 aan. De overige twee ventielen 60 25 bevinden zich aan weerszijden van het zich tot in het fluïdum 13 uitstrekkende ventiel 60. De inrichting 1 omvat verder een slagbepalingselement 130 volgens de in figuur 3 getoonde inrichting.De hier weergegeven inrichting 1 werkt als volgt: Door het bedieningselement 50 te verdraaien, verdraait tevens het bewegingsbeperkingsselement 130. Indien nu de brede sleufvormige opening 137 boven het zich tot in het fluïdum 12 30 uitstrekkende ventiel 60 is geplaatst, zal het bewegingsbeperkingselement 130 dit ventiel 60 niet doen laten meebewegen, aangezien er geen tweede vlakken 133 zijn die op de meeneemrand 63 kunnen aanliggen en daarmee niet het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 richting de houder dringen. In de in figuur 3 getoonde toestand zal het zich tot in het fluïdum 12 uitstrekkende ventiel niet bewegen wanneer het 19 bewegingsbeperkingselement 130 onder invloed van het aandrijfelement 40 naar de houder 10 wordt gedrongen. Boven het zich tot in het fluïdum 14 uitstrekkende ventiel 60 strekt zich wel een tweede vlak 133 tot boven de door de gebruiker gewenste afstand tot de meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 uit. Door tijdens 5 het richting de houder 10 dringen van het aandrijfelement 40, zal dit tweede vlak 133 het beweegbare deel 62 van het zich tot in het fluïdum 13 uitstrekkende ventiel 60 naar de houder 10 dringen, waarbij de verplaatsing begrenst zal worden doordat de tweede vlakken 33 van het bewegingsbeperkingselement 130 tegen het afdichtelement 20 zullen aanliggen. Hierdoor zal een hoeveelheid fluïdum 13 door het zich tot in dit 10 fluïdum 13 uitstrekkende ventiel 60 naar het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 vloeien, welke hoeveelheid afhankelijk is van de verplaatsing van het aandrijfelement 40. Tevens zal het zich tot in het fluïdum 14 uitstrekkende ventiel 60 een hoeveelheid fluïdum 14 richting het afvoerkanaal 42 en de afvoeropening 43 dringen, die afhankelijk is van de afstand van het tweede vlak 33 van het bewegingsbepalingselement 130 tot de 15 meeneemrand 63 van het beweegbare deel 62 van dit ventiel 60 en van de verplaatsing van het aandrijfelement 40 naar de houder 10. De gebruiker kan op deze wijze de inrichting 1 een gewenste dosis van het fluïdum 12 als een aan deze hoeveelheid gekoppelde hoeveelheid van het fluïdum 14 laten afleveren. Door het aandrijfelement 40 na het uit de afvoeropening 43 vloeien van de gewenste hoeveelheid medium 13 20 weer los te laten, zullen de veerkrachtige lippen 22 het bewegingsbeperkingselement 130 en daarmee ook het aandrijfelement 40 weer in de positie dringen zoals in figuur 3 is weergegeven. De beweegbare delen 62 van de ventielen 60 worden hierbij door een niet weergegeven veerkrachtig element opwaarts gedrongen, waardoor de ventielen 60 weer gesloten worden en er geen fluïda 13,14 vanuit het compartiment 11 van de houder 25 10 door de ventielen 60 heen kunnen vloeien.
In figuur 10 is een houder 1 volgens de uitvinding getoond, die een hoofdzakelijk cilindrische vorm heeft en die voorzien is van een indrukbaar aandrijfelement 40. In de houder 1 is een draaibare ring 80 opgenomen die fungeert als bedieningselement van de 30 in de houder opgenomen bewegingsbeperkingselementen van de ventielen. Door draaien aan deze ring wordt de positie van de bewegingbeperkingselementen veranderd opdat de slag van het ene ventiel of van meerdere ventielen wordt beperkt. De draaibare ring is van een merkteken 81 voorzien in de vorm van een streepje. Aan het op de ring 80 aansluitende deel van het huis is eveneens een reeks indicatietekens 82 aangebracht 20 voor het aangeven van de positie van de ring. In het onderhavige geval wordt deze reeks indicatietekens gevormd door een reeks streepjes met cijfers, die de volgorde aangeven van de betreffende posities. Hierbij wordt bijvoorbeeld een per dag variërende dosis van een medicijn toegediend, terwijl bijvoorbeeld vanaf de vierde dag een extra middel 5 word toegediend.
Ten slotte toont figuur 11 een desbetreffende houder 80, die is voorzien van drie draaibare ringen 83, 84, 85 die elk zijn voorzien van een indicatieteken 86, 87 en 88. Deze draaibare ringen zijn onafhankelijk van elkaar draaibaar en zij zijn elk gekoppeld 10 met een bewegingsbeperkingselement van een afzonderlijk ventiel opdat elk van de ringen fungeert als bedieningselement van een van de ventielen. In het onderhavige geval is sprake van gradueel instelbare ventielen. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de indicatietekens 89 op het aan de ringen 83, 84, 85 grenzende deel van de behuizing van de inrichting. Wanneer door rotatie van een van de ringen 83, 84 of 85 15 een van de indicatietekens 86, 87 of 88 tot tussen de indicatietekens 89 wordt gebracht wordt het met de betreffende ring gekoppelde bewegingsbeperkingselement bewogen naar een positie waarin de slaglengte van het desbetreffende ventiel wordt beperkt in de mate die wordt aangegeven door de hoogte van het betreffende deel van het indicatieteken. Alhoewel het hier slechts een grafische indicatie betreft, kan deze 20 worden gecombineerd met een alfanumerieke indicatie of kan slechts een alfanumerieke indicatie worden toegepast. Het zal duidelijk zijn dat deze verschillende soorten van indicatie kunnen worden toegepast bij alle relevante uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Claims (25)

1. Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum, omvattende: 5. een houder met tenminste één compartiment voor het af te leveren fluïdum; en - tenminste één bedienbare, met een compartiment verbonden doseerinrichting voor het na bediening van de doseerinrichting afleveren van een dosis fluïdum uit het betreffende compartiment, met het kenmerk dat de tenminste ene doseerinrichting is voorzien van door bediening 10 verplaatsbare instelmiddelen en dat de tenminste ene doseerinrichting is ingericht voor het afleveren van een variabele dosis fluïdum in afhankelijkheid van de positie van de instelmiddelen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de houder is voorzien van 15 een drijfgas en dat de doseerinrichting is voorzien van tenminste één met een afgifteopening verbonden en normaliter gesloten ventiel waarvan het debiet van het bij geopend ventiel afgegeven fluïdum afhankelijk is van de indrukking van een beweegbaar deel van het ventiel en dat de instelmiddelen zijn ingericht voor het in afhankelijkheid van hun positie beperken van de lengte van de indrukking van het 20 beweegbare deel van het ventiel.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk - dat de doseerinrichting is voorzien van een met een afgifteopening verbonden ventiel dat voorzien is van een beweegbaar deel en dat is ingericht voor het bij beweging van 25 het beweegbare deel tegen een veerkracht in vanaf zijn gesloten positie opwekken van een druk in het met het ventiel verbonden compartiment en voor het verbinden van het compartiment met de afgifteopening van het ventiel, - dat de hoeveelheid door het ventiel afgegeven fluïdum afhankelijk is van de lengte van de beweging van het beweegbare deel van het ventiel; en 30. dat de instelmiddelen zijn ingericht voor het in afhankelijkheid van hun positie beperken van de lengte van het beweegbare deel van het ventiel.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de inrichting tevens een aandrijfelement voor het aandrijven van de beweegbare delen van de ventielen omvat en dat de instelmiddelen tenminste één van een inactieve positie door bediening naar een actieve positie beweegbaar bewegingsbeperkingselement omvatten.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tenminste ene 5 bewegingsbeperkingselement in de bewegingsrichting van het ventiel onbeweegbaar is, dat het is ingericht om door bediening dwars op de bewegingsrichting van het beweegbare deel van het ventiel te worden bewogen en dat in de actieve positie tenminste een deel van het bewegingsbeperkingselement zich tussen het aandrijfelement en een met een vast deevan de doseerinrichting verbonden aanslag bevindt. 10
6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het beweegbare deel van het ventiel van een meeneemelement is voorzien,dat het tenminste ene bewegingsbeperkingselement is ingericht om door bediening dwars op de bewegingsrichting van het beweegbare deel van het ventiel te worden bewogen en dat 15 tenminste een deel van het bewegingsbeperkingselement in de actieve positie zich tussen het aandrijfelement en de meeneemelement bevindt.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement voor beweging in de richting van het ventiel met het 20 beweegbare deel van het ventiel is gekoppeld en dat het bewegingsbeperkingselement voor beweging dwars op de bewegingsrichting van de beweegbare delen van de ventielen is gekoppeld met een bedieningselement.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 4-7, met het kenmerk dat het 25 bewegingsbeperkingselement tenminste een deel met twee op in de bewegingsrichting van het ventiel op afstand van elkaar geplaatste vlakken omvat voor het bij bediening van het aandrijfelement blokkeren van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 4-7, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement een tenminste een deel met elk een eindig aantal op in de bewegingsrichting van het ventiel op verschillende afstand van elkaar geplaatste vlakken omvat, voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
10. Inrichting volgens conclusie 4-7, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement tenminste een deel omvat met twee op in de bewegingsrichting van het ventiel onderling gradueel veranderende afstand van elkaar 5 geplaatste vlakken omvat, voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 4-10, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement roteerbaar in de doseerinrichting is geplaatst. 10
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement slechts in een positie los van de met het vaste deel van de doseerinrichting verbonden aanslag roteerbaar is.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het bewegingsbeperkingselement van tenminste een boogvormige sleuf is voorzien waar het tenminste ene ventiel zich doorheen uitstrekt en dat tenminste een van de randen van de sleuf is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel. 20
14. Inrichting volgens een van de conclusies 2-13, met het kenmerk dat het aandrijfelement is gekoppeld met een veerkrachtig element voor het naar de rustpositie dringen van het aandrijfelement.
15. Inrichting volgens een van de conclusies 1 -A of 6-14, met het kenmerk dat de doseerinrichting is voorzien van een eerste en tenminste een tweede ventiel en dat bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het slechts beperken van de bewegingslengte van het tenminste tweede ventiel.
16. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4 of 6-15, met het kenmerk dat de doseerinrichting is voorzien van een eerste en een tweede ventiel, en dat het bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het beperken van de bewegingslengte van beide ventielen.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het bij bediening van het bedieningselement in tegengestelde zin beperken van de bewegingslengte van beide ventielen. 5
18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het bewegingsbeperkingselement van tenminste een boogvormige sleuf is voorzien waar de tenminste twee ventielen zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekken en dat tenminste een van de randen van elk van de sleuven is voorzien van vlakken voor het 10 tijdens bediening van het aandrijfelement bepalen van de verplaatsing van het beweegbare deel van het tenminste ene ventiel.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4 of 6-14, met het kenmerk dat de doseerinrichting is voorzien van een eerste, een tweede en een derde ventiel en dat het 15 bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het tegelijkertijd beperken van de bewegingslengte van het tweede en het derde ventiel in tegengestelde zin.
20. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4 of 6-15, met het kenmerk, dat de doseerinrichting is voorzien van tenminste vier ventielen, en dat het 20 bewegingsbeperkingselement is ingericht voor het beperken van de bewegingslengte van tenminste drie ventielen.
21. Inrichting volgens een van de conclusies 4-18, met het kenmerk, dat de doseerinrichting is voorzien van tenminste twee ventielen en van tenminste twee 25 onafhankelijk van elkaar instelbare bewegingsbeperkingselementen die elk zijn ingericht voor het beperken van de beweging van tenminste een van de ventielen.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de doseerinrichting tenminste twee onafhankelijk roteerbare bewegingsbeperkingselementen omvat die 30 concentrisch zijn geplaatst, die elk zijn ingericht voor het beperken van de beweging van een van de ventielen en die elk van tenminste een eerste boogvormige sleuf zijn voorzien waar het eerste ventiel zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekt en elk van een tweede boogvormige sleuf zijn voorzien waar het tweede ventiel zich tenminste gedeeltelijk doorheen uitstrekt, dat tenminste een van de randen van de eerste sleuf is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het eerste ventiel en dat tenminste een van de randen van de tweede sleuf is voorzien van vlakken voor het tijdens bediening van het aandrijfelement beperken van de verplaatsing van het beweegbare deel van het 5 tweede ventiel.
23. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningselement van indicatiemiddelen is voorzien voor het aangeven van de positie van de bewegingsbeperkingsmiddelen. 10
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de indicatiemiddelen zijn ingericht voor het aangeven van een volgorde van achtereenvolgens te doorlopen doseerinstellingen,
25. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de compartimenten elk zijn voorzien van een in hoofdzaak flexibel materiaal vervaardigde houder die tezamen in een starre houder zijn geplaatst, waarbij de starre houder is ingericht voor het bevatten van een drijfgas. 20
NL2001675A 2008-04-29 2008-06-12 Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum. NL2001675C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001675A NL2001675C2 (nl) 2008-04-29 2008-06-12 Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum.
PCT/NL2009/050232 WO2009134129A1 (en) 2008-04-29 2009-04-28 Device for containing and dosed delivering of at least one fluid
EP09739028A EP2280883A1 (en) 2008-04-29 2009-04-28 Device for containing and dosed delivering of at least one fluid

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001542 2008-04-29
NL2001542 2008-04-29
NL2001675A NL2001675C2 (nl) 2008-04-29 2008-06-12 Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum.
NL2001675 2008-06-12

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001675C2 true NL2001675C2 (nl) 2009-10-30

Family

ID=40790618

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001675A NL2001675C2 (nl) 2008-04-29 2008-06-12 Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2280883A1 (nl)
NL (1) NL2001675C2 (nl)
WO (1) WO2009134129A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3078762B1 (fr) 2018-03-11 2020-02-28 Lindal France Reducteur de debit pour un distributeur de produit sous pression
KR102383635B1 (ko) 2020-08-24 2022-04-13 주식회사 삼화 화장품 용기

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1439197A (en) * 1972-06-05 1976-06-09 Oreal Method and apparatus for dispensing under pressure a mixture of liquids
US4006841A (en) * 1974-07-24 1977-02-08 Girair Hagop Alticosalian Perfume dispenser
FR2569581A1 (fr) * 1984-08-28 1986-03-07 Oreal Vaporisateur a dispositif de reglage du debit
EP0427609A1 (fr) * 1989-11-06 1991-05-15 Societe Technique De Pulverisation (S.T.E.P.) Poussoir mélangeur doseur
WO2008053311A2 (en) * 2006-10-30 2008-05-08 Ehsan Filsouf A spraying device with liquid adjustment mechanism
WO2008078045A2 (fr) * 2006-12-18 2008-07-03 Valois Sas Distributeur de produit fluide

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1439197A (en) * 1972-06-05 1976-06-09 Oreal Method and apparatus for dispensing under pressure a mixture of liquids
US4006841A (en) * 1974-07-24 1977-02-08 Girair Hagop Alticosalian Perfume dispenser
FR2569581A1 (fr) * 1984-08-28 1986-03-07 Oreal Vaporisateur a dispositif de reglage du debit
EP0427609A1 (fr) * 1989-11-06 1991-05-15 Societe Technique De Pulverisation (S.T.E.P.) Poussoir mélangeur doseur
WO2008053311A2 (en) * 2006-10-30 2008-05-08 Ehsan Filsouf A spraying device with liquid adjustment mechanism
WO2008078045A2 (fr) * 2006-12-18 2008-07-03 Valois Sas Distributeur de produit fluide

Also Published As

Publication number Publication date
EP2280883A1 (en) 2011-02-09
WO2009134129A1 (en) 2009-11-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10071836B2 (en) Dosing dispensing closure
US10959503B2 (en) Fluid dispenser
US9630755B2 (en) Dispenser and method for storing and dispensing sterile product
US6957752B2 (en) Dispenser with sealed chamber and one-way valve for providing metered amounts of substances
CN107106826B (zh) 配药装置和配药方法
US20100280466A1 (en) Method For Delivering A Substance To An Eye
US5568883A (en) Apparatus for dispensing two flowable substances in a user selectable ratio
US11976953B2 (en) Touch-free dosage adjustment
BR112012009480B1 (pt) Distribuidor de doses
ATE364418T1 (de) Fixdosis-arzneispendevorrichtung
NL8202676A (nl) Doseer-inhaleerinrichting.
JPH07501466A (ja) 流体滴を小出しするための装置
US10259645B2 (en) Adjustable dosing fluid dispenser for flexible fluid packages
CN109414374B (zh) 个人护理用品涂抹器
US9174775B2 (en) Actuator-driven dispenser
JPH0592164A (ja) ペースト状製品用のデイスペンサとその使用方法
US20150274344A1 (en) Devices and Methods for Packaging and Dispensing Unit Doses of Personal Care Products
NL2001675C2 (nl) Inrichting voor het bevatten en gedoseerd afleveren van tenminste een fluïdum.
US10150125B2 (en) Discharge head for a metering dispenser and a metering dispenser
NL1009421C2 (nl) Applicator.
US5361944A (en) Device for the conditioning and the distribution of pasty or liquid products
KR102330523B1 (ko) 분배 펌프에 압력을 가하기 위한 수단을 포함하는 생성물 병
EP3131828B1 (en) Dosing dispensing closure
RU2637738C2 (ru) Дозирующее раздаточное устройство
JP2021172407A (ja) 吐出装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150101