NL1009421C2

NL1009421C2 - Applicator.

Info

Publication number: NL1009421C2
Application number: NL1009421A
Authority: NL
Inventors: Glen Walter Bunyan; Keith Graham Rymer
Original assignee: Phillips Pty Ltd N J
Priority date: 1997-06-18
Filing date: 1998-06-16
Publication date: 1999-08-18
Also published as: US6367664B1; NZ330716A; FR2764824A1; ITMI981398A1; BE1013321A5; GB2329941A; FR2764824B1; GB2329941B; AUPO742497A0; HK1020495A1; IT1301749B1; GB9813132D0; CA2240744A1; TW386909B; NL1009421A1; DE19827035A1; CA2240744C; ES2162535A1; AR013095A1; ES2162535B1

Description

APPLICATOR Technisch gebied 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op applicators voor het afgeven van een betrekkelijk stroperige vloeistof, waaronder betrekkelijk dikke vloeistoffen zoals room, mayonaise, mosterd, saus, etc.

10 Achtergrond van de uitvinding

Bij verkooppunten van zogenaamd fast food is het niet ongebruikelijk dat tieners (vooral jonge meisjes) werkzaam zijn op de plaatsen waar het voedsel bereid 15 wordt. In veel gevallen bestaat hun taak uit het opbrengen van de hierboven genoemde stroperige vloeistoffen.

Het nadeel van bekende applicators is dat ze gemaakt 20 zijn voor volwassenen die over een behoorlijke kracht in hun handen beschikken. Deze bekende inrichtingen zijn dan ook bijzonder ongeschikt om te worden toegepast in die gevallen waar de te verpompen vloeistof stroperig is.

25

Een groot aantal handbediende applicators, zoals de applicators die worden gebruikt bij het toedienen van medicijn aan dieren, bevatten een zuiger en een cilinder die met elkaar samenwerken, waarbij de zuiger met behulp 30 van een veer in een stand wordt gebracht waarin het volume binnen de cilinder het grootst is. Bij bediening van de applicator wordt de veer ingedrukt, waarbij de gebruiker weerstand ondervindt. Deze weerstand kan aanzienlijk zijn.

35

Doel van de uitvinding

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel de 1009421 2 hierboven genoemde bezwaren op te heffen of in aanzienlijke mate te ondervangen.

Samenvatting van de uitvinding 5

De onderhavige aanvrage openbaart een handapplicator voor het afgeven van een betrekkelijk stroperige vloeistof, zoals room, mayonaise, mosterd en saus, omvattende: 10 een lichaam met een handgreepgedeelte, een aan het lichaam bevestigd orgaan bestaande uit een zuiger en een cilinder die met elkaar samenwerken, welk orgaan een eerste kamer omsluit van waaruit de vloeistof door de applicator wordt afgegeven, alsmede een tweede 15 kamer voor het opnemen van aan de eerste kamer af te geven vloeistof, waarbij het cilinderorgaan een cilinder bevat waarin de zuiger is opgenomen; i een door een gebruiker bediende trekker, die werkzaam met de zuiger en de cilinder is verbonden voor het doen 20 afgeven van de vloeistof, waarbij de trekker zodanig ten opzichte van het handgreepgedeelte is aangebracht dat een gebruiker het handgreepgedeelte en de trekker met een hand beetpakt om de trekker ten opzichte van de handgreep te bewegen; 25 een zich vanuit de eerste kamer uitstrekkende vloeistofuitlaat; een zich naar de tweede kamer uitstrekkende vloeistofinlaat; een zich in de richting van de inlaat uitstrekkende 30 leiding voor het daaraan afgeven van de vloeistof, waarbij de leiding een verbinding vormt tussen de applicator en een voorraadbron voor de vloeistof; een in de zuiger opgenomen terugslagklep, die de eerste kamer met de tweede kamer verbindt voor de overdracht 35 van vloeistof van de tweede kamer naar de eerste kamer, terwijl de terugslagklep stroming van vloeistof van de eerste kamer naar de tweede kamer verhindert; en waarbij i 1009421 3 de trekker een heen- en weergaande beweging tussen de zuiger en de cilinder bewerkstelligt teneinde het volume van de tweede kamer en de eerste kamer te doen variëren, 5 zodat vloeistof uit de eerste kamer wordt afgegeven wanneer het volume daarvan wordt verkleind, terwijl vloeistof de tweede kamer kan binnenstromen wanneer het volume daarvan groter wordt, en vloeistof uit de tweede kamer aan de eerste kamer wordt afgegeven wanneer het 10 volume van de tweede kamer kleiner en het volume van de eerste kamer groter wordt.

Bij voorkeur bevat de terugslagklep tenminste een doorlaatkanaal in de zuiger om stroming van vloeistof 15 van de tweede kamer naar de eerste kamer mogelijk te maken, alsmede een veerkrachtig kleporgaan dat werkzaam met het doorlaatkanaal is verbonden voor het doelmatig afsluiten van het doorlaatkanaal wanneer tijdens de afgifte van vloeistof uit de eerste kamer, waarbij het 20 kleporgaan veerkrachtig ten opzichte van het doorlaatkanaal wordt verbogen om stroming door dit kanaal toe te staan wanneer vloeistof van de tweede kamer naar de eerste kamer stroomt. In een verdere voorkeursuitvoering is de trekker scharnierbaar aan het 25 huis bevestigd en werkzaam met de zuiger en cilinder verbonden voor het bewerkstelligen van de genoemde heen-en weergaande beweging.

Bij voorkeur is het cilinderorgaan vast ten opzichte van 30 het huis aangebracht en is de trekker werkzaam met de zuiger verbonden om de zuiger ten opzichte van de cilinder en het huis te doen bewegen.

Verder bevat de applicator bij voorkeur een veer die 35 werkzaam met de zuiger is verbonden om de zuiger in een stand te drukken waarbij de eerste kamer een maximaal volume heeft, en waarbij de tweede kamer derhalve een 1009421 4 minimaal volume heeft.

In de applicator is bij voorkeur ter plaatse van de uitlaat een terugslagklep aangebracht, die stroming van 5 vloeistof uit de eerste kamer via de uitlaat toestaat, maar die stroming van vloeistof in omgekeerde richting verhindert.

Bij voorkeur strekt de inlaat zich uit vanaf de cilinder 10 teneinde een verbinding met de tweede kamer te bewerkstelligen.

De applicator bevat bij voorkeur een zich vanaf de i zuiger door de tweede kamer uitstrekkende drukstang, , 15 waarbij de drukstang is voorzien van een doorlaatkanaal, zodat afgifte van vloeistof aan de tweede kamer via het doorlaatkanaal in de drukstang mogelijk is.

In een alternatieve uitvoering bevat de trekker een door 20 de gebruiker bediende trekkerhefboom, alsmede een zich tot in het huis uitstrekkend scharnierorgaan, dat zodanig met de zuiger in aangrijping is dat bij beweging van de hefboom de zuiger heen en weer wordt bewogen ten opzichte van de cilinder.

25

Bij een verdere voorkeursuitvoering strekt de hefboom zich in hoofdzaak in dezelfde richting uit als de handgreep en strekt het scharnierorgaan zich in hoofdzaak loodrecht op de hefboom uit.

30

In nog een verdere voorkeursuitvoering is de tweede kamer aan een uiteinde, tegenover de uitlaat, afgesloten met behulp van een in het cilinderorgaan gemonteerde ' afdichting; en bevat de zuiger een zich vanaf de zuiger, 35 via de afdichting, naar de trekker uitstrekkende drukstang, zodat bij bediening van de trekker de zuiger wordt verplaatst.

1Ό09421 5

Het cilinderorgaan is bij voorkeur losneembaar met het huis verbonden.

In nog een verdere uitvoering vormt het cilinderorgaan 5 met de cilinder en de zuiger een losneembaar met het huis verbonden samenstel.

Korte beschrijving van de tekeningen 10 Hieronder zal bij wijze van voorbeeld een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin: 15 Figuur 1 een schematisch zijaanzicht, deels in doorsnede, toont op een applicator voor het afgeven van een stroperige vloeistof;

Figuur 2 een verder schematisch zijaanzicht toont op de applicator volgens figuur 1; 20 Figuur 3 een schematisch zijaanzicht in doorsnede toont op een applicator voor het afgeven van vloeibaar medicijn aan een dier;

Figuur 4 een schematisch zijaanzicht in doorsnede toont op een applicator voor het afgeven van een stroperige 25 vloeistof; en

Figuur 5 een verder schematisch zijaanzicht in doorsnede toont op een applicator volgens figuur 4.

Nadere beschrijving van de voorkeursuitvoering 30

Figuren 1 en 2 van de bijgaande tekeningen tonen schematisch een applicator 33 voor het afgeven van een stroperige vloeistof, zoals room, mayonaise, mosterd of saus.

35

De applicator 33 omvat een huis 23, waarop een met elkaar samenwerkend zuiger/cilindersamenstel 25 is 10094ft 6 aangebracht. Het samenstel 25 omvat een cilinderorgaan 34 met een cilinder 2, waarin een daarmee samenwerkende zuiger 4 is opgenomen, die samen met de cilinder een eerste kamer 24 en een tweede kamer 26 begrenst. De 5 eerste kamer 24 staat in verbinding met een persklep 1, via welke klep de vloeistof wordt afgegeven. De klep 1 is een terugslagklep, die verhindert dat materiaal via de klep 1 in de kamer 24 kan terugstromen. De kamer 26 is aan het ene uiteinde afgesloten door de zuiger 4, en 10 aan het andere uiteinde door een achterste cilinderafdichting 8. Het samenstel 25 is aan het huis 23 bevestigd met behulp van een tussenstuk 7. De : persklep 1 is veerkrachtig en zet onder druk uit, waarbij een uitlaatopening (gleuf) aan de punt 36 15 ontstaat.

De zuiger 4 omvat een zuigerlichaam 27, dat een daarin opgenomen een zuigerafdichtring 19 ondersteunt. Het ; -- zuigerlichaam 27 is voorzien van een of meer openingen j 20 28, via welke de vloeistof van kamer 26 naar kamer 24 kan stromen. Bij de opening 28 hoort een terugslagklep 3, die in hoofdzaak wordt gevormd door een dunne plaat van een veerkrachtig materiaal, die in een van de opening 28 afgekeerde richting wordt afgebogen wanneer 25 vloeistof van kamer 26 naar kamer 24 stroomt. De klep 3 voorkomt dat een stroming in omgekeerde richting plaatsvindt, doordat ze weer tegen het klephuis 27 wordt gedrukt, waardoor de opening effectief wordt afgesloten. De klep 3 wordt op zijn plaats gehouden met behulp van 30 een inlaatklepplaat 20 en een borgmoer 21. Een borgschroef strekt zich vanaf de moer 21 uit door de plaat 20 en de klep 3, en is vast aan zuigerstang 5 bevestigd. De zuiger 5 strekt zich uit door de afdichting 8, waarbij een afdichtring 17 op de 35 zuigerstang zorgt voor een afdichtend contact met de afdichting. Rondom een deel van de zuigerstang 5 is een '!S! zuigerstangbus 18 aangebracht.

r TUB

I · '"«WB

i aas* 5 10094 21 7

Op de kamer 26 sluit een inlaat 29 aan, waarbij via een flexibele leiding 30 vloeistof aan de inlaat wordt afgegeven. Om de stromingsweerstand te verminderen is in de inlaat 29 geen klep aangebracht.

5

De afdichting 8 is met behulp van een afdichtring 16 afdichtend met het cilinderorgaan 34 verbonden.

Het verloopstuk 7 is voorzien van een uitsparing 31, 10 waarin een terugslagveer 9 is opgenomen, die aanligt tegen de afdichting 8 en tegen een op het uiteinde van de zuigerstang 5 aangebrachte flens 32. De veer 9 drukt de zuigerstang 5 naar een stand waarin kamer 24 het maximale volume bezit. In de stand waarin kamer 24 zijn 15 maximale volume bezit, bezit kamer 26 zijn minimale volume. In de stand waarin kamer 26 zijn maximale volume bezit, bezit kamer 24 zijn minimale volume.

Het huis 23 bevat een handgreep 13, die een 20 trekkerhefboom 14 scharnierbaar ondersteunt met behulp van een schroefbout of een scharnieras 15. De trekker 14 is voorzien van een hefboom 34, waarop een rol 10 is aangebracht. De rol 10 ligt aan tegen de eindflens 32 op drukstang 5, zodat wanneer de trekker 14 in de richting 25 van de handgreep 13 beweegt, de rol 10 ervoor zorgt dat de zuiger 4 in de richting van de klep l beweegt, waardoor het volume van de kamer 24 kleiner wordt. Onder de invloed van de veer 9 zal de trekker 14, wanneer deze wordt losgelaten, naar zijn beginstand terug zwenken, en 30 zal de cilinder 4 naar een stand worden geschoven waarin de kamer 24 zijn maximale volume bezit.

De slag van de zuiger 4 wordt bepaald met behulp van een volume-instelmechanisme 35, dat een van schroefdraad 35 voorziene as 13 bevat, die in het huis 23 is geschroefd, en die is voorzien van een uiteinde dat tegen de trekker 14 aanligt en daarmee de ruststand van de trekker 1009421 8 bepaalt. De as 12 wordt met behulp van een borgmoer 11 in de gewenste stand vastgezet.

Bij gebruik van de hierboven beschreven applicator 33 5 wordt de trekker 14 in de beginstand (waarbij de kamer 24 zijn maximale volume bezit zoals bepaald door de stand van het mechanisme 35) door een gebruiker vastgegrepen en in de richting van de handgreep 13 bewogen, waardoor de roller 10 aangrijpt op de 10 zuigerstang 5 en de zuiger 4 daarbij zodanig wordt ! verplaatst dat het volume van de kamer 24 kleiner wordt.

Vervolgens wordt via de klep 1 vloeistof afgegeven. Tegelijkertijd wordt het volume van kamer 26 groter, en wordt via inlaat 29 vloeistof aangezogen. Wanneer de 15 trekker wordt losgelaten, wordt de zuigerstang 5 onder invloed van de veerwerking van veer 9 naar zijn beginstand terug bewogen. Tijdens deze beweging neemt het volume van kamer 24 toe, terwijl het volume van kamer 26 afneemt. Via de klep 3 wordt vervolgens 20 vloeistof tussen de twee kamers overgebracht.

Het voordeel van de hierboven beschreven applicator 33 is dat de handdruk die nodig is voor het bedienen van de 25 applicator 33 de druk is die nodig is voor het afgeven I van een vooraf bepaalde in de kamer 24 (bij het maximale ! volume daarvan) opgenomen hoeveelheid. Tegelijkertijd met het kleiner worden van het volume van kamer 24 voor het afgeven van de vooraf bepaalde hoeveelheid, wordt 30 als gevolg van de drukverlaging in kamer 26 via de inlaat 29 vloeistof aangezogen. De veer 9 die voor de teruggaande slag moet zorgen, hoeft slechts sterk genoeg te zijn om vloeistof door de klep 3 te laten stromen. De stromingsweerstand wordt geminimaliseerd door klep 3 een 35 betrekkelijk grote opening te laten vormen.

Het voordeel van de hierboven beschreven applicator is ;* T0094 21 9 dat minder druk nodig is voor het bedienen van de applicator.

Figuur 3 van de bijgaande tekeningen toont schematisch 5 een applicator 50 voor het afgeven van vloeibaar medicijn aan een dier met behulp van een mondstuk 51. De applicator 50 bevat een huis 52 met een handgreep 53, die nabij het ondereinde een trekker 54 scharnierbaar ondersteunt. De trekker 54 is met de handgreep 53 10 verbonden met behulp van een scharnieras 55. Op het huis 52 is een cilinderorgaan met een cilinder 56 bevestigd, waarin een zuiger 57 is opgenomen. In het cilinderorgaan begrenzen de cilinder 56 en de zuiger 57 samen een tweetal kamers 58 en 59 met een variabel volume. De 15 kamer 58 staat in verbinding met het mondstuk 51 via een terugslagklep 60, welke klep 60 voorkomt dat vloeistof van het mondstuk 51 naar de kamer 58 kan terugstromen.

De klep 60 bevat een klephuis 61 met daarin een doorvoeropening 62, waarin een beweegbaar klepelement 63 20 is opgenomen. Het klepelement 63 wordt met behulp van een veer 65 in de richting van de klepzitting 64 gedrukt. Het klepelement wordt door de druk in kamer 58 uit de sluitstand gedrukt, waardoor vloeistof van de kamer 58 naar het mondstuk 51 kan stromen. Wanneer de 25 druk wordt verminderd, doet de veer 65 het klepelement 63 terugkeren naar de sluitstand, waardoor stroming in omgekeerde richting wordt voorkomen.

Het achterste uiteinde van de cilinder 56 is afgesloten 30 met behulp van een afdichting 66, door welke afdichting een zuigerstang 67 is gevoerd. De zuigerstang strekt zich vanuit de zuiger 57 naar achteren uit. De zuigerstang 67 is hol, zodat een doorlaatkanaal 68 wordt gevormd, dat via radiale doorlaten 69 in de zuigerstang 35 67 in verbinding staat met de kamer 59. Het doorlaatkanaal 58 strekt zich naar achteren uit in de richting van een koppelstuk 70, met behulp waarvan een

100942T

10 flexibele leiding op de applicator 50 kan worden aangesloten, en via welke de vloeistof aan de applicator 50 wordt afgegeven.

5 In de handgreep 53 is een terugslagveer 72 aangebracht, die met behulp van een stelmoer 73 wordt ingesteld. De moer 73 is op een van schroefdraad voorziene as 74 geschroefd, welke as met de veer 72 is verbonden. Door de schroef 73 te verdraaien wordt de as 74 in 10 lengterichting verplaatst, terwijl tevens de lengte van de veer 72 verandert. Door deze lengteverandering van de veer 73 wordt de spanning van de veer 72 ingesteld, en daarmee de terugslagkracht die via de trekker 54 op de zuigerstang 67 wordt uitgeoefend. De veer 72 is met de 15 trekker 54 verbonden via een arm 75 van de trekker 54. Het boveneinde van de trekker 54 is voorzien van een uitsparing 76, die in aangrijping is met de zuigerstang 67, zodat de zuigerstang 67 bij beweging van de trekker 54 in de richting van de handgreep naar het mondstuk 51 20 wordt bewogen. De veer 72 drukt tegen de trekker 54, waardoor deze de zuigerstang 67 in een aan de pijl 71 tegengestelde richting doet bewegen.

In het onderste uiteinde van handgreep 53 is een dosis-25 instelmechanisme 77 met een instelmoer 78 aangebracht.

De moer 78 is op een van schroefdraad voorziene as 79 geschroefd, die is voorzien van een kop 80, die in aangrijping is met de arm 75. De as 79 is door een doorvoeropening 81 in de armen 75 gevoerd. In dit 30 verband dient opgemerkt te worden dat de moer 78 is opgesloten in een doorvoeropening 82 in het onderste uiteinde van de handgreep 53. Door de moer 78 te verdraaien, wordt de as 79 in de lengterichting verplaatst, waardoor de ruststand van de trekker 54 ten 35 opzichte van de handgreep 53 wordt gewijzigd.

Bij gebruik van de hierboven beschreven applicator 50 TOO9421 11 plaatst een gebruiker de handgreep 53 in de palm van zijn hand en drukt hij de trekker 54 in de richting van de handgreep 53. Hierbij wordt de zuiger 57 in de richting van de pijl 71 bewogen, waardoor het volume van 5 de kamer 58 kleiner en het volume van de kamer 59 groter wordt. Bij het afnemen van het volume van de kamer 58 wordt vloeistof door de terugslagklep 60 geperst en verlaat de inrichting via het mondstuk 51. Bij het toenemen van het volume van de kamer 59 wordt vloeistof 10 via het doorlaatkanaal 68 in de kamer gezogen. Wanneer de trekker 54 wordt losgelaten, wordt de zuiger 57 onder invloed van de veer 72 in een aan de pijl 71 tegengestelde richting verplaatst. Het volume van de kamer 58 neemt toe, terwijl het volume van de kamer 59 15 afneemt. Vloeistof wordt door de zuiger getransporteerd via de terugslagklep 83. De klep 83 bevat een aantal doorlaatkanalen 84, die zich door de zuiger 57 uitstrekken en de kamers 58 en 59 met elkaar verbinden. In de zuiger 57 is een flexibele klep 85 aangebracht. De 20 klep 85 bevat een schoteldeel 86 en een steel 87, die in de zuiger 57 is bevestigd. Het schoteldeel 86 is uit veerkrachtig materiaal vervaardigd, zodat het uit de kanalen 84 kan buigen teneinde stroming van materiaal van kamer 59 naar kamer 58 mogelijk te maken. Dit 25 geschiedt wanneer de zuiger 57 in een aan de pijl 71 tegengestelde richting beweegt. Tijdens de afgifte van vloeistof aan het mondstuk 51 echter wordt de schotel 86 door de druk in kamer 58 weer tegen de zuiger 57 gedrukt, waardoor de kanalen 84 worden afgesloten.

30

Verder geldt dat wanneer de zuiger 57 in de richting van de pijl 71 beweegt, het volume van de kamer 59 zal toenemen, waardoor vloeistof wordt aangezogen via kanaal 68.

In figuren 4 en 5 is schematisch een applicator 100 weergegeven. Het doel van de applicator 100 is het W94 21 35 12 afgeven van een vloeistof die via een op het uiteinde 101 ervan bevestigde flexibele leiding aan de applicator 100 is toegevoerd.

5 De applicator 100 bevat een huis 102, dat een cilinderorgaan met een cilinder 103 verschaft. De cilinder 103 werkt samen met een zuiger 104, die met behulp van een trekker 105 heen en weer wordt bewogen. Meer in het bijzonder, de trekker 105 bezit een hefboom 10 106, van waaruit zich een scharnierbaar deel 107 uitstrekt door een in het huis 102 aangebrachte opening. Het uiteinde 109 van het scharnierbare deel is boogvormig uitgevoerd, en is opgenomen in een overeenkomstig gevormde, in de zuiger 104 aangebrachte 15 uitsparing 110. De trekker 105 is scharnierbaar op het huis 102 bevestigd met behulp van een scharnieras 111.

Tussen het huis 102 en de trekker 105 strekt zich een j veer 112 uit, die dient om de trekker 105 in de in 20 figuur 4 weergegeven stand te drukken, dat wil zeggen, een stand waarin de zuiger 104 naar achteren in de richting van het uiteinde 101 is verplaatst.

In de cilinder 103 is een afdichting 113 opgenomen, n :: 25 waarin een doorlaat 114 aanwezig is. De afdichting 113 Π begrenst samen met de cilinder 103 en de zuiger 104 een kamer 115. De zuiger 104 vormt daarbij een afscheiding tussen de kamer 115 en een in de handgreep 102 aangebrachte kamer.

30

In de afdichting 113 bevindt zich een terugslagklep 117 met een klephuis 118, waarin een veerkrachtige afsluitklep 119 is opgenomen voor het afsluiten van het doorlaatkanaal 114.

35

Een beschermkap 120 omgeeft de afdichting 113, en verbindt deze met het huis 102. De kap 120 is voorzien Ί J -ïsem· 10094 21’ 13 van een of meer doorlaatopeningen 121, waarin zich doorgangen bevinden die dienen om het plaatsen en verwijderen van de kap 120 te vergemakkelijken. De klep 117 werkt als terugslagklep, die voorkomt dat vloeistof 5 van kamer 115 naar de doorlaatopening 121 kan stromen.

In de zuiger 104 is een terugslagklep 122 aangebracht, met een huis 123 dat qua constructie overeen komt met het huis 118. Het huis 123 is in de zuiger 104 10 geschroefd en bevestigt daarmee een flexibele afsluitklep 124 op de zuiger 104.

Door de zuiger 104 strekken zich een of meer kanalen 125 uit om stroming van vloeistof van kamer 116 naar kamer 15 115 mogelijk te maken.

Opgemerkt dient te worden dat de afsluiterklep 124 uit veerkrachtig materiaal is vervaardigd, en dat deze de kanalen 125 naar keuze afsluit.

20

Bij gebruikmaking van de hierboven beschreven applicator 100 wordt de kap 120 verwijderd en wordt er een flexibel mondstuk over de afdichting 113 aangebracht. Wanneer de hefboom 106 vanuit de in figuur 4 getoonde stand in de 25 richting van het huis 102 naar de in figuur 5 getoonde stand wordt bewogen, wordt het volume van kamer 115 kleiner, waardoor vloeistof via de klep 117 en vervolgens via het kanaal of de kanalen naar buiten wordt geperst. Tegelijkertijd wordt vloeistof in de 30 kamer 116 gezogen. Wanneer de hefboom wordt losgelaten, zal de hefboom 106 onder invloed van de veer 112 terug bewegen van de in figuur 5 getoonde stand naar de in figuur 4 getoonde stand. Tijdens deze beweging wordt het afsluiterklep 124 uit de kanalen 125 gedrukt, waardoor 35 vloeistof van kamer 116 in kamer 115 kan stromen.

Tegelijkertijd voorkomt de klep 117 dat vloeistof kan terugstromen in kamer 115. Wanneer de hefboom 106 in de 1009421 14 richting van het huis 102 wordt bewogen, wordt de klep als gevolg van de druk in de kamer 115 weer tegen de zuiger 104 gedrukt voor het afsluiten van kanaal 125.

? i ;:j 10094 21 T i'iüa i

Claims

1. Een handapplicator voor het afgeven van een betrekkelijk stroperige vloeistof, zoals room, 5 mayonaise, mosterd en saus, omvattende: een huis met een handgreepgedeelte, een aan het lichaam bevestigd orgaan bestaande uit een zuiger en een cilinder die met elkaar samenwerken, welk orgaan een eerste kamer omsluit 10 van waaruit de vloeistof door de applicator wordt afgegeven, alsmede een tweede kamer voor het opnemen van aan de eerste kamer af te geven vloeistof, waarbij het cilinderorgaan een cilinder bevat waarin de zuiger is opgenomen; 15 een door een gebruiker bediende trekker, die werkzaam met de zuiger en de cilinder is verbonden voor het doen afgeven van de vloeistof, waarbij de trekker zodanig ten opzichte van het handgreepgedeelte is aangebracht dat een gebruiker 20 het handgreepgedeelte en de trekker met een hand beetpakt om de trekker ten opzichte van de handgreep te bewegen; een zich vanuit de eerste kamer uitstrekkende vloeistofuitlaat; 25 een zich naar de tweede kamer uitstrekkende vloeistofinlaat; een zich in de richting van de inlaat uitstrekkende leiding voor het daaraan afgeven van de vloeistof, waarbij de leiding een verbinding vormt tussen de 30 applicator en een voorraadbron voor de vloeistof; een in de zuiger opgenomen terugslagklep, die de eerste kamer met de tweede kamer verbindt voor de overdracht van vloeistof van de tweede kamer naar de eerste kamer, terwijl de terugslagklep stroming 35 van vloeistof van de eerste kamer naar de tweede kamer verhindert; en waarbij de trekker een heen- en weergaande beweging tussen 1009421 de zuiger en de cilinder bewerkstelligt teneinde het volume van de tweede kamer en de eerste kamer te doen variëren, zodat vloeistof uit de eerste kamer wordt afgegeven wanneer het volume daarvan 5 wordt verkleind, terwijl vloeistof de tweede kamer kan binnenstromen wanneer het volume daarvan groter wordt, en vloeistof uit de tweede kamer aan de eerste kamer wordt afgegeven wanneer het volume van de tweede kamer kleiner en het volume van de eerste 10 kamer groter wordt.

2. Een applicator volgens conclusie 1, waarbij de terugslagklep tenminste een doorlaatkanaal in de zuiger om stroming van vloeistof van de tweede 15 kamer naar de eerste kamer mogelijk te maken, 1 alsmede een veerkrachtig kleporgaan dat werkzaam met het doorlaatkanaal is verbonden voor het doelmatig afsluiten van het doorlaatkanaal wanneer tijdens de afgifte van vloeistof uit de eerste 20 kamer, waarbij het kleporgaan veerkrachtig ten opzichte van het doorlaatkanaal wordt verbogen om stroming door dit kanaal toe te staan wanneer vloeistof van de tweede kamer naar de eerste kamer ” stroomt. 25

3. Een applicator volgens conclusie 2, waarbij de trekker scharnierbaar aan het huis is bevestigd en werkzaam is verbonden met de zuiger en de cilinder voor het bewerkstelligen van de genoemde heen- en ' 30 weergaande beweging.

:-: 4. Een applicator volgens conclusie 3, waarbij het cilinderorgaan vast ten opzichte van het huis is aangebracht en de trekker werkzaam met de zuiger is 35 verbonden om de zuiger ten opzichte van de cilinder en het huis te doen bewegen. :;s 10094 21

5. Een applicator volgens conclusie 4, voorts omvattende een veer die werkzaam met de zuiger is verbonden om de zuiger in een stand te drukken waarbij de eerste kamer een maximaal volume heeft, 5 en waarbij de tweede kamer derhalve een minimaal volume heeft.

6. Een applicator volgens een van de conclusies 1-5, voorts omvattende een ter plaatse van het uitlaat 10 aangebrachte terugslagklep, die stroming uit de eerste kamer via de uitlaat toestaat, maar die stroming van vloeistof in omgekeerde richting verhindert.

7. Een applicator volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de inlaat zich vanaf het cilinderorgaan uitstrekt om een verbinding met de tweede kamer te bewerkstelligen.

8. Een applicator volgens een van de conclusies 1-6, voorts omvattende een zich vanaf de zuiger door de tweede kamer uitstrekkende drukstang, waarbij de drukstang is voorzien van een doorlaatkanaal, zodat afgifte van vloeistof aan de tweede kamer via het 25 doorlaatkanaal in de drukstang mogelijk is.

9. Een applicator volgens conclusie 6, waarbij de trekker een door de gebruiker bediende trekkerhefboom bevat, alsmede een zich tot in het 30 huis uitstrekkend scharnierorgaan, dat zodanig met de zuiger in aangrijping is dat bij beweging van de hefboom de zuiger heen en weer wordt bewogen ten opzichte van de cilinder.

10. Een applicator volgens conclusie 9, waarbij de hefboom zich in hoofdzaak in dezelfde richting uitstrekt als de handgreep en het scharnierorgaan TOO94 21 zich in hoofdzaak loodrecht op de hefboom uitstrekt.

11. Een applicator volgens conclusie 5, 6 of 7, 5 waarbij; de tweede kamer aan een uiteinde, tegenover de uitlaat, afgesloten met behulp van een in het cilinderorgaan gemonteerde afdichting; en waarbij een drukstang zich vanaf de zuiger door de tweede 10 kamer en de afdichting naar de trekker uitstrekt, zodat bij bediening van de trekker de zuiger wordt verplaatst.

12. Een applicator volgens conclusie 11, waarbij het 15 cilinderorgaan losneembaar met het huis is verbonden.

13. Een applicator volgens conclusie 12, waarbij het cilinderorgaan met de cilinder en de zuiger een 20 losneembaar met het huis verbonden samenstel vormt.

14. Een applicator in hoofdzaak zoals in het voorgaande aan de hand van figuren 1 en 2, figuur 3, of figuren 4 en 5 beschreven. i 10094ÊT