NL2001383C2 - Luchtfilter, inrichting voor het filteren van lucht, cabine voorzien van een dergelijke filterinrichting en werkwijze voor het filteren van lucht. - Google Patents

Description

Luchtfilter, inrichting voor het filteren van lucht, cabine voorzien van een dergelijke filterinrichting en werkwijze voor het filteren van lucht

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een luchtfilter, een inrichting voor het 5 filteren van lucht, een cabine voorzien van een dergelijke filterinrichting en een verbeterde werkwijze voor het filteren lucht.

Luchtfilters vinden hun toepassing op diverse gebieden. Ruimten van diverse aard, zoals bijvoorbeeld ruimten waarin kritische processen worden uitgevoerd (denk hierbij 10 ondermeer aan voedselbereiding, verwerking van halfgeleiders, gezondheid) of verblijfsruimten voor personen. In het bijzonder zijn luchtfilters gewenst in een omgeving met verontreinigde lucht. Om te voorkomen dat er niet of onjuist gebruik wordt gemaakt van luchtfilters is het wenselijk te controleren of de gefilterde lucht daadwerkelijk aan de gestelde normen voldoet, met name indien er een groot risico 15 bestaat dat de te filteren lucht is verontreinigd met stoffen die een gevaar vormen voor de gezondheid.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een luchtfilter, een inrichting voor het tenminste gedeeltelijk filteren van verontreinigde lucht, een cabine 20 voorzien van een dergelijke filterinrichting en een verbeterde werkwijze voor het tenminste gedeeltelijk filteren verontreinigde lucht.

De uitvinding verschaft daartoe een luchtfilter voor het tenminste gedeeltelijk filteren van verontreinigde lucht, waarbij het luchtfilter omvat: filtermateriaal voor het filteren 25 van lucht, en een houder voor het houden van het filtermateriaal, waarbij het luchtfilter tevens is voorzien van elektronisch uitleesbare identificatiemiddelen voor het identificeren van het luchtfilter. Door gebruik te maken van een luchtfilter welke is voorzien van elektronisch uitleesbare identificatiemiddelen kan op uiterst eenvoudige elektronische wijze de identificatie van een luchtfilter waargenomen worden. Dit kan 30 bijvoorbeeld zinvol zijn om te weten welk luchtfilter in een filterinrichting aanwezig is, welke luchtfilters er op voorraad worden gehouden of welke luchtfilters bepaalde bewerkingen ondergaan. Door gebruik te maken van elektronisch uitleesbare identificatiemiddelen kan het uitlezen in bepaalde omstandigheden zelfs plaatsvinden zonder dat het nodig is eerst het luchtfilter te manipuleren of toegankelijk te maken. Met 2 name tijdens gebruik van een luchtfilter (dat wil gebruikelijk zeggen in de omstandigheid dat het luchtfilter in een filterinrichting is geplaatst) kan het wenselijk zijn de aanwezigheid van een in de omstandigheden correct filter te kunnen controleren, maar ook bij verwerking of transport kan het van belang zijn goed geïnformeerd te zijn 5 ten aanzien van de identificatie van de te verwerken luchtfilters. Een en ander draagt bij aan een verdere verbetering van de betrouwbaarheid van het filteren van lucht, een tijdige vervanging van verontreinigde/verouderde filters en een geborgde verwerking van verontreinigde luchtfilters. Omdat de verontreinigde lucht uiteenlopende gasvormige, vloeibare of vaste verontreinigingen kan bevatten zodat de omstandigheden 10 waaronder een specifieke luchtfilter wordt gebruikt (en nadien wordt verwerkt) zinvol vergeleken kunnen worden met het gebruikte type lucht filter. Door een eenvoudige en betrouwbare identificatie van een luchtfilter volgens de onderhavige uitvinding wordt de kans op fouten aanzienlijk vemiinderd. Dit leidt tot een toenemende zekerheid van het toepassen van een juist luchtfilter en bij een correcte verwerking van een gebruikt 15 luchtfilter. Een en ander leidt niet alleen tot meer zekerheid ten aanzien van de kwaliteit van de gefilterde lucht (waardoor er bijvoorbeeld minder gezondheidsrisico’s zijn en de kans op verstoring van gevoelige processen wordt verkleind) maar ook de kans op milieuverontreiniging ten gevolge van verkeerde verwerking van gebruikte luchtfilters wordt kleiner. Nog een voordeel is dat alle logistieke processen die de luchtfilters 20 doorlopen vanaf productie, opslag, plaatsing, transport, gebruik, uitname, transport tot en met verwerking eenvoudiger worden door de aanwezigheid van de elektronisch uitleesbarc identificatiemiddelen.

In een eerste uitvoeringsvorm zijn de identificatiemiddelen elektromagnetisch 25 uitleesbaar. Elektromagnetisch uitleesbare identificatiemiddelen zijn weinig storingsgevoelig, kunnen goedkoop worden gerealiseerd en kunnen zo worden uitgevoerd dat zij weinig of geen energie verbruiken. Tevens kunnen elektromagnetisch uitleesbare identificatiemiddelen compact worden uitgevoerd en heeft de positie van elektromagnetisch uitleesbare identificatiemiddelen op het luchtfilter geen invloed op 30 het uitlezen. Voor het betrouwbaar en snel uitlezen hoeven gewoonlijk geen bijzondere maatregelen te worden getroffen.

In een andere voordelige uitvoeringsvorm omvatten de identificatiemiddelen een zender. Het betreft alsdan actieve identificatiemiddelen, waarmee door het uitzenden 3 van een signaal de identificatiemiddelen niet alleen nog minder storingsgevoelig kan zijn maar ook het uitlezen op grote afstand van de identificatiemiddelen kan plaatsvinden. Doordat het door de identificatiemiddelen afgegeven signaal een sterkte naar wens kan bezitten, kunnen de identificatiemiddelen zo worden uitgevoerd dat de 5 invloed van eventuele aanwezige verontreiniging gering is.

In een weer andere uitvoeringsvorm omvat het luchtfilter een gegevensopslag voor het opslaan van uitwendig toegevoerde gegevens. Hierdoor kan niet alleen passief ten opzichte van het luchtfilter een betere controle uitgevoerd worden, ook kan aan de 10 gegevensopslag actief informatie worden toegevoerd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de registratie van stoffen waarmee een luchtfilter in aanraking is geweest en/of ander aspecten ten aanzien van het levensverloop (zoals de duur, de temperaturen waaronder het filter heeft verkeerd) van een specifiek luchtfilter. De gegevensopslag kan een met het luchtfilter star verbonden opslag zijn, maar kan bijvoorbeeld ook een 15 losneembare elektronische geheugenkaart zijn. Een dergelijke geheugenkaart kan bijvoorbeeld uiterst klein worden uitgevoerd, is weinig storingsgevoelig en kan door verschillende computers eenvoudig worden uitgelezen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het actief tenminste 20 gedeeltelijk filteren van verontreinigde lucht, omvattende: een behuizing voor het opnemen van een luchtfilter, tenminste één ventilator voor het aanvoeren van te filteren lucht, en uitleesmiddelen voor het elektronisch uitlezen van de identificatiemiddelen van een in de behuizing geplaatst luchtfilter, welke uitleesmiddelen met de inrichting zijn samengebouwd. Door deze maatregelen wordt een actief luchtbehandelingsysteem 25 verkregen, waarbij op eenvoudige wijze gecontroleerd kan worden welk type luchtfilter is geplaatst. De kans dat er ongemerkt met een voor bepaalde omstandigheden onjuist type luchtfilter in de filterinrichting is geplaatst kan zo worden verkleind. Verdere verfijning van de controle mogelijkheden bieden bijvoorbeeld de mogelijkheid tevens te controleren of een luchtfilter in gegeven omstandigheden nog bruikbaar is.

30

Met name in sterk verontreinigde omstandigheden kan het zinvol zijn verschillende bestanddelen van uiteenlopende aard en dimensies met afzonderlijke luchtfilters uit de verontreinigde lucht te vangen. In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de filterinrichting tenminste twee luchtfilters, waarbij de luchtfilters ten opzichte van 4 elkaar verschillende filtermaterialen omvatten. Hierdoor kan bijvoorbeeld op een doelmatige wijze met meerdere componenten verontreinigde lucht gefilterd worden.

Met name is het daarbij gewenst de met meerdere componenten verontreinigde lucht serieel door verschillende filtermaterialen te geleiden, waarbij bijvoorbeeld ook de 5 filtermaterialen in opvolgende stroomrichting fijnmaziger worden. Uiteraard kan er ook gebruik worden gemaakt van filtermaterialen welke met verschillende uit de lucht te filteren bestanddelen chemisch reageren. Door luchtfilters van ten minste twee van elkaar verschillende filtermaterialen van specifieke identificatiemiddelen te voorzien, kan mogelijk op een doeltreffende en doelmatige wijze worden gefilterd waarbij door 10 de aanwezigheid van meerdere filtermaterialen de controle van de juistheid van de aanwezige filtermaterialen door de onderhavige uitvinding nog steeds eenvoudig gecontroleerd kan worden welke luchtfilters met welke filtermaterialen zijn geplaatst respectievelijk of deze aan vervanging toe zijn.

15 In een verdere voordelige uitvoeringsvorm omvat de filterinrichting een klok. Hiermee kan indien er gelijktijdig ook een geheugen aanwezig is tevens worden bijgehouden hoelang het luchtfilter in de filterinrichting is geplaatst. Dit kan vervolgens worden vergeleken met de maximale levensduur en de maximale gebruiksduur van het luchtfilter. Zo kan worden aangegeven dat een luchtfilter dient te worden vervangen.

20 Hierdoor wordt op eenvoudige wijze een extra controle verkregen.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de filterinrichting detectiemiddelen voor het detecteren van de kenmerken van de te filteren verontreinigde lucht. Door gebruik te maken van dergelijke detectiemiddelen kan eenvoudig worden geregistreerd welke 25 stoffen er naar verwachting uit de verontreinigde lucht gefilterd zullen worden. De kenmerken van de gefilterde stoffen bepalen voor een belangrijk deel de verontreiniging en daarmee veelal ook de gebruikstijd van het luchtfilter. Zo zal de gebruikstijd van een filterinrichting die in een omgeving wordt gebruikt waar hoge concentraties van zeer schadelijke en/of agressieve stoffen worden gedetecteerd, korter zijn dan wanneer deze 30 werkzaam is in een omgeving met lagere concentratie van minder belastende stoffen. Omdat de schadelijke stoffen in het luchtfilter worden gevangen, zal bij een toenemende concentratie gevangen verontreinigende stoffen het risico toenemen dat het luchtfilter de schadelijke stoffen (deels) doorlaat of dat de schadelijke stof op een andere wijze uit de filterinrichting ontsnappen. De verontreiniging van het filter zal sneller plaatsvinden 5 bij hogere concentraties verontreiniging en de normen voor het doorlaten van schadelijke en/of agressieve stoffen zullen gebruikelijk strenger zijn dan voor minder schadelijke stoffen. In het bijzonder zijn de detectiemiddelen zo uitgevoerd dat deze een wijzigende karakteristiek vertonen afhankelijk van het gedurende het gebruik vervuilen 5 van het luchtfilter. Zo kan ondermeer door het met referentiegegevens vergelijken van de door de detectiemiddelen gemeten waarden de status van het luchtfilter worden bepaald.

Naast gebruikstijd en kenmerken van de gefilterde stoffen, is ook de hoeveelheid 10 gepasseerde lucht van belangrijke invloed op de levensduur van het luchtfilter. Bij een gelijke hoeveelheid verontreiniging in de te filteren lucht zal bij een grotere luchtstroom immers het filter eerder de drempelwaarde verontreinigde stoffen bevatten dan bij een kleinere luchtstroom. In een andere voordelige uitvoeringsvorm omvat de filterinrichting detectiemiddelen voor het detecteren van het debiet gefilterde lucht.

15

In nog een andere uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een gegevensverwerkende eenheid. Door gebruik te maken van een gegevensverwerkende eenheid kunnen op eenvoudige wijze diverse gegevens worden opgeslagen en verwerkt. Hierdoor wordt de controle van het luchtfilter niet alleen verder geautomatiseerd maar 20 wordt tevens de kans op menselijke fouten verkleind. Dit vergroot de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de controle.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm omvat de gegevensverwerkende eenheid een database voor referentiegegevens. Door de gegevensverwerkende eenheid te voorzien 25 van referentiegegevens kunnen eenvoudig verschillende geregistreerde gegevens worden vergeleken met referentiegegevens waarna er, indien dit noodzakelijk is, door de gebruiker ingegrepen kan worden. Zo kan bijvoorbeeld door de gegevensverwerkende eenheid worden geconstateerd dat het luchtfilter de door de referentiegegevens aangegeven maximale levensduur overschrijdt, bijvoorbeeld doordat 30 het luchtfilter te oud is en volgens de norm niet meer gebruikt mag worden, of de hoeveelheid gefilterde lucht een maximale waarde heeft overschreden, dan wel de hoeveelheid van ten minste één afgevangen stof een maximum heeft bereikt, waarna de gebruiker het betreffende specifieke luchtfilter dient te vervangen.

6

In een andere voordelige uitvoeringsvorm omvat de inrichting tevens communicatiemiddelen voor het (met de omgeving) uitwisselen van informatie. Hierdoor kan bijvoorbeeld de gegevensverwerkende eenheid op afstand van de detectiemiddelen en de uitleesmiddelen worden geplaatst, maar ook kan ook op afstand 5 de status van het luchtfïlter worden bekeken. Dit biedt voor de gebruiker van de inrichting niet alleen ergonomische voordelen, maar zorgt ook voor een mogelijkheid voor het op afstand controleren van de status van het luchtfïlter hetgeen opnieuw meer mogelijkheden verschaft tot controle.

10 In nog weer een andere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een aanvoerkanaal voor het aanvoeren van te filteren lucht en een afvoerkanaal voor het afvoeren van tenminste gedeeltelijk gefilterde lucht. Op deze wijze kan de inrichting doelmatig op een ruimte worden aangesloten, waarbij de kans op het binnen de ruimte dringen van ongefilterde lucht wordt verkleind. Hoewel het controleren van het luchtfilter tijdens het gebruik de 15 kans op het binnen de ruimte dringen van verontreinigde lucht verkleind, wordt de aanwezigheid van verontreinigde lucht immers verder verkleind door het op een juiste wijze aansluiten van de inrichting op de ruimte.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkruimte voorzien van een 20 filterinrichting volgens onderhavige uitvinding, waarbij het afvoerkanaal voor gefilterde lucht aansluit op de binnenzijde van de werkruimte. De in de verontreinigde lucht aanwezige stof en chemische bestanddelen kunnen een negatief effect hebben op de kwaliteit van productieprocessen. Door deze maatregelen is niet alleen bekend of het juiste luchtfilter in de inrichting is geplaatst, maar ook of het lucht filter nog met 25 voldoende kwaliteit de aangevoerde lucht filtert. Dit is zowel voor de binnen de werkruimte aanwezige personen van belang als voor specifieke productiecondities.

In het bijzonder is de werkruimte verplaatsbaar, zoals een “port-a-cabin” of een keet. Indien een dergelijke werkruimte wordt gebruikt in een verontreinigde omgeving, is het wenselijk de omgevingslucht te zuiveren alvorens deze in de werkruimte komt. Zowel 30 tijdens normale werkzaamheden in verontreinigde lucht kan het voordelig zijn een dergelijke werkruimte van gezuiverde lucht te voorzien, maar ook voor het geval zich calamiteiten voordoen in de omgeving van de werkruimte is dit voordelig. In het bijzonder zijn de filterinrichtingen voor de verontreinigde buitenlucht zo uitgevoerd dat 7 een luchtfilter eenvoudig kan worden vervangen zonder dat daarbij verontreinigde lucht de werkruimte kan binnendringen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op met vervoermiddelen samengebouwde cabine 5 voorzien van een fiherinrichting volgens onderhavige uitvinding, waarbij het afvoerkanaal voor gefilterde lucht aansluit op de binnenzijde van de cabine. Met de cabine wordt hierbij de ruimte bedoeld waarin ten minste de bestuurder van het voertuig zich bevindt. Voorbeelden van dergelijke vervoermiddelen zijn kranen, shovels, trekkers, (bagger)vaartuigen en zo voorts. De voordelen van de onderhavige uitvinding 10 komen in het bijzonder tot uiting indien de met de vervoermiddelen samengebouwde cabine is geplaatst in een omgeving waarbij de te filteren lucht is verontreinigd met stoffen die een gevaar vormen voor de gezondheid, zoals bijvoorbeeld bij graaf-, sloop-en baggerwerkzaamheden in verontreinigde omgevingen. Omdat er bij dergelijke werkzaamheden zeer agressieve stoffen kunnen vrijkomen, denk bijvoorbeeld aan 15 asbest, benzeen etc, is het van groot belang dat de operator in een gezuiverde atmosfeer verblijft. De cabines met gezuiverde lucht staan veelal ook onder overdruk om zo te voorkomen dat verontreiniging via openingen in de cabine dringt. Omdat de operator niet zomaar buiten zijn cabine kan treden is controle van het doorgaans slechts van de buitenzijde toegankelijke filter niet mogelijk. Zelf buiten de verontreinigde omgeving is 20 het minder wenselijk dat het luchtfilter handmatig door de operator wordt gecontroleerd omdat zich aldaar allerlei verontreiniging kan verzamelen waarmee contact juist vermeden dient te worden. Voordeel van de onderhavige uitvinding is dat de controle automatisch kan worden uitgevoerd. Ook behoeft de controle van het luchtfilter de te verrichten werkzaamheden niet te belemmeren.

25

In een voorkeursuitvoering zijn de vervoermiddelen voorzien van ten minste één aandrijving met een onderbreker, welke onderbreker is verbonden met een gegevensverwerkende inrichting van de filterinrichting. Aldus is het industriële voertuig van een extra en automatisch functionerende veiligheid voorzien. Indien geen, een 30 verkeerd of anderszins niet aan de eisen voldoend luchtfilter is geplaatst, zal de aandrijving door de onderbreker buiten werking worden gesteld, waardoor voorkomen kan worden dat het voertuig in deze conditie wordt gebruikt. Op deze wijze wordt dus voorkomen dat de gebruiker wordt blootgesteld aan schadelijke stoffen. Bij het plaatsen 8 van een juist luchtfilter zal de onderbreker de werking van het industriële voertuig niet belemmeren.

De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het tenminste gedeeltelijk filteren 5 van verontreinigde lucht, met gebruik van de inrichting zoals voorgaand beschreven waarbij gedurende het gebruik door middel van op het luchtfilter geplaatste elektronisch uitleesbare identificatiemiddelen wordt gecontroleerd of het filter voldoet. Voor de voordelen van de toepassing van deze werkwijze wordt verwezen naar de voorgaande reeds beschreven voordelen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 10

Onderhavige uitvinding zal nu verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht op een luchtfilter volgens onderhavige uitvinding; en 15 figuur 2 een perspectivisch aanzicht op een inrichting voor het filteren van verontreinigde lucht.

Figuur 1 toont een luchtfilter 10. Een houder 20 omgeeft hierbij filtermateriaal 30. Op een hoek is met de houder 20 van luchtfilter 10 een radiofrequentie label (RF-ID tag) 40 20 verbonden. Tevens is met de houder 20 een als geheugenkaart uitgevoerde gegevensopslag (database) 50 verbonden. Deze gegevensopslag 50 kan contactloos worden gevoed met gegevens; in het bijzonder gegevens aangaande de omstandigheden waarin het luchtfilter 10 heeft verkeerd.

25 Figuur 2 toont een inrichting 100 voor het filteren van verontreinigde lucht, in het bijzonder voor toepassing als mobiel overdruk systeem, met een gedeeltelijk opengewerkte behuizing 110, waarin een gedeeltelijk opengewerkte meervoudige luchtfilter 120 is geplaatst, dat is voorzien van als RF-ID tag uitgevoerde identificatiemiddelen 130 en een als prom uitgevoerde gegevensopslag 140. Binnen de 30 behuizing 110 is een tweevoudige ventilator 150 geplaatst. Tevens is met de behuizing 110 een aanvoerkanaal 160 en afvoerkanaal 170 verbonden. Nabij het aanvoerkanaal 160 is een sensor 180 geplaatst, voor het detecteren van de luchtstroom (hoeveelheid gepasseerde lucht per tijdseenheid [dm3/min.]), en een sensor 185 voor het detecteren 9 van de concentraties in de verontreinigde lucht aanwezige stoffen. De sensor 185 kan zowel gassen, vloeistoffen als vaste bestanddelen detecteren.

Nabij de RF-ID tag 130 zijn in de behuizing 110 elektronische uitleesmiddelen 190 geplaatst, welke uitleesmiddelen 190 zijn voorzien van communicatiemiddelen. Met de 5 uitleesmiddelen 190 is ook een klok 200 verbonden. Tevens is met de inrichting 100 een gegevensverwerkende eenheid 210 verbonden voor het verwerken en vergelijken van door de sensoren 180, 185, de uitleesmiddelen 190 en de klok 200 geregistreerde gegevens.

10 Hierna wordt de werking van de inrichting 100 voor het filteren van lucht verder uitgelegd. Meerdere ventilatoren 150 wekken een luchtstroom op overeenkomstig de verschillende pijlen. Overeenkomstig pijl PI wordt de te filteren lucht door het aanvoerkanaal 160 aangezogen. De sensor 180 detecteert hierbij het volume van de luchtstroom en de sensor 185 de aanwezigheid en concentraties van stoffen in de 15 luchtstroom. Overeenkomstig pijlen P2 en P3 wordt de lucht door een meervoudige luchtfilter 120 geleid. Vervolgens wordt de gefilterde lucht overeenkomstig pijlen P4 en P5 via een afvoerkanaal 170 afgevoerd.

Tijdens het plaatsen van de meervoudige luchtfilter 120 voorzien van RF-ID tags 130 20 zullen de uitleesmiddelen 190 met behulp van referentiegegevens in een database van de gegevensverwerkende eenheid 210 controleren of in de waargenomen omstandigheden de juiste luchtfilters 120 zijn geplaatst. Gedurende de gebruikstijd zullen de gegevens van de sensoren 180 en 185 alsmede klok 200 samen met de identificatie van de luchtfilters 120 periodiek worden vergeleken met 25 referentiegegevens van de gegevensverwerkende eenheid 210. Aan de hand van de uitkomst zal de filterinrichting vervolgens een karakteristiek signaal afgeven.

Claims (20)

1. Luchtfilter voor het tenminste gedeeltelijk filteren van verontreinigde lucht, omvattende: 5. filtermateriaal voor het filteren van lucht, en - een houder voor het houden van het filtermateriaal, waarbij het luchtfilter tevens is voorzien van elektronisch uitleesbare identificatiemiddelen voor het identificeren van het luchtfilter.

2. Luchtfilter volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de identificatiemiddelen elektromagnetisch uitleesbaar zijn.

3. Luchtfilter volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat de identificatiemiddelen een zender omvatten. 15

4. Luchtfilter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het luchtfilter een gegevensopslag omvat voor het opslaan van uitwendig toegevoerde gegevens.

5. Inrichting voor het actief filteren van verontreinigde lucht, met het kenmerk dat de inrichting omvat: - een behuizing voor het opnemen van tenminste één luchtfilter volgens een der voorgaande conclusies, - tenminste één ventilator voor het aanvoeren van te filteren lucht, en 25. uitleesmiddelen voor het elektronisch uitlezen van de identificatiemiddelen van een in de behuizing geplaatst luchtfilter, welke uitleesmiddelen met de inrichting zijn samengebouwd.

6. Filterinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de filterinrichting 30 tenminste twee luchtfilters omvat, waarbij de luchtfilters ten opzichte van elkaar verschillende filtermaterialen omvatten.

7. Filterinrichting volgens conclusies 5 of 6, met het kenmerk dat de inrichting een klok omvat.

8. Fiherinrichting volgens een der conclusies 5-7, met het kenmerk dat de inrichting detectiemiddelen omvat voor het detecteren van de kenmerken van de te filteren verontreinigde lucht. 5

9. Filterinrichting volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk dat de inrichting detectiemiddelen omvat voor het detecteren van het debiet gefilterde lucht.

10 C) het nieten van het debiet in de tijd van de gefilterde lucht; D) het meten van de kenmerken van de te filteren lucht; en E) het verwerken van de gemeten gegevens.

10. Filterinrichting volgens een der conclusies 7-9, met het kenmerk dat de 10 inrichting een gegevensverwerkende eenheid omvat.

11. Filterinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de gegevensverwerkende eenheid een database voor referentiegegevens omvat.

12. Filterinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de inrichting tevens communicatiemiddelen omvat, voor het uitwisselen van informatie.

13. Filterinrichting volgens een der conclusies 5-12, met het kenmerk dat deze een aanvoerkanaal voor te filteren lucht en een afvoerkanaal voor gefilterde lucht 20 omvat.

14. Werkruimte voorzien van een filterinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat het afvoerkanaal voor gefilterde lucht aansluit op de binnenzijde van de werkruimte. 25

15. Werkruimte volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de werkruimte verplaatsbaar is.

16. Met vervoermiddelen samengebouwde cabine voorzien van een filterinrichting 30 volgens conclusie 13, waarbij het afvoerkanaal voor gefilterde lucht aansluit op de binnenzijde van de cabine.

17. Vervoermiddelen voorzien van een cabine volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de vervoermiddelen zijn voorzien van ten minste één aandrijving met een onderbreker, welke onderbreker is verbonden met een gegevensverwerkende inrichting van de filterinrichting.

18. Werkwijze voor het tenminste gedeeltelijk filteren van verontreinigde lucht, 5 omvattende de bewerkingsstappen: A) het met uitleesmiddelen elektronisch identificeren van een in een filterinrichting geplaatst luchtfilter; B) het met het luchtfilter filteren van lucht;

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de werkwijze tevens 15 omvat: het met referentiegegevens vergelijken van de opgeslagen gemeten gegevens.

20 Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de werkwijze tevens omvat: het afhankelijk van de uitkomst van de vergelijking van referentiegegevens met de gemeten gegevens afgeven van een signaal. 20