NL2001349C2 - Werkwijze en systeem om een product af te geven. - Google Patents

Werkwijze en systeem om een product af te geven. Download PDF

Info

Publication number
NL2001349C2
NL2001349C2 NL2001349A NL2001349A NL2001349C2 NL 2001349 C2 NL2001349 C2 NL 2001349C2 NL 2001349 A NL2001349 A NL 2001349A NL 2001349 A NL2001349 A NL 2001349A NL 2001349 C2 NL2001349 C2 NL 2001349C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
product
gas
holder
container
fluid
Prior art date
Application number
NL2001349A
Other languages
English (en)
Inventor
Werner Marie Camiel Clauwaert
Maria Elisabeth Wijnen
Maarten Joannes Botman
Jan Herman Ebbekink
Albert Thijs Poortinga
Luc Bart Spelmans
Hendrikus Jozef Bernardus Johannes Driessen
Original Assignee
Friesland Brands Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Friesland Brands Bv filed Critical Friesland Brands Bv
Priority to NL2001349A priority Critical patent/NL2001349C2/nl
Priority to RU2010140578/12A priority patent/RU2517152C2/ru
Priority to PCT/NL2009/050097 priority patent/WO2009110794A1/en
Priority to ES09717504.6T priority patent/ES2449217T3/es
Priority to EP09717504.6A priority patent/EP2268173B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2001349C2 publication Critical patent/NL2001349C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47JKITCHEN EQUIPMENT; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; APPARATUS FOR MAKING BEVERAGES
    • A47J31/00Apparatus for making beverages
    • A47J31/44Parts or details or accessories of beverage-making apparatus
    • A47J31/4485Nozzles dispensing heated and foamed milk, i.e. milk is sucked from a milk container, heated and foamed inside the device, and subsequently dispensed from the nozzle
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23PSHAPING OR WORKING OF FOODSTUFFS, NOT FULLY COVERED BY A SINGLE OTHER SUBCLASS
    • A23P30/00Shaping or working of foodstuffs characterised by the process or apparatus
    • A23P30/40Foaming or whipping
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47JKITCHEN EQUIPMENT; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; APPARATUS FOR MAKING BEVERAGES
    • A47J43/00Implements for preparing or holding food, not provided for in other groups of this subclass
    • A47J43/12Whipping by introducing a stream of gas
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F23/00Mixing according to the phases to be mixed, e.g. dispersing or emulsifying
    • B01F23/20Mixing gases with liquids
    • B01F23/23Mixing gases with liquids by introducing gases into liquid media, e.g. for producing aerated liquids
    • B01F23/235Mixing gases with liquids by introducing gases into liquid media, e.g. for producing aerated liquids for making foam
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F25/00Flow mixers; Mixers for falling materials, e.g. solid particles
    • B01F25/30Injector mixers
    • B01F25/31Injector mixers in conduits or tubes through which the main component flows
    • B01F25/314Injector mixers in conduits or tubes through which the main component flows wherein additional components are introduced at the circumference of the conduit
    • B01F25/3142Injector mixers in conduits or tubes through which the main component flows wherein additional components are introduced at the circumference of the conduit the conduit having a plurality of openings in the axial direction or in the circumferential direction
    • B01F25/31421Injector mixers in conduits or tubes through which the main component flows wherein additional components are introduced at the circumference of the conduit the conduit having a plurality of openings in the axial direction or in the circumferential direction the conduit being porous
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F25/00Flow mixers; Mixers for falling materials, e.g. solid particles
    • B01F25/40Static mixers
    • B01F25/45Mixers in which the materials to be mixed are pressed together through orifices or interstitial spaces, e.g. between beads
    • B01F25/452Mixers in which the materials to be mixed are pressed together through orifices or interstitial spaces, e.g. between beads characterised by elements provided with orifices or interstitial spaces
    • B01F25/4524Mixers in which the materials to be mixed are pressed together through orifices or interstitial spaces, e.g. between beads characterised by elements provided with orifices or interstitial spaces the components being pressed through foam-like inserts or through a bed of loose bodies, e.g. balls
    • B01F25/45241Mixers in which the materials to be mixed are pressed together through orifices or interstitial spaces, e.g. between beads characterised by elements provided with orifices or interstitial spaces the components being pressed through foam-like inserts or through a bed of loose bodies, e.g. balls through a bed of balls
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F33/00Other mixers; Mixing plants; Combinations of mixers
    • B01F33/80Mixing plants; Combinations of mixers
    • B01F33/82Combinations of dissimilar mixers
    • B01F33/821Combinations of dissimilar mixers with consecutive receptacles

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en systeem om een product af te geven
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en systeem om een product af te geven, bijvoorbeeld een melkproduct, melk, schuim, room of luchtig dessert, of een ander product.
Een dergelijk systeem is in diverse varianten uit de praktijk 5 bekend. Zo is bijvoorbeeld bekend, om een spuitroom (e. spray cream) in een spuitbus te houden, welke spuitbus handmatig bedienbaar is om de room te spuiten, zie bijvoorbeeld Europese octrooiaanvrage EP 1 061 006 Al.
Hoewel zeer gebruiksvriendelijk is spuitroom doorgaans van mindere kwaliteit dan geslagen room. Spuitroom is bijvoorbeeld minder stabiel dan 10 geslagen room: de initiële stevigheid van spuitroom is doorgaans lager dan die van slagroom en neemt bovendien doorgaans in de tijd veel sneller af dan de stevigheid van slagroom. Een van de oorzaken hiervan is de afwezigheid van een stabiliserend vetnetwerk in spuitroom. Bij het maken van slagroom ontstaat tijdens kloppen een netwerk van aan elkaar geplakte 15 vetbollen (ook wel partiële coalescentie genaamd) wat bij draagt aan de stabiliteit van het schuim. De room die gebruikt wordt voor spuitroom is doorgaans ongevoelig gemaakt voor partiële coalescentie, dit om te voorkomen dat door schudden van de spuitbus en/of temperatuurschommelingen partiële coalescentie al optreedt voor uitspuiten 20 (hetgeen zou leiden tot verstopping van de spuitbus). Een andere oorzaak voor de mindere stabiliteit van spuitroom is het gebruik van bijvoorbeeld lachgas om de room op te schuimen. Gebruik van lachgas is veelal gewenst omdat de hoge oplosbaarheid van lachgas in de room er voor zorgt dat bij een acceptabele druk in de bus voldoende gas in de bus kan worden 25 opgeslagen. Het daarbij in het product opgeloste gas komt bij uitspuiten vrij waardoor een schuim met hoge luchtigheid resulteert. Daarnaast zorgt de hoge oplosbaarheid van lachgas ervoor dat het gas relatief snel uit het geschuimde product diffundeert wat een mindere stabiliteit tot gevolg heeft.
2
Een tweede nadeel van het bekende spuitroom is dat de kwaliteit van de spuitroom tijdens uitspuiten niet constant is: de eerst uitgespoten room heeft bijvoorbeeld een flink hoger gas gehalte dan de laatst uitgespoten room, dit omdat de lachgas-druk gedurende het uitspuiten 5 daalt.
Automatische slagroommachines zijn op zichzelf uit de praktijk bekend, en zijn voorzien van statische of dynamische mengers om room te kloppen. Voordelen van slagroom ten opzichte van spuitroom zijn een andere productkwaliteit (minder luchtig, hogere stevigheid en beter behoud 10 van stevigheid in de tijd). Echter, de bekende slagroommachines vergen over het algemeen veel tijd voor het bereiden van het geschuimde product (ten opzichte van spuitbus-systemen), zijn minder gebruikersvriendelijk (althans, lastig bedienbaar), relatief minder hygiënisch en vergen derhalve dikwijls reiniging.
15 Een aspect van de onderhavige uitvinding betreft in het bijzonder een werkwijze en systeem voor het afgeven van een geschuimd product.
Het Nederlandse octrooi NL 1024433 beschrijft een werkwijze voor het verkrijgen van monodispers schuim, waarbij eerst relatief grof voorschuim wordt geproduceerd, welk voorschuim vervolgens door een 20 membraan wordt gevoerd. Het Nederlandse octrooi NL1024438 beschrijft een andere werkwijze, waarbij verschillende stoombundels in een product worden gespoten, bijvoorbeeld via een bundelverdeler in de vorm van een membraan.
25 Een aspect van de onderhavige uitvinding beoogt een verbeterd systeem en werkwijze, waarmee in het bijzonder een stabiel opgeschuimd product kan worden verkregen op bijzonder efficiënte wijze, met relatief goedkope, duurzame en relatief energiezuinige middelen, waarbij in het bijzonder een constante productkwaliteit wordt gerealiseerd.
30 3
Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het afgeven van een geschuimd product, gekenmerkt doordat gas via een microfiltratie-inrichting aan het product wordt toegevoerd, in het bijzonder om gasbellen in het product te brengen om een geschuimd en/of belucht product te 5 vormen.
Het verdient dan de voorkeur (in het bijzonder wanneer een goed homogeen schuim dient te worden verkregen) wanneer het product stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting: - een mengbehandeling ondergaat; en/of 10 -een gecontroleerde drukafbouw ondergaat.
Een aspect van de uitvinding omvat verder een werkwijze voor het afgeven van een niet-homogeen (geschuimd product (P), bijvoorbeeld cappuccinomelk. Daartoe blijkt het voordelig te zijn om gas via een microfiltratie-inrichting aan het product toe te voeren, zonder toepassing 15 van een (ten opzichte van de micro-filtratieinrichting) stroomafwaartse mengbehandeling
Genoemd gas kan bijvoorbeeld een of meer gassen, of een gasmengsel, omvatten.
Gebleken is dat toepassing van een microfiltratie-inrichting, om 20 gas aan product toe te voegen, een zeer stabiel, aantrekkelijk schuim, in het bijzonder van constante kwaliteit, kan leveren, op relatief eenvoudige wijze. Bij diverse schuimbare producten blijkt zo bovendien een bijzonder hoge ‘overrun’ (mate van luchtigheid) verkregen te worden, althans, een goede overrun die vergelijkbaar met of beter is dan de overrun die met reeds 25 bekende werkwijzen wordt verkregen. Een minimale overrun kan bijvoorbeeld circa 100% bedragen, in het bijzonder circa 150% en meer in het bijzonder circa 200% (afhankelijk van het product en de toepassing).
De door de uitvinding geleverde werkwijze kan geschuimd product zeer snel en betrouwbaar, op hygiënische wijze, leveren. De werkwijze is op 30 kleine of juist op grote schaal toepasbaar.
4
Het door de uitvinding gevormde product kan bovendien een bijzonder prettige smaaksensatie leveren indien het product bestemd is voor consumptie. Bovendien blijkt een relatief compact uitgevoerde microfiltratie-inrichting, en bijvoorbeeld een relatief goedkope, van 5 wegwerpmateriaal (en/of vaatwassermachinebestendig materiaal) vervaardigde microfiltratie-inrichting, reeds een schuim vorming met schuim van hoge kwaliteit te kunnen bewerkstelligen.
De microfiltratie-inrichting kan op diverse manieren zijn uitgevoerd. In het bijzonder omvat deze inrichting een rigide wand, welke 10 een productdoorvoerruimte scheidt van een gastoevoerruimte. De filtratiewand is bij voorkeur voorzien van een groot aantal doorstroomkanalen (die zich bijvoorbeeld dwars door die wand heen uitstrekken, vanaf de gastoevoerruimte naar de productdoorvoerruimte), welke kanalen ten minste zijn voorzien van relatief nauwe 15 uitstroommonden (de kanalen kunnen elk eveneens nauwe kanalen zijn, echter, dat is niet noodzakelijk). In het bijzonder is de filtratiewand zodanig rigide, dat de wand niet vervormt onder invloed van een zich tussen de productdoorvoerruimte en gastoevoerruimte tijdens gebruik mogelijk heersend drukverschil, bijvoorbeeld een drukverschil van meer dan 1 bar 20 (de in deze aanvrage genoemde drukken zijn absolute drukken).
Het product kan bijvoorbeeld een voedselproduct, melk, room, cappuccinomelk, spuitroom of dessert zijn, in het bijzonder een melkproduct, of een ander product omvatten. In het bijzonder wordt in de onderhavige uitvinding stroomopwaarts van de filtratie-inrichting geen voorschuim 25 toegepast, althans: een op zichzelf nog niet geschuimd product (i.e., een product in in hoofdzaak ongeschuimde toestand) wordt aan de microfiltratie-inrichting toegevoerd).
Volgens een nadere uitwerking is het product een homogeen geschuimd product (al dan niet een monodispers productschuim). Daarnaast 30 kan het product bijvoorbeeld niet-homogeen geschuimd zijn, bijvoorbeeld 5 indien de werkwijze leidt tot vorming van een schuimlaag op het product (bijv. cappuccinomelk). Zoals genoemd hoeft in het laatste geval (i.e. levering van een niet-homogeen geschuimd product) geen mengbehandeling op het van gas voorziene product te worden uitgevoerd.
5 Volgens een nadere uitwerking is het voordelig wanneer het product stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting een gecontroleerde drukafbouw ondergaat. Daarbij kan de druk van het product in het bijzonder geleidelijk van een eerste drukwaarde naar een tweede drukwaarde worden gebracht, waarbij de eerste drukwaarde hoger is dan de 10 tweede drukwaarde (een drukverschil tussen de eerste en tweede druk kan bijvoorbeeld ten minste 1 bar omvatten, of een kleiner drukverschil). De eerste druk kan bijvoorbeeld bovenatmosferisch zijn. De tweede druk kan bijvoorbeeld in hoofdzaak atmosferische druk zijn.
De drukafbouw kan bijvoorbeeld door een daarvoor geschikte 15 product-verwerkingsinrichting (i.e. een drukreduceerder, drukafbouwinriching) worden uitgevoerd. De verwerkingsinrichting kan bijvoorbeeld zijn geconfigureerd om ten behoeve van de drukafbouw, afschuiving op het stromende product uit te oefenen.
Doordat een geleidelijke drukafbouw wordt toegepast waarbij op 20 gecontroleerde wijze afschuiving op het product wordt uitgeoefend, kan ontmenging van het product goed worden voorkomen dan wel beperkt.
Het blijkt dat goede resultaten worden verkregen indien het product stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting een mengbehandeling ondergaat, in het bijzonder om een homogeen 25 productschuim te verkrijgen. Het is dan bijzonder voordelig wanneer de mengbehandeling door een statische menginrichting wordt uitgevoerd. De menginrichting kan bijvoorbeeld een genoemde product-verwerkingsinrichting zijn, en blijkt op bijzonder eenvoudige wijze een genoemde drukafbouw en afschuiving op het product te kunnen uitoefenen.
6
Volgens een nadere uitwerking is de filtratie-inrichting voorzien van een filtratiewand met gasdoorlatende poriën met een poriegrootte in het bereik van 0,1-10 micron, in het bijzonder een poriegrootte van ten minste 0,1 micron (in het bijzonder groter dan 0,1 micron) en kleiner dan 2 micron 5 (bijvoorbeeld kleiner dan 1 micron, en in het bijzonder kleiner dan 0,8 micron). Goede resultaten worden verkregen bij een poriegrootte in het bereik van circa 0,2-0,8 micron, bijvoorbeeld circa 0,5 micron. Het product kan bijvoorbeeld langs de filtratiewand van de microfiltratie-inrichting stromen, terwijl het gas vanuit een gastoevoerruimte aan genoemde poriën 10 wordt toegevoerd, om via de poriën aan het product te worden toegevoerd. Meer in het bijzonder kan een in de gastoevoerruimte heersende druk bijvoorbeeld hoger zijn dan een druk van het langs de filtratiewand stromende product.
Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan het gas 15 onder invloed van een (absolute) druk van meer dan 2 bar via de filtratie-inrichting in het product worden gebracht, bijvoorbeeld een druk in het bereik van hoger dan 5 bar, in het bijzonder een druk hoger dan 7 bar, bijvoorbeeld een druk in het bereik van circa 8-15 bar.
De microfiltratie-inrichting kan op verschillende manieren zijn 20 uitgevoerd. Goede resultaten worden verkregen indien de filtratie-inrichting is voorzien van een microfiltratiewand die een eerste ruimte van een tweede ruimte scheidt, waarbij het product aan de eerste ruimte wordt toegevoerd en het gas aan de tweede ruimte of vice-versa, zodanig dat het gas via de microfiltratiewand in het product kan worden geïnjecteerd. Toevoer van 25 product aan de eerste ruimte kan door geschikte fluïdumtoevoermiddelen worden uitgevoerd, en toevoer van gas aan de tweede ruimte kan door geschikte gastoevoermiddelen worden uitgevoerd, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn.
De filtratiewand kan verschillende configuraties hebben, en 30 bijvoorbeeld een buisvormige microfiltratiewand zijn, die een 7 buisbinnenruimte van een buisbuitenruimte scheidt. In een andere uitvoeringvorm is de filtratie-inrichting bijvoorbeeld voorzien van een vlakke micro-filtratiewand (bijv. membraanwand), waarbij het product aan de ene zijde van het de wand langs die wand wordt gevoerd (door een 5 genoemde eerste ruimte) en het gas aan de andere zijde (aan een genoemde tweede ruimte), zodanig dat het gas via de micro-filtratiewand (in het bijzonder via poriën die die wand omvat) in het product wordt geïnjecteerd.
De uitvinding verschaft verder een productafgiftesysteem, bijvoorbeeld geconfigureerd om een genoemde werkwijze uit te voeren. Het 10 systeem is bij voorkeur voorzien van een houder die een af te geven product bevat, alsmede productafvoermiddelen om uit de houder afkomstig product af te voeren, waarbij de productafvoermiddelen zijn voorzien van een microfiltratie-inrichting die op een fluïdum toevoer aansluitbaar is om gas aan het product toe te voeren tijdens productafvoer, in het bijzonder om 15 gasbellen in het product te brengen.
Op deze manier kunnen bovengenoemde voordelen worden verkregen. Bij voorkeur is het systeem voorzien van een productverwerkingsinrichting, bijvoorbeeld een menginrichting, in het bijzonder een statische menger, welke productverwerkingsinrichting 20 stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting is opgesteld. De productverwerkingsinrichting kan een mengbehandeling uitvoeren om het product te mengen, en/of het product een gecontroleerde drukafbouw laten ondergaan, in het bijzonder om een homogeen productschuim te genereren. Toepassing van genoemde productverwerkingsinrichting kan achterwge 25 blijven indien een niet-homogeen geschuimd product, bijvoorbeeld cappuccinomelk, door het systeem dient te worden bereid.
Het onderhavige systeem volgens de uitvinding is eenvoudig in gebruik, relatief snel, relatief betrouwbaar en robuust (heeft bij voorkeur geen bewegende onderdelen), makkelijk reinigbaar en hygiënisch, met 30 behoud van kwaliteit. Daarnaast is het systeem goed schaalbaar; het 8 systeem kan relatief klein worden uitgevoerd (bijv. met een microfiltratie-inrichting waarvan een grootste afmeting -bijv. lengte- kleiner is dan 50 cm), of juist relatief groot (bijv. met een microfiltratie-inrichting waarvan een grootste afmeting -bijv. lengte- groter is dan 1 m).
5 Tevens verschaft de uitvinding een gebruik van een microfiltratie- inrichting, bij voorkeur in combinatie met een productverwerkingsinrichting (bijv. een drukafbouwinrichting en/of een statische menginrichting), voor het opschuimen van een product. Op deze manier kan het product worden behandeld door een microfiltratie-inrichting (waarmee fijne gasbellen in het 10 product worden gebracht) en bij voorkeur tevens een statische menginrichting, hetgeen tot een bijzonder stabiel schuimproduct blijkt te leiden, en onder gebruikmaking van relatief goedkoop uitvoerbare middelen.
Een genoemde productverwerkingsinrichting (bijvoorbeeld een statische menginrichting) kan op diverse manieren zijn uitgevoerd. Volgens 15 een nadere uitwerking is deze productverwerkingsinrichting uitgevoerd om door die inrichting stromend (van gasbellen voorzien) product te agiteren en/of van richting te doen veranderen (i.e. te versnellen, waarbij de richting van de product-snelheidsvector bij voorkeur een groot aantal keren verandert). De productverwerkingsinrichting is in het bijzonder niet 20 voorzien van bewegende onderdelen, en kan het product passief mengen.
Een genoemde productverwerkingsinrichting (bijvoorbeeld statische menginrichting) kan bijvoorbeeld zijn ingericht om in hoofdzaak statische obstructies (bijvoorbeeld in hoofdzaak ronde obstructies, kogels, knikkers, stroomsnelheid-beïnvloedende wanden of dergelijke) in een 25 stromingspad van het product te houden, om het product te behandelen (en in het bijzonder een of meer niet-rechtlijnige paden door de productverwerkingsinrichting te laten doorlopen).
Het van gasbellen voorziene product kan bijvoorbeeld door/langs de productverwerkingsinrichting worden gestuwd onder invloed van een 30 daartoe geschikte fluïdumdruk (in het bijzonder een bovenatmosferische 9 druk). Deze fluïdumdruk wordt bij voorkeur tevens toegepast om het product aan (en in het bijzonder door) genoemde microfiltratie-inrichting toe te voeren.
Een genoemde statische menginrichting kan op verschillende 5 manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een helixvormige, cubusvormige of rombusvormige menger (voorzien van helixvormige, cubusvormige of rombusvormige product-mengingswanden) omvatten, en/of zijn voorzien van doorstroomruimte die obstructies bevat. De menginrichting kan bijvoorbeeld een dispersieve of distributieve menginrichting omvatten. Duidelijk zal zijn 10 dat de menginrichting tevens op een andere manier kan zijn uitgevoerd.
Een aspect van de onderhavige uitvinding, welk aspect bijvoorbeeld kan worden gecombineerd met een of meer uitvoeringen van het hierboven 15 beschreven aspect, beoogt voorts een geheel nieuw en verbeterd systeem om een product af te geven, waarbij het product bijvoorbeeld een melkproduct, schuim, cappuccinomelk, spuitroom of luchtig dessert omvat, of een ander product. In het bijzonder worden een bijzonder gebruikersvriendelijk systeem en werkwijze beoogd, waarmee het product relatief nauwkeurig kan 20 worden gedoseerd, en op een constante en hygiënische manier.
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door een systeem, dat is voorzien van: -ten minste een producthouder, voorzien van af te geven product, optioneel met drijfmiddel, waarbij de houder is voorzien van 25 productafvoermiddelen om product uit de houder af te voeren onder invloed van aan de houder toegevoerd fluïdum en/of onder invloed van een pomp; en -een bedieningsinrichting welke is ingericht om met de houder samen te werken wanneer die inrichting en houder in een met elkaar samenwerkende stand zijn gebracht, waarbij de bedieningsinrichting is 30 voorzien van bedieningsmiddelen om de genoemde productafvoermiddelen 10 te bedienen, alsmede van: a) fluïdumtoevoermiddelen om genoemd fluïdum aan de houder toe te voeren, en/of b) een genoemde pomp.
Dit systeem is een bijzonder gebruikersvriendelijk systeem, en kan product op betrouwbare, hygiënische wijze afgeven. Bovendien kan het 5 systeem compact en robuust worden uitgevoerd.
Tijdens gebruik kan een genoemde houder, gevuld met product, eenvoudig in de met de bedieningsinrichting samenwerkende stand worden gebracht. Vervolgens kan de bedieningsinrichting worden gebruikt om het product af te geven, in gewenste doseringen. Hierbij kan een geschikt 10 fluïdum aan genoemde fluïdumingang worden toegevoerd. Het fluïdum omvat bij voorkeur omgevingslucht, maar toepassing van andere fluïda, bijvoorbeeld een of meer gassen, stoom, of zelfs een vloeistof, is niet uitgesloten.
Het door de bedieningsinrichting aan de houder toegevoerde 15 fluïdum kan de houder (bijvoorbeeld een binnenruimte daarvan) bijvoorbeeld op een gewenste druk houden (in het bijzonder een bovenatmosferische, productuitdrijvende druk), onder invloed van welke druk het product -via de afvoermiddelen- kan worden afgegeven. In het bijzonder kunnen de afvoermiddelen hierbij dienen als een door de 20 genoemde bedieningsmiddelen bedienbaar klepmiddel, of bedienbare afsluiting, bijvoorbeeld wanneer de afvoermiddelen een flexibele slang omvatten, opdat af te voeren product met relatief weinig onderdelen van het systeem in aanraking komt.
Wanneer de houder is geleegd, althans wanneer bediening van de 25 productafvoermiddelen niet meer leidt tot productafgifte, kan de houder worden vervangen door een volgende, met product gevulde, houder. De gebruikte houder kan bijvoorbeeld worden hergebruikt (opnieuw met product gevuld) dan wel worden afgedankt, gerecycled, of op een andere wijze worden weggedaan.
11
Volgens een nadere uitwerking is de houder voorzien van een fluïdumingang om het fluïdum aan een door de houder omgeven binnenruimte toe te voeren voor het op een gewenste productuitdrijvende druk brengen van die ruimte, waarbij de fluïdumtoevoermiddelen van de 5 bedieningsinrichting zijn uitgevoerd om met de fluïdumingang van de houder samen te werken voor de toevoer van fluïdum.
Verder kunnen de fluïdumtoevoermiddelen van de bedieningsinrichting bijvoorbeeld zijn ingericht om fluïdum aan een omgeving van de houder toe te voeren, bijvoorbeeld aan een zich bij 10 genoemde samenwerkende stand van de houder en bedieningsinrichting, tussen de houder en bedieningsinrichting opgesloten ruimte.
Volgens een voorkeursuitvoering zijn de productafvoermiddelen (van de houder) ingericht om het product aan een schuimvormende behandeling te onderwerpen tijdens productafvoer, in het bijzonder om een 15 gewenst productschuim te leveren. Een dergelijke schuimvormende behandeling kan bijvoorbeeld inbrengen van gas en/of agitatie van het product omvatten (in het bijzonder inbrengen van gas al dan niet gevolgd door agitatie van het product), hetgeen bijvoorbeeld afhankelijk is van de samenstelling van het af te geven product.
20 Genoemde productafvoermiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn ingericht om gasbellen in het product te brengen, al dan niet om een homogeen schuim te vormen. Dit is bijvoorbeeld voordelig indien het product op zichzelf (wanneer het zich nog in de houder bevindt) geen of nauwelijks gas bevat. Volgens een compacte en efficiënte configuratie zijn de 25 productafvoermiddelen van de houder aansluitbaar op een gastoevoer van de bedieningsinrichting, om uit die gastoevoer afkomstig gas (tevens) aan het product toe te voeren. Meer in het bijzonder kan een aan de houder toe te voeren product-uitdrijvend fluïdum een gas of gasmengsel zijn, waarvan ten minste een deel onder invloed van de afvoermiddelen (in het bijzonder 12 stroomafwaarts van een productopslagruimte van de houder) in het product wordt gevoerd om gasbellen te vormen.
Gebleken is dat bijzonder goede resultaten worden verkregen indien het systeem (en in het bijzonder de productafvoermiddelen van de 5 houder) is voorzien van zowel een microfiltratie- inrichting als een stroomafwaarts daarvan opgestelde statische menginrichting, om het product (bijvoorbeeld homogeen) op te schuimen. Daarnaast kan het systeem bijvoorbeeld zijn voorzien van slechts een genoemde microfiltratie -inrichting, of slechts een genoemde (statische) menginrichting.
10 Bij voorkeur is/zijn de filtratie-inrichting en/of de productverwerkingsinrichting (bijv. menginrichting) met de productafvoermiddelen van de houder geïntegreerd. Verder is het voordelig, indien de producthouder, en productafvoermiddelen daarvan, van wegwerpmateriaal zijn vervaardigd.
15 Volgens een voordelige uitvoering zijn de productafvoermiddelen voorzien van een flexibele slang, bijvoorbeeld vervaardigd van een elastisch of veerkrachtig materiaal, en/of bijvoorbeeld vervaardigd van flexibel kunststof, of een ander geschikt flexibel (of zelfs veerkrachtig) materiaal. Een dergelijke slang kan gemakkelijk in een met de bedieningsinrichting 20 samenwerkende stand worden gebracht, en kan product op hygiënische wijze uit de houder afvoeren. De bedieningsmiddelen van de bedieningsinrichting zijn dan bij voorkeur uitgevoerd om met de slang samen te werken, in het bijzonder om een deel van de slang dicht te knijpen bij een eerste stand en vrij te geven bij een tweede stand voor het 25 tegenhouden en doorlaten van product, ten behoeve van regeling van productafgifte.
Het zich in de houder bevindend, af te geven product kan diverse producten bevatten. Het product kan homogeen schuimbaar zijn, dat wil zeggen, schuimbellen bevinden zich na schuiming (wanneer het product een 30 geschuimd product is) relatief homogeen (i.e. gelijkmatig) verdeeld in het 13 product. Alternatief wordt geen homogeen geschuimd product gegenereerd, waarbij bijvoorbeeld een schuimlaag op het product ontstaat na productafgifte (bijv. cappuccinomelk).
Het product omvat in het bijzonder een voedingsmiddel, 5 bijvoorbeeld een product dat veilig door een mens consumeerbaar is. Het product omvat bijvoorbeeld een of meer van: melk, room, spuitroom, cappuccinomelk, of een dessert (bijvoorbeeld een moussevormend product) of sap. Het product kan een melkproduct omvaten, bijvoorbeeld room. Volgens een alternatieve uitvoering omvat het homogeen schuimbare product 10 bijvoorbeeld een behandelingsmiddel en/of cosmetisch middel, bijvoorbeeld een lichaamsverzorginsproduct, een haarbehandelingsmiddel, of dergeiijke.
Zoals genoemd, kan het zich nog in de houder bevindend product bijvoorbeeld geen of weinig gas bevatten.
Volgens een alternatieve uitvoering bevat het zich in de houder 15 bevindend product als zodanig een gas of gasmengsel, bijvoorbeeld een blaasmiddel (e. blowing agent), welk blaasmiddel tijdens productafgifte schuimvorming in het product kan bewerkstelligen. Indien het product een voedselproduct is, bevat het zich in de houder bevindende product bij voorkeur geen zuurstof. Geschikte blaasmiddelen zijn bijvoorbeeld lachgas 20 (N20), stikstof (N2), lucht, en/of koolstofdioxide (C02), afhankelijk van het af te geven product. De bedieningsinrichting van het systeem kan bijvoorbeeld zijn ingericht om een dergelijk blaasmiddel als uitdrijfiniddel toe te passen, en aan de houder toe te voeren voor het bewerkstelligen van productafgifte. Echter, bij voorkeur is een door de bedieningsinrichting aan 25 de houder toe te voeren fluïdum niet een zich reeds in het product bevindend blaasmiddel, maar bijvoorbeeld lucht of stikstof.
Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is de bedieningsinrichting uitgevoerd om een genoemde houder (en bij voorkeur tevens ten minste een deel van de productafvoermiddelen) te koelen bij de 30 samenwerkingsstand, bij voorkeur zodanig dat de temperatuur van het 14 product in de houder lager is dan 10 °C (en in het bijzonder lager dan 5 °C) en dat het tijdens gebruik afgevoerde product hoger is dan 0 °C. Dit is bijvoorbeeld voordelig indien het product kan bederven bij relatief hoge temperaturen. Bovendien kan het gekoelde product een relatief duurzaam 5 homogeen schuim vormen.
In een nadere, voordelige uitwerking zijn de genoemde afvoermiddelen een integraal onderdeel van de houder, om vervuiling van de inhoud van de houder tegen te kunnen gaan. De afvoermiddelen kunnen bijvoorbeeld onlosmaakbaar aan de houder zijn bevestigd, en kunnen na 10 gebruik bijvoorbeeld al dan niet samen met de houder worden afgedankt, gerecycled of op een andere wijze worden weggedaan. Alternatief zijn de afvoermiddelen een apart onderdeel, en kunnen bijvoorbeeld van een gebruikte houder worden gescheiden om vervolgens aan een volgende houder te worden aangebracht. In het laatste geval kunnen de 15 afvoermiddelen bijvoorbeeld uit vaatwasmachinebesteding materiaal bestaan.
Extra voordelig is de nadere uitwerking, waarbij de bedieningsinrichting is voorzien van een afsluitbare holte waarin genoemde houder losneembaar plaatsbaar is. Bij voorkeur is een deksel voorzien om de 20 holte af te sluiten. Genoemde deksel is dan bijvoorbeeld voorzien van een stroomafwaarts deel van genoemde fluïdumtoevoermiddelen, in welk geval de houder is uitgevoerd om met dat stroomafwaartse deel van de fluïdumtoevoermiddelen samen te werken, bij een in de holte geplaatste houderstand en een gesloten deksel, om het fluïdum te ontvangen.
25 Verder is het, volgens een aspect, voordelig wanneer in de drukkamer van de houder een flexibele zak is aangebracht, welke zak het af te geven product bevat. In dat geval kan tevens geschikt drijfmiddel in de zak zijn voorzien, hetgeen tot goede resultaten en een stabiel afgegeven product kan leiden.
15
Een verder aspect van de uitvinding levert een houder van een systeem volgens de uitvinding. De houder kan dienen voor opslag en transport van het homogeen schuimbare product alvorens het product dient te worden afgegeven voor gebruik. Ten behoeve van productafgifte is de 5 houder in een samenwerkende toestand brengbaar met een genoemde bedieningsinrichting om daarvan fluïdum te ontvangen, ten behoeve van het afgeven van product.
De uitvinding biedt bovendien een bedieningsinrichting van het systeem volgens de uitvinding, waarbij de bedieningsinrichting in een 10 samenwerkende toestand met een genoemde houder brengbaar is om daaraan fluïdum te leveren, ten behoeve van het afgeven van product.
Genoemde houders en houder-bedieningsinrichtingen kunnen derhalve apart van elkaar worden geleverd. De houders zijn bijvoorbeeld relatief goedkoop, compact en lichtgewicht uitgevoerd en wegwerpbaar of 15 herbruikbaar (hervulbaar) na gebruik, terwijl de bedieningsinrichting meermalig bruikbaar is om product uit genoemde houders af te geven.
Verder biedt de uitvinding een voordelige werkwijze die wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 39.
De werkwijze maakt gebruik van een systeem volgens de 20 uitvinding, waarbij, volgens de werkwijze, een genoemde houder en bedieningsinrichting in een met elkaar samenwerkende stand worden gebracht, waarbij de bedieningsinrichting fluïdum aan genoemde houder toevoert (bijvoorbeeld de houder op een bepaalde druk te brengen), waarbij de bedieningsmiddelen vanuit een eerste bedieningstoestand, waarbij 25 productafvoer via de productafvoermiddelen wordt tegengegaan, in een tweede bedieningstoestand gebracht kunnen worden om product via die afvoermiddelen af te voeren.
Volgens een voorkeursuitvoering wordt lucht aan de houder toe gevoerd ten behoeve van het uitdrijven van product uit de houder. Een 30 nadere uitwerking omvat bovendien het (bijvoorbeeld via een microfiltratie- 16 inrichting) inbrengen van lucht in het product, wanneer het product door de productafvoermiddelen wordt afgevoerd, om luchtbellen in het product te genereren. In dat geval kan toepassing van een statische menger om het van luchtbellen voorziene product te mengen, bijzonder voordelig zijn om een 5 homogeen (al dan niet monodispers) productschuim te leveren. Opgemerkt zij dat de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot genereren van homogeen of monodispers schuim.
10 Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont: figuur 1 een schematisch aanzicht van een systeem volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; 15 figuur 2 schematisch een voorbeeld van een microfiltratie- inrichting; figuur 3 schematisch een voorbeeld van een statische menger; figuur 4 een schematisch, opengewerkt, zijaanzicht van een samengesteld systeem volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de 20 uitvinding; figuur 5 een dergelijk aanzicht als Fig. 4 van de bedieningsinrichting, bij een geopende stand; figuur 6 een dergelijk aanzicht als Fig. 4 van de producthouder; figuur 7 een schematisch, opengewerkt, zijaanzicht van een 25 alternatieve uitvoering van de producthouder; figuur 8 een nadere uitwerking; en figuur 9 een alternatieve nadere uitvoering.
Gelijke of overeenkomstige maatregelen worden in deze aanvrage met gelijke of overeenkomstige verwijzingstekens aangeduid.
30 17
Eerste uitvoeringsvoorbeeld
Figuur 1 toont schematisch een voorbeeld van een productafgiftesysteem, omvattende een houder H die een af te geven product 5 P bevat, alsmede productafvoermiddelen 6 (bijv. voorzien van een productafvoerkanaal) om uit de houder H afkomstig product P af te voeren. Het in figuur 1 getoonde systeem kan bijvoorbeeld worden toegepast in een samenstel zoals is weergegeven in Fig. 4-6, of op een andere wijze.
De houder H kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd en 10 gevormd. Zo kan een buitenwand van de houder H bijvoorbeeld van metaal, een legering, kunststof, of dergelijke zijn vervaardigd. De buitenwand kan star of flexibel zijn uitgevoerd. De houder H kan bijvoorbeeld cilindrisch of hoekig zijn uitgevoerd, of anderszins. De houder H kan bijvoorbeeld zijn ingericht om een maximale interne druk van 12 bar te weerstaan, in het 15 bijzonder 10 bar, bijvoorbeeld indien de houder H is voorzien van een drijfmiddel (zie verder). Volgens een voordelige uitvoering is de houder H uitgevoerd om een aanzienlijk lagere maximale druk, bijvoorbeeld maximaal 2 bar, te weerstaan, zodat de houder relatief licht (en bijv. relatief eenvoudig, goedkoop) kan worden uitgevoerd.
20 Volgens een voordelige uitwerking is het zich in de houder H
bevindend product P een homogeen schuimbaar product, en in het bijzonder een voedselproduct, melk, room, cappuccinomelk, spuitroom of dessert, sap, meer in het bijzonder een melkproduct. Het product P kan bijvoorbeeld room zijn. Het product P kan optioneel bijvoorbeeld een drijfmiddel -of 25 blaasmiddel bevatten (bijvoorbeeld in een ten minste deels in het product opgeloste toestand), in het bijzonder een drijfmiddel dat bestaat uit één of meer van: lucht, N2, N2O en/of CO2. Een dergelijke drijf- of blaasmiddel is in het bijzonder veilig met het oog op voedingsmiddelentechnologie. Genoemd drijf- of blaasmiddel kan de binnenruimte 4 bijvoorbeeld op een bepaalde 30 bovenatmosferische voordruk houden.
18
Daarnaast kan het product P bijvoorbeeld geen homogeen schuimbaar en/of geen consumeerbaar product P omvatten
Zoals Fig. 1 toont zijn de productafvoermiddelen 6 op voordelige wijze voorzien van een microfiltratie-inrichting 15, die bijvoorbeeld (via een 5 gasinlaat 8) op een fluïdumtoevoer 9 aansluitbaar is om gas aan het product toe te voeren tijdens productafvoer. De microfiltratie-inrichting 15 is bovendien voorzien van een productingang 15i om uit de houder H en afvoer 6 afkomstig (op zichzelf nog niet geschuimd) product P (bijvoorbeeld een product P dat nog geen gas bevat) te ontvangen.
10 Het in Figuur 1 getoonde systeem kan verder bijvoorbeeld zijn voorzien van regelmiddelen 51, 52, bijvoorbeeld een of meer bedieningskleppen, bedieningsknoppen en/of dergelijke, om gastoevoer en/of gasdruk te regelen, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn. Bedienbare klepmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien om gastoevoer (of gasdruk) 15 aan de houder H te regelen. Bedienbare klepmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien om gastoevoer (of gasdruk) aan de microfiltratie-inrichting 15 te regelen.
Bij voorkeur zijn de productafvoermiddelen 6 tevens voorzien van een optionele productverwerkingsinrichting, in dit voorbeeld omvattende 20 een menginrichting 7 die stroomafwaarts van genoemde microfiltratie -inrichting 15 is op gesteld, om een mengbehandeling op het van gas voorziene product uit te voeren. Meer in het bijzonder is de menginrichting een statische menger 7. De productverwerkingsinrichting kan tevens op een andere manier zijn uitgevoerd. Bij voorkeur is deze inrichting uitgevoerd om 25 een bovendruk van het product gecontroleerd (in het bijzonder geleidelijk) te laten afnemen, bijvoorbeeld van een bovenatmosferische druk naar een lagere, in hoofdzaak atmosferische druk.
Figuren 2 en 3 tonen nadere, niet-limitatieve uitwerkingen van de filtratie-inrichting 15 respectievelijk menginrichting 7, in meer detail.
19
De microfiltratie-inrichting 15 is bijvoorbeeld voorzien van een behuizing 15c omvattende een genoemde productingang 15i voor aanvoer van product P, een genoemde gasinlaat 8 voor toevoer van gas, en een uitgang 15u voor afvoer van van gas voorzien product. Genoemde gasinlaat 5 8 mondt bijvoorbeeld uit in een gasopvangruimte 15d (i.e. een tweede ruimte 15d) die door middel van een (van gasdoorlatende poriën voorzien) rigide (in het bijzonder niet flexibele) microfiltratiewand 15a van genoemde productingang 15i en uitgang 15u is gescheiden. Bovendien scheidt de wand 15a de gastoevoerruimte 15d van een productdoorvoerkanaal 15b (i.e. een 10 eerste ruimte 15b). Genoemd doorvoerkanaal 15b strekt zich uit tussen de productingang 15i en productuitgang 15u van de filtratie-inriehting 15. Toevoer en afvoer van product aan/van het kanaal 15b is met pijlen Ql, Q2, respectievelijk, aangeduid.
Zoals genoemd, kan de microfiltratie-inrichting 15 op diverse 15 manieren zijn uitgevoerd. In het bijzonder is de filtratiewand zodanig rigide, dat de wand niet vervormt onder invloed van een zich tussen de productdoorvoerruimte 15b en gastoevoerruimte 15d tijdens gebruik heersend drukverschil, bijvoorbeeld een drukverschil van meer dan 1 bar.
In het uitvoeringsvoorbeeld bevindt het productdoorvoerkanaal 15b 20 zich in de microfiltratiewand 15a (althans, wordt door die wand omgeven), en de gastoevoerruimte 15d daarbuiten. Alternatief kan het productdoorvoerkanaal 15b zich juist buiten de microfiltratiewand 15a bevinden, waarbij de gastoevoerruimte 15d wordt gevormd door de door die wand 15a omgeven ruimte.
25 De microfiltratiewand 15a is bijvoorbeeld cilindrisch, buisvormig, bijvoorbeeld met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Volgens een andere uitwerking is een lengte L van de wand 15a (in het bijzonder van genoemd kanaal 15b) maximaal 50 cm, in het bijzonder maximaal 20 cm, meer in het bijzonder maximaal circa 10 cm. Genoemde lengte L ligt bijvoorbeeld in het 30 bereik van circa 5-20 cm (een minimale lengte bedraagt bijvoorbeeld circa 5 20 cm). Genoemde lengte L is in het bijzonder de lengte van de wand 15a gemeten in een productstromingsrichting van tijdens gebruik langs die wand (evenwijdig aan die wand 15a), vanuit de productingang 15i naar de productuitgang 15u, stromend product. De filtratie-inrichting 15 5 (bijvoorbeeld microfiltratiewand 15a) kan tevens op een andere wijze zijn gedimensioneerd en gevormd, bijvoorbeeld vlak, gekromd, conisch, hoekig, recht, convex gezien vanuit de eerste ruimte, concaaf gezien vanuit de eerste ruimte, en/of een combinatie van deze of andere vormen. Een morfologie van de wand 15a kan bijvoorbeeld homogeen, gesinterd, cilindrisch poreus dan 10 wel sponsvormig poreus zijn, zowel symmetrisch of asymmetrisch zijn opgebouwd, een combinatie van deze configuraties omvatten of op een andere wijze zijn uitgevoerd.
De microfiltratiewand 15a kan op zichzelf van verschillende materialen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld keramisch materiaal, metaal, 15 kunststof, een legering of dergelijke.
De microfiltratiewand 15a is bij voorkeur voorzien van relatief nauwe luchtdoorlatende poriën (bijvoorbeeld luchtdoorlatende uitstroomkanalen, injectiekanalen), in het bijzonder met een porie-afmeting K (in het bijzonder poriegrootte, gemeten haaks ten opzichte van een porie-20 doorstroomrichting; bijv. een porie-diameter, zie Fig. 2) in het bereik van 0,1-10 micron, in het bijzonder in het bereik van circa 0,1-2 micron (bijvoorbeeld 0,1-1 micron). Goede resultaten worden verkregen indien genoemde poriegrootte (of kanaal-dwarsafmeting) ligt in het bereik van circa 0,1-0,5 micron, in het bijzonder 0,2-0,8 micron, en bijvoorbeeld circa 25 0,5 micron bedraagt.
Genoemde poriegrootte/kanaaldwarsafmeting K is in het bijzonder ten minste de grootte van een stroomafwaarts deel van de respectieve porie (uitstroomkanaal), bijvoorbeeld een uitstroomeind daarvan (welk eind genoemd productdoorvoerkanaal 15b begrenst) ; een ten opzichte van het 30 porieuitstroomeind stroomopwaarts deel van de porie kan bijvoorbeeld 21 dezelfde poriegrootte (bijv. diameter) hebben als het uitstroomeind, of een grotere.
De poriën (uitstroomkanalen) in de wand 15a kunnen bijvoorbeeld alle in hoofdzaak dezelfde poriegrootte hebben, of verschillende groottes die 5 in een voorafbepaald poriegrootte-bereik liggen, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn. Een genoemde porie grootte-waarde kan bijvoorbeeld een poriegrootte-bereik zijn omvattende de genoemde waarde minus 50% (in het bijzonder 10%) tot en met de waarde plus 50% (in het bijzonder 10%).
Een wanddikte van de microfiltratiewand 15a kan bijvoorbeeld 10 kleiner zijn dan 1 cm, en ligt bijvoorbeeld in het bereik van 0,1-5 mm, in het bijzonder bijvoorbeeld 0,5-2 mm. Volgens een niet-limitatief voorbeeld, indien de inrichting 15 buisvormig is, kan een buisbuitendiameter van die filtratie-inrichting 15 bijvoorbeeld kleiner zijn dan 10 cm, bijvoorbeeld kleiner dan 1 cm.
15 Een cumulatief porie-oppervlak van genoemde poriën in een, het product-doostroomkanaal 15b begrenzend oppervlak van de wand 15a is bijvoorbeeld kleiner dan een overig, gesloten deel van dat oppervlak. In dat wandoppervlak kunnen de poriën verder bijvoorbeeld zodanig over het oppervlak zijn verdeeld, dat omtreksranden van naburige poriën 20 bijvoorbeeld op onderlinge afstand van elkaar liggen die groter is dan een genoemde porie-afmeting K. Een verhouding tussen gemiddelde poriegroote en gemiddelde kleinste naaste-buur-afstand (tussen naburige poriën) kan bijvoorbeeld liggen in het bereik van circa 1:1-1:50, in het bijzonder 1:2-1-20, of een andere verhouding. De poriën zijn bij voorkeur relatief uniform, al 25 dan niet met een regelmatige rangschikking, over de wand 15a verdeeld.
Bij voorkeur is de microfiltratiewand 15a, bij voorkeur concentrisch, in een holle behuizing 15c van de filtratie-inrichting 15 aangebracht (zie fig. 2), welke behuizing van genoemde gasinlaat 8 is voorzien. Tussen een binnenzijde van de behuizing 15c en buitenzijde van 22 het (in dit geval) buisvormige microfiltratiewand 15a bevindt zich de tussenruimte 15d om via inlaat 8 aangevoerde lucht op te vangen.
Tijdens gebruik heeft de zich in de tussenruimte 15d bevindende lucht bij voorkeur een druk hoger dan 2 bar, in het bijzonder hoger dan 5 5 bar, meer in het bijzonder een druk hoger dan 7 of 8 bar, bijvoorbeeld een druk in het bereik van circa 8-15 bar. De druk van zich tijdens gebruik in de doorstroomruimte 15b bevindend product is in het bijzonder lager dan de druk in tussenruimte 15d (bijvoorbeeld ten minste 1 bar lager), zodanig dat zich in de tussenruimte 15d bevindende lucht via de poriën gelijkmatig het 10 product intreedt (hetgeen met pijlen T is aangeduid). Op deze manier kunnen fijne luchtbellen homogeen in het product P worden gebracht, ten behoeve van schuimvorming.
De statische menger 7 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. De statische menger is in het bijzonder niet van bewegende 15 onderdelen voorzien, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een van bewegende onderdelen voorziene dispergeerapparaat zoals een turrax of rotor-stator menger. Fig. 3 toont een niet-limitatief voorbeeld, waarbij de menger 7 is voorzien van een door een houder 7a omgeven doorstroomruimte 7b, welke ruimte 7b is gevuld met in hoofdzaak statische obstructies 7c (bijvoorbeeld 20 in hoofdzaak ronde obstructies, bijvoorbeeld voorzien van gladde oppervlakken, bijvoorbeeld korrels of glazen knikkers 7c). Toe- en afvoer van product aan/van de ruimte 7b is met pijlen Q2, Q3 aangeduid. De obstructies laten het product een groot aantal niet-reehtlijnige paden doorlopen door de ruimte 7b, tussen een ingang 7i en uitgang 7u van de 25 menger 7. Een andere voordelige statische menger is bijvoorbeeld voorzien van stroomsnelheid-beïnvloedende wanden of dergelijke, bijvoorbeeld met helixvormige wanden of dergelijke.
In het bijzonder is het systeem voorzien van of aansluitbaar op een gastoevoer om gas onder bovenatmosferische druk aan de microfiltratie-30 inrichting 15, en bij voorkeur tevens aan de houder H, toe te voeren.
23
Gastoevoer aan het systeem is in Fig. 1 met een pijl Y aangegeven. Pompmiddelen (bijv. met een compressor) en/of een op overdruk gebracht gasreservoir (bijv. een gasfles) kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien om gastoevoer te bewerkstelligen. Het systeem kan bijvoorbeeld regelmiddelen 5 51, 52 omvatten, om debieten en/of druk van aan de houder H en filtratie- inrichting 15 toe te voeren gas te regelen. De toevoer omvat bijvoorbeeld een toevoerleidingsysteem 2, voorzien van een leidingdeel dat tijdens gebruik op een geschikte gasinlaat 3 van de houder H is aangesloten, en een leidingdeel dat tijdens gebruik op filtratie-inrichting 15 is aangesloten, om het gas 10 daaraan toe te voeren. Het gas kan bijvoorbeeld een of meer gassen, een gasmengsel, stikstof, lucht, of dergelijke omvatten.
Optioneel is de houder H voorzien van een drukaflaatventiel (niet weergegeven), om een onder druk staande houder H drukloos te maken.
Het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is ingericht om hetzelfde gas 15 aan de houder H en filtratie-inrichting 15 toe te voeren. Alternatief kunnen de gastoevoermiddelen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om een eerste gas aan de houder toe te voeren, en een van het eerste gas verschillend tweede gas aan de filtratie-inrichting 15. Daarnaast kan het systeem bijvoorbeeld op een andere wijze zijn uitgevoerd om productstroming te bewerkstelligen, 20 bijvoorbeeld door het systeem te voorzien van pompmiddelen om product P vanuit de houder H door de afvoer te pompen.
Gebruik van het in Figuren 1-3 getoonde systeem omvat bijvoorbeeld een werkwijze voor het afgeven van het uit de houder H afkomstige product P (bijvoorbeeld een in hoofdzaak gasloos product), 25 waarbij gas via de microfiltratie -inrichting 15 aan het product P wordt toe gevoerd.
Bij voorkeur wordt het product P, dat aan de filtratie-inrichting wordt toegevoerd, niet verhit. Het product kan bijvoorbeeld worden gekoeld (bijvoorbeeld naar een temperatuur die lager is dan een houder-30 omgevingstemperatuur), of een omgevingstemperatuur hebben.
24
De temperatuur van het aan de filtratie-inrichting toe te voeren gas (of gasmengsel) kan bijvoorbeeld een omgevingstemperatuur, bijv. kamertemperatuur zijn. De gastemperatuur kan bijvoorbeeld liggen in het bereik van circa 0-50 °C.
5 Hierbij wordt het op zichzelf bij voorkeur nog niet geschuimde product P, bijvoorbeeld onder invloed van via de toevoer 2 aangevoerd gas, uit de houder H gevoerd, om via de afvoer 6 door de filtratie-inrichting 15 en vervolgens door de menger te worden geleid 7. Daarbij wordt het product in het bijzonder door de buisbinnenruimte 15b van de microfiltratie-inrichting 10 15 gevoerd (het product stroomt daarbij langs de filtratie wand 15a), waarbij gas via de microfiltratiewand 15a (althans, door de wand heen) in het product wordt geïnjecteerd ten behoeve van belvorming in het product (daartoe wordt het gas vanuit de gastoevoerruimte 15d aan genoemde poriën wordt toegevoerd). Een in de gastoevoerruimte 15d heersende druk is 15 hierbij bijvoorbeeld hoger dan een druk van het langs de filtratiewand 15a stromende product P. Een debiet van het door het filter 15 stromend product kan bijvoorbeeld hoger zijn dan 10 liter/uur, en bijvoorbeeld liggen in het bereik van circa 20-100 liter/uur (bijvoorbeeld 20-50 liter/uur), of een ander bereik.
20 Goede resultaten worden verkregen indien het gas onder invloed van een druk van meer dan 2 bar via de filtratie-inrichting 15 in het product P wordt gebracht, bijvoorbeeld een druk in het bereik van hoger dan 5 bar, in het bijzonder een druk hoger dan 7 of 8 bar, bijvoorbeeld een druk in het bereik van circa 8-15 bar. Een debiet van het gas kan bijvoorbeeld groter 25 zijn dan 10 liter per uur, en kan bijvoorbeeld liggen in het bereik van circa 30-600 liter/uur (bijvoorbeeld 50-300 liter/uur en meer in het bijzonder 100-300 liter/uur), of een andere waarde hebben. De verhouding productdebiet'.gasdebiet kan bijvoorbeeld liggen tussen 1:1-1:10, in het bijzonder 1:1-1:5, bijvoorbeeld 1:1,5-1:5 of een andere verhouding zijn.
25
Vervolgens (i.e. stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting 15) ondergaat het product P een mengbehandeling, welke door de statische menginrichting 7wordt uitgevoerd. Het uit de menger 7 afkomstige product (product-uitstroom via een optionele uitstroomleiding 66 is met pijl Q4 in 5 Fig. 1 aangeduid) blijkt een bijzonder duurzaam, stabiel schuim te kunnen bevatten, dat bijvoorbeeld bijzonder homogeen kan zijn opgeschuimd indien het product op zichzelf een opschuimbaar product is. Bovendien kan het systeem bijzonder compact, duurzaam en relatief eenvoudig worden uitgevoerd om een dergelijk resultaat te verkrijgen.
10
Voorbeeld 1
De volumetoename van het product na opschuimen wordt dikwijls weergegeven met de term "opslagpercentage" of "overrun". Het 15 opslagpercentage geeft de volumetoename van het product P na opschuimen ten opzichte van het volume van het niet geschuimde product en kan worden weergegeven als:
Wv-Ws
Opslag = ^ x 100% 20 waarin Wp de massa van een vast volume ongeschuimd product en Ws de massa van hetzelfde volume aan geschuimd product voorstelt. Zo betekent een opslagpercentage van 100% dat een volume van 100 ml na afgifte is 4 toegenomen tot 200 ml.
25 De productstevigheid kan worden uitgedrukt in Stevens (in g; "Stevens Strength"), welke sterkte of stevigheid wordt bepaald als de maximale weerstand tegen vervorming gedurende het in een monster drukken van een cilindervormige kegel met een diameter van 2,54 cm met een snelheid van 1 mm/s tot een diepte van 20 mm.
26
In een eerste experiment werd halvolle melk (Friesche Vlag Lang lekker) op geschuimd met een microfilter-opstelling zoals schematisch weergeven in figuur 1, echter, zonder de menginrichting 7. Verschillende productdebieten en gasdebieten zijn gebruikt.
5 Als microfiltratieinrichting 15 is een keramisch buisvormig membraan gebruikt met een poriegrootte van 1400 nm (symmetrisch, met een buitendiameter:binnendiameter verhouding van 4 mm:3 mm, een buislengte van 20 cm, een poriegrootte 1400 nm, van Hyflux CEPAration). Ten behoeve van het experiment zijn de volgende parameters gemeten: 10 productdebiet, gasdebiet, drukken PI (druk in de houder), P2 (druk in de productdoorvoerkanaal voor de microfiltratieinrichting), P3 (druk aan de gaszijde van de microfiltratieinrichting (tussenruimte)) en P4 (druk in de productdoorvoerkanaal na de microfiltratieinrichting) en de resulterende product overrun. Tabel 1 toont het resultaat van dit experiment.
15 PI P2 P3 P4 Productdebiet Gasdebiet Overrun [bar] [bar] [bar] [bar] [liter/uur] [liter/uur] [%] 2 L65 2^8 LÖ 90 40 40 2 1/75 3^2 LÖ 70 70 80 2 Ï8 Μ Ü 60 95 125
Tabel 1; resultaat van het eerste experiment.
De in het eerste experiment geproduceerde schuimen hebben een fijne bellenstructuur en zijn homogeen geschuimd . Na mengen van het 20 geschuimde product met bijvoorbeeld warme koffie ontstaat er een fijne schuimlaag bovenop het mengsel dat gedurende tenminste 15-30 minuten als fijn schuim aanwezig blijft.
_Voorbeeld 2 27
Een melkroom (35% vet, 10% suiker, gepasteuriseerd, ongehomogeniseerd) werd opgeschuimd (bij een temperatuur lager dan 10°C) met de opstelling zoals schematisch weergeven in figuur 1, inclusief 5 de menginrichting. De menginrichting 7 omvatte een wokkeivormige menger met een diameter van 6,4 mm en een lengte van 32 elementen (140-632; TAH industries).
Verschillende productdebieten en gasdebieten zijn gebruikt.
Drie verschillende microfiltratieinrichtingen 15 zijn toegepast, te weten: 10 I) een keramisch buisvormig membraan met een poriegrootte van 800 nm (symmetrisch, buitendiametenbinnendiameter verhouding van 4 mm:3 mm, lengte 20 cm); II) een keramisch buisvormig membraan met een poriegrootte 500 nm (asymmetrisch, buitendiameter/binnendiameter 4 mm/3 mm, lengte 20 15 cm); en III) een keramisch buisvormig membraan met een poriegrootte 200 nm (symmetrisch, buitendiameter/binnendiameter 3 mm/2 mm, lengte 20 cm (elk van Hyflux CEPAration).
Gemeten zijn het productdebiet, het gasdebiet, de drukken PI 20 (druk in de houder Η), P2 (druk in de productdoorvoerkanaal 6 voor de microfiltratieinrichting), P3 (druk aan de gaszijde van de microfiltratieinrichting (tussenruimte 15d)) en P4 (druk in de productdoorvoerkanaal na de microfiltratieinrichting 15), de resulterende product overrun en stevigheid. Tabellen 2-4 toont de resultaten m.b.t. de 25 drie filters, waaruit blijkt dat uiteenlopende schuimeigenschappen kunnen worden bereikt.
28
Productdebiet Gasdebiet PI P2 P3 P4 Overrun Stevigheid [liter/uur] [liter/uur] [bar] [bar] [bar] [bar] [%] [g Stevens] 20 45 63 33 53 33 Ï38 99 20 60 6A 4A 5/7 33 Ï25 144 20 70 63 43 53 33 121 156 40 125 7/7 53 73 43 115 148 40 155 8,1 63 73 43 ÏÖ8 Ï79
Tabel 2: Resultaten experminent 2 bij filterporiegrootte: 800 nm
Productdebiet Gasdebiet PI P2 P3 P4 Overrun Stevigheid [liter/uur] [liter/uur] [bar] [bar] [bar] [bar] [%] [g Stevens] 20 55 53 33 63 23 130 ÏÏÓ 20 70 6/7 4 3 6 3 33 ~12Ï 140 20 130 'Ü 4/7 73 33 96 185 40 90 73 53 73 33 Π2 ÏÖ9 40 ÏÏÖ 73 53 73 43 IÏ4 132 40 185 83 63 83 4/7 ÏÖ2 " 172
Tabel 3: Resultaten experiment 2 bij filterporiegrootte: 500 nm 5
Productdebiet Gasdebiet PI P2 P3 P4 Overrun Stevigheid [liter/uur] [liter/uur] [bar] [bar] [bar] [bar] [%] [g Stevens] — 35 gj g|2 ^ 33 130 ' ~m 20 45 8 3 63 ÏÖ3 33 Ï4Ö 129~ 20 55 9 3 73 ÏÏ3 33 Ï32 175 40 75 ÏÖ3 8/7 Ï23 43 123 150 40 95 ÏÖ3 93 133 43 122 Ï87~
Tabel 4: Resultaten experiment 2 bij filterporiegrootte: 200 nm 29
Tweede uitvoerinersvoorbeeld
Figuur 4 toont een voorbeeld van een systeem om een homogeen geschuimd product af te geven. In dit geval is het systeem voorzien van een 5 optionele, in Fig. 1-3 schematisch getoonde filter/menger-configuratie.
Het in Fig. 4 getoonde systeem is voorzien van ten minste één producthouder H, welke is voorzien van product P, waarbij de houder H is voorzien van productafvoermiddelen 6 om product uit de houder H af te voeren onder invloed van aan de houder H toegevoerd fluïdum (dat tevens 10 wordt gebruikt om het product op te schuimen). Fig. 8 toont een alternatief systeem, voorzien van een pomp 550 om product uit de houder H af te voeren.
De houder H kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd en gevormd. Een door de houder H omgeven binnenruimte 4 kan zich op 15 zichzelf reeds op een bovenatmosferische druk (bijvoorbeeld ten minste 2 bar) bevinden, voordat de houder H in de bedieningsinrichting B wordt geplaatst. Volgens een voordelige uitvoering is noch het product noch de houder H op zichzelf voorzien van drijfmiddel, en bevindt de binnenruimte 4 van de houder H zich op in hoofdzaak atmosferische druk, of een druk lager 20 dan 2 bar, voordat de houder H in de met de bedieningsinrichting B samenwerkende stand wordt gebracht.
In het onderhavige tweede uitvoeringsvoorbeeld zijn genoemde productafvoermiddelen 6 bij voorkeur voorzien van een flexibele slang 6, welke bij voorkeur integraal aan de houder H (i.e. onlosmakelijk) is 25 verbonden. Alternatief is de slang 6 van de houder H ontkoppelbaar, bijvoorbeeld ten behoeve van reiniging.
Een stroomopwaarts deel van de onderhavige slang 6 reikt naar een bodem van de houder H toe en bevindt zich nabij de bodem, of ligt op de bodem, om product P af te voeren wanneer de houder bijna leeg is.
30
Verder is het systeem voorzien van een bedieningsinrichting B welke is ingericht om met de houder H samen te werken wanneer die inrichting B en houder H, bijvoorbeeld vanuit een in Figuren 5, 6 weergegeven ruimtelijk gescheiden opbergstand of transportstand, in de in 5 Fig. 4 weergegeven, met elkaar samenwerkende stand zijn gebracht.
De bedieningsinrichting B is voorzien van bedieningsmiddelen 10 om de genoemde productafvoermiddelen 6 van de houder H te bedienen, alsmede van fluïdumtoevoermiddelen 1, 2 om genoemd fluïdum aan de houder H (en microfiltratie-inrichting) toe te voeren.
10 De bedieningsmiddelen 10 kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd. In het uitvoeringsvoorbeeld omvatten de bedieningsmiddelen 10 van de bedieningsinrichting B bijvoorbeeld een zwenkbare bedieningshendel. De bedieningsmiddelen 10 kunnen zijn ingericht om met de slang 6 samen te werken, in het bijzonder om een deel van de slang 6 15 dicht te knijpen en de fluïdumtoevoer 9 af te sluiten bij een eerste (niet weergegeven) stand en vrij te geven bij de in Fig. 4 getoonde tweede stand, voor het tegenhouden en doorlaten van product P, respectievelijk (i.e. ten behoeve van regeling van productafgifte). Op deze manier dient een deel van de slang 6 als klepmiddel, of ventiel, dat door de bedieningsmiddelen 10 20 bedienbaar is (bij de samengestelde stand van het systeem).
Alternatief kan de inrichting B bijvoorbeeld geautomatiseerde bedieningsmiddelen omvatten (bijvoorbeeld met een doseringsbesturing, een actuator of motor, en/of bijvoorbeeld voorzien van een gebruikersinterface, bijvoorbeeld met een bedieningsknop om het systeem in- en uit te schakelen) 25 om productafvoer via de slang 6 en fluïdumtoevoer naar de microfiltratieinrichting te regelen.
Verder kunnen de productafvoermiddelen 6 bijvoorbeeld zijn voorzien van niet weergegeven klepmiddelen of afsluitmiddelen, om een respectief productafvoerkanaal af te sluiten tijdens transport en/of opslag 30 van de houder H (wanneer de houder H zich niet in de inrichting B bevindt).
31
Genoemde fluïdumtoevoermiddelen 1, 2 kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een fluïdumreservoir omvatten (bijvoorbeeld een gascontainer) dat met de inrichting B is geïntegreerd of daarop aansluitbaar is om genoemd fluïdum via de inrichting B aan de 5 houder H toe te voeren. Een genoemd (niet weergegeven) fluïdumreservoir kan bijvoorbeeld een, op een voor gebruik geschikte bovenatmosferische druk gebracht fluïdum bevatten, al dan niet hervulbaar zijn, en/of voorzien zijn van fluïdumpompmiddelen voor aan en/of afvoer van fluïdum, of op een andere manier zijn uitgevoerd, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn.
10 In het uitvoeringsvoorbeeld omvatten de fluïdumtoevoermiddelen een compressor 1 (voorzien van een respectieve aandrijving M) en een toevoerleiding 2.
In het volgende wordt lucht als zijnde het toe te voeren fluïdum besproken, echter, volgens een alternatieve uitvoering kan het fluïdum 15 bijvoorbeeld een gas, gasmengsel, stikstof, of in bepaalde gevallen tevens een vloeistof omvatten.
De onderhavige compressor 1 is ingericht om omgevingslucht aan de leiding 2 toe te voeren, en op een in hoofdzaak constante bovenatmosferische druk te houden. Aanzuiging van omgevingslucht, door 20 compressor 1, is met pijl A in Fig. 4 aangeduid. De genoemde bovenatmosferische druk is bijvoorbeeld hoger dan circa 2 bar, bij voorkeur hoger dan circa 5 bar. Volgens een nadere uitwerking is die druk hoger dan 7 of 8 bar, bijvoorbeeld een druk in het bereik van circa 8-15 bar.
De compressor 1 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van, of aangesloten, 25 op een drukregelaar, om luchtdruk stroomafwaarts van de compressor 1 (bijvoorbeeld in de leiding 2 e/of in een door inrichting B omsloten ruimte 12A) op de gewenste waarde te houden.
De onderhavige houder H is voorzien van een fluïdumingang 3, bijvoorbeeld een ventiel 3, om (in dit geval) lucht aan een door de houder 30 omgeven binnenruimte 4 toe te voeren voor het op een gewenste druk 32 brengen van die ruimte 4. De luchttoevoermiddelen 1, 2 van de bedieningsinrichting B zijn uitgevoerd om met de fluïdumingang van de houder H samen te werken voor de toevoer van lucht (deze toevoer is met pijl FI in fig. 4 aangeduid).Optioneel is de ingang 3 voorzien van een steriel 5 filter.
De bedieningsinrichting B kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een door een deksel 13 afsluitbare holte 12 waarin genoemde houder H uitneembaar plaatsbaar is. Bij voorkeur is de holte 12 hermetisch door middel van de deksel 12 van een omgeving afsluitbaar, om van de holte 12 10 een drukkamer te vormen. Hiertoe zijn in het bijzonder afsluitmiddelen 41, 42 (bijvoorbeeld een veerkrachtige afsluitring 41 en een respectieve afsluitflens 42), die een spleet tussen de deksel 13 en een zijwand 31 van de inrichting B hermetisch (i.e. gasdicht) kunnen afsluiten.
Optioneel is de inrichting B voorzien van een drukaflaatventiel 15 (niet weergegeven), om een onder druk staande drukkamer drukloos te maken. De vakman zal duidelijk zijn hoe een genoemd drukaflaatventiel kan zijn uitgevoerd.
De deksel kan bijvoorbeeld zwenkbaar (bijvoorbeeld om een zwenkas Z) of anderszins beweegbaar of losneembaar aan een overig deel 20 (bijv. de zijwand 31) van de bedieningsinrichting B koppelbaar zijn.
Schematisch weergegeven vergrendelingsmiddelen 55 kunnen zijn voorzien om de deksel 13 in zijn gesloten stand te vergrendelen.
Bij voorkeur is de deksel 13 voorzien van middelen 13C om op een deel van de productafvoermiddelen 6 van de houder H aan te grijpen en/of 25 daarop een klemkracht/vasthoudkracht uit te oefenen, wanneer de houder H in de bedieningsinrichting B is aangebracht. De deksel kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een door een dekselsegment afsluitbare gleuf om een deel van de productafvoermiddelen 6 te ontvangen, en/of op een andere manier zijn uitgevoerd. Zoals in Fig. 4 is weergegeven, kunnen in het bijzonder een 30 genoemd filter 15 en menger 7 van de productafvoermiddelen 6 33 losmaakbaar ορ/in de deksel 13 zijn aangebracht, wanneer het systeem zich in de gebruikstoestand bevindt. Echter, een dergelijk systeem kan tevens niet zijn voorzien van een genoemd filter 15 (en/of menger 7).
De deksel 13 als zodanig kan bijvoorbeeld een samengestelde 5 deksel omvatten, en bijvoorbeeld uit ten minste twee dekseldelen 13A, 13B bestaan die van elkaar scheidbaar zijn, ten behoeve van loskoppelen van de productafvoermiddelen 6. In dat geval zijn de twee dekseldelen 13A, 13B bij voorkeur hermetisch op elkaar aansluitbaar om, bij de in Fig. 4 getoonde gesloten stand, de holte 12 gasdicht van een omgeving af te sluiten. Fig. 5 10 toont bijvoorbeeld twee uit elkaar zwenkbare dekseldelen 13A, 13B.
De onderhavige deksel 13 is voorzien van een stroomafwaarts deel 2A van genoemde luchttoevoermiddelen. De onderhavige houder H is uitgevoerd om met dat stroomafwaartse deel 2A van de luchttoevoermiddelen samen te werken, bij de in de holte geplaatste 15 houderstand en een gesloten deksel (zie Fig. 4), om lucht te ontvangen.
In de onderhavige uitvoering zijn de luchttoevoermiddelen 1, 2 op voordelige wijze tevens ingericht om de door de compressor 2 aangevoerde lucht aan een omgeving van de zich in de inrichting B bevindende houder H toe te voeren, in het bijzonder aan een zich bij genoemde samenwerkende 20 stand van de houder H en bedieningsinrichting B, tussen de houder H en bedieningsinrichting B opgesloten ruimte 12A (zie fig. 4). Hiertoe is het stroomafwaarste deel 2A van de toevoerleiding 2 bijvoorbeeld voorzien van een luchtuitlaat 19 (al dan niet omvattende een ventiel of klepmiddel; uitstroom van lucht uit deze uitlaat 19 is in fig. 4 met pijl F2 aangeduid.
25 De configuratie van het ventiel 3 en uitlaat 19 kan bijvoorbeeld zodanig zijn, dat luchtdrukken in de houderbinnenruimte 4 en de tussen houder H en bedieningssysteem B opgesloten ruimte 12A in hoofdzaak gelijk zijn, of juist van elkaar verschillen.
34
Bij de in Figuren 4, 5 getoonde houder H bevindt het product P zich in de binnenruimte 4, zodat via het ventiel 3 aan de binnenruimte 4 toe gevoerde lucht in die ruimte 4 in contact komt met het product P.
Figuur 7 toont een alternatieve uitvoering waarbij de binnenruimte 5 4’ van de houder H’ is voorzien van een door een buitenwand omgeven ruimte, welke is voorzien van een flexibele, met genoemd product gevulde zak 5. Daardoor wordt vermeden dat via ventiel 3 aan de binnenruimte 4’ toegevoerde lucht in de houder H' in contact kan komen met het zich in de zak 5 bevindend product P. Dit is met name voordelig indien de 10 houdbaarheid van het product P wordt beperkt onder invloed van luchtcontact. Ook in dit geval kan het product P, dat zich in de zak 5 bevindt, bijvoorbeeld zijn voorzien van een drijf- en/of blaasmiddel (bijvoorbeeld lachgas, of dergelijke), bijvoorbeeld met een druk van ten minste 2 bar (absoluut) en bijvoorbeeld maximaal 8 bar.
15 Bij voorkeur zijn de productafvoermiddelen 6 (van de houder H) ingericht om gasbellen in het product P te brengen, in het bijzonder om een homogeen (al dan niet monodispers) schuim te vormen. Monodispers schuim is een schuim, waarbij de in het schuim aanwezige bellen in hoofdzaak dezelfde afmetingen hebben. De onderhavige productafvoermiddelen 6 zijn 20 voorzien van een gasinlaat 8 die op een gastoevoer 9 van de bedieningsinrichting B is aangesloten bij de samenwerkende stand, om uit die gastoevoer 9 afkomstige lucht aan het product P toe te voeren. Aanvoer van lucht aan de bedieningsmiddelen 6 (via toevoer 9 en inlaat 8) is met pijl F3 in fig. 4 aangeduid. Bij het uitvoeringsvoorbeeld bevindt deze toevoer 9 25 zich in een deel van de deksel 13, en is stroomopwaarts in fluïdum verbinding met de holte 12A om daaruit lucht te ontvangen. Alternatief kan de toevoer 9 bijvoorbeeld via een aparte luchtleiding op de compressor 1 zijn aangesloten. Verder is de onderhavige toevoer 9 voorzien van een optioneel klepmiddel 9 om welke zich in een geopende stand bevindt 30 tijdens productafgifte (zie fig. 4), en bijvoorbeeld naar een (in Fig. 5 35 getoonde) gesloten stand brengbaar is. Optioneel kan klepmiddel 9 van de gastoevoer 9 aan het bedieningsmiddel 10 zijn gekoppeld, om onder invloed van het bedieningsmiddel 10 te worden bediend.
Zoals genoemd kunnen de productafvoermiddelen 6 van de houder 5 H zijn voorzien van een genoemde statische menginrichting 7 om het product tijdens de afvoer te agiteren (zie tevens fig. 1, 3). Verder is het voordelig wanneer de productafvoermiddelen 6 zijn voorzien van een genoemde filtratie-inrichting 15 (zie fig. 1, 2) die op de fluïdumtoevoer 9 aansluitbaar is om lucht aan door de inrichting 15 stromend product P toe 10 te voeren (i.e. in de productstroom te dispergeren). Goede resultaten worden verkregen wanneer de statische menginrichting 7 stroomafwaarts van de filtratie-inrichting 15 is op gesteld. De menger 7 en de filtratie-inrichting 15 kunnen bijvoorbeeld een integraal (onlosmakelijk) deel van de productafvoermiddelen 6 omvatten, en kunnen bijvoorbeeld beide van 15 wegwerpmateriaal en/of vaatwasmachinebesteding materiaal zijn vervaardigd. Alternatief zijn de menger 7 en de filtratie-eenheid 15 van de slang 6 ontkoppelbaar.
De filtratie-eenheid 15 en menger 7 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd zoals is beschreven aan de hand van het eerste, in Fig. 1-3 20 getoonde uitvoeringsvoorbeeld.
Tijdens gebruik kan de stroomafwaarts opgestelde statische menger 7 een verdere (verstevigings-)behandeling van het, door middel van de filtratie-inrichting 15 gevormd schuim leveren, waardoor een bijzonder homogeen, stabiel, stevig en homogeen schuim wordt gevormd, dat tijdens 25 gebruik door een stroomafwaarts deel 66 (bijv. uitstroomleiding 66) van de afvoermiddelen 6 wordt afgegeven (volgens pijl Q4 in figuur 4). De statische menger 7 als zodanig kan bovendien zijn ingericht om een drukval (van bijvoorbeeld meer dan 1 bar, in het bijzonder meer dan 2 bar) te leveren, zodanig dat de druk van het product P aan de ingang 7i van de menger 7 30 relatief hoog is (bijvoorbeeld in hoofdzaak gelijk aan een in de 36 filterdoorstroomruimte 15b heersende druk), terwijl de druk in de uitgang van de statische menger 7u relatief laag is (bijvoorbeeld nagenoeg atmosferisch). In het bijzonder wordt product P tijdens gebruik door de menger 7 gedrukt, onder invloed van een stroomopwaartse (onder invloed 5 van de compressor 1 opgewekte) stuwdruk (i.e. een in houderruimte 4 gegenereerde luchtdruk).
In een alternatieve uitvoering is het in Fig. 4-7 getoonde systeem niet voorzien van een genoemde de filtratie-inrichting 15. De statische menger 7 als zodanig kan in dat geval bijvoorbeeld zijn voorzien van 10 luchttoevoermiddelen, om lucht aan door de menger 7 stromend product P toe te voeren.
Volgens een nadere uitwerking kan stroomafwaarts van de micro-filtratieinrichting 15 een drukafbouwinrichting zijn voorzien, bijvoorbeeld een uitstroomleiding 66, waarin de druk van het product langzaam wordt 15 afgebouwd in de stroomrichting (bij toepassing van een uitstroomleiding bijvoorbeeld door de diameter van de leiding geleidelijk te laten toenemen). Dit voorkomt beschadiging van het geschuimde product. De drukafbouwinrichting kan bijvoorbeeld een vernauwing van de afvoerslang 6 omvatten, bijvoorbeeld een vernauwing die in de slang als zodanig is 20 aangebracht, of een door een klemkracht van de bedieningsinrichting bewerkstelligde slangvernauwing.
Toepassing van de drukafbouwinrichting is bijvoorbeeld voordelig indien geen genoemde, stroomafwaarts ten opzichte van de micro-filtratieinrichting opgestelde menginrichting wordt toegepast (een dergelijke 25 configuratie is op zichzelf niet weergegeven). In dat geval kan de drukafbouwinrichting bijvoorbeeld direct stroomafwaarts ten opzichte van de micro-filtratieinrichting 15 zijn opgesteld.
Genoemde drukafbouwinrichting 66 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om de druk van het product geleidelijk te doen afhemen, in het 37 bijzonder zonder daarbij een agitatie- en/of mengbehandeling op het product uit te oefenen.
Bij voorkeur is de bedieningsinrichting B uitgevoerd om genoemde houder H en een substantieel deel van de productafvoermiddelen te koelen 5 bij genoemde samenwerkingsstand, bij voorkeur zodanig dat de temperatuur van het product in de houder 3 lager is dan 10 °C, in het bijzonder lager dan 5 °C, en dat het tijdens gebruik afgevoerde product hoger is dan 0 °C. Hiertoe is het uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een (schematisch weergegeven) koelsysteem 25. Het koelsysteem 25 kan 10 bijvoorbeeld zijn ingericht om warmte uit de door de inrichting B omsloten holte 12 en/of houder H te ontrekken en naar een omgeving af te voeren, en kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een op zichzelf bekend koelmiddelcircuit, warmteafgevende ribben (al dan niet met externe luchtconvectie), warmteoverdrachtsmiddelen (bijv. met Peltier elementen), en dergelijke.
15 Afvoer van warmte is met pijl W in fig. 4 aangeduid.
Bij voorkeur is de bedieningsinrichting B uitgevoerd om een in de inrichting B opgestelde producthouder H thermisch van een omgeving te isoleren. Hiertoe kan de inrichting B bijvoorbeeld zijn voorzien van een relatief dikke, thermisch isolerende deksel 13, zijwand 31, en bodem 32.
20 Deksel 13, zijwand 31 en bodem 32 kunnen elk hiertoe bijvoorbeeld van geschikt isolatiemateriaal zijn voorzien, of op een andere wijze thermische isolatie bieden, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn.
Figuur 4 toont een gebruik van het systeem, omvattende een werkwijze voor het afgeven van het product P. In fig. 4 is een niet van een 25 binnenzak voorziene houder H in de bedieningsinrichting B opgesteld. Alternatief kan bijvoorbeeld een houder H’ volgens het in Fig. 7 getoonde voorbeeld worden toegepast.
Ten behoeve van gebruik kan de (ten minste deels) met product P gevulde houder H in de met de bedieningsinrichting B samenwerkende 30 stand gebracht, in de holte 12, waarbij de holte 12 hermetisch van een 38 omgeving wordt afgesloten door de deksel 13. De plaatsing van de houder H is in het bijzonder zodanig dat de doseerhendel 10 met de slang 6 kan samenwerken om productafgifte te doseren. Via sluiting van de deksel 13 (of dekseldelen 13A, 13B) kan bovendien ventiel 3 van de houder in contact 5 worden gebracht met de compressor 1, via de toevoerleiding 2. Na het overhalen van de doseerhendel stroomt geschuimd room uit het apparaat.
Onder invloed van het uitspuiten van product P kan de compressor 1 bijvoorbeeld inschakelen om lucht, bij voorkeur via een niet weergegeven filter, aan te zuigen en in de houder H te pompen (of bijvoorbeeld in de 10 ruimte 4 tussen de zak 5 en houderwand, in het geval de in Fig. 7 getoonde houder wordt toegepast), De compressor 1 kan lucht bijvoorbeeld zodanig aanvoeren, dat de druk in de houderbinnenruimte 4 gelijk is aan een bepaalde (bijv. bovenatmosferische) begindruk in de houder 4, in het bijzonder onafhankelijk van een hoeveelheid zich (nog) in de houder 15 bevindend product P. Dit gebeurt bijvoorbeeld met een dusdanige snelheid dat de druk in de houder H dat de druk in de houder H in overeenstemming blijft met een gewenste productkwaliteit (en bijvoorbeeld nooit meer dan 0,5 bar lager is dan een begindruk in de houder H). Op deze manier kan product P met zeer constante kwaliteit door het systeem worden afgegeven.
20 De compressor 1 kan bijvoorbeeld automatisch activeerbaar zijn om lucht aan de houder H toe te voeren, via de leiding 2 en het ventiel 3, om de druk in de houder H op een gewenste (bij voorkeur in hoofdzaak constante) waarde te houden. De bedieningshendel 10 is in Fig. 4 vanuit een eerste bedieningstoestand in een tweede bedieningstoestand gebracht, om de 25 afvoerslang 6 van de houder H vrij te geven om product P via de slang af te voeren.
De onderhavige bedieningsinrichting B brengt de luchtinlaat 8 van het microfiltratiefilter 15 van de productafvoermiddelen 6 (van de houder H) tijdens gebruik eveneens op een bepaalde druk (in dit geval via de 39 luchtuitgang 19 en gastoevoer 9, om via het filter 15 gasbellen in het product te brengen.
Het gebruik van het systeem omvat in dit geval bovendien een werkwijze voor het afgeven van homogeen geschuimd product. Zoals 5 genoemd, wordt lucht via de microfiltratiewand 15a aan het product P toegevoerd, in het bijzonder om een geschuimd en/of belucht product te vormen. Vervolgens ondergaat het van luchtbellen voorziene product P een mengbehandeling, onder invloed van de statische menginrichting 7, waarbij de menginrichting een bovendruk van het product tevens geleidelijk kan 10 doen afnemen tijdens het door de menginrichting 7 stromen van het product..
Op voordelige wijze kan de statische menger 7 bewerkstelligen dat een stabiel product wordt verkregen. In het geval het product P room is of omvat, kan een room gebruikt worden waarin het vet een neiging tot 15 partiële coalescentie vertoont. Tijdens het doseren van room zal partiële coalescentie plaats vinden in de statische menger 7, wat leidt tot een stabielere room. Bij voorkeur wordt de houder H in de holte 12 bij een constante temperatuur bewaard, zodat het risico van partiële coalescentie voor uitspuiten sterk vermindert.
20 Zoals uit het bovenstaande volgt wordt tijdens gebruik bij voorkeur lucht aan het product P toegevoegd, via de productafvoer 6. In het geval het product P room is of omvat, leidt deze uitvoeringsvorm eveneens tot een stabielere room vanwege het (deels) gebruik van stikstof voor het opschuimen van de room. In deze uitvoeringsvorm zal geen of relatief weinig 25 reeds in het product opgelost drijf/blaasmiddel (bijv. lachgas) nodig zijn. In dat geval kan de druk in de houder H, voordat de houder aan de bedieningsinrichting B wordt gekoppeld, bijvoorbeeld een in hoofdzaak atmosferische druk zijn.
Wanneer de houder H bijvoorbeeld leeg is, wordt de houder H van 30 de bedieningsinrichting B weggenomen, en kan bijvoorbeeld worden 40 afgedankt of gerecycled. Vervolgens kan een nieuwe (volle) houder H in een met de bedieningsinrichting B samenwerkende stand worden gebracht, ten behoeve van voortzetting van productafgifte.
In bovenstaande uitvoeringsvormen van het tweede 5 uitvoeringsvoorbeeld is bij voorkeur geen contact tussen het product P en het doseersysteem 10 (van de bedieningsinrichting B). Het product P komt na verlaten van de houder H bij voorkeur slechts in aanraking met de flexibele slang 6, het doorstroomkanaal van het filter 15 en de statische menger 7. Dit maakt het systeem zeer gebruikersvriendelijk omdat het 10 doseersysteem bijvoorbeeld niet met product kan worden vervuild.
Derde uitvoeringsvoorbeeld
Figuur 8 toont een alternatieve uitvoering, die daarin van de in 15 Fig. 4 getoonde configuratie verschilt, dat het systeem is voorzien van een pomp 550 (in plaats van fluïdumtoevoermiddelen) om product uit de houder te pompen, en via de productafvoermiddelen 6 af te voeren. De pomp 550 kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een genoemde deksel, van de productafvoermiddelen 6, of van een ander onderdeel van het systeem. In 20 dit geval is de holte waarin de houder H opneembaar is bijvoorbeeld geen drukkamer. Zoals Figuur 8 toont kan toevoerleiding 2 bijvoorbeeld buiten de holte om op de productafvoermiddelen 6 (bijvoorbeeld op een microfiltratie-inrichting 15 daarvan) aansluitbaar zijn. De pomp 550 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn, en 25 bijvoorbeeld een handpomp omvatten, of een motor-aangedreven productpomp (waarbij de motor bijvoorbeeld een elektromotor is), en bij voorkeur een slangenpomp. In dit geval kan de houder H zijn voorzien van een ventiel 3 om lucht (of een ander gas of gasmengsel) aan de houderbinnenruimte toe te voeren tijdens het uit de houder H afvoeren van 30 product. De inrichting (bijvoorbeel de deksel 13 zoals in fig. 8, of de zijwand 41 31) kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een of meer doorlaten 551 om lucht vanuit een omgeving aan de houder H (in het bijzonder het ventiel 3 daarvan) toe te voeren. Een dergelijk beluchtingskanaal 551 kan zich bijvoorbeeld uitstrekken langs een grens tussen twee dekseldelen 13A, 13B, 5 in het bijzonder indien de deksel 13 verschillende dekselsegmenten omvat.
De werking van het in Figuur 8 getoonde voorbeeld verschilt daarin van de werking van het systeem volgens Fig. 4, dat de pomp 550 tijdens gebruik het product uit de houder H pompt en via de afvoer 6 afvoert (in het bijzonder door de microfiltratie-inrichting 15 en verwerker 7 heen).
10 Lucht kan door de compressor via de leiding 2 direct aan de microfiltratie -inrichting 15 worden toegevoerd, om in door die inrichting stromend product te worden geïnjecteerd, in het bijzonder ten behoeve van schuimvorming.
Vierde uitvoerinesvoorbeeld 15
Figuur 9 toont een verdere uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding. Deze uitvoering omvat bijvoorbeeld het toedienen van (hete) stoom aan de productafvoermiddelen 6, bijvoorbeeld via bedienbare klepmiddelen 1092.
20 Deze uitvoering verschilt in het bijzonder daarin van het in Fig. 8 getoonde systeem, dat een bedienbare klepinrichting 1092 stroomopwaarts van de meng- en/of microfiltratieinrichting is geplaatst. De klepinrichting is bij voorkeur integraal deel van de productafvoermiddelen 6.
De klepinrichting 1092 omvat bijvoorbeeld twee kleppen Kl en K2, 25 en heeft bijvoorbeeld drie standen, te weten een eerste stand, een tweede stand en een derde stand. De klepinrichting 1092 kan tevens op een andere manier zijn uitgevoerd. Een eerste klep Kl van de klepinrichting 1092 regelt bijvoorbeeld doorstroming van product vanuit de houder H’ naar de microfiltratieinrichting. Een tweede klep K2 van de klepinrichting 1092 30 regelt bijvoorbeeld een toevoer van een ander middel, in het bijzonder een 42 verhit medium, aan de productafvoermiddelen 6 (bijvoorbeeld tegelijk met stroming van product door de productafvoermiddelen 6, of juist wanneer geen product door de productafvoermiddelen 6 stroomt).
Het systeem kan zijn voorzien van een verhit-medium leveraar 5 1091, bijvoorbeeld een stoomgenerator 1091, heet water leverancier, een doorstroomverhittingsapparaat of dergelijke, die bij voorkeur met een respectieve uitgang op een ingang van de klepinrichting 1092 aansluitbaar is (bijv. zoals in de tekening, via een geschikte toevoerleiding 1093). De verhit-medium leveraar 1091 kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een 10 bovengenoemde bedieningsinrichting B, of een aparte inrichting 1091 omvatten.
Genoemde eerste stand van de klepinrichting 1092 omvat bijvoorbeeld het alleen doorlaten van op te schuimen product P (afkomstig uit de houder H), waarbij het product koud opgeschuimd wordt. Hierbij 15 staat enkel klep KI van de klepinrichting open n is de klep K2 gesloten (althans, de eerste klep KI bevindt zich dan in een stand om product door te laten, en de tweede klep K2 bevindt zich in een stand om de ingang naar de leiding 1093 af te sluiten).
Genoemde tweede stand van de klepinrichting 1092 omvat 20 bijvoorbeeld toevoegen van een verhit medium, bij voorkeur een verhit gas of gasmengsel, in het bijzonder hete stoom, aan het product, waardoor het product warm opgeschuimd wordt. Hiertoe staan beide kleppen KI en K2 open (althans, de eerste klep KI bevindt zich dan in een stand om product door te laten, en de tweede klep K2 bevindt zich in een stand om uit de 25 leiding 1093 afkomstig medium aan de productafvoermiddelen 6 door te laten).
Genoemde derde stand van de klepinrichting 1092 omvat bijvoorbeeld het alleen doorlaten van een genoemd, door leveraar 1091 afgegeven verhit medium (bijvoorbeeld stoom), in het bijzonder om de meng-30 en/of microfiltratieinrichting te reinigen. Bij de derde stand staat enkel klep 43 K2 open en is de klep KI gesloten (althans, de eerste klep KI bevindt zich dan in een gesloten stand om stroming van product te blokkeren, en de tweede klep K2 bevindt zich in een stand om uit de leiding 1093 afkomstig medium aan de productafvoermiddelen 6 door te laten).
5 De in Figuur 9 getoonde configuratie kan bijvoorbeeld worden toegepast in combinatie met een of meer van de in figuren 1-8 getoonde uitvoeringsvoorbeelden, of onafhankelijk daarvan.
Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeelden. Diverse wijzigingen zijn mogelijk 10 binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.
Zo kan het product P bijvoorbeeld een al dan niet eetbaar eiwit, een eiwitmengsel of eiwitoplossing omvatten. Een eetbare eiwitoplossing kan bijvoorbeeld een melkeiwit, een weieiwit en caseïne, eiwit-eiwitten, 15 gistisolaat, sojaeiwit, hemoglobine, planteneiwitisolaat, vleeseiwit, collageen, gelatine en dergelijke omvatten.
Het product kan bijvoorbeeld homogeen of niet-homogeen geschuimd zijn.
Het product kan verder diverse substanties bevatten, bijvoorbeeld 20 een verdikkingsmiddel, kleurstoffen, smaakstoffen en dergelijke.
Voorts is het product in het bijzonder een levensmiddel, bijvoorbeeld een drank, sap, frisdrank, yoghurtdrank, of dergelijke. Het product kan verder bijvoorbeeld plantaardig of dierlijk vet of olie, een verdikkingsmiddel, suiker, zoetstoffen, smaakstoffen, kleurstoffen en/of 25 dergelijke omvatten, en/of diverse andere ingrediënten, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn. Het product kan tevens bijvoorbeeld een niet-consumeerbaar product, een lichaamsverzorginsproduct, een haarbehandelingsmiddel, of dergelijke omvatten.
Verder kan het afgegeven product bijvoorbeeld een warm product 30 zijn. De werkwijze en het systeem volgens de uitvinding kunnen 44 bijvoorbeeld gebruik maken resp. zijn voorzien van verwarmingsmiddelen (bijvoorbeeld een verwarmingssysteem,), om product te verwarmen. De verwarmingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om door de productafvoermiddelen 6 stromend product te verwarmen, en/of om aan het 5 product toe te voeren gas te verwarmen, en/of om een genoemde optionele menginrichting en/of een genoemde microfütratie-inrichting te verwarmen, en dergelijke.
Daarnaast kan de werkwijze (en het systeem) gebruik maken van ten minste twee productstromen (twee productdelen), waarbij een eerste 10 productdeel door een onderhavige werkwijze (resp. het systeem) wordt geschuimd, en vervolgens (door de werkwijze resp. het systeem) met een tweede niet-geschuimd productdeel wordt samengebracht (en bijvoorbeeld daarmee wordt gemengd). De productafvoermiddelen 6 kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien van een vertakking, om vanaf die vertakking een eerste 15 productstroom en een daarvan gescheiden tweede productstroom te leveren. De eerste productstroom wordt dan geschuimd, en vervolgens weer met de tweede productstroom samengebracht (en bijvoorbeeld daarmee gemengd).
Verder worden bij voorkeur statische middelen toegepast, bijvoorbeeld een statisch micro-filtratiefilter en een optioneel statisch 20 membraan. In een alternatieve uitvoering kan bijvoorbeeld een bewegend filter (en/of optioneel dynamisch membraan) worden gebruikt.

Claims (46)

1. Werkwijze voor het afgeven van een geschuimd product (P), met het kenmerk, dat gas via een microfiltratie-inrichting (15) aan het product (P) wordt toegevoerd, en dat het product (P) stroomafwaarts van de microfiltratie-inrichting (15): 5. een mengbehandeling ondergaat; en/of -een gecontroleerde drukafbouw ondergaat.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het product (P) een voedselproduct, melk, room, spuitroom of dessert is, in het bijzonder een melkproduct.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de microfiltratie- inrichting (15) van wegwerpmateriaal en/of vaatwasmachinebesteding materiaal is vervaardigd.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de mengbehandeling en/of drukafbouw door een statische menginrichting (7) 15 wordt uitgevoerd.
5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de filtratie-inrichting is voorzien van een filtratiewand (15a) met gasdoorlatende poriën met een poriegrootte in het bereik van 0,1-10 micron, in het bijzonder een poriegrootte van ten minste 0,1 micron en kleiner dan 2 20 micron
6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de poriegrootte ligt in het bereik van 0,2 micron tot en met 0,8 micron.
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij het product langs de filtratiewand (15a) van de microfiltratie-inrichting (15) stroomt, terwijl het 25 gas vanuit een gastoevoerruimte (15d) aan genoemde poriën wordt toegevoerd, om via de poriën aan het product (P) te worden toegevoerd.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij een in de gastoevoerruimte (15d) heersende druk hoger is dan een druk van het langs de filtratiewand (15a) stromende product (P).
9. Werkwijze volgens een van de voorgaan de conclusies, waarbij het 5 gas onder invloed van een druk van meer dan 2 bar via de filtratie- inrichting in het product (P) wordt gebracht, bijvoorbeeld een druk in het bereik van hoger dan 5 bar, in het bijzonder een druk hoger dan 7 of 8 bar, bijvoorbeeld een druk in het bereik van circa 8-15 bar.
10. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 10 filtratie-inrichting (15) is voorzien van een microfiltratiewand (15a) die een eerste ruimte (15b) van een tweede ruimte (15d) scheidt, waarbij het product (P) aan de eerste ruimte (15b) wordt toegevoerd en het gas aan de tweede ruimte (15d) of vice-versa, zodanig dat het gas via de microfiltratiewand (15a) in het product kan worden geïnjecteerd.
11. Productafgiftesysteem, bijvoorbeeld geconfigureerd om een werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies uit te voeren, waarbij het systeem is voorzien van een houder (H) die een af te geven product (P) bevat, alsmede productafvoermiddelen (6) om uit de houder (H) afkomstig product af te voeren, waarbij de productafvoermiddelen (6) zijn voorzien van 20 een microfiltratie-inrichting (15) die op een fluïdumtoevoer aansluitbaar is om gas aan het product toe te voeren tijdens productafvoer, met het kenmerk, dat de productafvoermiddelen (6) tevens zijn voorzien van een verwerkingsinrichting (7) die stroomafwaarts van genoemde microfiltratie -inrichting (15) is opgesteld, om een mengbehandeling en/of 25 drukafbouwbehandeling op het van gas voorziene product uit te voeren.
12. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de verwerkingsinrichting een statische menger is.
13. Systeem volgens een der conclusie 11-12, waarbij de microfiltratie-inrichting (15) is voorzien van een microfiltratie-wand (15a) met gasdoorlatende poriën, bijvoorbeeld een buisvormige wand, die een gastoevoerruimte (15d) van een productdoorvoerkanaal (15a) scheidt.
14. Systeem volgens conclusie 13, waarbij een lengte van het productdoorvoerkanaal (15b), gemeten in een productstromingsrichting, 5 maximaal 50 cm bedraagt
15. Systeem volgens conclusie 14, waarbij genoemde lengte maximaal 20 cm bedraagt, en meer in het bijzonder ligt in het bereik van circa 5-20 cm, bijvoorbeeld circa 10 cm.
16. Systeem volgens een van de conclusies 11-15, waarbij de 10 microfiltratie-inrichting is voorzien van een filtratiewand (15a) met gasdoorlatende poriën met een poriegrootte in het bereik van 0,1-10 micron, in het bijzonder een poriegrootte van ten minste 0,1 micron en kleiner dan 2 micron, meer in het bijzonder een poriegrootte van ten minste 0,1 micron en kleiner dan 1 micron.
17. Systeem volgens een van de conclusies 11-16, voorzien van of aansluitbaar op een gastoevoer om gas onder bovenatmosferische druk aan de microfiltratie-inrichting toe te voeren.
18. Systeem volgens een van de conclusies 11-17, waarbij de microfiltratie-inrichting is voorzien van een behuizing (15) omvattende een 20 productingang (15i) voor aanvoer van product (P), een gasinlaat (8) voor toevoer van gas, en een uitgang (15u) voor afvoer van van gas voorzien product, waarbij genoemde gasinlaat (8) uitmondt in een gasopvangruimte (15d) die door middel van een microfiltratiewand (15a) van genoemde productingang (15i) en uitgang (15u) is gescheiden.
19. Systeem volgens een van de conclusies 11-18, voorzien van een bedieningsinrichting (B) welke is ingericht om met de houder (H) samen te werken wanneer de bedieningsinrichting (B) en houder (H) in een met elkaar samenwerkende stand zijn gebracht
20. Systeem volgens conclusie 19, waarbij de bedieningsinrichting (B) 30 is voorzien van bedieningsmiddelen (10) om de genoemde productafVoermiddelen (6) te bedienen, alsmede van fluïdumtoevoermiddelen (1, 2) om genoemd fluïdum aan de houder (H) toe te voeren.
21. Systeem om een product af te geven, bijvoorbeeld een systeem 5 volgens een van de conclusies 11-20, waarbij het systeem is voorzien van: -ten minste één producthouder (H), voorzien van af te geven product (P), waarbij de houder (H) is voorzien van productafVoermiddelen (6) om product uit de houder (H) af te voeren onder invloed van aan de houder (H) toegevoerd fluïdum en/of onder invloed van een pomp (550); en 10 -een bedieningsinrichting (B) welke is ingericht om met de houder (H) samen te werken wanneer die inrichting (B) en houder (H) in een met elkaar samenwerkende stand zijn gebracht, waarbij de bedieningsinrichting (B) is voorzien van bedieningsmiddelen (10) om de genoemde productafVoermiddelen (6) te bedienen, alsmede van: a) 15 fluïdumtoevoermiddelen (1, 2) om genoemd fluïdum aan de houder (H) toe te voeren en/of b) een genoemde pomp (550).
22. Systeem volgens conclusie 21, waarbij de houder (H) is voorzien van een fluïdumingang (3) om het fluïdum aan een door de houder omgeven binnenruimte (4) toe te voeren voor het op een gewenste druk brengen van 20 die ruimte (4), waarbij de fluïdumtoevoermiddelen (1, 2) van de bedieningsinrichting (B) zijn uitgevoerd om met de fluïdumingang van de houder (H) samen te werken voor de toevoer van fluïdum.
23. Systeem volgens één der conclusies 21-22, waarbij de bedieningsinrichting (B) is voorzien van een afsluitbare holte (12) waarin 25 genoemde houder (H) losneembaar plaatsbaar is, waarbij het systeem bij voorkeur een deksel (13) omvat om genoemde holte (12) af te sluiten en waarbij genoemde deksel (13) bij voorkeur is voorzien van een stroomafwaarts deel (2A) van genoemde fluïdumtoevoermiddelen, in welk geval de houder (H) is uitgevoerd om met dat stroomafwaartse deel (2A) van de fluïdumtoevoermiddelen samen te werken, bij een in de holte geplaatste houderstand en een gesloten deksel, om het fluïdum te ontvangen.
24. Systeem volgens een van conclusies 21-23, waarbij genoemde houder (H) is voorzien van een door een buitenwand omgeven ruimte, welke 5 is voorzien van een flexibele, met genoemd product gevulde zak (5).
25. Systeem volgens een van de conclusies 21-24, waarbij genoemde fluïdumtoevoermiddelen (1, 2) zijn ingericht om genoemd fluïdum aan een omgeving van de houder (H) toe te voeren, in het bijzonder aan een zich bij genoemde samenwerkende stand van de houder (H) en bedieningsinrichting 10 (B), tussen de houder (H) en bedieningsinrichting (B) opgesloten ruimte (12A).
26. Systeem volgens één van de conclusies 21-25, waarbij de productafvoermiddelen (6) zijn ingericht om gasbellen in het product te brengen, in het bijzonder om een homogeen schuim te vormen.
27. Systeem volgens conclusie 26, waarbij de productafvoermiddelen (6) op een gastoevoer (9) van de bedieningsinrichting (B) aansluitbaar zijn, om uit die gastoevoer afkomstig gas aan het product toe te voeren.
28. Systeem volgens een van de conclusies 21-27, waarbij genoemd fluïdum gas of een gasmengsel is, bijvoorbeeld stikstof, of lucht.
29. Systeem volgens één der voorgaande conclusies 21-28, waarbij de productafvoermiddelen (6) zijn voorzien van een flexibele slang.
30. Systeem volgens conclusie 29, waarbij genoemde bedieningsmiddelen (10) van de bedieningsinrichting (B) zijn uitgevoerd om met de slang (6) samen te werken, in het bijzonder om een deel van de slang 25 dicht te knijpen bij een eerste stand en vrij te geven bij een tweede stand voor het tegenhouden en doorlaten van product, ten behoeve van regeling van productafgifte.
31. Systeem volgens één der conclusies 21-30, waarbij genoemde productafvoermiddelen (6) van de houder (H) zijn voorzien van een 30 productverwerkingsinrichting (7) om het product te bewerken, waarbij de productverwerkingsinrichting in het bijzonder een statische menginrichting (7) omvat die is ingericht om het product tijdens de afvoer te agiteren en/of een afschuiving op het product uit te oefenen.
32. Systeem volgens één der conclusies 21-31, waarbij genoemde 5 productafvoermiddelen (6) zijn voorzien van een filtratie-inrichting (15) die op een fluïdumtoevoer aansluitbaar is om fluïdum aan door die inrichting stromend product toe te voeren, waarbij de filtratie-inrichting (15) bij voorkeur een microfiltratie-inrichting omvat.
33. Systeem volgens conclusies 31 en 32, waarbij genoemde 10 productverwerkingsinrichting (7) stroomafwaarts van de filtratie-inrichting (15) is opgesteld, waarbij de productverwerkingsinrichting en de filtratie-inrichting bij voorkeur beide van wegwerpmateriaal en/of vaatwasmachinebesteding materiaal zijn vervaardigd.
34. Systeem volgens conclusie 32 of 33, waarbij de filtratie-inrichting 15 (15) een productdoorvoerkanaal (15b) begrenst, waarbij een lengte van het productdoorvoerkanaal maximaal 50 cm bedraagt, in het bijzonder maximaal 20 cm, en meer in het bijzonder maximaal circa 10 cm.
35. Systeem volgens een van de conclusies 21-34, waarbij het zich in de houder (H) bevindend product een voedselproduct, melk, room, 20 cappuccinomelk, spuitroom of dessert is, in het bijzonder een melkproduct.
36. Systeem volgens een van de conclusies 21-35, waarbij de bedieningsinrichting is uitgevoerd om genoemde houder (H) te koelen bij genoemde samenwerkingsstand, bij voorkeur zodanig dat de temperatuur van het product in de houder (3) lager is dan 10 °C, in het bijzonder lager 25 dan 5 °C, en dat het tijdens gebruik afgevoerde product hoger is dan 0 °C.
37. Een houder van een systeem volgens een van de conclusies 21-36, waarbij de houder in een samenwerkende toestand brengbaar is met een genoemde bedieningsinrichting om daarvan fluïdum te ontvangen, ten behoeve van het afgeven van product..
38. Een bedieningsinrichting van het systeem volgens een van de conclusies 21-36, waarbij de bedieningsinrichting in een samen werkende toestand met een genoemde houder (H) brengbaar is om daaraan fluïdum te leveren, ten behoeve van het afgeven van product.
39. Werkwijze voor het afgeven van een product onder gebruikmaking van een systeem volgens één der conclusies 21-36, waarbij een genoemde houder (H) en bedieningsinrichting (B) in een met elkaar samenwerkende stand worden gebracht, waarbij de bedieningsinrichting (B) fluïdum aan genoemde houder (H) toevoert, waarbij de bedieningsmiddelen (10) vanuit 10 een eerste bedieningstoestand, waarbij productafvoer via de productafvoermiddelen (6) wordt tegengegaan, in een tweede bedieningstoestand worden om product via die afvoermiddelen (6) af te voeren.
40. Werkwijze volgens conclusie 39, waarbij genoemd fluïdum op een 15 druk van meer dan 2 bar wordt gebracht, in het bijzonder een druk van meer dan 5 bar, waarbij genoemde druk bij voorkeur in hoofdzaak constant wordt gehouden, onafhankelijk van een hoeveelheid zich in de houder bevindend product, tijdens genoemde samenwerkende stand.
41. Werkwijze volgens één van de conclusies 39-40, waarbij de 20 bedieningsinrichting (B) een gas of gasmengsel, in het bijzonder stikstof of lucht, aan de houder (H) toevoert.
42. Werkwijze volgens één der conclusies 39-41, waarbij de bedieningsinrichting (B) een gasinlaat (8) van de productafvoermiddelen (6) van de houder (H) op een bepaalde druk brengt, om gas aan het product toe 25 te voegen tijdens productafvoer via de afvoermiddelen (6).
43. Werkwijze volgens een der genoemde conclusies 39-42, waarbij genoemde houder (H) na gebruik van de bedieningsinrichting (B) wordt weggenomen, en bijvoorbeeld wordt afgedankt of gerecycled, waarbij vervolgens een nieuwe houder (H) in een met de bedieningsinrichting (B) 30 samenwerkende stand wordt gebracht.
44. Gebruik van een microfiltratieinrichting in combinatie met een statische menginrichting, voor het opschuimen van een product, bijvoorbeeld in een werkwijze volgens een van de conclusies 39-43.
45. Gebruik van een microfiltratieinrichting in combinatie met een 5 verwerkingsinrichting die een gecontroleerde drukafbouw en afschuiving op het product uitoefent, voor het opschuimen van een product, bijvoorbeeld in een werkwijze volgens een van de conclusies 39-43.
46. Werkwijze voor het afgeven van een niet-homogeen geschuimd product (P), bijvoorbeeld cappuccinomelk, met het kenmerk, dat gas via een 10 microfiltratie-inrichting (15) aan het product (P) wordt toe gevoerd.
NL2001349A 2008-03-04 2008-03-04 Werkwijze en systeem om een product af te geven. NL2001349C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001349A NL2001349C2 (nl) 2008-03-04 2008-03-04 Werkwijze en systeem om een product af te geven.
RU2010140578/12A RU2517152C2 (ru) 2008-03-04 2009-03-04 Способ и аппарат для выдачи продукта
PCT/NL2009/050097 WO2009110794A1 (en) 2008-03-04 2009-03-04 Method and system for dispensing a product
ES09717504.6T ES2449217T3 (es) 2008-03-04 2009-03-04 Método y sistema para dispensar un producto
EP09717504.6A EP2268173B1 (en) 2008-03-04 2009-03-04 Method and system for dispensing a product

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001349A NL2001349C2 (nl) 2008-03-04 2008-03-04 Werkwijze en systeem om een product af te geven.
NL2001349 2008-03-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001349C2 true NL2001349C2 (nl) 2009-09-07

Family

ID=39798097

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001349A NL2001349C2 (nl) 2008-03-04 2008-03-04 Werkwijze en systeem om een product af te geven.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP2268173B1 (nl)
ES (1) ES2449217T3 (nl)
NL (1) NL2001349C2 (nl)
RU (1) RU2517152C2 (nl)
WO (1) WO2009110794A1 (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES2473490T3 (es) * 2009-08-28 2014-07-07 Kraft Foods R & D, Inc. Método y aparato para preparar productos alimenticios aireados
NL2003433C2 (nl) * 2009-09-03 2011-03-07 Friesland Brands Bv Werkwijze en systeem om een product af te geven.
NL2009712C2 (en) * 2012-10-29 2014-05-01 Friesland Brands Bv A disposable assembly, a system and method for preparing a liquid food product.
NL2009713C2 (en) * 2012-10-29 2014-05-01 Friesland Brands Bv A method and system for preparing a foamed food product.
EP3000776A1 (en) * 2014-09-26 2016-03-30 Anheuser-Busch InBev S.A. Method of dispensing a beverage with variable pressure
DE102015006969A1 (de) * 2015-06-01 2016-12-01 Molkerei Alois Müller GmbH & Co. KG Verfahren und Vorrichtung zum portionierten Abfüllen einer Lebensmittelzubereitung
DE102016102795B4 (de) 2016-02-17 2017-10-19 Dhp Gastronomie Gmbh Filterelement und Milchaufschäumer mit einem Filterelement
KR20200097248A (ko) * 2017-11-17 2020-08-18 프리슬랜드캄피나 네덜란드 비.브이. 제품을 분배 및 발포하기 위한 장치 및 방법
USD899195S1 (en) 2018-10-12 2020-10-20 Rich Products Corporation Food product dispenser
WO2020171698A1 (en) * 2019-02-19 2020-08-27 Frieslandcampina Nederland B.V. A product dispensing system, holder and manufacturing method
JP2022527934A (ja) 2019-03-29 2022-06-07 フリースランドカンピナ ネーデルラント ベー.フェー. 発泡生産物の分配システム、および生産物容器
WO2021172989A1 (en) 2020-02-28 2021-09-02 Frieslandcampina Nederland B.V. A foamed product dispensing system, valve member, and product container
EP4216724A1 (en) 2020-09-28 2023-08-02 FrieslandCampina Nederland B.V. A foamed product dispensing system, product container, and product dispensing machine
WO2024083977A1 (en) 2022-10-21 2024-04-25 Frieslandcampina Nederland B.V. Method and system for dispensing a product

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4560570A (en) * 1983-06-01 1985-12-24 Tetra Pak Developpement Sa Method for the preparation of a porous, solid or semisolid food product based on ground fish or meat raw materials
EP1625812A1 (en) * 2004-08-10 2006-02-15 Carmine Capuzzi An appliance for making and dispensing beverages
WO2006078339A1 (en) * 2005-01-20 2006-07-27 The Coca-Cola Company System and method for producing foamed and steamed milk from milk concentrate

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4560570A (en) * 1983-06-01 1985-12-24 Tetra Pak Developpement Sa Method for the preparation of a porous, solid or semisolid food product based on ground fish or meat raw materials
EP1625812A1 (en) * 2004-08-10 2006-02-15 Carmine Capuzzi An appliance for making and dispensing beverages
WO2006078339A1 (en) * 2005-01-20 2006-07-27 The Coca-Cola Company System and method for producing foamed and steamed milk from milk concentrate

Also Published As

Publication number Publication date
EP2268173B1 (en) 2013-12-11
EP2268173A1 (en) 2011-01-05
WO2009110794A1 (en) 2009-09-11
RU2010140578A (ru) 2012-04-10
ES2449217T3 (es) 2014-03-18
RU2517152C2 (ru) 2014-05-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2001349C2 (nl) Werkwijze en systeem om een product af te geven.
NL2003433C2 (nl) Werkwijze en systeem om een product af te geven.
JP6297051B2 (ja) 使い捨てアセンブリ、泡立て食品生産物調製システムおよび泡立て食品生産物調製方法
KR102583369B1 (ko) 음료에 기체를 주입하기 위한 방법 및 장치
JP6632614B2 (ja) 飲料供給装置
NL2009713C2 (en) A method and system for preparing a foamed food product.
US20220117436A1 (en) Product container including a product discharge device and method of use
US11554352B2 (en) Method and apparatus for injecting a gas into a beverage
TWI842843B (zh) 發泡產品分配系統、產品容器及用於分配發泡產品之方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160401