NL2001243C2 - Afdichtinrichting voor een boordoorgang. - Google Patents

Afdichtinrichting voor een boordoorgang. Download PDF

Info

Publication number
NL2001243C2
NL2001243C2 NL2001243A NL2001243A NL2001243C2 NL 2001243 C2 NL2001243 C2 NL 2001243C2 NL 2001243 A NL2001243 A NL 2001243A NL 2001243 A NL2001243 A NL 2001243A NL 2001243 C2 NL2001243 C2 NL 2001243C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sealing device
outlet opening
passage
sealing
closing
Prior art date
Application number
NL2001243A
Other languages
English (en)
Inventor
Andries Martens
Bernardus Cornelis Hubertus Mureau
Henk Gerritsen
Original Assignee
Wavin Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wavin Bv filed Critical Wavin Bv
Priority to NL2001243A priority Critical patent/NL2001243C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001243C2 publication Critical patent/NL2001243C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K15/00Check valves
    • F16K15/14Check valves with flexible valve members
    • F16K15/144Check valves with flexible valve members the closure elements being fixed along all or a part of their periphery
    • F16K15/147Check valves with flexible valve members the closure elements being fixed along all or a part of their periphery the closure elements having specially formed slits or being of an elongated easily collapsible form
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L41/00Branching pipes; Joining pipes to walls
    • F16L41/04Tapping pipe walls, i.e. making connections through the walls of pipes while they are carrying fluids; Fittings therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Processing Of Stones Or Stones Resemblance Materials (AREA)

Description

P29239NL00
Titel: Afdichtinrichting voor een boordoorgang
De uitvinding heeft betrekking op een afdichtinrichting, meer in het bijzonder een afdichtinrichting voor een boordoorgang zoals bijvoorbeeld voorzien in een buis-aanboorinrichting, zoals bijvoorbeeld een gasaansluitstuk, een blaaszetstuk, een aanboorzadel of dergelijke.
5 In de praktijk komt het regelmatig voor dat een buis dient te worden aangeboord terwijl deze door een fluïdum (vloeistof of gas) wordt doorstroomd, bijvoorbeeld om een aftakking te realiseren of om ter plaatse een afsluitend medium in te brengen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een buis-aanboorinrichting die tegen de buiswand kan worden vastgeklemd. De aanboorinrichting omvat een boordoorgang 10 waarvan een eerste einde afdichtend kan aanliggen tegen de buiswand, rond de te doorboren locatie, en waarvan een tweede einde is ingericht voor doorlating van een boor. Het tweede einde is na terugtrekking van de boor afsluitbaar en kan aldus verhinderen dat fluïdum uit de aangeboorde buis ontsnapt.
Een probleem bij deze bekende aanboorinrichting is dat de boordoorgang 15 tijdens het terugtrekken van de boor en/of direct daarna een open verbinding vormt tussen de aangeboorde buis en de omgeving. Hierdoor kan toch fluïdum ontsnappen. Om dit te verhinderen is de boordoorgang van bekende aanboorinrichtingen vaak voorzien van een afdichtinrichting.
Zo is uit EP 0 580 22 bekend om de boordoorgang te voorzien van een 20 rubberen terugslagklep. Deze bekende terugslagklep omvat een zich langs de binnenomtrek van de boordoorgang uitstrekkende ring en een ronde klep welke langs een klein deel van zijn omtrek zwenkbaar met de ring is verbonden. De klep ligt in onbelaste uitgangspositie afdichtend aan tegen de ring. In gebruik wordt de klep open gezwenkt door het inbrengen van de boor. Bij het terugtrekken van de boor veert de 25 klep elastisch terug naar de afdichtende stand, eventueel geholpen door de stuwende kracht van fluïdum dat uit de aangeboorde buis stroomt.
Een nadeel van deze bekende afdichtinrichting is dat tijdens het terugzwenken van de klep nog een aanzienlijke hoeveelheid fluïdum kan ontsnappen. Voorts ligt de klep in geopende toestand ingesloten tussen de boor en de 30 boordoorgang. Hierdoor kan de klep blijvend vervormd raken, in het bijzonder krom trekken, waardoor zij de boordoorgang niet meer hermetisch zal kunnen afsluiten. Daarnaast is de klep minder geschikt voor hogedruk-toepassingen omdat de klep 2 onder invloed van dergelijke drukken kan doorbuigen. Ook daardoor zal de afdichtende werking verloren gaan.
De uitvinding beoogt een alternatieve afdichtinrichting te verschaffen voor het doorlaten van een boor, respectievelijk het afdichten van een boordoorgang. In het 5 bijzonder beoogt de uitvinding een afdichtinrichting te verschaffen waarbij de nadelen van de bekende afdichtinginrichting althans gedeeltelijk zijn vermeden. Daartoe wordt een afdichtinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een in hoofdzaak vormvast, hol lichaam, met een kokervormig gedeelte dat is ingericht om in gebruik afdichtend aan te liggen tegen een binnenwand van de boordoorgang, en een 10 afsluitgedeelte met een in hoofdzaak spieetvormige uitlaatopening, waarbij de uitlaatopening in onbelaste toestand gesloten is en geopend kan worden door elastische vervorming van de afdichtinrichting.
Bij een afdichtinrichting volgens de uitvinding wordt op voordelige wijze gebruik gemaakt van in het afdichtlichaam aanwezige elastische eigenschappen.
15 Doordat een zekere elastische vervorming nodig is om de uitlaatopening te openen wordt de afdichtinrichting als het ware voorgespannen, waardoor de uitlaatopening elastisch zal terugveren naar de gesloten stand zodra de belasting wordt weggenomen. De spieetvormige uitlaatopening heeft bovendien een gunstige vorm vanuit lekkage overwegingen beschouwd, omdat de uitlaatopening een relatief korte 20 afdichtlengte heeft waarlangs eventuele lekkage zou moeten plaatsvinden.
Volgens een aspect van de uitvinding loopt het afsluitgedeelte vanaf het kokervormige gedeelte toe richting de uitlaatopening. Dankzij een dergelijke spitse vorm is de afdichtinrichting goed bestand tegen relatief hoge drukken die in de boordoorgang tussen de aangeboorde buis en de afdichtinrichting kunnen heersen. De 25 toelopende vorm draagt er bovendien aan bij dat de spieetvormige uitlaatopening relatief gemakkelijk, dat wil zeggen met relatief geringe kracht kan worden geopend onder invloed van een van binnenuit op het afsluitgedeelte uitgeoefende kracht door bijvoorbeeld een in de afdichtinrichting gestoken boor, terwijl de uitlaatopening juist gemakkelijk kan worden gesloten door een van buiten af op het afsluitgedeelte 30 uitgeoefende druk, bijvoorbeeld door uit de aangeboorde buis stromend fluïdum. Aldus wordt de gesloten stand van de uitlaatopening versterkt door uit de aangeboorde buis stromend fluïdum.
Volgens een verder aspect van de uitvinding kan de afdichtinrichting afdichtmiddelen omvatten voor het afsluiten van de inlaatopening, althans wanneer 35 deze wordt doorboord door de boor. Hierdoor zal bij het terugtrekken van de boor uit 3 de uitlaatopening een onderdruk ontstaan in de afdichtinrichting, onder invloed waarvan de uitlaatopening nog beter gesloten wordt en blijft.
Volgens een ander aspect van de uitvinding kan de spieetvormige uitlaatopening zijn gevormd tussen toelopende wanddelen die onderling een hoek 5 insluiten tussen 30° en 180°, meer in het bijzonder tussen 60° en 120° en bij voorkeur rond ongeveer 90°. Bij een dergelijke hoek wordt een gunstige verhouding verkregen tussen de axiale inbouwlengte van de afdichtinrichting, de kracht of druk die nodig is om de uitlaatopening te openen en de kracht of druk die door de gesloten uitlaatopening kan worden weerstaan.
10 Volgens nog een verder aspect van de uitvinding kan de wanddikte van het afsluitgedeelte geleidelijk afnemen in de richting van de uitlaatopening. Hierdoor kunnen de eindrand en daaraan grenzende delen van het afsluitgedeelte relatief eenvoudig vervormen, waardoor de eindrand goed kan aansluiten rond een door de uitlaatopening gestoken boor. Aldus kan nog beter worden verhinderd dat fluïdum 15 tijdens het aanboren uit de boordoorgang ontsnapt.
Volgens een ander voordelig aspect van de uitvinding kan de afdichtinrichting zijn voorzien van afsluitingverbeterende middelen, die de uitlaatopening voorspannen richting een afdichtende stand. Deze afsluitingverbeterende middelen kunnen bijvoorbeeld haakmiddelen omvatten, 20 waarmee relevante delen van het afsluitgedeelte in de boordoorgang kunnen worden gefixeerd zodat de uitlaatopening op trek wordt belast.
Volgens nog een ander voordelig aspect van de uitvinding kan de afdichtinrichting symmetrisch zijn vormgegeven ten opzichte van twee zich haaks op elkaar uitstrekkende symmetrievlakken, waarvan de snijlijn samenvalt met de hartlijn 25 van het kokervormige gedeelte. Een dergelijke symmetrische vorm draagt bij aan een gelijkmatige verdeling van in de afdichtinrichting geïnduceerde elastische krachten. Hierdoor kunnen piekspanningen en eventuele, daarmee gepaard gaande blijvende deformaties worden verhinderd. Ook kan een dergelijke gelijkmatige verdeling bijdragen aan een goede, gelijkmatige afdichting van de uitlaatopening over de volle 30 afdichtlengte daarvan.
De afdichtinrichting volgens de uitvinding kan eendelig worden gespuitgiet, waardoor de vervaardigingskosten en/of assemblagekosten relatief gering kunnen zijn.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een boordoorgang en een daarin voorziene afdichtinrichting volgens de uitvinding.
4
In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige uitvoeringsvormen beschreven van een afdichtinrichting volgens de uitvinding alsmede een samenstel van een boordoorgang en een dergelijke afdichtinrichting.
Ter verduidelijking zal een uitvoeringsvoorbeeld van een afdichtinrichting 5 volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: FIG. 1 in perspectivisch aanzicht een afdichtinrichting volgens de uitvinding; FIGG. 2A,B vanuit twee verschillende gezichtspunten, in perspectivisch en doorgesneden perspectivisch aanzicht, een variant op de uitvoeringsvorm volgens 10 Figuur 1; FIG. 3 in doorgesneden vooraanzicht een deel van een aanboorinrichting met daarin de afdichtinrichting uit Figuur 1; FIG. 4 de opstelling uit Figuur 3, in doorgesneden zijaanzicht; en FIG. 5 in dwarsdoorsnede een aanboorinrichting, in het bijzonder een 15 blaaszetstuk, met de afdichtinrichting uit Figuren 2A,B.
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een afdichtinrichting 1 volgens de uitvinding, voor gebruik in een aanboorinrichting 20 als getoond in de Figuren 3 en 4. De aanboorinrichting 20 omvat een boordoorgang 22 met een eerste einde 24 en een tweede einde 26.
20 De afdichtinrichting 1 omvat een in hoofdzaak kokervormig gedeelte 2 met een inlaatopening 4 en een afsluitgedeelte 3 met een in hoofdzaak spieetvormige uitlaatopening 5.
Het kokervormige gedeelte 2 is voorzien van fixatiemiddelen voor fixatie van de afdichtinrichting 1 in de boordoorgang 22, althans in axiale richting. De 25 fixatiemiddelen omvatten in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een zich rond de buitenomtrek van het kokervormige gedeelte 2 uitstrekkende rand 6 met een in hoofdzaak T-vormige dwarsdoorsnede. De rand 6 is passend opneembaar in een in de boordoorgang 22 voorziene groef 27. Uiteraard zijn andere fixatiemiddelen mogelijk. Zo kan de fixatierand zich uitstrekken langs slechts een deel van de buitenomtrek en/of 30 een ander dwarsprofiel hebben. Alternatief kan een groef zijn aangebracht in de afdichtinrichting 1 en kan een complementaire fixatierand zijn aangebracht in de boordoorgang 22.
Het kokervormige gedeelte 2 is voorts voorzien van afdichtmiddelen voor afdichting van de inlaatopening 4, althans bij aanwezigheid van een boor (niet 35 getoond). De afdichtmiddelen omvatten in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een zich 5 langs de binnenomtrek van de inlaatopening 4 uitstrekkende afdichtrand 8. Deze afdichtrand 8 kan zijn voorzien van een conisch verlopend binnenoppervlak (zoals te zien in de Figuren 3 en 4), waarbij de binnendiameter afneemt in een inbrengrichting van de boor. Hierdoor kan een boor met relatief geringe kracht worden ingebracht. Bij 5 het terugtrekken van de boor zal het afdichtrandgedeelte met de kleinste binnendiameter steeds blijven aanliggen tegen de boor en aldus voor een goede afdichting zorgen.
Het afsluitgedeelte 3 loopt vanaf het kokervormige gedeelte 2 toe naar een eindrand 10 die de uitlaatopening 5 omgeeft. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is 10 het afsluitgedeelte 3 gevormd uit twee in hoofdzaak vlakke wanddelen 7A,B. die elk enerzijds worden begrensd door een gebogen verbindingslijn 9A,B met het kokervormige gedeelte 2 en anderzijds worden begrensd door een vrij eindranddeel 10A.B- De wanddelen 7A,B convergeren vanaf de respectieve verbindingslijnen 9A,B en liggen met hun eindranddelen 10A,B tegen elkaar, althans in onbelaste toestand, 15 onder afsluiting van de uitlaatopening 5. De eindranddelen 10A,B en hun gemeenschappelijke eindpunten 10C vormen tezamen eerdergenoemde eindrand 10.
De convergentiehoek α tussen de wanddelen 7A,B (gemeten tussen de naar buiten gekeerde zijden) bedraagt in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 90°.
In alternatieve uitvoeringsvormen kan de hoek α variëren tussen 180° en bijvoorbeeld 20 45° of minder.
De wanddikte van de wanddelen 7A,B neemt bij voorkeur af in de richting van de eindranddelen 10A.B, zoals te zien in Figuur 4. Deze dunnere gedeelten zullen makkelijker vervormen, zodat de eindrand 10A,B goed kan aanliggen rond een door de uitlaatopening 5 gestoken boor. Het dikkere deel van de afdichtinrichting 1 zal minder 25 of niet vervormen en zal daardoor afdichtend kunnen blijven aanliggen tegen de boordoorgang 22. Voornoemd deel zal daardoor na wegname van de belasting (bijvoorbeeld de boor) meehelpen om de vervormde delen terug te dringen naar hun oorspronkelijke, afdichtende stand.
In alternatieve uitvoeringsvormen kunnen de wanddelen 7A,B in plaats van 30 een vlak verloop bijvoorbeeld een concaaf, convex of anderszins gebogen, gekromd of gehoekt verloop hebben. De eindranddelen 10A.B kunnen in plaats van een recht verloop (als getoond) een gebogen of geprofileerd verloop hebben. Van belang is dat de eindrand 10 in onbelaste toestand afdichtend tegen zichzelf kan liggen, zodat de uitlaatopening 5 is afgesloten.
6
De afdichtinrichting kan eenvoudig, eendelig worden vervaardigd, bijvoorbeeld door spuitgieten. Geschikt materiaal is bijvoorbeeld natuurlijk of synthetisch rubber, zoals bijvoorbeeld nitrilrubber (NBR) met een Shore hardheid tussen bijvoorbeeld 40 en 70.
5 De aanboorinrichting 20 met de afdichtinrichting 1 werkt als volgt. Voor gebruik wordt de aanboorinrichting 20 met daartoe geschikte (niet getoonde) klemmiddelen tegen een buis bevestigd, zodat een eerste einde 24 van de boordoorgang 22 afdichtend aanligt rond een aan te boren locatie. Vervolgens wordt een boor via het andere einde 26 in de boordoorgang 22 gebracht en door de 10 inlaatopening 4 van de afdichtinrichting 1 gestoken. Onder belasting van de boor zullen de eindranddelen 10A.B en de aangrenzende wanddelen 7A,B elastisch uiteen buigen voor doorlating van de boor.
Nadat de buis is aangeboord, wordt de boor teruggetrokken. De afdichtinrichting 1 zorgt alsdan voor een goede afdichting van de boordoorgang 22, 15 dankzij de specifieke, hiervoor beschreven vormgevingsaspecten. Zo zullen de eindranddelen 10A,B terugveren naar hun afdichtende stand dankzij de elastische vervormingen die het inbrengen van de boor teweeg heeft gebracht. Voorts zal het kokervormige gedeelte 2, dat afsteunt tegen de boordoorgang 22, meehelpen om het afsluitgedeelte 3 terug te dringen naar de gesloten stand. Verder zorgen de 20 afdichtmiddelen 8 ervoor dat de inlaatopening 4 wordt afgesloten tijdens het terugtrekken van de boor, zodat in de afdichtinrichting 1 een onderdruk ontstaan. Deze onderdruk oefent een naar binnen gerichte kracht uit op de wanddelen 7A,B (zie pijl I in Fig. 4) die er voor zorgt dat de eindranddelen 10A,B nog steviger tegen elkaar worden getrokken. Eenzelfde effect wordt verkregen dankzij de in de boordoorgang 22 25 heersende druk, die toeneemt naarmate meer fluïdum uit de aangeboorde buis stroomt. Het afsluitgedeelte 3 heeft dankzij de toelopende vorm alsmede de gekozen wanddikte van de wanddelen 7A,B een grote weerstand tegen naar binnen toe ‘omklappen’ (waarbij de wanddelen 7A,B in Figuur 4 zich schuin omhoog in plaats van schuin omlaag zouden uitstrekken). Zo kan de afdichtinrichting 1 drukken in 30 boordoorgang 22 weerstaan tot ten minste 2 Bar. Daarnaast kunnen de wanddelen 7A,B onder invloed van een tegenovergestelde druk of kracht (in de richting van pijl B) juist met relatief geringe inspanning uiteen worden gedreven, waardoor een boor gemakkelijk kan worden ingebracht.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld bedraagt de hoek α tussen de 35 wanddelen 7A,B ongeveer 90°. In alternatieve uitvoeringsvormen kan deze hoek α 7 groter of kleiner zijn dan 90°. Algemeen zal gelden dat naarmate hoek α afneemt, een aandrukvlak tussen de eindranddelen 10A,B zal toenemen waardoor de weerstand tegen binnenwaartse druk (in de richting van pijl I) en tegen omklappen van het afsluitgedeelte zal toenemen. Evenwel zal ook de axiale inbouwhoogte van de 5 afdichtinrichting 1 toenemen. Het moge duidelijk zijn dat andere ontwerpparameters gevarieerd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld het materiaal, de wanddikte, de hoogte van het kokervormige gedeelte 2 of dergelijke, teneinde de eigenschappen van de afdichtinrichting 1 naar wens te beïnvloeden, zoals de maximaal te weerstane druk in de boordoorgang, de maximale inbouwhoogte en/of inbouwdiameter, de gewenste 10 afdichtkracht, etc..
Aldus is een afdichtinrichting 1 gekregen die de boordoorgang 22 goed en snel kan afsluiten, waardoor niet of nauwelijks fluïdum kan ontsnappen. Nadat de boor geheel is teruggetrokken, kan het tweede uiteinde 26 van de boordoorgang 22 worden afgesloten, bijvoorbeeld met behulp van een schroefdop.
15 In de Figuren 2A, B is een verdere uitvoeringsvorm van een afdichtinrichting 101 volgens de uitvinding getoond. Onderdelen die corresponderen met onderdelen uit de voorgaande figuren zijn aangeduid met corresponderende verwijzingscijfers vermeerderd met 100.
De afdichtinrichting 101 verschilt op een aantal punten van de 20 afdichtinrichting 1 uit Figuur 1. Zo heeft de fixatierand 106 een L-vormige dwarsdoorsnede in plaats van een T-vormige dwarsdoorsnede. De uitlaatopening 105 is gevormd tussen twee in hoofdzaak evenwijdig verlopende, vlakke randdelen 110A.B, welke integraal zijn verbonden met de schuin toelopende wanddelen 107A.B van het afsluitgedeelte 103. Voorts zijn afsluitingverbeterende middelen voorzien. Deze hebben 25 in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de vorm van twee ribben 112 die zich langs tegenover gelegen zijden van het kokervormige gedeelte 102 uitstrekken, in axiale richting. In de boordoorgang 122 zijn twee complementaire groeven voorzien, waarin de ribben 112 in gebruik opneembaar zijn. De vormgeving van de ribben 112 en de groeven is zodanig dat deze in gemonteerde toestand op radiale krachten kunnen 30 worden belast. Voorts is de maatvoering van de afdichtinrichting 101 en de boordoorgang 122 bij voorkeur zodanig dat ten minste de eindpunten 110C van de randdelen 110A,B richting de binnenwand van de boordoorgang 122 worden getrokken, zodat de randdelen 110A,B op trek worden belast. Hierdoor kunnen genoemde randen 110A,B met nog grotere sluitkracht tegen elkaar liggen en de 35 uitlaatopening 105 nog beter afsluiten.
8
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld strekken de ribben 112 zich uit over de gehele axiale lengte van het kokervormige lichaam 102, doch in alternatieve uitvoeringsvormen kunnen de ribben 112 zich langs slechts een deel van genoemde lengte uitstrekken, bij voorkeur nabij de eindpunten 110C. Ook kunnen de ribben 112 5 en de bijpassende groeven een andere dwarsdoorsnede hebben dan de getoonde ronde vorm, bijvoorbeeld een T-profiel. Tevens is het mogelijk om de boordoorgang 122 te voorzien van ribben en de afdichtinrichting te voorzien van bijpassende groeven.
De afdichtinrichting 101 kan bijvoorbeeld worden toegepast in een aanboorinrichting 120 als getoond in Figuur 5, dat wil zeggen een blaaszetstuk. Via 10 een dergelijk blaaszetstuk kan een zwelmedium in een aangeboorde buis worden ingebracht, bijvoorbeeld een opblaasbare ballon, teneinde de buis ter plaatse af te sluiten. De afdichtinrichting 101 kan op vergelijkbare wijze in de boordoorgang 122 worden aangebracht. Merk op dat in Figuur 5, de afdichtinrichting 101 met de fixatierand 106 is opgesloten tussen een in de boordoorgang 122 voorziene schouder 15 127A en een borgring 127B die in de boordoorgang 122 is vastgeklikt. Voorts is het tweede einde van de boordoorgang 126 afgesloten door middel van twee onderdelen, een buitenkap 128 die rond het einde 126 is geschroefd en een binnenkap 130 die in de buitenkap 128 is geschroefd en met een einde tot door de inlaatopening 104 van de afdichtinrichting 101 reikt. Uiteraard zijn andere afsluitvoorzieningen mogelijk.
20 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van (delen van) beschreven en/of getoonde uitvoeringsvormen worden geacht onder de uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties daarop mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.
25

Claims (16)

1. Afdichtinrichting voor een boordoorgang, voor het naar keuze afsluiten van deze boordoorgang dan wel het doorlaten van een boor, waarbij de afdichtinrichting een hol lichaam omvat met een kokervormig gedeelte dat is ingericht om in gebruik afdichtend aan te liggen tegen een binnenwand van de boordoorgang, en een 5 afsluitgedeelte met een in hoofdzaak spieetvormige uitlaatopening, waarbij de uitlaatopening in onbelaste toestand gesloten is en kan worden geopend door elastische vervorming van ten minste het afsluitgedeelte.
2. Afdichtinrichting volgens conclusie 1, waarbij het afsluitgedeelte toeloopt richting de uitlaatopening.
3. Afdichtinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij afdichtmiddelen zijn voorzien welke afdichtend rond een in gebruik door de inlaatopening gestoken boor kunnen liggen, ter afsluiting van de inlaatopening.
4. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de wanddikte van het afsluitgedeelte afneemt richting de uitlaatopening.
5. Afdichtinginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij toelopende wanddelen van het afsluitgedeelte een hoek (a) insluiten die gelegen is tussen 30° en 180°, meer in het bijzonder tussen 60° en 120° en bij voorkeur rond ongeveer 90°.
6. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 20 afsluitgedeelte twee wanddelen omvat, welke naar elkaar toe lopen vanaf het kokervormige gedeelte richting de uitlaatopening.
7. Afdichtinrichting volgens conclusie 6, waarbij de wanddelen enerzijds zijn begrensd door een gebogen verbindingslijn met het kokervormige gedeelte en anderzijds zijn begrensd door een vrij eindranddeel.
8. Afdichtinrichting volgens een van de conclusie 5-7, waarbij de wanddelen in hoofdzaak vlak zijn.
9. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de uitlaatopening is omringd door een eindrand, waarvan tegenovergelegen randdelen in onbelaste toestand vlak tegen elkaar liggen.
10. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij afsluitingverbeterende middelen zijn voorzien die de uitlaatopening richting de gesloten stand voorspannen.
11. Afdichtinrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de afsluitingverbeterende middelen haakmiddelen omvatten, waarmee de afdichtinrichting in de boordoorgang kan worden gefixeerd, zodanig dat de uitlaatopening omringende delen van het afsluitgedeelte op trek worden belast.
12. Afdichtinrichting volgens conclusie 11, waarbij de haakmiddelen zijn voorzien nabij tegenover gelegen eindpunten van de spieetvormige uitlaatopening.
13. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afdichtinrichting eendelig is gespuitgiet.
14. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 10 afdichtinrichting symmetrisch is ten opzichte van twee zich haaks op elkaar uitstrekkende symmetrievlakken, waarbij een snijlijn van deze vlakken samenvalt met een hartlijn van het kokervormige gedeelte.
15. Samenstel van een boordoorgang een afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de boordoorgang en de afdichtinrichting zijn voorzien 15 van een op elkaar aansluitende getrapte diameter.
16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de afdichtinrichting en de boordoorgang zijn voorzien van in elkaar grijpende profielen waardoor aan weerszijden van de spieetvormige uitlaatopening gelegen delen van het afsluitgedeelte richting een binnenwand van de boordoorgang worden voorgespannen. 20
NL2001243A 2008-01-31 2008-01-31 Afdichtinrichting voor een boordoorgang. NL2001243C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001243A NL2001243C2 (nl) 2008-01-31 2008-01-31 Afdichtinrichting voor een boordoorgang.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001243 2008-01-31
NL2001243A NL2001243C2 (nl) 2008-01-31 2008-01-31 Afdichtinrichting voor een boordoorgang.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001243C2 true NL2001243C2 (nl) 2009-08-03

Family

ID=39768647

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001243A NL2001243C2 (nl) 2008-01-31 2008-01-31 Afdichtinrichting voor een boordoorgang.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001243C2 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE623044C (de) * 1935-12-12 Wilhelm Urmetzer Selbsttaetiges Ventil fuer Vorrichtungen zum Anbohren von unter Druck stehenden Leitungen
DE7321646U (de) * 1973-08-30 Mannesmann Ag Anbohrstutzen fur eine Rohrleitung aus thermoplastischem Kunststoff
EP0580222A1 (fr) 1992-07-24 1994-01-26 Polva Pipelife B.V. Raccord de dérivation pour tuyauterie en matière thermoplastique
US6053194A (en) * 1999-09-10 2000-04-25 S. C. Johnson & Son, Inc. Duckbilled check valves and methods of making and using same

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE623044C (de) * 1935-12-12 Wilhelm Urmetzer Selbsttaetiges Ventil fuer Vorrichtungen zum Anbohren von unter Druck stehenden Leitungen
DE7321646U (de) * 1973-08-30 Mannesmann Ag Anbohrstutzen fur eine Rohrleitung aus thermoplastischem Kunststoff
EP0580222A1 (fr) 1992-07-24 1994-01-26 Polva Pipelife B.V. Raccord de dérivation pour tuyauterie en matière thermoplastique
US6053194A (en) * 1999-09-10 2000-04-25 S. C. Johnson & Son, Inc. Duckbilled check valves and methods of making and using same

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2788640B1 (en) Non-return valve
DK1259273T3 (da) Slangeafhængig anti-fritströmsventil
US6290267B1 (en) Cam-lock fitting
ES2324663T3 (es) Valvula basculante para dispensar espuma y otros medios.
ES2755400T3 (es) Conjunto de conector de empuje para conexión para un conducto
NL2001243C2 (nl) Afdichtinrichting voor een boordoorgang.
US20160369928A1 (en) Pneumatic pressure relief test plug
US7077195B2 (en) Borehole closure
GB2481844A (en) Fluid control valve
CN106662279B (zh) 切孔装置
US934286A (en) Valve.
ES2665332T3 (es) Brida de compresión con control de montaje
US20140367082A1 (en) Diverter flow line insert packer seal
KR102035976B1 (ko) 원터치 결합 구조 및 풀림 방지 구조를 갖는 이음관
US20100012212A1 (en) Apparatus for pressure testing a plumbing installation
US20100148489A1 (en) Tube connection having an armature housing
CN108709039B (zh) 连接管件
KR200438690Y1 (ko) 유니온 타입 역류방지용 연결밸브
ES2252713T3 (es) Brida comprimible.
HU216763B (hu) Felfújható tömlővel ellátott eszköz csőszakasz lezárására
KR200413764Y1 (ko) 수도관 연결 장치
US7488008B2 (en) Vari-stage coupling device
JP2013542108A (ja) 容器からタイヤシール剤を吐出する装置
DK9700249U3 (da) Selvklemmende kompressionsrørstykke til plastrør
JP6762617B2 (ja) 管端封止プラグ

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110801