NL2000608C2 - Pedaalbediening en pedaalemmer met een dergelijke bediening. - Google Patents

Description

Pedaalbediening en pedaalemmer met een dergeliike bediening

De uitvinding heeft betrekking op een pedaalbediening, zoals voor het met de voet bedienen van het deksel van een pedaalemmer, omvattende een basiselement, een 5 naar voren wijzend pedaal aan de voorzijde van het basiselement, welk pedaal is voorzien van een aangrijpgedeelte voor de voet alsmede ondersteuningsmiddelen voor het verplaatsbaar ondersteunen van het aangrijpgedeelte ten opzichte van het basiselement tussen een rustpositie en zich op een lager niveau dan de rustpositie bevindende werkzame posities.

10 Een dergelijke een pedaalbediening is algemeen bekend, bijvoorbeeld uit US2003/0230576 en US 2003/0233949 en kan in het bijzonder worden toegepast bij pedaalemmers, hoewel andere toepassingen ook denkbaar zijn. Bij de bekende pedaalbediening is dit aangrijpgedeelte voor de voet bevestigd op een kantellichaam dat op enige afstand achter het aangrijpgedeelte draaibaar is bevestigd aan het 15 basiselement. Van belang daarbij is dat het aangrijpgedeelte voor de voet zich op enige hoogte boven het opsteloppervlak van het basiselement moet bevinden.

Als gevolg van deze omstandigheden ligt het aangrijpgedeelte van het pedaal, in de rusttoestand, op een vrij hoog niveau ten opzichte van de draaibevestiging aan het basiselement. Dit leidt tot het volgende verschijnsel bij het bedienen van het pedaal. De 20 gebruiker plaatst de voet met de hak of hiel op de vloer, waarbij het voorste gedeelte van de voet omhoog steekt. Vervolgens wordt met dat voorste gedeelte van de voet het pedaal naar beneden gedrukt. Het voorste gedeelte van de voet maakt daarbij een boog, die een bewegingscomponent heeft in de richting naar het basiselement en het pedaal toe. Omgekeerd maakt het pedaal bij het indrukken daarvan door de voet eveneens een 25 boog, welke echter een bewegingscomponent heeft in de richting van het basiselement af.

De afstand tussen de plaats waar de hak of hiel van de voet op de ondergrond rust, en de draaibevestiging van het pedaal aan het basiselement neemt derhalve toe bij het indrukken van het pedaal. Afhankelijk van de geometrie van de pedaalbediening, 30 kan deze afstand het grootst zijn aan het eind van de bedieningsslag, maar ook is het mogelijk dat de grootste afstand reeds tijdens de bedieningsslag optreedt. Aangezien de hiel of hak meestal stevig op de ondergrond is geplaatst, leidt dit verschijnsel er toe dat het basiselement en daarmede pedaalemmer naar achteren wordt verschoven. Dit wordt 2000608 2 over het algemeen als zeer hinderlijk beschouwd, onder andere vanwege het feit dat bij herhaalde bedienen van de pedaalemmer deze dus steeds verder weg schuift.

Het doel van de uitvinding is daarom een pedaalbediening van het hiervoor genoemde type te verschaffen, waarbij het verschuiven zoals hiervoor beschreven 5 onder invloed van het bedienen met de voet, vermeden of beperkt kan worden. Dat doel wordt bereikt doordat de ondersteuningsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat in de rustpositie het aangrijpgedeelte verder naar voren ligt dan in elke werkzame positie.

Bij de pedaalbediening volgens de uitvinding kan de bewegingsbaan van tenminste het aangrijpgedeelte voor de voet zodanig zijn dat de afstand tussen de plaats 10 waar de hiel of hak zich op de ondergrond bevindt, en de plaats waar zich de schamierbevestiging van het pedaal aan het basiselement bevindt, vrijwel of geheel ongewijzigd blijft. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat tenminste het aangrijpgedeelte direct vanuit de rustpositie naar achteren verplaatst wordt bij het indrukken van het pedaal. Het verschijnsel dat de afstand tussen de plaats waar de hak 15 of hiel van de voet op de ondergrond rust, en de bevestiging van het pedaal aan het basiselement toeneemt bij het indrukken van het pedaal blijft daardoor achterwege. Daaruit vloeit voort dat het basiselement niet meer verschoven wordt bij het bedienen van het pedaal. In het bijzonder betekent dit dat het aangrijpgedeelte verplaatsbaar is volgens een baan die zich schuin en/of gekromd uitstrekt ten opzichte van het 20 basiselement

De pedaalbediening met een dergelijk gunstig effect kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Doorslaggevend is slechts dat het aangrijpgedeelte voor de voet de gewenste bewegingsbaan naar achteren ten opzichte van het basiselement uitvoert bij het indrukken van het pedaal. Volgens een eerste mogelijke uitvoering kan 25 dit worden bereikt indien de ondersteuningsmiddelen een vierstangenmechanisme omvatten waarvan het pedaal en het basiselement onderdeel van uitmaken. Een vierstangenmechanisme is een algemene benaming voor een bewegingsstelsel uit vier zijden, welke zijden twee aan twee schamierbaar aan elkaar zijn bevestigd. De vorm van een dergelijk vierstangenmechanisme hangt sterk af van de lengten van de zijden, 30 en kunnen zodanig worden gekozen dat een bepaald gewenst bewegingsverloop kan worden verkregen.

In het onderhavige geval wordt één zijde van het vierstangenmechanisme gevormd door het basiselement. Deze zijde is altijd als vaste zijde te beschouwen. De 3 andere zijden, waarvan een wordt gevormd door het pedaal, kunnen zodanig worden gekozen dat het pedaal de gewenste bewegingen maakt bij het indrukken daarvan. In het onderhavige geval is daarbij voorzien dat het vierstangenmechanisme een vlak bepaalt dat zich vanaf het pedaal naar achteren uitstrekt over het basiselement en dat 5 dwars op dat basiselement is gericht.

In een praktische uitvoeringsvorm is het pedaal uitgevoerd met een aangrijpgedeelte alsmede een zich ten opzichte van dat aangrijpgedeelte naar achteren uitstrekkende arm die onderdeel uitmaakt van het vierstangenmechanisme. Het is deze arm die een van de zijden van het vierstangenmechanisme vormt. Verder omvat het 10 vierstangenmechanisme twee schamierbaar met het basiselement en schamierbaar met het pedaal verbonden stuurstangen. Ook de stand van deze stuurstangen is bepalend voor het bewegingsverloop van het pedaal. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bevinden de stuurstangen althans in de rustpositie van het pedaal zich in een ten opzichte van het basiselement dwarsgerichte toestand.

15 Verder kan zijn voorzien dat, gezien in het door het vierstangenmechanisme bepaalde vlak, de stuurstangen achter elkaar liggen en de voorste stuurstang zich althans in de rusttoestand opgericht uitstrekt vanaf een schamierophanging op het basiselement. In dat geval kan de achterste stuurstang zich althans in de rustoestand naar beneden uitstrekken vanaf een schamierophanging op het basiselement.

20 Voor het verloop van de pedaalbeweging is verder de positie van de onderlinge scharnieren van de zijden van het vierstangenmechanisme van belang. Zoals hiervoor reeds vermeld, spelen daarbij onder andere de lengte van de zijden een rol, en daarmee samen hangt dat de scharnierverbinding tussen de voorste stuurstang en de arm zich op grotere hoogte boven het basiselement kan bevinden dan de scharnierverbinding tussen 25 de achterste stuurstang en de arm.

In verband met de stabiliteit van de pedaalbediening kunnen de ondersteuningsmiddelen twee parallelle vierstangenmechanismen omvatten. Daarbij kunnen de parallelle stuurstangen van de parallelle vierstangenmechanismen paarsgewijze onderling zijn verbonden door torsiestaven.

30 Zoals hiervoor reeds genoemd, kan de gewenste werking van de pedaalbediening volgens de uitvinding echter ook op andere manieren worden verkregen dan door middel van een vierstangenmechanisme. Een dergelijke andere variant betreft die waarbij het aangrijpgedeelte verschuifbaar is ten opzichte van de 4 ondersteuningsmiddelen in de richting naar het basiselement toe en van het basiselement af.

Bij deze variant kan de ondersteuning zijn uitgevoerd als het traditionele kantellichaam of als de traditionele arm, dat wil zeggen met een relatief laaggelegen 5 schamierophanging. De voorzijde van het kantellichaam zelf voert dan weliswaar een ongunstige beweging uit met een naar voren gerichte bewegingscomponent, doch deze naar voren gerichte bewegingscomponent wordt dan gecompenseerd door een verschuiving naar achteren en van het aangrijpgedeelte over het kantellichaam.

Volgens een verdere alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de 10 ondersteuningsmiddelen een zich vanaf het aangrijpgedeelte naar het basiselement uitstrekkende arm omvatten die aan het van het aangrijpgedeelte afgekeerde eind schamierbaar is opgehangen ten opzichte van het basiselement op een niveau dat hoger ligt ten opzichte van het basiselement dan het niveau van het in de rusttoestand verkerende aangrijpgedeelte. Bij deze variant leidt het relatief hoog gelegen scharnier 15 er toe dat de voorzijde van het pedaal en in het bijzonder het aangrijpgedeelte bij het naar beneden bewegen een naar achteren gerichte bewegingscomponent bezit.

Het aandringorgaan van de pedaalbediening kan eveneens op vele manieren zijn uitgevoerd, en kan bijvoorbeeld een terugstelveer omvatten die het pedaal danwel het aangrijpgedeelte onder verende voorspanning voortdurend aangedrukt houdt in de 20 rustpositie. Volgens een andere mogelijkheid kan het aandringorgaan een draaibaar aan het basiselement verbonden bedieningsstang omvatten voorzien van een kruk die samenwerkt met het pedaal, zodanig dat door het bedienen van het pedaal de bedieningsstang door de kruk verdraaid wordt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een pedaalemmer, omvattende een 25 houder welke aan de bovenzijde open is, een de open bovenzijde van de houder afsluitend deksel, alsmede een pedaalbediening zoals hiervoor beschreven met een bedieningsstang, welke bedieningsstang is verbonden met het deksel.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

30 Figuur 1 toont een gedeelte van een pedaalbediening volgens de uitvinding in perspectief.

Figuur 2 toont de pedaalbediening in zijaanzicht en in de rusttoestand.

Figuur 3 toont de pedaalbediening in zijaanzicht en in werkzame toestand.

5

Figuren 4-6 tonen een tweede uitvoeringsvorm van de pedaalbediening.

Figuren 7-9 tonen een derde uitvoeringsvorm van de pedaalbediening.

De in Figuur 1 weergegeven pedaalbediening bestaat uit een basiselement 1 dat ongeveer midden doorgesneden is in verband met de duidelijkheid, zodat slechts één 5 helft daarvan is weergegeven. Verder omvat de pedaalbediening een ten opzichte van het basiselement 1 naar voren wijzend pedaal 3 dat bestaat uit het eigenlijke aangrijpgedeelte 4 voor de voet, en de arm 5. Het pedaal 3 is door middel van het in zijn geheel met 6 aangeduide vierstangenmechanisme opgehangen aan het basiselement 1.

10 Dit vierstangenmechanisme 6 heeft als bovenste respectievelijke onderste stang de arm 5, in het bijzonder het naar achteren reikende armgedeelte 7 daarvan, en het basiselement 1, in het bijzonder het voorste gedeelte 8 daarvan. Verder omvat het vierstangenmechanisme 6 de stuurstangen 9 en 10. Zoals getoond in figuren 2 en 3 is de voorste stuurstang 9 draaibaar bevestigd aan een relatief naar voren gelegen 15 schamiergedeelte 11 van het basiselement 1, terwijl de achterste stuurstang 10 is bevestigd aan een relatief naar achteren gelegen schamiergedeelte 12 van het basiselement 1. Het schamiergedeelte 12 ligt hoger dan het schamiergedeelte 11.

De voorste stuurstang 9 wijst in de in Figuur 2 weergegeven rusttoestand dwars omhoog ten opzichte van het basiselement 1, en is door middel van scharnier 20 20 verbonden met de arm 5, in het bijzonder het achterste armgedeelte 7 daarvan. De achterste stuurstang 10 reikt in de rusttoestand dwars naar beneden ten opzichte van het basiselement 1, en is bevestigd aan het scharnier 13 van het armgedeelte 7. Het scharnier 20 bevindt zich op een hoger niveau dan het scharnier 13. Verder is de voorste stuurstang 9 langer dan de achterste stuurstang 10.

25 In verband met de stabiliteit van de pedaalbediening zijn twee van dergelijke vierstangenmechanismen 6 aangebracht aan weerszijden van het aangrijpgedeelte 4. De armen 5 zijn daarbij onderling verbonden door de verbindingsplaat 14 waarop het aangrijpgedeelte 4 is bevestigd. Verder zijn de voorste stuurstangen 9 van beide vierstangenmechanismen 6 onderling verbonden door een torsiestang 21, en de beide 30 achterste stuurstangen 10 door een torsiestang 22.

Aan de onderzijde van het basiselement 1 bevindt zich een draaibaar rond zijn hartlijn opgehangen bedieningsstang 15, waarvan een eind een kruk 16 heeft die rust tegen de onderzijde van de verbindingsplaat 14. Zoals te zien in Figuur 1 bezit het 6 andere eind van de bedieningsstang 15 een verdere kruk 17, welke via een trekstang (niet getoond) in verbinding kan worden gebracht met het (niet-getoonde) deksel van een pedaalemmer waarvan het basiselement 1 de basis vormt. Overigens kan ook een drukstang worden toegepast.

5 Door nu op het aangrijpgedeelte 4 te drukken met de voet, beschrijft het aangrijpgedeelte 4 de bewegingsbaan 18. Dit betekent dus dat het aangrijpgedeelte 4, en in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld ook de ondersteuningsmiddelen 19, die de vorm hebben van de armen 5 met verbindingsplaat 14 bij het naar beneden drukken van het pedaal 3 een naar achteren en naar beneden gerichte beweging uitvoeren. Dit 10 bewegingsverloop zorgt ervoor dat het basiselement 1 niet naar achteren wordt gedrukt bij het bedienen van het pedaal 3 door middel van de voorzijde van de voet, welke voet met de hiel of hak onverschuifbaar op de ondergrond steunt en eveneens een dergelijke bewegingsbaan beschrijft.

De in de figuren 4-6 getoonde uitvoeringsvorm van de pedaalbediening bevat 15 wederom een basiselement 1, dat in zijn geheel is weergegeven. Het pedaal 3 bezit een aangrijpgedeelte 4, en een arm 5. In deze uitvoeringsvorm is het pedaal 3 door middel van de draaiondersteuning 30 ondersteund op het basiselement 1. Aan de achterzijde van de arm 5 bevindt zich een scharnier bevestiging 31, waaraan een (niet-getoonde) drukstang moet worden bevestigd voor het openen en sluiten van het deksel. In de in 20 Figuur 5 getoonde rusttoestand, waarbij het aangrijpgedeelte 4 naar boven gekanteld is en de schamierbevestiging 31 naar beneden gekanteld is, bevindt dat deksel zich in de gesloten stand. Daarentegen is in de in Figuur 6 getoonde bedienden toestand, het aangrijpgedeelte 4 naar beneden gekanteld en de schamierbevestiging 31 naar boven gekanteld, in verband met het openen van het deksel. Aangezien en dergelijke 25 bediening met een drukstang op zich bekend is, zijn de details daarvan niet verder getoond.

Zoals te zien is in de figuren 5 en 6, bevindt de draaiondersteuning 30 zich op een relatief hoog niveau boven het basiselement 1. Als gevolg daarvan bevindt het aangrijpgedeelte 4 zich in de rusttoestand, zoals getoond in Figuur 5, eveneens reeds op 30 een relatief hoog niveau. Bij het bedienen van het aangrijpgedeelte 4 zal dit vanwege deze hoge plaatsing van de draaiondersteuning 30, reeds de gewenste verplaatsing naar achteren maken, zoals aangeduid door de bewegingsbaan 18.

7

In de uitvoeringsvorm van de figuren 7-8 bevindt de draaiondersteuning 30 van de arm 3 op het basiselement 1 zich weer op een relatief laag niveau. De voorzijde van de arm 3 zal daardoor weer een beweging naar voren maken, bij het verplaatsen van die arm 3 vanuit de in Figuur 8 getoonde rustpositie naar de in Figuur 9 getoonde bediende 5 positie. Teneinde ook in deze uitvoeringsvorm de gewenste beweging van het aangrijpgedeelte 4 naar achteren mogelijk te maken, is dit verschuifbaar opgenomen op het voorste eind van de arm 3. Daartoe bezit het aangrijpgedeelte een sleuf 32, waarin het voorste plaatvormige gedeelte 33 van de arm 3 verschuifbaar is opgenomen. Door middel van de drukveer 34, die enerzijds steunt tegen een borst 35 van de arm 3, en 10 anderzijds tegen een borst 36 van het aangrijpgedeelte 4, wordt het aangrijpgedeelte 4 voortdurend onder verende voorspanning naar voren aangedrukt gehouden, zodanig dat de strip 37 waaraan de borst 36 is bevestigd, aangedrukt gehouden wordt tegen de aanslag 38 van de arm 3.

Bij het bedienen met de voet wordt deze op het aangrijpgedeelte 4 geplaatst, 15 zodanig dat bij het naar beneden kantelen van de arm 3 uit de in Figuur 8 getoonde positie naar de in Figuur 9 getoonde positie, dat aangrijpgedeelte 4 geleidelijk aan naar achteren schuift ten opzichte van de arm 3. Ook hierbij wordt de gewenste bewegingsbaan 18 met naar achteren gerichte component van het aangrijpgedeelte 4 verkregen. Overigens wordt ook in deze uitvoeringsvorm, analoog aan de 20 uitvoeringsvorm van de figuren 4-6, een drukstang (niet getoond) bevestigd aan de draaibevestiging 31 aan de achterzijde van de arm 3.

2 0 0 0 60 8

Claims (17)

1. Pedaalbediening, zoals voor het met de voet bedienen van het deksel van een pedaalemmer, omvattende een op een ondergrond opstelbaar basiselement (1), een naar 5 voren wijzend pedaal (3) aan de voorzijde van het basiselement (1), welk pedaal (3) is voorzien van een aangrijpgedeelte (4) voor de voet alsmede ondersteuningsmiddelen (19) voor het verplaatsbaar ondersteunen van het aangrijpgedeelte (4) ten opzichte van het basiselement (1) tussen een rustpositie en zich op een lager niveau dan de rustpositie bevindende werkzame posities, met het kenmerk dat de 10 ondersteuningsmiddelen (19) zodanig zijn uitgevoerd dat in de rustpositie het aangrijpgedeelte (4) verder naar naar voren ligt dan in elke werkzame positie.

2. Pedaalbediening volgens conclusie 1, waarbij het aangrijpgedeelte (4) direct vanuit de rustpositie verplaatsbaar is volgens een baan die zich schuin en/of gekromd 15 uitstrekt naar het basiselement (1).

3. Pedaalbediening volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ondersteuningsmiddelen (19) een vierstangenmechanisme (6) omvatten waarvan het pedaal (3) en het basiselement (1) onderdeel uitmaken. 20

4. Pedaalbediening volgens conclusie 3, waarbij het vierstangenmechanisme (6) een vlak bepaalt dat zich vanaf het pedaal (3) naar achteren uitstrekt over het basiselement (1) en dat dwars op dat basiselement (1) is gericht.

5. Pedaalbediening volgens conclusie 4, waarbij het pedaal (3) een aangrijpgedeelte (4) alsmede een zich ten opzichte van dat aangrijpgedeelte (4) naar achteren uitstrekkende arm (5) omvat die onderdeel uitmaakt van het vierstangenmechanisme (6).

6. Pedaalbediening volgens een der conclusie 3-5, waarbij het vierstangenmechanisme (6) twee schamierbaar met het basiselement (1) en schamierbaar met het pedaal (3) verbonden stuurstangen (9, 10) omvat. : 3 o 8

7. Pedaalbediening volgens conclusie 6, waarbij de stuurstangen (9, 10) althans in de rustpositie van het pedaal (3) zich in een ten opzichte van het basiselement (1) dwarsgerichte toestand bevinden.

8. Pedaalbediening volgens conclusie 6 of 7, waarbij, gezien in het door het vierstangenmechanisme (6) bepaalde vlak, de stuurstangen (9, 10) achter elkaar liggen en de voorste stuurstang (9) zich althans in de rusttoestand opgericht uitstrekt vanaf een schamierophanging (11) op het basiselement (1).

9. Pedaalbediening volgens conclusie 8, waarbij de achterste stuurstang (10) zich althans in de rustoestand naar beneden uitstrekt vanaf een schamierophanging (12) op het basiselement (1).

10. Pedaalbediening volgens conclusie 8 en 9, waarbij de schamierverbinding 15 (20) tussen de voorste stuurstang (9) en de arm (5) zich op grotere hoogte boven het basiselement (1) bevindt dan de schamierverbinding (13) tussen de achterste stuurstang (10) en de arm (5).

11. Pedaalbediening volgens een der conclusies 6-9, waarbij de 20 ondersteuningsmiddelen (19) twee parallelle vierstangenmechanismen (6) omvatten.

12. Pedaalbediening volgens conclusie 11, waarbij de parallelle stuurstangen (9, 10) van de parallelle vierstangenmechanismen (6) paarsgewijze onderling zijn verbonden door torsiestaven (21, 22). 25

13. Pedaalbediening volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpgedeelte (4) verschuifbaar (32, 33) is ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen (19) in de richting naar het basiselement (1) toe en van het basiselement af. 30

14. Pedaalbediening volgens conclusie 13, waarbij de ondersteuningsmiddelen (19) een zich vanaf het aangrijpgedeelte (4) naar het basiselement (1) uitstrekkende arm (3) omvatten en het aangrijpgedeelte (4) verschuifbaar (32, 33) is ten opzichte van de arm (3).

15. Pedaalbediening volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 5 ondersteuningsmiddelen (19) een zich vanaf het aangrijpgedeelte naar het basiselement (1) uitstrekkende arm (3) omvatten die aan het van het aangrijpgedeelte (4) afgekeerde eind schamierbaar (30) is opgehangen ten opzichte van het basiselement (1) op een niveau dat ongeveer gelijk is aan of hoger ligt ten opzichte van het basiselement (1) dan het niveau van het in de rusttoestand verkerende aangrijpgedeelte (4).

16. Pedaalbediening volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aandringorgaan (15-17) is voorzien dat een draaibaar aan het basiselement (1) verbonden bedieningsstang (15) omvat voorzien van een kruk (16) die samenwerkt met het pedaal (3), zodanig dat door het bedienen van het pedaal (3) de bedieningsstang 15 (15) door de kruk (16) verdraaid wordt.

19. Pedaalemmer, omvattende een houder welke aan de bovenzijde open is, een de open bovenzijde van de houder afsluitend deksel, alsmede een pedaalbediening volgens conclusie 18, waarbij de bedieningsstang (15) is verbonden met het deksel. } 0 0 6 0 8