NL2000339C2 - Inrichting voor het koelen en in gekoelde toestand houden van een met drank gevulde houder. - Google Patents

Description

«

INRICHTING VOOR HET KOELEN EN IN GEKOELDE TOESTAND HOUDEN VAN EEN MET DRANK GEVULDE HOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het koelen en in gekoelde toestand houden van een althans ten dele met drank gevulde houder, die een bodem, een romp en een deksel omvat, 5 welke inrichting omvat een thermisch isolerende behuizing met een bodem en een romp, en een daardoor gedefinieerde inwendige holte voor het met een geringe omtreksruimte accommoderen van een houder met drank; 10 door de bodem en/of de wand van de behuizing gesteunde draagmiddelen voor het dragen van de houder; een wegneembaar thermisch isolerend deksel voor het althans tijdens gebruik of tijdens gereedstand 15 van de inrichting afdekken van de holte; actieve koelmiddelen voor het koelen en gekoeld houden van de houder met drank, bijvoorbeeld omvattende een door elektrische energie aangedreven koelinrichting met een gekoeld buitenvlak, zoals een 20 Peltier-element, welke koelmiddelen zijn ingericht voor het koelen van de in de holte tussen de houder met drank en het binnenvlak van de behuizing aanwezige lucht, welke houder bestemd is voor huiselijk gebruik en is ingericht voor het door middel van een drijfgas, 25 bijvoorbeeld koolzuurgas of stikstof, onder druk gedoseerd uit de houder afgeven van daarin aanwezige niet-koolzuurgashoudende drank, zoals mineraalwater, vruchtensap of wijn, of koolzuurhoudende drank, zoals bruisend mineraalwater, een frisdrank of bier, en omvat: 30 een romp; 2000339- i 2 een bodem; een deksel met een vulopening voor het doorlaten van een vulleiding voor het vullen van de houder met drank, en een tapopening voor het doorlaten 5 van drank tijdens het afgeven daarvan via een stijgleiding, waarvan het vrije einde zich nabij de bodem van de houder bevindt en waarvan het andere einde met een door het deksel gedragen veerbelaste keerklep verbonden is, die door middel van externe bedieningsmiddelen, zoals 10 een zwenkbare handgreep, door een gebruiker kan worden geopend voor het afgeven van drank via een aan de uitgang van de keerklep aangesloten tapleiding; en middelen voor het afdichtend aan de houder aansluiten van een houder voor gas onder druk.

15 Om met een tapinrichting voor huiselijk gebruik een glas bier op een ideale temperatuur van circa 4°C -7°C te kunnen tappen, dient deze inrichting over een koelsysteem te beschikken. Dit koelsysteem koelt het buitenvlak van de in de tapinrichting geplaatste gesloten 20 houder, waarin het bier zich bevindt.

Een dergelijk koelsysteem is bijvoorbeeld bekend uit WO-A-99/11561. Volgens de hierin beschreven techniek wordt de houder geplaatst in een kamer, waarvan de wand bestaat uit een de warmte goed geleidend 25 materiaal. Tegen de buitenzijde van deze wand is een thermo-elektrisch Peltier-element geplaatst, dat de wand koelt. De uit de drank in de houder afkomstige warmte wordt hierbij afgevoerd via de lucht, die zich bevindt in de grosso modo cilindrische ruimte tussen de houder en de 30 gekoelde wand. Bij een tapinrichting volgens een dergelijk systeem vergt het afkoelen van bijvoorbeeld een blikken vat met een inhoud van bijvoorbeeld 5 liter van kamertemperatuur naar een consumptietemperatuur van circa 4°C - 7°C een tijd in de orde van 12 - 24 uur. Voor deze 35 lange afkoeltijd zijn twee hoofdoorzaken aan te wijzen. Ten eerste is in de meeste gevallen de koelcapaciteit van een Peltier-element beperkt en ten tweede functioneert de stilstaande lucht tussen de houder en de wand van de t 3 kamer als isolator.

In US-A-5 513 496 is een inrichting beschreven, waarin de lucht rond de drankhouder in circulatie wordt gebracht en gehouden door een ventilator. Wanneer de 5 lucht langs het koude buitenvlak van een Peltier-element strijkt, wordt de uit de houder opgenomen warmte afgegeven en door het Peltier-element naar buiten afgevoerd.

DE-U-20 2006 004 785 beschrijft de toepassing 10 van een gekromde koelplaat, die goed aanligt tegen de cilindrische romp van een drankhouder. Het koude buitenoppervlak van het Peltier-element is op een de warmte goed geleidende wijze met de genoemde koelplaat verbonden. Duidelijk is dat een voorwaarde voor een goede 15 warmteoverdracht de goede aanligging van de koelplaat tegen de romp van de drankhouder is.

Ook als de middelen voor het overdragen van warmte van de drankhouder naar het gekoelde buitenoppervlak van het Peltier-element goed worden 20 uitgevoerd, blijft als gevolg van de beperkte capaciteit van het Peltier-element de afkoeltijd relatief lang. Daarom wordt in WO-A-2004/051163 een in de tapinrichting geïntegreerde thermische buffer voorgesteld die ijs kan bevatten. Vóór de plaatsing van een drankhouder in de 25 tapinrichting wordt deze thermische buffer geladen door het water, waaraan ter verlaging van het vriespunt een zekere hoeveelheid glycol is toegevoegd, in deze buffer te bevriezen. Voor dit opladen wordt het Peltier-element van de tapinrichting gebruikt. De thermische buffer ligt 30 aan tegen de bodem van de drankhouder en koelt vooral de dranken in de onderste zone van deze houder. Bij een maximaal opgeladen thermische buffer zal relatief snel na plaatsing van de houder in de inrichting drank met de juiste temperatuur getapt kunnen worden, zij het met een 35 beperkt volume. Bij een niet-opgeladen thermische buffer van de tapinrichting en ook bij het kort na de eerste drankhouder aanslaan van een tweede houder wordt met het in WO-A-2004/051163 voorgestelde systeem geen verkorting 4 van de afkoeltijd gerealiseerd.

Naast de hierboven kort omschreven bekende tapinrichtingen met diverse koelvoorzieningen wordt nu gewezen op een tweetal andere aspecten die een rol spelen 5 bij de hierna te beschrijven uitvinding.

Een eerste aspect betreft het gebruik van een bijvoorbeeld in een diepvriezer bevroren koelelement in plaats van de vast in de tapinrichting opgestelde en door het van deze inrichting deel uitmakende Peltier-element 10 op te laden thermische buffer. Uit US-A-2006/0059944 zijn deze zogenaamde "frozen pucks" bekend voor gebruik bij het via de bodem afkoelen van kleine blikjes drank, bijvoorbeeld met een inhoud van maximaal 0,5 liter.

Een tweede aspect betreft het tegen de te 15 koelen drankhouder aanliggen van de thermische buffer. Wanneer het contact tussen de thermische buffer en de drankhouder te wensen overlaat, brengt dit een verhoogde warmteweerstand met zich mee, hetgeen een negatieve invloed heeft op de warmteoverdracht. In EP-A-1 293 738 20 wordt een flexibel koelelement voorgesteld, dat is gevuld met een aantal koelmiddel bevattende capsules, die zijn omgeven door een ook in diepgevroren toestand flexibele gel. Doordat door deze structuur dit element goed tegen het te koelen oppervlak aanligt, is de warmteoverdracht 25 zeer goed.

Ten opzichte van de hiervoor genoemde stand der techniek is het een doel van de uitvinding, een inrichting voor het koelen en in gekoelde toestand houden van een houder met drank te verschaffen, welke inrichting 30 in staat is om in korte tijd een beperkt aantal consumpties tot een gekozen consumptie temperatuur te koelen, daarna snel de rest van de inhoud van de drankhouder tot hetzelfde temperatuurniveau te koelen en vervolgens de drankhouder op deze temperatuur te houden. 35 Dit doel wordt volgens de uitvinding gerealiseerd met een inrichting van het in de aanhef omschreven type, die het kenmerk vertoont, dat een wegneembaar passief koelelement in de onderste zone van \ 5 de holte is geplaatst, welk element voorafgaand aan plaatsing kan worden gekoeld tot een temperatuur in hef gebied van circa -15°C tot -25°C en in innig thermisch contact met de bodem van de houder verkeert, zodanig dat 5 het koelelement tevens deel uitmaakt van de draagmiddelen; zodanig, dat na het plaatsen van de houder met drank op het koelelement althans de drank in de onderste zone van de houder snel afkoelt tot een gewenste temperatuur als gevolg van de warmte-afgifte uit die 10 drank naar het koelelement, en de houder een inhoud heeft van ten minste 1 liter.

In een voorkeursuitvoering omvat de inrichting volgens de uitvinding een zich buiten de holte 15 uitstrekkend, thermisch geïsoleerd koelkanaal dat met zijn ene einde aan de bovenzijde van de holte aansluit en met zijn andere einde aan de onderzijde van de holte aansluit, zodanig dat een luchtcircuit wordt gevormd door het koelkanaal en de holte, aan welk luchtcircuit het 20 gekoelde buitenvlak van de koelinrichting aansluit; en in het luchtcircuit opgenomen ventilatormiddelen voor het genereren van een luchtstroom die langs het genoemde gekoelde oppervlak stroomt, door het koelkanaal heen omlaag stroomt en in de holte langs 25 de romp van de houder omhoog stroomt. Met deze structuur wordt als toevoeging op de snelle koeling van de drank in de onderste zone van de houder door het gekoelde koelelement het additionale effect bereikt, dat een koelinrichting, zoals een Peltier-element, werkzaam kan 30 zijn voor het tevens effectief koelen van de rest van de drank in de houder. Het luchtcircuit kan zijn ontworpen voor een zeer goede thermische isolatie, en aldus weinig warmteverlies en een optimale werkzaamheid van de koelinrichting.

35 Een zeer praktische uitvoering vertoont de bijzonderheid dat althans een deel van het koelkanaal is opgenomen in de romp van de behuizing.

Praktisch en goedkoop is een uitvoering, waarin 6 de bodem, de romp en het deksel zijn uitgevoerd in schuimstof met gesloten buitenvlakken. Deze laatste uitvoering kan in het bijzonder zodanig zijn geïmplementeerd, dat de bodem, de romp en het deksel zijn 5 uitgevoerd in integraalschuimstof. Integraalschuimstof kan worden gevormd door het in een spuitgietmatrijs injecteren van bij verwarming opschuimende kunststof en wel met een zodanige overmaat aan kunststof, dat deze uithardt tot een gesloten massa aan de wanden van de 10 vormholte van de matrijs.

Een zeer geringe warmteweerstand en daarmee een goede warmteoverdracht wordt gerealiseerd met een uitvoering, waarin het bovenvlak van het koelelement een met de vorm van de bodem van de houder corresponderende 15 vorm bezit.

Een praktische uitvoering van dit laatste principe vertoont de bijzonderheid dat het bovenvlak van het koelelement en de bodem van de houder beide plat zijn.

20 Volgens een specifiek aspect van de uitvinding kunnen de hiervoor beschreven twee uitvoeringen de bijzonderheid vertonen dat het bovenvlak van het koelelement een van het koelelement deel uitmakende metalen, bijvoorbeeld aluminium, plaat is.

25 Volgens een verder aspect kan deze laatste uitvoering de bijzonderheid vertonen dat de metalen plaat een opstaande omtreksrand bezit, zodanig dat in de aldus gevormde bak een warmtegeleidende vloeistof, bijvoorbeeld water, kan worden gegoten, ter bevordering van een 30 geringe warmteweerstand tussen het koelelement en de bodem van de houder.

In een alternatief vertoont de inrichting de bijzonderheid dat waarin het bovenvlak van het koelelement bij de temperatuur van het voorafgekoelde 35 koelelement flexibel is en zich kan voegen naar de vorm van de bodem van de houder.

Een zeer snelle en efficiënte koeling van de drank in de houder wordt gerealiseerd met een uitvoering 7 waarin het koelelement in warmtewisselend contact met het luchtcircuit verkeert.

Een nog snellere koeling wordt gerealiseerd met een uitvoering waarin aan het koelelement 5 warmtegeleidende oppervlakte-vergrotende middelen, bijvoorbeeld metalen, zoals aluminium, vinnen, zijn toegevoegd, die zich in het luchtcircuit uitstrekken. Zo kan bijvoorbeeld het koelelement geheel zijn omhuld met een metalen, in het bijzonder een aluminium, mantel, al 10 dan niet voorzien van de hierboven omschreven optionele opstaande omtreksrand, waarbij de aldus warmtegeleidend uitgevoerde buitenmantel is voorzien van de genoemde oppervlakte-vergrotende middelen, zoals vinnen, ribben, pennen, draden, of dergelijke, waar de van de 15 koelinrichting afkomstige lucht langs stroomt en vervolgens naar hier een extra temperatuurverlaging te hebben ondergaan, langs de romp van de houder stroomt. Aangezien de warmtestroom in eerste orde benadering recht evenredig is met het temperatuurverschil tussen de 20 langsstromende lucht en de romp van de houder, zal, zoals duidelijk zal zijn, de snelheid van afkoeling van de drank in de houder door deze maatregel toenemen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding omvat de inrichting een eerste temperatuursensor voor het 25 meten van de temperatuur in de eerste zone van de houder en eerste indicatiemiddelen voor het onder besturing van de eerste temperatuursensor afgeven van een desbetreffende temperatuurindicatie.

Tevens kan de inrichting een tweede 30 temperatuursensor omvatten voor het meten van de temperatuur van het koelelement, en tweede indicatiemiddelen voor het onder besturing van de tweede temperatuursensor afgeven van een desbetreffende temperatuurindicatie.

35 Volgens een laatste aspect van de uitvinding vertoont de uitvinding de bijzonderheid dat het koelelement een hol paneel omvat, dat gevuld is met een bij kamertemperatuur vloeibaar koelmedium met een 8 vriespunt in het gebied tussen circa 0°C en -25°C, bijvoorbeeld een glycol-watermengsel.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuur. Deze figuur toont in 5 dwarsdoorsnede een willekeurig uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding voor het tappen van bier.

De enige figuur toont een inrichting 1 voor het koelen en in gekoelde toestand houden van een vat 2 met 10 drank, in dit geval een blikken vat bier met een effectieve inhoud van circa 5 liter.

De inrichting 1 omvat een uit integraalschuim bestaande, thermisch isolerende behuizing 3 met een bodem 4, een romp 5, een door de romp 5 wegneembaar gedragen 15 deksel 6, welke behuizing een interne holte 7 definieert voor het met een geringe omtreksruimte 8 accommoderen van het vat 2, hierna te beschrijven draagmiddelen 22, 23, 24, 26 voor het dragen van het vat 2 en koelmiddelen, en op zichzelf bekende tapmiddelen voor het koelen en 20 gekoeld houden van het vat 2 met bier. Het vat is bestemd voor huiselijk gebruik en is ingericht voor het door middel van koolzuurgas onder druk uit een koolzuurgaspatroon 9 gedoseerd uit het vat 2 afgeven van het bier.

25 Het vat 2 omvat een romp 10, een bodem 11 en een deksel 12 met een vulopening voor het vullen van het vat 2 met bier en een tapopening 13 voor het doorlaten van bier tijdens het afgeven daarvan via een stijgleiding 14, waarvan het vrije einde 15 zich nabij de bodem 11 van 30 het vat bevindt en waarvan het andere einde 16 met een door het deksel 12 gedragen, veerbelaste keerklep 17 verbonden is, die door middel van externe bedieningsmiddelen, zoals een in dit geval schematisch weergegeven zwenkbare handgreep 18, door een gebruiker 35 kan worden geopend voor het afgeven van bier via een aan de uitgang van de keerklep 17 aangesloten tapleiding, waarvan het tapeinde 20 zich boven een drager 21 voor een lekbak bevindt.

9

De inrichting 1 omvat een wegneembaar passief koelelement 22, dat in de onderste zone van de holte 7 "is geplaatst. Dit koelelement 22 wordt voorafgaand aan plaatsing op de bodem 4 van de holte 7 gekoeld tot een 5 temperatuur van bijvoorbeeld -18°C. Het koelelement 22 is gevuld met een mengsel van bijvoorbeeld 20 gewichtsprocenten glycol en 80 gewichtsprocenten water en vertoont een aluminium omtreksmantel 23, een aluminium bovenplaat 24 en een aluminium bodem 25, die stervormig 10 opgestelde aluminium koelvinnen 26 draagt. Op deze wijze dragen de koelvinnen het koelelement 22 en draagt op de getekende wijze de aluminium bovenplaat 24 van het koelelement 22 de bodem 11 van het vat 2. Het zal duidelijk zijn dat door deze structuur wordt verzekerd, 15 dat de bodem 11 van het vat 2 in thermisch innig contact verkeert met de aluminium bovenplaat 24 en aldus het bier in de onderste zone van het vat 2 gemakkelijk zijn warmte kan afgeven aan het koelelement 22.

Opgemerkt wordt, dat de bovenplaat 24 van een 20 opstaande omtreksrand 27 is voorzien, die in een corresponderende rondgaande uitsparing 28 van de bodem 11 van het vat 2 is opgenomen. Terwille van een zeer lage warmteweerstand kan door de aanwezigheid van de omtreksrand 27 wat water op de plaat 24 worden gebracht, 25 onmiddellijk voorafgaand aan het plaatsen van het vat 2.

Door de romp 5 heen strekt zich een koelkanaal 29 uit, dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde aan de holte 7 aansluit en aldus daarmee een luchtcircuit vormt. Aan dat luchtcircuit, in dit geval aan het koelkanaal 29, 30 sluit het koude buitenoppervlak 30 van een door niet- getekende aansluitmiddelen met elektrische energie gevoed Peltier-element 31 aan, dat zijn warmte aan de omgeving kan afgeven door middel van een eerste ventilator 32. In het genoemde luchtcircuit is, in dit geval ter plaatse 35 van de overgang tussen de bovenzone van de holte 7 en de bovenzone 33 van het koelkanaal 29, een tweede ventilator 34 geplaatst, die dient voor het tot stand brengen en in stand houden van een luchtstroom door het beschreven 10 luchtcircuit. De door dit luchtcircuit stromende lucht is met pijlen 35 aangeduid.

De luchtstroom vanaf de ventilator 34 stroomt in neerwaartse richting door het koelkanaal 29, daarin 5 langs het koude buiten oppervlak 30 van het Peltier-element 31, via een luchttoevoeropening 35 in de bodem 4 naar de holte 7, stroomt daar eerst langs de koelvinnen 26, wordt daar afgekoeld, wordt daar na de afkoeling door het Peltier-element 31 extra afgekoeld door het 10 koelelement 22 en stroomt na deze dubbele koeling langs het buitenvlak van de romp 10 van het vat 2. Aan de bovenzijde wordt de hierdoor weer iets opgewarmde lucht via de bovenste zone 33 weer het koelkanaal 29 binnengevoerd door de werkzaamheid van de ventilator 34. 15 Schematisch is een eerste temperatuursensor 36 getekend, die dient voor het meten van de temperatuur in de eerste onderste zone van het vat 2. Deze sensor kan bijvoorbeeld op een infrarood-meting gebaseerd zijn. De sensor is verbonden met niet-getekende eerste 20 indicatiemiddelen voor het aan de gebruiker kenbaar maken van een eventueel te lage temperatuur.

Een tweede temperatuursensor 37, die eveneens op een infrarood-meting gebaseerd kan zijn, meet de temperatuur van de omtreksmantel 23 van het koelelement 25 22. Tweede indicatiemiddelen, die door deze tweede temperatuursensor worden bestuurd, geven aan een gebruiker bijvoorbeeld een indicatie, wanneer de temperatuur van het koelelement 22 zo ver is opgelopen, dat het vervangen of gekoeld moet worden. In het 30 bijzonder kan dit het geval zijn bij het gebruik van meerdere vaten 2 met bier na elkaar.

De uitvinding beperkt zich niet tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Zo kunnen het Peltier-element 31 en de tweede ventilator 34 ook op een andere 35 plaats in het luchtcircuit zijn gepositioneerd.

Verder kan ook een andere koelinrichting dan een Peltier-element worden toegepast, bijvoorbeeld een verdampingskoeler of een op een compressor/verdamper 11 gebaseerde koeler.

Verder kan aan de bovenplaat 24 van het koelelement 22 een flexibel warmtegeleidend kussen zijn toegevoegd, dat bij de temperatuur van het gekoelde 5 koelelement 22 nog steeds een voldoende mate van flexibiliteit en viscositeit bezit om zich te voegen naar de vorm van de bodem van het vat 2. Deze bodem behoeft dan ook niet noodzakelijkerwijze plat te zijn, maar kan in principe elke technisch in aanmerking komende vorm 10 bezitten.

* * * * * 2000339-

Claims (15)

1. Inrichting voor het koelen en in gekoelde toestand houden van een althans ten dele met drank gevulde houder, die een bodem, een romp en een deksel omvat, 5 welke inrichting omvat een thermisch isolerende behuizing met een bodem en een romp, en een daardoor gedefinieerde inwendige holte voor het met een geringe omtreksruimte accommoderen van een houder met drank; 10 door de bodem en/of de wand van de behuizing gesteunde draagmiddelen voor het dragen van de houder; een wegneembaar thermisch isolerend deksel voor het althans tijdens gebruik of tijdens gereedstand 15 van de inrichting afdekken van de holte; actieve koelmiddelen voor het koelen en gekoeld houden van de houder met drank, bijvoorbeeld omvattende een door elektrische energie aangedreven koelinrichting met een gekoeld buitenvlak, zoals een 20 Peltier-element, welke koelmiddelen zijn ingericht voor het koelen van de in de holte tussen de houder met drank en het binnenvlak van de behuizing aanwezige lucht, welke houder bestemd is voor huiselijk gebruik en is ingericht voor het door middel van een drijfgas, 25 bijvoorbeeld koolzuurgas of stikstof, onder druk gedoseerd uit de houder afgeven van daarin aanwezige niet-koolzuurgashoudende drank, zoals mineraalwater, vruchtensap of wijn, of koolzuurhoudende drank, zoals bruisend mineraalwater, een frisdrank of bier, en omvat: 30 een romp; een bodem; 2000339- een deksel met een vulopening voor het doorlaten van een vulleiding voor het vullen van de houder met drank, en een tapopening voor het doorlaten van drank tijdens het afgeven daarvan via een 5 stijgleiding, waarvan het vrije einde zich nabij de bodem van de houder bevindt en waarvan het andere einde met een door het deksel gedragen veerbelaste keerklep verbonden is, die door middel van externe bedieningsmiddelen, zoals een zwenkbare handgreep, door een gebruiker kan worden 10 geopend voor het afgeven van drank via een aan de uitgang van de keerklep aangesloten tapleiding; en middelen voor het afdichtend aan de houder aansluiten van een houder voor gas onder druk; met het kenmerk, dat 15 een wegneembaar passief koelelement in de onderste zone van de holte is geplaatst, welk element voorafgaand aan plaatsing kan worden gekoeld tot een temperatuur in het gebied van circa -15°C tot -25°C en in innig thermisch contact met de bodem van de houder 20 verkeert, zodanig dat het koelelement tevens deel uitmaakt van de draagmiddelen; zodanig, dat na het plaatsen van de houder met drank op het koelelement althans de drank in de onderste zone van de houder snel afkoelt tot een gewenste temperatuur als gevolg van de 25 warmte-afgifte uit die drank naar het koelelement, en de houder een inhoud heeft van ten minste 1 liter.

2. Inrichting volgens conclusie 1, omvattende: 30 een zich buiten de holte uitstrekkend, thermisch geïsoleerd koelkanaal dat met zijn ene einde aan de bovenzijde van de holte aansluit en met zijn andere einde aan de onderzijde van de holte aansluit, zodanig dat een luchtcircuit wordt gevormd door het 35 koelkanaal en de holte, aan welk luchtcircuit het gekoelde buitenvlak van de koelinrichting aansluit; en in het luchtcircuit opgenomen ventilatormiddelen voor het genereren van een luchtstroom t die langs het genoemde gekoelde oppervlak stroomt, door het koelkanaal heen omlaag stroomt en in de holte langs de romp van de houder omhoog stroomt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarin althans een deel van het koelkanaal is opgenomen in de romp van de behuizing.

4. Inrichting volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarin de bodem, de romp en het deksel zijn uitgevoerd in schuimstof met gesloten buitenvlakken.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarin de bodem, de romp en het deksel zijn uitgevoerd in 15 integraalschuimstof.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin het bovenvlak van het koelelement een met de vorm van de bodem van de houder corresponderende 20 vorm bezit.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin het bovenvlak van het koelelement en de bodem van de houder beide plat zijn. 25

8. Inrichting volgens een der conclusies 6 en 7, waarin het bovenvlak van het koelelement van een van het koelelement deel uitmakende metalen, bijvoorbeeld aluminium, plaat is. 30

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarin de metalen plaat een opstaande omtreksrand bezit, zodanig dat in de aldus gevormde bak een warmtegeleidende vloeistof, bijvoorbeeld water, kan worden gegoten, ter 35 bevordering van een geringe warmteweerstand tussen het koelelement en de bodem van de houder.

10. Inrichting volgens conclusie 6, waarin het * bovenvlak van het koelelement bij de temperatuur van het voorafgekoelde koelelement flexibel is en zich kan voegen naar de vorm van de bodem van de houder.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin het koelelement in warmtewisselend contact met het luchtcircuit verkeert.

12. Inrichting volgens een der voorgaande 10 conclusies, in het bijzonder conclusie 11, waarin aan het koelelement warmtegeleidende oppervlakte-vergrotende middelen, bijvoorbeeld metalen, zoals aluminium, vinnen, zijn toegevoegd, die zich in het luchtcircuit uitstrekken.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een eerste temperatuursensor voor het meten van de temperatuur in de onderste zone van de houder en eerste indicatiemiddelen voor het onder 20 besturing van de eerste temperatuursensor afgeven van een desbetreffende temperatuurindicatie.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een tweede temperatuursensor voor 25 het meten van de temperatuur van het koelelement, en tweede indicatiemiddelen voor het onder besturing van de tweede temperatuursensor afgeven van een desbetreffende temperatuurindicatie.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin het koelelement een hol paneel omvat, dat gevuld is met een bij kamertemperatuur vloeibaar koelmedium met een vriespunt in het gebied tussen circa 0°C en -25°C, bijvoorbeeld een glycol-watermengsel. 35 2000339-