NL2000088C2 - Stamperhouder. - Google Patents

Description

Stamperhouder

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stamperhouder omvattende een eerste cilindrisch deel met een eerste kleinere uitwendige diameter voor het 5 centrerend opnemen van een stamper, en een daarop aansluitend tweede cilindrisch deel met een tweede grotere uitwendige diameter voor het opsluiten van een stamper.

Een dergelijke stamperhouder is in de stand der techniek algemeen bekend. Dergelijke stamperhouders worden met name toegepast bij de productie van cd's, dvd's en andere schijfvormige informatiedragers. Deze worden vervaardigd door spuitgieten 10 tussen twee ten opzichte van elkaar beweegbare matrijshelften waarbij aan een matrijshelft op een spiegel de stamper met de betreffende informatie aangebracht is. Bij het vervaardigen van een andere optische informatiedrager wordt de stamper gewisseld. Wisselen wordt verwezenlijkt door het uitnemen van de stamperhouder gevolgd door het verwijderen van de stamper en het plaatsen van een nieuwe stamper en het weer 15 plaatsen van de stamperhouder voor het exact in de juiste positie lokaliseren van de stamper ten opzichte van de matrijzen.

De stamperhouder bestaat uit een enkel materiaaldeel waarbij aan het einde waar de stamper opgesloten moet worden het tweede cilindrische deel aangebracht is. Dit is een deel met bijzonder kleine afmetingen. Als voorbeeld wordt een hoogte van 0,5 mm 20 en eenzelfde dikte genoemd. De overgang tussen het tweede cilindrische deel en het eerste cilindrische deel heeft een bijzonder kleine aftondingsstraal.

Gebleken is dat afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden het tweede cilindrische deel en meer in het bijzonder het deel daarvan dat uitsteekt ten opzichte van het eerste cilindrische deel afbreekt. Daardoor is de stamper niet langer opgesloten 25 in axiale zin en dient productie van de betreffende schijfvormige informatiedrager dadelijk gestaakt te worden.

Uit DE 9412214 UE is een stamperhouder bekend waarbij de stamper van een boring met hellend vlak voorzien is en de stamperhouder van een overeenkomstige helling voorzien is. Daardoor kan klemming van de stamper plaatsvinden. Een zich 30 evenwijdig met de cilinderas dat wil zeggen klemrichting uitstrekkende spleet is aanwezig.

Uit de Japanse publicatie 04 259518 is een stamperhouder bekend welke uitwendig op de stamper aangrijpt en deze tegen een draagvlak drukt. Een zich in de 2 00 0 0 8 8 2 klemrichting dat wil zeggen de richting van de cilinderas uitstrekkende spleet is aanwezig.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding een bedrijfsonderbreking ontstaan door het niet langer op zijn plek vasthouden van de stamper te voorkomen.

5 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven stamperhouder verwezenlijkt met de maatregelen volgens conclusie 1.

Verondersteld wordt, dat breuk van het uitstekende deel van het tweede cilindrische deel veroorzaakt wordt doordat bij het overgang naar het eerste cilindrische deel onder bepaalde omstandigheden bijzondere hoge spanningen ontstaan. Bovendien 10 kan niet onder alle omstandigheden gewaarborgd worden dat de afronding optimaal is. Reeds bij kleine onregelmatigheden kan kerfwerking ontstaan.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt in scheiding van de functies van het centreren en axiaal opsluiten van een stamper voorzien. Dit wordt verwezenlijkt door het onderbreken van de overgang tussen het tweede cilindrische deel en het eerste 15 cilindrische deel ter plaatse in de inklemming van de stamper. Daardoor kunnen niet langer de hierboven beschreven spanningsconcentraties ontstaan en gebleken is dat geen breuk optreedt. Begrepen zal worden dat de juistheid van bovenstaande theorie niet van belang is voor de geldigheid van de bijgevoegde conclusies. Immers proefondervindelijk is gebleken dat bij het uitvoeren volgens het hier beschrevene het 20 in de stand der techniek waargenomen probleem met het opsluiten van de stamper in axiale richting niet langer opsluit.

De hierboven beschreven scheiding van de functies van het axiaal opsluiten en radiaal centreren kan op enige voorstelbare wijze verwezenlijkt worden. Volgens bijzondere uitvoeringen van de uitvinding is het mogelijk hetzij het tweede cilindrische 25 deel uit hetzelfde deel als het eerste cilindrische deel te vervaardigen hetzij als een apart deel. In het laatste geval kunnen de materiaaleigenschappen en de materiaalbehandeling afwijkend zijn van het eerste cilindrische deel.

Bij de variant waarbij het eerste cilindrische deel en tweede cilindrische deel uit het zelfde materiaal bestaan kan de scheiding bij de overgang tussen het draagvlak van 30 het tweede cilindrische deel op de stamper en het centrerende deel van het eerste cilindrische deel verkregen worden door het aanbrengen van een sleuf. De diepte van deze sleuf kan beperkt zijn. Een dergelijke sleuf kan bijvoorbeeld door vonkverspanen verkregen worden.

3

Bij het uit twee verschillende materiaaldelen vervaardigen van het eerste cilindrische deel en het tweede cilindrische deel kan het tweede cilindrische deel bijvoorbeeld met lassen of solderen daaraan bevestigd worden. Een groter draagoppervlak kan verkregen worden indien op het tweede cilindrische deel in het 5 inwendige van de stamperhouder een bus aansluit met dezelfde inwendige diameter als de overige inwendige diameter van de stamperhouder. Een dergelijke bus kan door snappen of met schroefdraad, perspassing, lassen en dergelijke bevestigd worden aan het centreerdeel.

Bij varianten waarin de bevestiging tussen het tweede cilindrische deel 10 losneembaar is, kan eventueel het tweede cilindrische deel bij een defect of na een bepaald aantal cycli op eenvoudige wijze vervangen worden zonder dat daarmee de hoge kosten samenhangen die samenhangen met het verwisselen van de stamperhouder. Door de mogelijkheid andere materiaalsoorten te gebruiken kunnen de eigenschappen van het tweede cilindrische deel geoptimaliseerd worden voor het in axiale richting 15 opsluiten van de stamper.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een matrijs en meer in het bijzonder een matrijs voor het vervaardigen van schijfvormige informatiedragers voorzien van een dergelijke stamperhouder. Een dergelijke matrijs bestaat bij voorkeur uit twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijsdelen waarbij eventueel een ventingring 20 aanwezig kan zijn om in gedeeltelijke afsluiting van de vormholte te voorzien voor het volledig sluiten van de matrijzen. Daardoor is napersen van het door een van de matrijzen ingespoten kunststofmateriaal mogelijk.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij toont: 25 Fig. 1 schematisch een matrijssamenstel waarbij de stamperhouder volgens de onderhavige uitvinding gebruikt kan worden;

Fig. 2 uitvergroting van detail II uit fig.1; en

Fig. 3a-f verschillende uitvoeringen van het in fig. 2 getoonde detail.

In fig. 1 is als voorbeeld een matrijs waarbij de stamperhouder volgens de 30 uitvinding toegepast kan worden in het geheel met 1 aangegeven. Begrepen dient te worden dat de stamperhouder volgens de uitvinding in principe bij elk type matrijs gebruikt kan worden maar bij voorkeur bij matrijzen toegepast wordt die gebruikt worden voor het vervaardigen van schijfvormige informatiedragers. Het stationaire 4 matrijsdeel is voorzien van een ten opzichte van verplaatsbare ventingring 7 voor het begrenzen van de vormholte 25.

Begrepen zal worden dat de hier getoonde matrijs op enige andere in de stand der techniek bekende wijze uitgevoerd kan worden.

5 De in fig. 1 getoonde matrijs bestaat uit een stationair matrijsdeel 2 en een ten opzichte daarvan verplaatsbaar matrijsdeel 3. Het stationaire matrijsdeel 2 is voorzien van een spuitbus 4 voor het daardoor op gedoseerde wijze inbrengen van kunststof. Het verplaatsbare matrijsdeel is voorzien van een pons 5 in het inwendige van een ejectorpen 6 voor het uitwerpen van het product aanwezig is. Daaromheen aangebracht 10 is een stamperhouder 9. Deze stamperhouder 9 dient voor het op zijn plaats houden van stamper 8.

Voor de onderhavige uitvinding is vooral van belang detail II waarvan nadere gegevens blijken uit fig. 2. Volgens de onderhavige uitvinding bestaat de centreerbus 9 uit een eerste cilindrisch deel 12 met diameter d. Daarop aansluitend is een tweede 15 cilindrisch deel 13 aangebracht waarvan de uitwendige diameter groter is en deze is met D aangegeven. In fig. 2 blijkt duidelijk hoe stamper 8 door het eerste cilindrische deel 9 met vlak 16 gecentreerd wordt ten opzichte van de hartlijn 10 en met behulp van het tweede cilindrische deel 13 in axiale richting met vlak 15opgesloten wordt zodat voorkomen wordt dat de stamper 8 ter plaatse loskomt van de spiegel van de tweede 20 matrijsdeel 3.

Volgens de onderhavige uitvinding vindt een scheiding plaats tussen het eerste cilindrische deel 12 en het tweede cilindrische deel 13. Dit is in fig. 2 weergegeven met de spleet 11. Dat wil zeggen er bestaat niet langer een doorgaand materiaaldeel vanuit het uitstekende deel van het tweede cilindrische deel 13 via een afgerond deel naar het 25 eerste cilindrische deel 12. Waar in de stand der techniek een afronding aanwezig was is thans volgens de onderhavige uitvinding een spleet 11 aanwezig.

Uit fig. 2 blijkt dat het tweede cilindrische deel 13 bij het vrij uitstekende einde voorzien is van een afgerond deel 14. De dikte van het tweede cilindrische deel, die met c aangegeven is, is ongeveer 0,1-0,5 mm. Hetzelfde geldt voor het verschil in radius 30 (D-d) tussen het tweede cilindrische deel en het eerste cilindrische deel.

Door het aanbrengen van spleet 11 wordt in een functiescheiding voorzien tussen het eerste cilindrische deel 12 en het tweede cilindrische deel. Bovendien wordt 5 voorkomen dat door vermoeiing het tweede cilindrische deel 13 losbreekt van het eerste cilindrische deel zoals in de stand der techniek waargenomen is.

In fig. 3a-f is een aantal voorbeelden opgenomen van de uitvoering van het tweede cilindrische deel en dienovereenkomstige aanpassingen in het eerste 5 cilindrische deel.

In fig. 3a is een variant getoond waarbij op het tweede cilindrische deel 13 als een materiaaldeel een cilindrische bus aansluit die met 18 aangegeven is. Deze is voorzien van een uitsteeksel dat past in een overeenkomstige groef in het eerste cilindrische deel 9. De inwendige diameter van de bus, die met b aangegeven is, komt overeen met de 10 inwendige diameter van het overige deel van het eerste cilindrische deel. Eventueel kan deze bus 18 van een aantal zich in axiale richting uitstrekkende delingen voorzien zijn zodat nabij het vrije einde (links in fig. 3a) een aantal klikvingers ontstaat die kunnen snappen in uitsparing 19.

In fig. 3b is een variant getoond waarbij het tweede cilindrische deel 13 aan de 15 boven/voorzijde van het eerste cilindrische deel 9 bevestigd is. Dit kan door klikken, krimpen of met een anti-lossing. Een dergelijke klikverbinding kan elke voorstelbare constructie omvatten zoals een reeks veertongen.

In fig. 3c is een alternatief getoond waarbij eveneens een bus 18 toegepast wordt welke door krimpen met het eerste cilindrische deel verbonden is. Fig. 3d toont het 20 gebruik van een schroefdraad 20 om de bus 18 met het eerste cilindrische deel te verbinden.

In fig. 3e is een variant getoond waarbij de bus met lassen of solderen bevestigd is aan het eerste cilindrische deel.

Bij al de hierboven besproken varianten kan het tweede cilindrische deel uit een 25 ander materiaal vervaardigd zijn dan het eerste cilindrische deel om optimaal aangepast te zijn aan de daaraan te stellen eisen.

Tot slot wordt in fig. 3f een variant getoond waarbij het eerste en tweede cilindrische deel uit een enkel materiaaldeel bestaan waarin een groef aangebracht is. Deze kan bijvoorbeeld door vonkverspaning verwezenlijkt zijn.

30 Uit het grote aantal varianten in fig. 3a-3f blijkt dat er talloze wijzen zijn waarop de uitvinding uitgevoerd kan worden. Degene bekwaam in de techniek zal bij het doorlezen van de huidige beschrijving dadelijk op verdere varianten komen die na het hier beschrevene voor de hand liggend zijn en liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies. Daarbij worden uitdrukkelijk rechten gevraagd voor de materie beschreven in de volgconclusies onafhankelijk van de hoofdconclusie.

6 000088

Claims (12)

1. Stamperhouder (9) omvattende een eerste cilindrisch deel (12) met een eerste kleinere uitwendige diameter (d) voor het centrerend opnemen van een stamper 5 (8), en een daarop aansluitend tweede cilindrisch deel (13) met een tweede grotere uitwendige diameter (D) voor het opsluiten van een stamper, met het kenmerk, dat het uitwendige op de stamper aangrijpende vlak (15, 16) bij de overgang van het eerste cilindrische deel (12) naar het tweede cilindrische deel (13) een zich bij die overgang loodrecht op de cilinderas (10) van die cylindrische 10 delen uitstrekkende materiaalonderbreking (11) omvat.

2. Stamperhouder volgens conclusie 1, waarbij dat eerste cilindrische deel en het tweede cilindrische deel als een materiaaldeel met elkaar verbonden zijn (fig. 3f).

3. Stamperhouder volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat eerste cilindrische deel en tweede cilindrische deel gescheiden onderdelen omvatten (fig· 3a-e).

4. Stamperhouder volgens conclusie 3, waarbij dat tweede cilindrische deel (13) een 20 ring omvat met een tweede inwendige diameter (b) die in hoofdzaak overeenkomt met de eerste inwendige diameter (a) van dat eerste cilindrische deel.

5. Stamperhouder volgens conclusie 4, waarbij op die ring (13) een bus (18) aansluit, welke bus zich in het eerste cilindrische deel uitstrekt. 25

6. Stamperhouder volgens conclusie 5, waarbij die bus van een vergrendeling (19, 20. met dat eerste cilindrische deel voorzien is.

7. Stamperhouder volgens conclusie 5 of 6, waarbij dat eerste cilindrische deel een 3. inwendige omtreksgroef (21) omvat.

8. Stamperhouder volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte (c) van dat tweede cilindrische deel 0,1-0,5 mm is. 000088

9. Stamperhouder volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede uitwendige diameter (D) 0,1-0,5 mm groter is dan de eerste uitwendige diameter (d). 5

10. Stamperhouder volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat tweede cilindrische deel bij het vrije einde weg van het eerste cilindrische deel afgerond (14) is.

11. Matrijssamenstel voor het spuitgieten van schijfvormige informatiedragers, omvattende twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare, daartussen een vormholte begrenzende matrijsdelen (2, 3), waarbij een van de matrijsdelen uitgevoerd is voor het daarop ontvangen van een stamper, welke matrijsdeel voorzien is van de stamperhouder volgens een van de voorgaande conclusies. 15

12. Matrijssamenstel volgens conclusie 11, omvattende een de vormholte begrenzende ventingring (7). 2 00 0 0 8 8