NL195087C - Werkwijze en systeem voor het samenstellen van een wand. - Google Patents

Description

1 195087 • Werkwijze en systeem voor het samenstellen van een wand

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit panelen en ten minste één de panelen verbindende stijl samenstellen van een wand met een gewenste wanddikte, omvattende het in elk van de 5 panelen aanbrengen van ten minste één de verbindingsstijl opnemende sparing, en het in de sparingen van de te verbinden panelen aanbrengen van respectieve flenzen van de stijl. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.986.313.

Bij deze bekende werkwijze wordt voor de vorming van een dubbele systeemwand uitgegaan van panelen die in hun kopse einden aan de lange zijde ene sparing vertonen. Twee tegenover elkaar gelegen 10 panelen worden verbonden door ene C-vormige stijl waarvan de uiteinden voorzien zijn van dubbele flenzen. De buitenste flens grijpt daarbij in de sparing, terwijl de binnenste flens tegen de binnenzijde van het paneel rust. Uit de lijfplaat van de stijl steken naast de binnenste flenzen S-vormige klemdelen; waarin losse flenzen geklemd kunnen worden, die zijn opgenomen in de sparingen in naastgelegen panelen. Op deze wijze worden telkens eerst twee tegenover elkaar gelegen panelen met elkaar verbonden, en 15 vervolgens twee aangrenzende, eveneens tegenover elkaar gelegen panelen daarmee verbonden.

De bekende werkwijze heeft als nadeel, dat de flenzen van de verbindingsstijl slechts in de sparingen geklemd en derhalve in de langsrichting verschuifbaar zijn. Hierdoor zijn de met elkaar verbonden panelen eveneens in hun vlak ten opzichte van elkaar beweegbaar.

De onderhavige uitvinding beoogt nu een werkwijze te verschaffen van de hiervoor beschreven soort, 20 waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Dit wordt volgens de uitvinding bij een dergelijke werkwijze bereikt, doordat de flens van de verbindingsstijl in langsrichting van de sparing gefixeerd wordt. Zo wordt een stijve wand verkregen, die met name een hoge buigstijfheid vertoont.

De fixatie kan worden bereikt door bijvoorbeeld de flens te voorzien van uitstekende delen en/of openingen, die in combinatie met lijm bruggen kunnen vormen.

25 Wanneer de verbindingsstijl gedeeld uitgevoerd is, en de stijldelen na in de sparingen aangebracht te zijn, met elkaar verbonden worden, kan de wand op uitermate eenvoudige en snelle wijze opgebouwd worden, waardoor de bouwkosten laag zijn.

Bij voorkeur worden de stijldelen samengeklikt. Zo wordt zonder gebruik van gereedschappen en zonder tussen de panelen te verrichten montagehandelingen een stevige verbinding gevormd, die nochtans relatief 30 eenvoudig weer los te nemen en elders op te bouwen is.

Indien de stijldelen verbonden worden door daartussen ten minste één verbindingselement aan te brengen, kan voor de met elkaar te verbinden stijldelen gebruik gemaakt worden van identieke, in plaats van samenwerkende, bijvoorbeeld mannetje/vrouwtje-profielen. Op deze wijze worden de vervaardigings-kosten van de stijldelen verder beperkt.

35 Bij voorkeur worden de panelen alvorens met elkaar verbonden te worden tot een gewenste hoogte boven een vloer omhooggebracht, en wordt vervolgens ten minste één steundeel aangebracht in de ruimte tussen het paneel en de vloer. Wanneer de panelen met elkaar verlijmd worden, wordt bij voorkeur bij het verbinden van de stijldelen de panelen zodanig bewogen, dat kopse zijden van de panelen van elkaar vrij gehouden worden.

40 De uitvinding betreft verder een systeem voor het samenstellen van een wand, dat geschikt is voor toepassing bij de hiervoor beschreven werkwijze. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt bij een wand-systeem dat voorzien is van ten minste twee panelen, die elk ten minste één sparing vertonen, en ten minste één stijl die met de sparingen samenwerkende flenzen vertoont voor het onderling verbinden van de panelen bereikt, doordat de flenzen van de verbindingsstijl middelen vertonen voor het in de sparing fixeren 45 daarvan.

Voorkeursuitvoeringen van het wandsysteem volgens de uitvinding vormen de materie van de volg-conclusies 12-25.

Tenslotte betreft de uitvinding nog een wandpaneel, verbindingsstijl, verbindingselement en steundeel voor toepassing in het hierboven beschreven systeem.

50

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid worden met overeenkomstige verwijzingscijfers, en waarin: figuur 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een wand met drie door een eerste 55 uitvoeringsvorm van het verbindingselement verbonden panelen, vóór installatie van een vierde paneel, figuur 2 een doorgesneden perspectivisch aanzicht is van twee volgens de uitvinding met elkaar verbonden panelen die door een tweede uitvoeringsvorm van het verbindingselement tegen een constructie- 195087 2 wand bevestigd zijn, figuur 3 een doorgesneden perspectivisch aanzicht is van een kopse aansluiting van een wand volgens de uitvinding door een derde uitvoeringsvorm van het verbindingselement, figuur 4 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch doorsnede-aanzicht is van de kopse aansluiting van 5 een wandsysteem volgens de uitvinding met een uit één stuk vervaardigde verbindingsstijl, figuur 5 een gedeeld uitgevoerde verbindingsstijl toont, die geen onderdeel vormt van de uitvinding, figuur 6 een met figuur 5 overeenkomend aanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de verbindingsstijl volgens de uitvinding, figuur 7 een tweede uitvoeringsvorm van de stijl weergeeft, 10 figuur 8 een schematisch aanzicht toont van een gedeeld uitgevoerde verbindingsstijl en daarop aangebrachte verbindingselementen, figuren 9, 10 en 11 met figuur 8 overeenkomende aanzichten zijn waarin alternatieve uitvoeringsvormen van de verbindingselementen weergegeven worden, figuur 12 een perspectivisch aanzicht is van het in figuur 11 weergegeven verbindingselement, 15 figuur 13 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is dat de schuifvaste bevestiging van een verbindingselement aan verbindingsstijldelen weergeeft, figuur 14 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is dat een aan een verbindingsstijldeel aangebrachte demontage-lip weergeeft, figuur 15 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is waarin de demontage met behulp van 20 een gereedschap weergegeven wordt, figuur 16 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de verbindingsstijl volgens de uitvinding, figuur 17 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van een steundeel volgens de uitvinding in gedeeltelijk uitgeschoven toestand, 25 figuur 18 een perspectivisch aanzicht is van het in figuur 17 getoonde steundeel in ingeklapte toestand, figuur 19 een gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van het steundeel, en figuur 20 een gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht is van een derde uitvoeringsvorm van dit steundeel.

30

Een volgens de uitvinding opgebouwde wand 1 (figuur 1) bestaat uit een aantal panelen 2, die elk voorzien zijn van een in hun kopse kant 12 aangebrachte sparing 3 waarin flenzen 4 van een de panelen 2 verbindende stijl 5 aangrijpen. De verbindingsstijl 5 is in het getoonde voorbeeld gedeeld uitgevoerd, en de stijldelen 6 zijn met elkaar verbonden door middel van een koppelingselement 7, dat met de stijldeien 6 35 samengeklikt is. De sparingen 3 zijn elk op een afstand D van de zichtzijde 8 van het paneel 2 aangebracht. Ter fixatie van de wand 1 in een ruimte zijn langs de vloer 9 en het niet getoonde plafond van de ruimte horizontale sleufvormige organen 10, 11 aangebracht, de breedte waarvan zo gekozen is, dat de verbindingselementen 7 passend daarin opgenomen kunnen worden. De breedte van het verbindingselement 7 en derhalve van het sleufvormige orgaan 10, 11 is in het algemeen zo gering, dat de achterzijde 40 van de panelen 2 niet tot aan het verbindingselement 7 en het sleufvormige orgaan 10, 11 zal reiken, waardoor nabewerking van die achterzijde niet nodig zal zijn. Bovendien kunnen zo panelen 2 met verschillende dikten gebruikt worden, zonder de vlakheid van de zichtzijde van de wand te beïnvloeden.

De verbinding tussen de verschillende stijldelen 6 en het verbindingselement 7 wordt gevormd door een zogeheten klikkoppeling tussen afgeschuinde haakdelen 13 aan de vrije uiteinden van de stijldelen 6, en 45 daarmee samenwerkende afgeschuinde haakdelen 14 van het verbindingselement 7. Ter vorming van een klikverbinding moeten de haakdelen 13, de haakdelen 14 of beide haakdelen veerkrachtig buigzaam zijn. De afstand tussen het haakdeel 13 en de flens 4 van elk stijldeel 6 moet constant zijn, daar deze afstand bepalend is voor het stroken van de zichtzijden 8 van de panelen 2. Aangezien de stijldelen in het algemeen geëxtrudeerd zullen worden, is deze afstand echter eenvoudiger beheersbaar dan de dikte van 50 de panelen 2, zodat het systeem volgens de uitvinding onder alle omstandigheden een vlakke wand 1 met de gewenste dikte vormt.

De klikverbinding maakt het mogelijk de panelen 2 zonder gebruik van gereedschap losneembaar met elkaar te verbinden, waarbij de verbinding bovendien van buitenaf tot stand gebracht kan worden, en er dus geen gaten in de panelen 2 aangebracht behoeven te worden.

55 De flenzen 4 van de stijldelen 6 worden volgens de uitvinding op een hierna verder toe te lichten wijze in de sparingen 3 van de panelen 2 gefixeerd.

Tussen naastgelegen panelen 2 wordt ter verbinding verder nog een lijmlaag 15 aangebracht (figuur 2).

3 195087 . Indien de panelen 2 in een later stadium wellicht gedemonteerd zullen moeten worden, kan het wenselijk zijn achter de lijmlaag een onder het paneel uitstekende draad aan te brengen, waarmee de lijmlaag losgetrokken kan worden. Een lijfplaat 16 verdeelt het verbindingselement 7 als het ware in afzonderlijke compartimenten, zodat elk haakdeel 13 aan het vrije uiteinde 15 van een stijldeel 6 samenwerkt met een 5 afzonderlijk bijbehorend haakdeel 14 van het verbindingselement 7. In het getoonde voorbeeld is de stijl 5 die de panelen 2 verbindt overigens bevestigd aan een construct!ewand 17. In dit geval kunnen de sleufvormige horizontale organen 11 en 12 vervallen. Duidelijk is trouwens te zien, dat het verbindingselement 7 niet aanligt tegen de achterzijde van de panelen 2, en nabewerking of een zeer nauwkeurige maatvoering daarvan derhalve niet noodzakelijk is.

10 Ter verbinding van wandpanelen 2 met hun kopse zijde 12 aan een constructiewand 17 (figuur 3) kan de lijfplaat 16 van het verbindingselement 7 door middel van bijvoorbeeld schroeven of lijmen aan de constructiewand 17 bevestigd worden, waarna de panelen 2 door het in het verbindingselement 7 klikken van de bijbehorende stijldelen 6 losneembaar aan de constructiewand 17 bevestigd worden.

De verbindingsstijl 5 kan ook ongedeeld uitgevoerd worden (figuur 4). In dit geval kan de fixatie van de 15 stijl 5 in de sleufvormige organen 10, 11 plaatshebben door een deel van de stijl 5 om te buigen, teneinde zo een in de sleuf passende flens 18 te vormen.

Zoals hierboven gesteld kan de verbindingsstijl 5 zijn opgebouwd uit stijldelen 6. Bij een uitvoering die geen onderdeel vormt van de uitvinding (figuur 5) is elk stijldeel door inklemming in een sparing 3 van een paneel 2 bevestigd. Hiertoe is het de flens 4 vormende been van het L-vormig stijldeel 6 omgezet zijn, en 20 neemt dit in ontspannen toestand een grotere ruimte in dan de breedte van de sparing 3.

Volgens de uitvinding wordt echter het stijldeel 6 niet slechts ingeklemd, maar tevens in langsrichting van de sparing 3 gefixeerd. Dit kan bijvoorbeeld door de afmetingen van het de flens 4 vormende been van het L-vormig stijldeel 6 aan te passen aan die van de sparing 3, en vervolgens de flens 4 te voorzien van buiten zijn vlak uitstekende aangrijpingsdelen 19, bijvoorbeeld in de vorm van de scherpe randen van in de flens 4 25 aangebrachte gaten 20 (figuur 6). Hierdoor worden bij het in de sparing 3 schuiven van het stijldeel 6 in dwarsrichting van de sparing 3 verlopende secundaire sparingen gevormd in de sparingzijwand, welke het in en uit de sparing 3 schuiven van het stijldeel 6 toelaten, doch een beweging van het stijldeel 6 in langsrichting van de sparing 3 onmogelijk maken. Op deze wijze wordt de stijfheid, met name tegen doorbuigen van de wand 2 verder vergroot, in het bijzonder wanneer tevens de verbindingselementen 7 schuifvast op 30 de stijldelen 6 worden aangebracht (figuur 13).

Het stijldeel 6 kan ook in de sparing 3 gefixeerd worden door in de flens 4 openingen 21 aan te brengen (figuur 7), en de sparing 3 voor het inbrengen van een stijldeel 6 te vullen met lijm. De lijm zal dan door de openingen 21 stekende lijmbruggen vormen, waardoor een zeer stevige bevestiging van het stijldeel 6 in de sparing 3 verkregen wordt. Demontage van het stijldeel 6 wordt dan natuurlijk dienovereenkomstig 35 moeilijker. In plaats van het afgeschuinde haakdeel 13 is het natuurlijk ook mogelijk een andere vorm voor de klikkoppeling te kiezen, bijvoorbeeld een half bolvormige kraal rand 22. Het spreekt vanzelf dat ook de configuratie van het verbindingselement 7 daarbij aangepast dient te worden.

Overigens is het natuurlijk ook mogelijk dat in de verschillende panelen 2 aangebrachte stijldelen 6 complementaire configuraties vertonen, waardoor de stijldelen 6 rechtstreeks met elkaar verbonden kunnen 40 worden tot een enkele verbindingsstijl 5, en er geen verbindingselementen 7 nodig zijn.

De afmetingen van elk verbindingselement 7 in de langsrichting van de sparing 3 zijn aanzienlijk kleiner dan die van de stijldelen 6 (figuur 8). De verbindingselementen 7 kunnen derhalve na op een of meerdere stijldelen 6 geklikt te zijn, in de langsrichting van de sparing 3 verschoven worden naar een voor de verbinding tussen tegenover elkaar gelegen wandpanelen 2 optimale positie. Doordat er dus niet over de 45 volledige hoogte van het paneel 2 verbindingselementen 7 aanwezig zijn, en doordat de verbindingselementen 7 zodanig gevormd zijn dat stijldelen 6 van tegenover elkaar gelegen panelen 2 elkaar niet raken, blijven er tussen de verbindingselementen 7 en de stijldelen 6 van tegenover elkaar gelegen wandpanelen 2 ruimten 24 over in de wand 1, waardoor kabels en leidingen gevoerd kunnen worden (zie ook figuren 1,13,14,15).

50 In plaats van stijldelen 6 toe te passen, welke zich uitstrekken over nagenoeg de gehele hoogte van de wand 1 en derhalve op maat gezaagd dienen te worden tijdens de bouw, kan ook gebruik gemaakt worden van kortere stijldelen 6. Wanneer stijldelen 6 gebruikt worden waarvan de lengte kleiner is dan de helft van de minimaal te verwachten vertrekhoogte, behoeven deze stijldelen 6 nooit gezaagd te worden, hetgeen de montagesnelheid verhoogt en de vorming van afval vermindert. In dit geval biedt het voordeel de boven 55 elkaar in de zelfde sparing 3 geplaatste stijldelen 6 ook onderling te verbinden, bijvoorbeeld door middel van een gecombineerd verbindingselement 23. Het gecombineerde verbindingselement 23 bestaat uit een aantal verbindingselementen 7, met een gemeenschappelijke lijfplaat 16 (figuur 12). Er zijn verschillende verdelin- 195087 4 gen van de verbindingselementen 7 over de gemeenschappelijke lijfplaat 16 denkbaar, afhankelijk van de onderlinge afstand van de boven elkaar geplaatste stijldelen 6, en de aan de wand 1 gestelde sterkte en stijfheidseisen (figuren 9, 10 en 11). Zoals hiervoor reeds aangegeven wordt het bovenste en onderste verbindingselement 7 na met een of meer stijldelen 6 verbonden te zijn (maar voordat het laatste van de 5 door de verbindingselementen 7 te verbinden panelen 2 geplaatst wordt) langs de verbindingsstijl 5 omhoog, resp. omlaag geschoven, tot binnen het bijbehorende sleufvormige orgaan 11, resp. 10. Op deze wijze wordt de wand 1 in het vertrek gefixeerd. Ook is het denkbaar dat het gecombineerde verbindingselement 23 zich uitstrekt over nagenoeg de gehele hoogte van de wand, en tussen de sleufvormige organen 10, 11 geplaatst wordt voordat de wandpanelen 2 aangebracht worden.

10 In plaats van de getoonde uitvoering van de verbindingselementen 7, 23, waarbij de haakdelen 14 op de lijfplaat 16 aangebracht zijn, is het ook mogelijk de haakdelen 14 uit de lijfplaat 16 te ponsen. De aan tegenover elkaar gelegen zijden van de lijfplaat 16 uitstekende haakdelen 14 worden dan uiteraard in langsrichting van het verbindingselement 7 verplaatst aangebracht.

Zoals gesteld kunnen de verbindingselementen 7 echter ook door middel van bevestigingsnokken 25 15 schuifvast op de stijldelen 6 worden aangebracht (figuur 13) ter verdere versteviging van de wand. Duidelijk is hier te zien hoe het verbindingselement 7 en de stijldelen 6 een horizontale doorgang 24 vormen voor kabels, leidingen en dergelijke. Overigens kan in plaats van het getoonde verbindingselement 7 met lijfplaat 16, ook een verbindingselement toegepast worden zonder lijfplaat. In dat geval worden telkens twee stijldelen 6 in één door haakdelen 14 begrensd compartiment van het verbindingselement 7 geschoven. Bij 20 het opbouwen van de wand 1 moeten in dat geval naast elkaar gelegen panelen 2 eerst door middel van een verbindingselement 7 met elkaar verbonden worden, waarna de twee tegenover gelegen panelen 2 gelijktijdig vanaf de andere zijde in het verbindingselement 7 geklikt worden.

Teneinde een volgens de uitvinding opgebouwde wand 1 te kunnen demonteren, kan een van de stijldelen 6 een demontagelip 26 vertonen, die zich aan de onderzijde van het bijbehorende paneel 2 25 uitstrekt tot voorbij het zichtvlak 8 daarvan. Door aan deze lip 26, welke normaliter na plaatsing van de wand 1 aan het zicht onttrokken wordt door een niet getoonde) plint te trekken, kan het bijbehorende stijldeel 6 achtereenvolgens losgehaald worden uit de verschillende verbindingselementen 7. Daarmee wordt vervolgens toegang verkregen tot de verbindingselementen 7, waarna het onderste en bovenste verbindingselement 7 omhoog, respectievelijk omlaag geschoven kan worden, en de wand 1 verder door 30 losklikken gedemonteerd kan worden.

Anderzijds is het ook mogelijk in de flens 4 van een van de stijldelen 6 op regelmatige afstanden voorgeboorde gaten 27 aan te brengen, waarna bij het demonteren van de wand 1 slechts op juiste positie een gat in het paneel 2 aangebracht behoeft te worden, waarna met behulp van een door het gat in het paneel 2 en het gat 27 in de flens 4 gestoken gereedschapswerktuig, bijvoorbeeld een schroevendraaier 28, 35 het van gaten 27 voorziene stijldeel 6 losgeklikt kan worden uit een eerste verbindingselement 7. Daardoor ontstaat ruimte om achter het paneel 2 te grijpen en dit uit de andere verbindingselementen 7 los te trekken, waarna de wand 1 gedemonteerd kan worden.

Wanneer de lijfplaat 16 van het verbindingselement 7 een uitstekende geleidingsstrip 30 vertoont (figuur 16), en de stijldelen 6 elk een daarmee samenwerkend, uitgespaard geleidingsdeel 31 omvatten, wordt bij 40 het samenstellen van de wand een volgend naastgelegen paneel 2 telkens volgens de pijlen I, II tegen het voorgaande wandpaneel 2 geplaatst. Zo worden de kopse zijden 12 van de panelen bij de schuifbeweging dwars op de wandrichting (pijl I) door samenwerking van de geleidingsstrip 30 en een wanddeel 34 van het stijldeel 6 van elkaar vrijgehouden, zodat een op de kopse zijde 12 aanwezige lijmlaag 15 daar niet vanaf geschraapt wordt. Bij verder duwen van het wandpaneel 2 valt de strip 30 in de uitsparing 31 van het 45 stijldeel 6, waardoor het paneel 2 in de richting van de pijl II bewogen en nauwsluitend tegen het naastgelegen paneel geplaatst wordt.

In deze figuur is verder goed te zien hoe door het systeem van maatvoering vanaf de binnenzijde een wand 1 met een gewenste wanddikte opgebouwd kan worden uit panelen 2 met zeer uiteenlopende dikten, door het zodanig aanbrengen van de sparingen 3, dat de som van de resterende paneeldikten D en de 50 afmetingen van het stijldeel 5 in wanddikterichting gelijk is aan de gewenste wanddikte.

Elk wandpaneel 2 kan voorzien zijn van één of meer steundelen 29 (figuur 17), die een gewenste hoogte van het paneel 2 boven de vloer 9 waarborgen. Het steundeel 29 omvat een binnensectie 35 die verschuifbaar aangebracht is in een aan het wandpaneel 2 bevestigde buitensectie 36. De buitensectie 36 is voorzien van een zwenkbare haakarm 37, die in aangrijping gebracht kan worden met een van de in de 55 binnensectie 35 aangebrachte schuin omhoog gerichte stelopeningen 38. Door de oriëntatie van deze openingen 38 wordt de haakarm 37 hierin opgesloten door het gewicht van het wandpaneel 2. Voor de nauwkeurige instelling van de hoogte van het wandpaneel 2 boven de vloer 9 is nog een stelhout 39

Claims (29)

1. Werkwijze voor het uit panelen en ten minste één de panelen verbindende stijl samenstellen van een 20 wand met een gewenste wanddikte, omvattende het in elk van de panelen aanbrengen van ten minste één de verbindingsstijl opnemende sparing, en het in de sparingen van de te verbinden panelen aanbrengen van respectieve flenzen van de stijl, met het kenmerk, dat de flens (4) van de verbindingsstijl (5) in de sparing (3) gefixeerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de flens (4) voorzien wordt van ten minste één 25 uitstekend deel (19), dat bij het in de groef (3) schuiven van de flens (4) met een groefzijwand in aangrijping raakt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de flens (4) voorzien wordt van ten minste één opening (20;21) en voordat de flens (4) in de groef (3) geschoven wordt daarin lijm aangebracht wordt, ter vorming van een door de opening (20;21) reikende, tegenover elkaar gelegen groefzijwanden met elkaar 30 verbindende lijmbrug.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbindingsstijl (5) gedeeld uitgevoerd is, en de stijldelen (6) na in de sparingen (3) aangebracht te zijn met elkaar verbonden worden.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stijldelen (6) samengeklikt worden.

5 195087 . aangebracht. De binnensectie 35 vertoont aan de onderzijde een omlaag gerichte borgopening 40, waarin de haakarm 37 tijdens transport ingrijpt (figuur 18). Hiertoe is de haakarm 37 bij 41 enigszins verschuifbaar met de buitensectie 36 verbonden, onder tussenkomst van voorspanmiddelen, bijvoorbeeld een veer 42, of een 5 eenvoudig elastiek. Teneinde in de wand 1 te plaatsen contactdozen 43 te kunnen verbinden met elektrische leidingen, welke meestal aangebracht zijn in steunprofielen met een boven- en onderflens 44, respectievelijk 45, waartussen dan een (niet getoond) deksel aangebracht wordt, kan het steunprofiel 32 aan zijn bovenzijde 33 ten minste ten dele open zijn (figuren 19 en 20).

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de stijldelen (6) verbonden worden door 35 daartussen ten minste één verbindingselement (7) aan te brengen.

7. Werkwijze volgens één der conclusies 4-6, met het kenmerk, dat ten minste één van de stijldelen (6) een bovenhelft en een onderhelft vertoont, de lengte van elk waarvan ten hoogste gelijk is aan de helft van een standaard vertrekhoogte, en de boven- en onderhelft na onder vrijlating van een tussenruimte in het paneel (2) geschoven te zijn met elkaar verbonden worden door daartussen een de tussenruimte overbruggend 40 verbindingselement (23) aan te brengen.

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat er meerdere verbindingselementen (7) aangebracht worden, ten minste één waarvan evenwijdig aan de groeven (3) verschuifbaar is, en na met ten minste één van de stijldelen (6) verbonden te zijn in een langs vloer (9) en/of plafond van een vertrek aangebracht sleufvormig orgaan (10, 11) geschoven wordt.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de panelen (2) alvorens met elkaar verbonden te worden tot een gewenste hoogte boven een vloer (9) omhooggebracht worden, en vervolgens ten minste één steundeel (29) aangebracht wordt in de ruimte tussen het paneel (2) en de vloer (9).

10. Werkwijze volgens één der conclusies 4-9, met het kenmerk, dat bij het verbinden van de stijldelen (6) 50 de panelen (2) zodanig bewogen worden, dat kopse zijden (12) van de panelen (2) van elkaar vrij gehouden worden.

10 In plaats van de getoonde en beschreven klikverbindingen kunnen ook andere verbindingen toegepast worden. Van belang is slechts, dat de verbinding van buitenaf te vormen is, en zonder al te grote inspanning en beschadiging van de panelen weer los te nemen is. Het zal de deskundige verder duidelijk zijn dat ook de verschillende in deze aanvrage beschreven steundelen 29 ook bij andere wandsystemen dan hiervoor beschreven toepassing kunnen vinden. 15

11. Systeem voor het samenstellen van een wand, voorzien van ten minste twee panelen, die elk ten minste één sparing vertonen, en ten minste één stijl die met de sparingen samenwerkende flenzen vertoont voor het onderling verbinden van de panelen, met het kenmerk, dat de flenzen (4) van de verbindingsstijl (5) 55 middelen (19, 21) vertonen voor het in de sparing (3) fixeren daarvan.

12. Systeem volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de fixatiemiddelen ten minste één uit de flens (4) stekend aangrijpingsdeel (19) omvatten. 195087 6

13. Systeem volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de fixatiemiddelen ten minste één in de flens (4) aangebrachte opening (20;21) en een daardoor reikende, tegenover elkaar gelegen groefzijwanden verbindende lijmbrug omvatten.

14. Systeem volgens één der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat de verbindingsstijl (5) ten minste 5 twee samenwerkende stijldelen (6) omvat, elk waarvan een met één van de sparingen (3) samenwerkende flens (4) vertoont.

15. Systeem volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat elk stijldeel (6) een in hoofdzaak L-vormige doorsnede vertoont, het eerste been (4) waarvan in hoofdzaak met die van de groef (3) overeenkomende afmetingen heeft, en het tweede been waarvan eerste koppelingsmiddelen (13) vertoont.

16. Systeem volgens conclusie 15, gekenmerkt door ten minste één tussen ten minste twee stijldelen (6) aan te brengen verbindingselement (7), dat met de eerste koppelingsmiddelen (13) samenwerkende tweede koppelingsmiddelen (14) vertoont.

17. Systeem volgens één der conclusies 14-16, met het kenmerk, dat ten minste één van de stijldelen (6) een bovenhelft en een onderhelft vertoont, de lengte van elk waarvan ten hoogste gelijk is aan de helft van 15 een standaard vertrekhoogte.

18. Systeem volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de afmetingen van het verbindingselement (7) in de langsrichting van de groef (3) aanzienlijk kleiner zijn dan die van de stijldelen (6).

19. Systeem volgens één der conclusies 16-18, met het kenmerk, dat de koppelingsmiddelen gevormd worden door samenwerkende, zoekende haakdelen (13,14) voor het vormen van een klikverbinding.

20. Systeem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het verbindingselement (7) voor elk stijldeel (6) een afzonderlijk haakdeel (14) vertoont.

21. Systeem volgens één der conclusies 16-20, met het kenmerk, dat het verbindingselement (7) ten minste één buiten het vlak van de verbinding tussen de panelen (2) stekende geleidingsstrip (30) vertoont, en ten minste één van de stijldelen (6) voorzien is van een daarmee samenwerkend geleidingsdeel (31).

22. Systeem volgens één der conclusies 11-21, gekenmerkt door ten minste één aan de onderzijde van ten minste één van de panelen (2) aangebracht steundeel (29).

23. Systeem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het steundeel (29) in hoogte richting instelbaar is.

24. Systeem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het steundeel (29) een aan de bovenzijde (33) ten minste ten dele open profiel (32) omvat.

25. Systeem volgens één der conclusies 14-24, met het kenmerk, dat ten minste één van de stijldelen (6) een tot buiten het zichtvlak (8) van het bijbehorende paneel (2) reikende demontage-lip (26) vertoont.

26. Wandpaneel (2) met groef (3), kennelijk bedoeld voor toepassing in een systeem volgens één der conclusies 11-25.

27. Verbindingsstijl (5), kennelijk bedoeld voor toepassing in een systeem volgens één der conclusies 11-25. 35

28. Verbindingselement (7), kennelijk bedoeld voor toepassing in een systeem volgens één der conclusies 11-25.

29. Steundeel (29), kennelijk bedoeld voor toepassing in een systeem volgens één der conclusies 22-25. Hierbij 12 bladen tekening