NL194151C - Naaldelectrode. - Google Patents

Description

1 194151

Naaldelektrode

De uitvinding heeft betrekking op een naaldelektrode voorzien van een huis en van een holle naald waardoor een kerndraad is gevoerd, zodanig, dat deze ten opzichte van de holle naald is geïsoleerd, 5 waarbij het huis een eerste kapvormig huisdeel omvat, dat een aan een uiteinde van het kapvormige huisdeel open zijnde eerste kamer begrenst, terwijl de naald is gevoerd door een aan het andere uiteinde van het kapvormige deel gelegen wand van het kapvormige huisdeel, zodanig, dat van de buiten het huis uitstekende naald een uiteinde in de eerste kamer is gelegen, en in het open uiteinde van het kapvormige huisdeel een uiteinde is ingestoken van een tweede huisdeel, welke is voorzien van een tweede kamer, die 10 aan het van de naald afgekeerde uiteinde open is.

Dergelijke naaldelektroden worden in de geneeskunde gebruikt om bijvoorbeeld de elektrische activiteit van een spier te meten of om spieren langs elektrische weg te stimuleren.

De tot nu toe gebruikelijke naaldelektroden zijn zodanig opgebouwd, dat de vervaardiging van dergeiijke naaldelektroden tijdrovend en daardoor duur is. De aansluiting van de naaldelektroden vindt verder veelal 15 plaats met behulp van dunne stiften, die gemakkelijk afbreken en waarbij men de polariteit kan omdraaien.

Met de uitvinding wordt beoogd een naaldelektrode van bovengenoemde soort te verkrijgen, welke een eenvoudige opbouw heeft en daardoor gemakkelijk te vervaardigen is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het tweede huisdeel is voorzien van een contact-pen, welke zich door het in het eerste huisdeel gestoken uiteinde van het tweede huisdeel uitstrekt, zodanig 20 dat een met de kerndraad verbonden uiteinde van de contactpen in de in het eerste huisdeel uitgespaarde eerste kamer is gelegen en het andere uiteinde van de contactpen in de tweede holte in het tweede huisdeel is gelegen, terwijl het uiteinde van de holle naald, dat in de eerste kamer is gelegen, is opgenomen in een U-vormig verbindingsdeel, dat is verbonden met ten minste een contactvinger, waarvan een uiteinde in de tweede kamer is gelegen.

25 Bij toepassing van een dergelijke opbouw kan de naaldelektrode worden vervaardigd uit een klein aantal verhoudingsgewijs stevige onderdelen, die gemakkelijk met elkaar te verbinden zijn, terwijl de naaldelektrode op verdere apparatuur kan worden aangesloten met behulp van een in de tweede kamer in het tweede huisdeel in te steken aansluitkabel of dergelijke, welke contact kan maken met het in de tweede kamer gelegen uiteinde van de contactpen en de in de tweede kamer gelegen contactvinger, waarbij 30 verwisseling van polariteit is uitgesloten.

Verder kan de uitvoering zodanig goedkoop zijn, dat eenmalig gebruik economisch gezien verantwoord is, waardoor besmettingsgevaar en dergelijke, zoals kan optreden bij meermalig gebruik, wordt vermeden.

De uitvinding wordt uiteengezet aan de hand van een in de figuren weergegeven mogelijke uitvoerings-35 vormen van een naaldelektrode.

Figuur 1 toont een aanzicht op een naaldelektrode, althans nagenoeg op ware grootte.

Figuur 2 toont op grotere schaal een aanzicht op de in figuur 1 afgebeelde naaldelektrode.

Figuur 3 toont een doorsnede over de in figuur 2 afgebeelde naaldelektrode.

Figuur 4 toont een doorsnede over de in figuur 2 weergegeven naaldelektrode, over een hoek van 90 40 graden verdraaid ten opzichte van de in figuur 3 afgebeelde doorsnede.

Figuur 5 toont op grotere schaal een doorsnede over een uiteinde van de holle naald met de daarin aangebrachte kerndraad.

Figuur 6 toont een doorsnede over het eerste huisdeel.

Figuur 7 toont een doorsnede over figuur 6, gezien volgens de lijn VII—Vil in figuur 6.

45 Figuur 8 toont een doorsnede over het tweede huisdeel.

Figuur 9 toont een aanzicht op figuur 8 volgens de pijl IX in figuur 8.

Figuur 10 toont een aanzicht op een contactorgaan.

Figuur 11 toont een bovenaanzicht op figuur 10.

Figuur 12 toont een doorsnede over figuur 11 gezien volgens de lijn XII—XII in figuur 11.

50 Figuur 13 toont een aanzicht op figuur 10, gezien volgens de pijl XIII in figuur 10.

De in figuren 1-10 weergegeven naaldelektrode omvat een holle metalen naald 1 en een tweetal huisdelen 2 en 3 uit kunststof. Zoals in het bijzonder in figuur 5 is weergegeven is door de holle metalen naald 1, die bijvoorbeeld uit roestvrij staal is vervaardigd, een metalen kerndraad 4 gevoerd, die is omgeven door de 55 kerndraad 4 met het inwendige van de holle naald 1 verbindende mantel 5 uit isolerend materiaal.

Het eerste kapvormige huisdeel 2 omvat een eerste kamer 6 begrenzende mantel 7, welke aan een uiteinde aansluit op een de kamer 6 aan een uiteinde begrenzende eindwand 8. Aan zijn andere uiteinde is 194151 2 de kamer 6 open.

De eindwand 8 is voorzien van een zich in de lengterichting van het kapvormige huisdeel 2 uitstrekkende boring 9 voor het opnemen van een uiteinde van de naald 1, zodanig, dat dit uiteinde van de naald 1 zich over een zekere afstand in het inwendige van de kamer 6 uitstrekt, zoals duidelijk zal zijn uit de figuren 3 en 5 4. Gezien in figuur 7 zijn boven en onder boring 9 zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende in doorsnede driehoekige neuzen of lijsten 10 op de afsluitwand 8 gevormd.

Zoals verder uit figuur 6 blijkt heeft de doorsnede althans in hoofdzaak ronde kamer 6 een getrapt verloop zodanig, dat de diameter van de kamer vanaf het door de eindwand 8 afgesloten einde trapsgewijs naar het open uiteinde toeneemt. Ter hoogte van de aansluiting op het gedeelte met de kleinste diameter 10 en het daarop aansluitende gedeelte met een grotere diameter is in de wand van de kamer 6 een rondlopende groef 11 aangebracht. Verder zijn in de wand van de kamer 6 twee diametraal tegenover gelegen en zich in de lengterichting van de kamer uitstrekkende groeven 12 aangebracht.

Het tweede huisdeel 3 is voorzien van een tweede kamer 13 begrenzende mantel 14. De kamer 13 is aan een uiteinde open en aan het andere einde afgesloten door een op een uiteinde van de mantel 14 15 aansluitend verlengstuk 15, dat een kleinere uitwendige diameter heeft dan de mantel 14 en in het open uiteinde van de kamer 6 past. Daarbij is het verlengstuk 15 aan zijn uiteinde voorzien van een in de groef 11 passende kraag 16.

Aan twee diametraal tegenover elkaar gelegen zijkanten van het uitsteeksel 15 zijn groeven 17 gevormd, die via sleufgaten 18, die zijn aangebracht ter hoogte van de aansluiting van het uitsteeksel 15 aan de 20 mantel 14, in open verbinding staan met de kamer 13 waar de groeven 17 overgaan in diametraal tegenover elkaar gelegen in de wand van de kamer 13 aangebrachte langsgroeven.

Het in de figuren 11-13 weergegeven contactorgaan 20 is gebogen uit een enkel vlak plaatdeel uit metaal en bezit een tweetal in doorsnede enigszins gekromd uitgevoerde diametraal tegenover elkaar gelegen contactvingers 21 en 22 die nabij een uiteinde zijn verbonden door een gekromde verbindings-25 vleugel 23.

Verder sluiten op de met behulp van de verbindingsvleugel 23 met elkaar verbonden uiteinden van de contactvingers 21 en 22 vleugels 24 en 25 aan die zich in ieder over een hoek van ongeveer 90 graden uitstrekken en met hun gezien in figuur 13 onderste vrije langsranden tegen elkaar aan liggen.

De van de contactvingers 21 en 22 afgekeerde uiteinden van de beide vleugels 24 en 25 zijn onderling 30 verbonden door een in doorsnede min of meer U-vormig gebogen verbindingsdeel 26.

Zoals in het bijzonder uit de figuren 3 en 4 duidelijk zal zijn is het contactorgaan 20 zodanig in het door de huisdelen 2 en 3 gevormde huis opgenomen, dat de vleugels 24 en 25 liggen opgesloten tussen het eindvlak van het verlengstuk 15 van het tweede huisdeel 3 en het van ribben 10 voorziene eindvlak van het wandgedeelte 8 van het huisdeel 2. De contactvingers 21 en 22 verlopen daarbij door de in het huisdeel 2 35 aangebrachte groeven 12, de in het huisdeel 3 aangebrachte groeven 17 en de sleufgaten 18, zodanig, dat de vrije uiteinden van de contactvingers 21 en 22 zijn gelegen in de in het tweede huisdeel 3 gevormde sleufgaten 19. Daarbij is het in de kamer 6 van het huisdeel gelegen uiteinde van de holle naald 1 opgenomen in het U-vormige verbindingsdeel 26 en daarin vastgeklemd en/of gesoldeerd.

Door een in het uitstekende deel 15 van het tweede huisdeel 3 aangebrachte boring 27 is een contact-40 pen 28 gestoken, zodanig, dat een uiteinde van de contactpen in de kamer 6 is gelegen, terwijl het andere uiteinde van de contactpen tussen de diametraal tegenover elkaar opgestelde contactvingers 21 en 22 in de kamer 13 in het tweede huisdeel 3 is gelegen. Het in de kamer 6 gelegen uiteinde van de contactpen 28 is vlak uitgevoerd en aan dit uiteinde van de contactpen 28, die in het verlengde is gelegen van de naald 1, is een buiten de holle naald 1 uitstekend uiteinde van de kerndraad 4 gesoldeerd.

45 Het zal duidelijk zijn, dat de hierboven beschreven in de figuren afgebeelde naaldelektrode een eenvoudige opbouw heeft en uit verhoudingswijze weinig onderdelen is samengesteld.

Voor de montage kunnen bijvoorbeeld eerst de contactpen 27 en het contactorgaan 20 op het tweede huisdeel 3 worden aangebracht. Daarna kan het uiteinde van de naald 1 in het verbindingsdeel 26 worden geplaatst, waarbij de naald 1 automatisch wordt vastgehouden in de juiste, in het verlengde van de 50 contactpen 28 liggende stand. Daarna kunnen op eenvoudige wijze de soldeerverbindingen worden aangebracht tussen naald en verbindingsgedeelte en tussen het uiteinde van de kerndraad 4 en het uiteinde van de contactpen 28. Vervolgens kan het eerste huisdeel 2 over de naald 1 worden geschoven tot in de figuren 2-4 weergegeven stand, waarop de naaldelektrode gereed is.

De naaldelektrode kan dan op verdere apparatuur worden aangesloten met behulp van een co-axiale 55 kabel waarvan een uiteinde in te steken is in de kamer 13 om contact te maken met de pen 28 en de contactvingers 21 en 22.

Claims (4)

1. Naaldelektrode voorzien van een huis en van een holle naald waardoor een kerndraad is gevoerd, zodanig, dat deze ten opzichte van de holle naald is geïsoleerd, waarbij het huis een eerste kapvormig 5 huisdeel omvat, dat een aan een uiteinde van het kapvormige huisdeel open zijnde eerste kamer begrenst, terwijl de naald is gevoerd door een aan het andere uiteinde van het kapvormige deel gelegen wand van het kapvormige huisdeel, zodanig, dat van de buiten het huis uitstekende naald een uiteinde in de eerste kamer is gelegen, en in het open uiteinde van het kapvormige huisdeel een uiteinde is ingestoken van een tweede huisdeel, dat is voorzien van een tweede kamer, die aan het van de naald afgekeerde uiteinde open 10 is, met het kenmerk, dat het tweede huisdeel is voorzien van een contactpen, welke zich door het in het eerste huisdeel gestoken uiteinde van het tweede huisdeel uitstrekt, zodanig, dat een met de kerndraad verbonden uiteinde van de contactpen in de in het eerste huisdeel uitgespaarde eerste kamer is gelegen en het andere uiteinde van de contactpen in de tweede holte in het tweede huisdeel Is gelegen, terwijl het uiteinde van de holle naald, dat in de eerste kamer is gelegen, is opgenomen in een U-vormig verbindings-15 deel, dat is verbonden met ten minste een contactvinger, waarvan een uiteinde in de tweede kamer is gelegen.

2. Naaldelektrode volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het U-vormig gebogen verbindingsdeel met behulp van in de eerste kamer opgesloten vleugels is verbonden met een tweetal een geheel daarmee vormende, diametraal tegenover elkaar gelegen contactvingers, welke zich langs de buitenzijde van het in 20 de eerste kamer gestoken uiteinde van het tweede huisdeel en door in het tweede huisdeel aangebrachte gaten tot in de in het tweede huisdeel aangebrachte kamer uitstrekken.

3. Naaldelektrode volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de in het verlengde van de naald gelegen, in het tweede huisdeel aangebrachte contactpen midden tussen de beide contactvingers is opgesteld.

3 194151

4. Naaldelektrode volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de contactvingers met het U-vormige verbindinsgdeel en de het verbindingsdeel met de contactvingers verbindende vleugels uit een stuk vlak materiaal zijn gebogen, waarbij de op de vleugels aansluitende uiteinden van de contactvingers zijn verbonden door een zich tussen de beide vleugels uitstrekkend verbindingsbeugel. Hierbij 4 bladen tekening