NL194118C - Samenstel van kratten, alsmede krat. - Google Patents

Description

1 194118

Samenstei van kratten, alsmede krat

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van kratten, welke kratten zijn voorzien van horizontale stapelvlakken en hierop aansluitende verticale positioneervlakken die zodanig zijn gerangschikt, dat het krat 5 in een eerste positie nestbaar en in een tweede positie stapelbaar is met overeenkomstige kratten, en waarbij de tot het samenstel behorende kratten een identieke bovenzijde hebben, alsmede zijwanden met een identieke profilering en tapsheid.

Een dergelijk samenstel van kratten is bekend uit het Duitse ’’Auslegeschrift” 1.296.081. Dit document toont een samenstel van kratten, waarvan de kratten zijn voorzien van horizontale stapelvlakken en hierop 10 aansluitende verticale positioneervlakken die zodanig zijn gerangschikt, dat een krat in een eerste positie nestbaar en in een tweede positie stapelbaar is met overeenkomstige kratten van het samenstel. Behalve dat dit bekende krat in de genoemde tweede positie stapelbaar is met overeenkomstige kratten, bestaat ook de mogelijkheid om kratten met verschillende afmetingen te stapelen. Hierbij geldt echter, dat de lengte van een te stapelen krat gelijk moet zijn aan de breedte van een daaronder geplaatste krat, Op deze wijze vindt 15 het stapelen plaats door de kratten telkens over 90° geroteerd op elkaar te plaatsen. Hierbij blijven grote gedeelten van de kratten vrij. Het stapelen van verschillend bemeten kratten in gelijke oriëntatie behoort niet tot de mogelijkheden.

De uitvinding beoogt nu een samenstel van kratten van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee de genoemde nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze kunnen worden 20 opgeheven.

Hiertoe bezit het samenstel van kratten volgens de uitvinding het kenmerk, dat het samenstel kratten van een ongelijke hoogte omvat, waarbij bij stapeling in de tweede onderlinge positie, het bodemvlak van een hogere krat op een lager, meer naar binnen gelegen horizontaal stapelvlak, van een onderliggende krat zal steunen, terwijl het bodemvlak van een lagere krat op een hoger, meer naar buiten gelegen horizontaal 25 stapelvlak van een onderliggende krat zal steunen, en waarbij eik krat is voorzien van op verschillende niveaus gelegen stapelvlakken, waarbij de verticale positioneervlakken van op een lager niveau gelegen stapelvlakken zich verder binnenwaarts ten opzichte van het krat bevinden dan de verticale positioneervlakken van op een hoger niveau gelegen stapelvlakken.

Wanneer een hoog krat, met kleinere uitwendige afmeting ter plaatse van de bodem, op de stapelvlakken 30 van een ondergelegen krat moet worden gestapeld, geschiedt dit op de op een lager niveau gelegen stapelvlakken, waarvan de verticale positioneervlakken zich verder binnenwaarts ten opzichte van het krat bevinden. Wanneer daarentegen een lager krat, met een grotere uitwendige afmeting ter plaatse van de bodem, op een krat moet worden gestapeld, geschiedt dit op de hoger gelegen stapelvlakken, waarvan de verticale positioneervlakken zich verder buitenwaarts ten opzichte van het krat bevinden en het daartussen 35 aanbrengen van de bredere bodem van het lage krat toestaan.

Opgemerkt wordt, dat de toepassing van op verschillende niveaus gelegen stapelvlakken en bijbehorende verticale positioneervlakken geenszins de nestbaarheid van de kratten beïnvloedt. Evenals bij het bekende krat geldt, dat het in een eerste positie nestbaar is en in een tweede positie stapelbaar is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het samenstel van kratten volgens de uitvinding geldt, dat de op 40 verschillende niveaus gelegen horizontale stapelvlakken en bijbehorende verticale positioneervlakken van elke krat zijn gecombineerd tot trapvormige stapelnokken.

In een dergelijk geval bevinden de op een lager niveau gelegen horizontale stapelvlakken zich naast en iets lager dan de op een hoger niveau gelegen stapelvlakken. De overgang tussen beide stapelvlakken vormt hierbij tevens het verticale positioneervlak van elk lager stapelvlak.

45 In een verdere uitvoeringsvorm zijn de stapelnokken van elke krat tweevoudig getrapt. Op deze wijze kunnen kratten met twee verschillende hoogte-afmetingen worden gestapeld.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een krat voor toepassing in een uitgevonden samenstel.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld 50 van een krat voor toepassing bij het samenstel is weergegeven.

Figuur 1 toont in bovenaanzicht een uitvoeringsvorm van het krat; figuur 2 toont gedeeltelijk een zijaanzicht en gedeeltelijk een doorsnede volgens de lijn ll-ll in figuur 1; figuur 3 toont een overeenkomstige doorsnede door geneste kratten; en figuur 4 toont een gedeeltelijke doorsnede door gestapelde kratten.

Het in figuur 1 getoonde krat bezit in het algemeen een bodem 1, twee korte zijwanden 2, 3 en twee lange zijwanden 4, 5. De korte zijwanden 2, 3 en de lange zijwanden 4, 5 strekken zich in bovenwaartse richting 55

Claims (4)

194118 2 van het krat enigszins buitenwaarts uit, waardoor het krat een tapse vorm verkrijgt. In de korte zijwand 2 is een binnenwaarts gericht kanaal 6 aangebracht, terwijl in de korte zijwand 3 twee kortere buitenwaarts gerichte kanalen 7 en 8 zijn aangebracht. De lange zijwanden 4 en 5 bezitten binnenwaarts gerichte kanalen 9, 10 respectievelijk 11, 12 en 13. Evenals de korte zijwanden 2, 3 en de lange zijwanden 4, 5 5 strekken de kanalen 6-13 zich schuin uit, waardoor een tapse vorm wordt verkregen. Hierdoor zijn de kratten op op zichzelf bekende wij ze nestend in elkaar plaatsbaar. Zoals uit figuur 1 duidelijk blijkt, zijn de korte zijwanden 2, 3 en de lange zijwanden 4, 5 onderling niet symmetrisch uitgevoerd. Hierdoor kan op op zichzelf bekende wijze worden bereikt, dat twee kratten op elkaar kunnen worden gestapeld, wanneer het bovenste krat ten opzichte van het onderste krat over 180° 10 om een verticale as (topas) wordt geroteerd. In de gestapelde stand bevindt derhalve de korte zijwand 3 van een bovengeplaatst krat zich boven de korte zijwand 2 van een ondergeplaatst krat etcetera. Teneinde in een dergelijke positie de stapeling mogelijk te maken zijn aan de bovenste uiteinden van de kanalen 9-13 stapelnokken 14 gevormd. Tijdens het op elkaar stapelen van kratten werken deze stapelnokken 14 samen met corresponderende randgedeelten van de bodem 1 van een daarboven geplaatst krat. 15 In figuur 3 is zichtbaar hoe kratten nestend in elkaar plaatsbaar zijn. Hierbij zijn twee een grote hoogte bezittende kratten 15 en 16 en twee een kleinere hoogte bezittende kratten 17 en 18 in elkaar genest. In figuur 4 is thans zichtbaar, hoe dergelijke kratten met verschillende hoogte op elkaar stapelbaar zijn. Hierbij zijn de aan elkaar grenzende kratten telkens over 180° ten opzichte van elkaar geroteerd, zodat de bodem van een bovengeplaatst krat kan samenwerken met de stapelnokken van een ondergeplaatst krat. Zoals in 20 figuur 4 duidelijk zichtbaar is, bezit elke stapelnok 14 een op een lager niveau gelegen horizontaal stapelvlak 19 en een op een hoger niveau gelegen horizontaal stapelvlak 20. Het lagere stapelvlak 19 wordt begrensd door een verticaal positioneervlak 21, terwijl het hoger gelegen stapelvlak 20 wordt begrensd door een verticaal positioneervlak 22. Zoals in het onderste gedeelte van figuur zichtbaar is rust een, een grotere hoogte bezittend krat 16 op 25 de op een lager niveau gelegen horizontale stapelvlakken 19 van een daaronder gelegen krat 15. De verticale positioneervlakken 21 zorgen er hierbij voor, dat het bovengelegen krat 16 ten opzichte van het ondergelegen krat 15 niet of nauwelijks in zijdelingse richting kan verschuiven. Wanneer op een krat een krat met lagere hoogte wordt gestapeld, vindt de stapeling plaats op de op een hoger niveau gelegen stapelvlakken 20. Aangezien overeenkomstig figuur 3 lagere kratten op normale wijze 30 nestend aanbrengbaar moeten zijn in andere kratten omvat een iager krat in essentie het bovenste gedeelte van een hoger krat. Dit betekent, dat het lagere krat tengevolge van zijn tapse vorm ter plaatse van zijn bodem een grotere breedte bezit dan een hoger krat. Derhalve zal bij het stapelen van een lager krat op een ander krat de bodem van het lagere krat op de op een hoger niveau gelegen horizontale stapelvlakken rusten. Dit is duidelijk zichtbaar in figuur 4 bij de stapeling van het lagere krat 18 op het daaronder gelegen, 35 eveneens lage, krat 17, of bij de stapeling van het lage krat 17 op het daaronder gelegen hoge krat 16. In beide gevallen zorgen thans de (vergeleken met de positioneervlakken 21 verder naar buiten gelegen) verticale positioneervlakken 22 voor het voorkomen van een zijdelingse verschuiving van de kratten ten opzichte van elkaar. Het is mogelijk, dat de op een hoog niveau en op een lager niveau gelegen stapelvlakken niet aan de 40 bovenzijde van dezelfde kanalen, doch aan de bovenzijde van verschillende kanalen zijn aangebracht. De werking van deze stapelvlakken verandert hierdoor niet. Tevens is het mogelijk, dat op meer dan twee verschillende niveaus gelegen stapelvlakken zijn toegepast, zodat het mogelijk wordt om kratten te stapelen, waarvan de hoogte meer dan twee verschillende waardes bezit. 45

1. Samenstei van kratten, welke kratten zijn voorzien van horizontale stapelvlakken en hierop aansluitende verticale positioneervlakken die zodanig zijn gerangschikt, dat het krat in een eerste positie nestbaar en in 50 een tweede positie stapelbaar is met overeenkomstige kratten, en waarbij de tot het samenstel behorende kratten een identieke bovenzijde hebben, alsmede zijwanden met een identieke profilering en tapsheid, met het kenmerk, dat het samenstel kratten van een ongelijke hoogte omvat, waarbij bij stapeling in de tweede onderlinge positie, het bodemvlak van een hogere krat op een lager, meer naar binnen gelegen horizontaal stapelvlak van een onderliggende krat zal steunen, terwijl het bodemvlak van een lagere krat op een hoger, 55 meer naar buiten gelegen horizontaal stapelvlak van een onderliggende krat zal steunen, en waarbij elk krat is voorzien van op verschillende niveaus gelegen stapelvlakken, waarbij de verticale positioneervlakken van op een lager niveau gelegen stapelvlakken zich verder binnenwaarts ten opzichte van het krat bevinden dan 3 194118 de verticale positioneervlakken van op een hoger niveau gelegen stapelvlakken.

2. Samenstel van kratten volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de op verschillende niveaus gelegen horizontale stapelvlakken en bijbehorende verticale positioneervlakken van elke krat zijn gecombineerd tot trapvormige stapelnokken.

3. Samenstel van kratten volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stapelnokken van elke krat tweevoudig getrapt zijn.

4. Krat, voor toepassing in een samenstel volgens één der voorgaande conclusies. Hierbij 2 bladen tekening