NL193838C - Werkbok. - Google Patents

Description

• 1 193838

Werkbok

De uitvinding heeft betrekking op een werkbok voor werkzaamheden boven een stavlak of een vloer, zoals metselen, voegen, pleisteren, reinigen enzovoorts, bevattende twee een hoek met elkaar insluitende 5 gesteldelen, die aan hun bovenzijde schamierbaar met elkaar verbonden zijn en een draagbalk of -stang vormen, welke gesteldelen verder in hoofdzaak vlak zijn, schuin staan en elk poten hebben om in hun breedterichting op ten minste twee plaatsen op een stavlak of vloer af te steunen, waarbij op een lager gelegen niveau tussen-draagbalken of -stangen in de gesteldelen aangebracht zijn, die zich in de werkstand van de werkbok op afstand van elkaar bevinden en zich ten minste uitstrekken over een breedte gelijk aan 10 de breedte van de werkbok, en waarbij onder het tweede niveau grendelmiddelen zijn aangebracht waarmee de gesteldelen ten opzichte van elkaar vergrendeld kunnen worden.

Een dergelijke werkbok is bekend uit US-A-3.148.746. Bij deze bekende werkbok strekken de draagbal-ken zich op alle niveaus over de gehele breedte van de werkbok uit en is het niet mogelijk om op twee verschillende hoogtes met planken of plankiers in hoofdzaak naast elkaar gelegen doorgaande werkniveaus 15 aan te brengen.

Het doel van de uitvinding is in een werkbok te voorzien waarbij het wel mogelijk is om op twee verschillende hoogtes in hoofdzaak naast elkaar gelegen doorgaande werkniveaus aan te brengen, en die een eenvoudig van constructie en bovendien licht van gewicht en stabiel is.

Dienovereenkomstig is er volgens de uitvinding in voorzien dat elk van de gesteldelen een eerste, 20 bovenste draagbalk of -stang heeft, die zich slechts over een gedeelte van de breedte van de gesteldelen uitstrekken, dat de op het lagere tweede niveau gelegen tussen-draagbalken of -stangen zich vrij uitstrekken over een breedte gelijk aan ten minste de breedte van de werkbok minus de breedte van het eerste niveau, en dat de grendelmiddelen kunnen worden gestabiliseerd doordat de grendelmiddelen twee stangen omvatten, die elk in een zwenkpunt aan de gesteldelen zijn bevestigd en die ten opzichte van een draaipunt 25 en ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren en een aanslag hebben, die na het passeren van de gestrekte hoek tussen de zwenkpunten en het draaipunt verdere schamierbeweging verhindert, waarbij de grendelmiddelen in de door de gestrekte stand heen gedrukte vergrendelstand kunnen worden gehouden door ten minste één strak gespannen flexibel stabilisatie-orgaan.

Door toepassing van een vergrendeling in combinatie met één of meer stabilisatie-organen wordt 30 instabiliteit van de werkbok tengevolge van de over slechts een gedeelte van de werkbreedte uitstrekkende schamierverbinding tussen de gesteldelen voorkomen, terwijl de constructie toch bijzonder licht uitgevoerd kan zijn.

Een werkbok met op twee verschillende hoogtes in hoofdzaak naast elkaar gelegen doorgaande werkniveaus is op zich bekend uit US-A-2.820.678. De buisconstructie van deze werkbok omvat een 35 onderste bok en daarop te plaatsen dragers voor de werkniveaus, waarbij bok en dragers en dragers onderling met in elkaar vallende buisdelen in elkaar grijpen en geborgd worden met door de buisdelen te steken pennen. Dit heeft een relatief zware constructie tot gevolg die door de speling op de diverse verbindingspunten ook niet bijzonder stabiel is.

De constructie van de werkbok volgens de uitvinding waarbij eik van de gesteldelen een eerste bovenste 40 draagbalk of -stang heeft, heeft het vervaardigingstechnische voordeel dat de werkbok uit twee identieke gesteldelen opgebouwd kan worden.

Een werkbok met twee naast elkaar gelegen bovenste draagbalken is bekend uit US-A-2,431.898. Deze bovenste draagbalken zijn zodanig met elkaar verbonden dat deze in lengterichting ten opzichte van elkaar verschoven kunnen worden, zodat de breedte van de werkbok naar wens aangepast kan worden.

45

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 schematisch een zijaanzicht is van een werkbok volgens de uitvinding; figuur 2 een eindaanzicht van de bok volgens figuur 1 is; en figuur 3 de bok volgens figuur 1 als rolsteigerdeel toont 50

De beide gesteldelen 1 en 2 dragen aan hun bovenzijde holle stangen 3 en 12, die de draagbalk of -stang vormen. Doorgaande stangen 4 lopen van het ene einde naar het andere einde over de hele breedte van de bok. Deze stangen 4 vormen op het tussenniveau de tussen-draagbalken of -stangen, waar 3 en 12 het eerste of hoge niveau van de bok vormen.

55 Op een nog lager niveau, dat evenwel niet als draagvlak wordt gebruikt, bevinden zich de stangen 5, waaraan grendelmiddelen zijn bevestigd bij 10 die uit met elkaar scharnierende stangen 6 en 7 bestaan, die bij 8 en 9 scharnierend met de stangen 5 zijn verbonden, waarbij één van de stangen 6 en 7 een aanslag

Claims (4)

193838 2 11 heeft, die verdere zwenking naar beneden van de stangen 6 en 7 verhindert. Kettinkjes 13 en 14 zijn tussen de stangen 5 en 4 aangebracht, zodanig dat wanneer de stangen 6 en 7 van de grendelmiddelen iets door hun gestrekte stand heen zijn en de aanslag 11 in werking treedt, de kettinkjes 13 strak staan. Dit vormt een stabiele fixatie van de onderlinge stand van de gesteldelen 1 en 2.

5 De gesteldelen bevatten verder de scharnierconstructie aan de bovenzijde, die aan elke zijde uit een plaatje 15 bestaat, dat aan één van de buizen 3 of 12 is gelast en dat vast verbonden is met ten minste één pen, die in de buis steekt, waar het plaatje 15 niet aan gelast is, maar het is ook mogelijk in beide buizen 3 en 12 een pen te steken, die vast, bijvoorbeeld door middel van lassen, met de plaatjes is verbonden. Verder bevat een gesteldeel een lange poot 16 en een korte poot 17, die beide loodrecht op de 10 desbetreffende stang 4,3 of 12 staat. Deze poten zijn aan hun benedenzijde omgebogen en als schuin staande poten 18 respectievelijk 19 teruggevoerd naar de horizontale stang 4, waar zij, bijvoorbeeld door middel van lassen, aan zijn bevestigd. Aan de stangen 16 zijn weer grendelmiddelen bevestigd van het type 6,7,8,9,10,11 die met 21 zijn, aangeduid. Op de plaats waar de schuine poot 18 de stang 4 bereikt is een omhoog gerichte poot 20 aangebracht, die evenwijdig is aan de poot 16 en aan de bovenzijde met een 15 stang zoals 3 of 12 is verbonden op dezelfde wijze als de poten 16. Plaatjes 15 zijn aan één van de holle stangen 3 of 12 gelast en dragen een aangelaste staaf, die in de andere van de stangen 12 of 3 steekt, en vervullen tevens de taak, dat zij een opsluitorgaan vormen voor planken of plankiers, die op de stangen 3, 12 worden gelegd. Overeenkomende opsluit- of tegenhoudorganen voor de horizontale stangen 4 zijn met 22 aangegeven.

20 In figuur 3 zijn dezelfde onderdelen als in figuur 1 met dezelfde referenties aangeduid. Alleen is hier het geheel op een rijgestel 23 met zwenkwielen 24 geplaatst, waardoor het mogelijk is de bokken te verplaatsen, zodat een rolsteiger verkregen kan worden. Het is daarbij mogelijk de bokken permanent met het rijgestel 23 te verbinden dan wel hen er, uiteraard voldoende beveiligd, op te zetten. Uiteraard is het mogelijk de wielen 24 te blokkeren.

25 Bij toepassing van de uitvinding wordt, bijvoorbeeld bij het optrekken van een muur, bij voorkeur eerst gebruik gemaakt van een bekende lage bok, die in principe met het bokgedeette boven de stangen 4 overeenstemt. Daarop kan dan bij metselen een speciekuip en stenen worden gesteld en de muur kan worden opgetrokken. Wanneer de muur ongeveer op schouderhoogte is kan dan een steiger worden samengesteld uit bokken volgens de uitvinding. Er worden dan planken op de stangen 4 gelegd en op de 30 stangen 3,12 waarbij de metselaar zich op het plankier bevindt, dat boven de stangen 4 ligt en stenen en de speciekuip op een plankier worden gelegd, dat op de stangen 3,12 ligt, Wanneer op deze wijze de muur weer verder is opgetrokken wordt een op zichzelf bekende bok op de planken boven de stangen 4 gelegd, die dezelfde hoogte heeft als het deel van de bok volgens de uitvinding boven de stangen 4, zodat weer een vlakke vloer verkregen wordt, waarop, indien nog hoger gemetseld moet worden, weef een bok volgens 35 de uitvinding dienst kan doen als ondersteuning voor plankiers. in de stand van figuur 1 zal zich de te metselen, voegen, pleisteren of op andere wijze te bewerken muur aan de linkerzijde bevinden. De arbeider heeft dan het voordeel, dat aan de vrije zijde een verhoging aanwezig is, hetgeen het gevoel van veiligheid aanmerkelijk verhoogt Uiteraard kunnen de bokken volgens de uitvinding in verschillende hoogten worden gemaakL Bij werk 40 aan muren binnenshuis, met hoogten van gewoonlijk 2,60 m kan volstaan worden met een hoogte van de stangen 4 van ongeveer 1 m. Wordt evenwel buiten metselwerk verricht waarbij tot aan de goothoogte moet worden door gemetseld, dan maakt men bij voorkeur gebruik van een bok volgens de uitvinding met een hoogte van ongeveer 1,5 m. Aan de benedenzijde van de poten kunnen voetjes, bijvoorbeeld in de vorm van U-ijzers, worden gelast 45 waardoor een groter draagvlak wordt verkregen en de door de buiging iets verzwakte onderzijde van de poten wordt versterkt 50 Werkbok voor werkzaamheden boven een stavlak of een vloer, zoals metselen, voegen, pleisteren, reinigen enzovoorts, bevattende twee een hoek met elkaar insluitende gesteldelen, die aan hun bovenzijde schamierbaar met elkaar verbonden zijn en een draagbalk of -stang vormen, welke gesteldelen verder in hoofdzaak vlak zijn, schuin staan en elk poten hebben om in hun breedterichting op ten minste twee 55 plaatsen op een stavlak of vloer af te steunen, waarbij op een lager gelegen niveau tussen-draagbalken of -stangen in de gesteldelen aangebracht zijn, die zich in de werkstand van de werkbok op afstand van elkaar bevinden en zich ten minste uitstrekken over een breedte gelijk aan de breedte van de werkbok, en waarbij 3 193838 . onder het tweede niveau grendelmiddelen zijn aangebracht waarmee de gesteidelen ten opzichte van elkaar vergrendeld kunnen worden, met het kenmerk, dat elk van de gesteidelen (1,2) een eerste, bovenste draagbalk of -stang (3) heeft, die zich slechts over een gedeelte van de breedte van de gesteidelen (1, 2) uitstrekken, dat de op het lagere tweede niveau gelegen tusservdraagbalken of -stangen (4) zich vrij S uitstrekken over een breedte gelijk aan ten minste de breedte van de werkbok minus de breedte van het eerste niveau, en dat de grendelmiddelen kunnen worden gestabiliseerd doordat de grendelmiddelen twee stangen (6, 7) omvatten, die eik in een zwenkpunt (8, 9) aan de gesteidelen (1 resp. 2) zijn bevestigd en die ten opzichte van een draaipunt (10) en ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren en een aanslag (11) hebben, die na passering van de gestrekte hoek tussen de zwenkpunten en het draaipunt verdere 10 schamierbeweging verhindert, waarbij de grendelmiddelen in de door de gestrekte stand heen gedrukte vergrendelstand kunnen worden gehouden door ten minste één strak gespannen flexibel stabilisatie-orgaan. Hierbij 2 bladen tekening